19. Een redding
Vera zit op haar knieën te wachten op de terugkomst van haar broer. De honden zitten dicht tegen haar aan. Haar knieën worden echter koud en ze gaat maar weer even op haar hurken zitten. Kwam Edwin nu maar terug. Er is toch niets te ontdekken. Eigenlijk dwaas van hen om 's nachts naar buiten te gaan. Hadden ze nu echt verwacht dat ze een dader zouden kunnen opsporen om Jacob te helpen?
Vera begint er sterk aan te twijfelen. Ze zal het haar broer zo meteen maar zeggen ook. Kwam hij maar, dan konden ze naar huis. Ze heeft het zo zachtjesaan wel gehad. Het wordt ook steeds kouder buiten. Niks aan om zo lang buiten te zitten.
Ineens voelt ze dat de aandacht van Tor ergens door wordt getrokken. Ze kijkt op. Niets te zien. Dan komt ze wat verder overeind, loert om de hoek van het blok en ziet dat Edwin gebukt in hun richting komt. Hij heeft iets in zijn hand. Dan ziet ze dat hij vlak voor het middelste huisje van het blok stopt en terugdeinst.
Edwin is, nadat hij door een scherpe doorn was gestoken, omgedraaid. Daarbij was hij ergens bovenop getrapt, wat voor zijn gevoel een vreselijk lawaai maakte. Toch was er niemand komen kijken. Kennelijk had niemand het gehoord dus.
Edwin had het ding opgeraapt. Het bleek een grote, lege, plastic colafles. Hij had het ding meteen weer op de grond laten vallen. Terwijl hij door was gelopen rook hij ineens iets. Dat leek wel een benzinelucht. Vreemd, hier tussen de struiken.
Hij had daarop aan zijn handen geroken. Ah, daar kwam het vandaan.
Maar hoe kwam die lucht aan zijn handen?
Ineens had hij het geweten … de fles natuurlijk!
Meteen had hij weer een paar stappen teruggedaan, de struiken weer in. Hij had er wel voor opgepast zich niet opnieuw te laten prikken. De andere doornsteek voelde hij nog goed. Omdat aan de andere zijde van het huisje de brandweerschijnwerper nog scheen, was het niet helemaal pikkedonker.
Daar had hij de fles weer zien liggen en hem opgeraapt. De dop was eraf en er zat een scheur in. Die scheur was natuurlijk gekomen toen hij er boven op ging staan.
Hij had aan de fles geroken. Geen twijfel mogelijk. Hier had benzine in gezeten.
Toen waren zijn gedachten in een stroomversnelling terechtgekomen.
Brand … benzine … dat zou best wel eens met elkaar te maken kunnen hebben. Zou dit van de voor hen nog steeds onbekende pyromaan zijn geweest?
Zijn hart was sneller gaan kloppen. Had hij dan toch iets belangrijks gevonden? Hij had nog eens aan de fles geroken.
Ruiken … Ineens was Tor hem in gedachten geschoten.
Tor kon goed speuren. Tijdens een vakantie in Zuid-Duitsland had Tor een klein meisje boven in de bergen opgespoord met behulp van een armband.2
Even had hij getwijfeld of de sterke benzinegeur geen roet in het eten zou gooien. Maar ik kan het altijd proberen, had hij gedacht. Of kon hij deze fles beter aan de politie geven, die er ongetwijfeld ook in geïnteresseerd zou zijn? Maar stel dat hij een van de politiemensen van de afgelopen middag zou treffen … Daar had hij geen zin in.
Edwin besloot om de fles zelf mee te nemen. En zo kwam hij in gebukte houding voorbij het raam van het middelste huisje. Snel had hij een blik naar binnen geworpen. Tot zijn verbazing brandde er op dat moment een schemerlampje. Dat was niet zo geweest op de heenweg naar de hoek van het blok.
Edwin was teruggedeinsd. Er moest dus iemand wakker zijn geworden.
Heel voorzichtig gluurt hij nu langs het raamkozijn. Er loopt iemand door de kamer. Het is een oude vrouw in een ochtendjas. Edwin kijkt nog eens goed.
Ineens herkent hij haar. Ze zit zondags altijd een paar banken voor hen in de kerk. Hij wist niet dat ze hier woonde. Maar wat doet ze vreemd en wat is het mistig in haar kamer!
Ze loopt wat gebogen heen en weer en grijpt zich iedere keer aan een tafel of stoel vast. Dan grijpt ze naar haar buik en slaat haar andere hand voor haar mond. Het lijkt wel of ze niet goed wordt, denkt Edwin geschrokken.
Even weet hij niet wat hij moet doen en staat besluiteloos toe te kijken. Dan ziet hij dat de oude vrouw omver rolt. Het lijkt ook steeds mistiger te worden.
Rook! denkt Edwin, er is rook in haar huis. Zou de brand zijn overgeslagen? Of zou het alleen rook zijn? Hij kijkt weer naar de vrouw en ziet dat ze niet meer beweegt.
Er moet iets gebeuren, schiet door hem heen. Moet hij iemand gaan roepen? Er loopt hier vlakbij een aantal brandweer- en politiemensen. Maar eerst moet er iets anders gebeuren.
Ze moet frisse lucht hebben, anders stikt ze.
Hij kijkt om zich heen. Er liggen een paar grote sierstenen in het voortuintje. Edwin grijpt er een. Maar voor hij het kamerraam wil ingooien, bedenkt hij zich.
Wacht even … al die scherven. De vrouw ligt niet ver van het raam. Als ze al dat glas over zich heen krijgt … Edwin moet er niet aan denken dat ze daardoor levensgevaarlijk gewond zou raken.
Dan schiet hem iets anders te binnen. Nog steeds heeft hij de plastic fles in zijn andere hand. Hij gooit hem snel weg en loopt naar de voordeur. Daar gooit hij de steen door de ruit.
Het glas rinkelt de gang in. Er blijven venijnige punten omhoog steken.
Snel loopt Edwin weer naar de voortuin om een volgende steen te pakken. Hij loopt terug om daarmee enkele van die scherpe stukken glas weg te tikken. Dan steekt zijn arm door het gat en zoekt tastend naar de klink aan de binnenkant. Zijn hand gaat nog verder, totdat hij een sleutel voelt.
Gelukkig! De sleutel zit in het slot aan de binnenkant van de deur.
Edwin draait eraan. Het slot werkt perfect en even later duwt hij de deur naar binnen open. Inbreken is helemaal niet moeilijk, denkt hij ineens. Maar tijd om daar verder over na te denken heeft hij niet.
Een scherpe brandlucht komt hem tegemoet. Ook in de gang hangt een mist van rook. Het gebroken glas knarst onder zijn voeten.
Edwin is wel eens meer in dit soort huizen geweest en weet de kamer direct te vinden. De deur staat nog op een kier.
Hij duwt hem open en een seconde later staat hij naast de oude vrouw. Ik moet niet te lang in deze rokerige ruimte blijven, denkt hij en voelt een lichte misselijkheid. Gelukkig staat er nu iets open. Hij bukt zich snel en grijpt de oude vrouw onder haar oksels.
Edwin is geen slap kereltje, maar het valt hem nog niet mee om de vrouw te verplaatsen.
De rook prikkelt in zijn neus en hij moet een paar keer hard niezen. Toch sjort hij zonder te stoppen door. Als hij de vrouw over de dorpel naar de gang heeft gezeuld, laat hij haar even los en schopt met zijn voeten snel een paar grote stukken glas aan de kant. Dan grijpt hij de vrouw weer snel beet.
Ineens klinkt een stem achter hem: ‘Wat is hier aan de hand?’
2 Dit avontuur is te lezen in Paniek in de bergen, deel 2 van de serie ‘Tim en Tor’.