11. Een rustige zondag

‘Eddie! schiet je een beetje op. Er moeten nog meer mensen in de badkamer zijn. En het is al bijna negen uur.’

Edwin haalt juist twee vingers door een pot gel. Wat een gezeur altijd, denkt hij, ik krijg nog niet eens de tijd om voor m'n haar te zorgen. Met een nijdig gebaar smeert hij het glibberige goedje in zijn donkere haardos. Dan ziet hij ineens zijn eigen boze hoofd in de spiegel met die vette gelstekels erbovenop. Het is een potsierlijk gezicht en onmiddellijk proest hij het uit.

‘Eddie-ie-ie!’ klinkt het aan de andere zijde van de badkamerdeur. ‘Wat doe je nou weer? Schiet eens op.’

Snel haalt hij een kam door zijn haar om alles weer netjes op z'n plaats brengen. Als hij klaar is en uit de badkamer stapt, glipt meteen z'n zus langs hem heen.

‘Wat een haast …’ bromt Edwin.

Met een klap slaat de deur dicht.

Edwin draait zich om en wil weglopen, maar botst tegen z'n vader op.

‘Wat is er loos?’ vraagt vader.

‘Die meiden hebben altijd veel meer tijd nodig in de badkamer dan jongens. Kammen, borstelen, poedertje hier, luchtje daar. En dan jagen ze je gewoon nog uit de badkamer ook …’

Vader kijkt hem even glimlachend aan.

‘Jouw haar zit anders ook weer stevig in model.’

‘Ja, maar dat is in een wip gebeurd met gel’, roept Edwin.

‘Jij kunt rijmen en dichten zonder je hemd op te lichten’, voegt vader eraan toe.

Samen lopen ze lachend van de trap.

Even later is iedereen klaar. Edwin loopt snel nog even naar de keuken en geeft Tor een aai over de kop. ‘Netjes op het huis passen.’

Tim komt overeind in zijn mand. Ook hij wil even aandacht. ‘Ouwe schooier’, roept Edwin.

Hij pakt Tim op en legt hem op z'n zij in de mand en kriebelt even onder zijn buik.

Als Edwin stopt, staat Tim meteen weer op z'n pootjes.

‘Kom op. Netjes gaan liggen en ook goed op het huis passen.’

Edwin draait zich om en loopt weg. Nog snel kijkt hij even achterom. Tim staat hem met een schuin kopje na te kijken. Tor heeft z'n kop weer op z'n poten gelegd en lijkt te denken: Ga maar gerust weg. Dan kan ik tenminste weer slapen.

‘Eddie, waar blijf je nou weer’, klinkt moeders stem bij de voordeur.

‘Kom eraan’, roept Edwin, ‘ik moest nog even het alarm aanzetten.’

Moeder kijkt hem verbaasd aan.

‘Alarm aanzetten? We hebben niet eens een alarm.’

‘Jawel hoor, twee stuks. Een zwarte en een witte.’

Vader heeft wel door wat Edwin bedoelt en kijkt moeder met pretlichtjes in zijn ogen aan en wijst naar zijn zoon.

‘Hij heeft wel gelijk … toch?’

‘Lopen jij’, zegt moeder gemaakt boos en slingert een keer met haar tas in de richting van vader.

Vader doet net alsof hij de tas ternauwernood kan ontwijken.

‘Ik zie het al, De Jongh’, klinkt het ineens achter hen. ‘Het is bij u net als overal. Moeder heeft er flink de wind onder en als je niet oppast kun je er nog van langs krijgen met haar tas.’

De vader van Gerarda staat lachend met zijn vrouw achter hen. Moeder krijgt een rood hoofd.

‘Je moest het allemaal eens weten’, doet vader er nog een schepje bovenop. ‘Maar alle gekheid op een stokje … Bent u er al achter hoe uw schuurtje af kon branden?’

‘Nee, eigenlijk nog niet. Maar ik kan niets anders bedenken dan dat het in brand is gestoken. Er stond niets in het schuurtje waardoor het kon gaan branden. Er zat zelfs geen stroom in. Dus kortsluiting is uitgesloten. En er zijn meer branden in de omgeving geweest, de laatste dagen. Erg vreemd allemaal.’

‘Daar heb je gelijk in, buurman’, zegt vader.

Met z'n allen lopen ze in de richting van de kerk.

‘Er gaan geruchten dat Jacob Groeneveld verdacht wordt’, gaat de buurman met een somber gezicht verder. ‘Dat is de jongen die eh … waar onze Gerarda, hoe zal ik het zeggen … wat mee omgaat.’

‘Zeg maar gewoon dat ze verkering hebben, Jan. Daar is toch niets mis mee.’

‘Ik begrijp dat die praatjes niet bepaald leuk zijn voor jullie’, zegt moeder De Jongh.

De buurvrouw knikt. ‘Voor Gerarda niet, maar zeker ook voor Jacob zelf niet.’

Daar is moeder het hartgrondig mee eens.

De kerk komt in zicht en zwijgend loop de groep naar de ingang. Van alle kanten komen mensen aangelopen. In de grote hal is het druk. De koster loopt met z'n hulpkosters bedrijvig heen en weer om te zorgen dat iedereen een plaatsje vindt.

De familie De Jongh loopt door tot drie rijen van voren. Dat is de plaats waar ze meestal zitten. Het orgel speelt en Edwin luistert. Het is de mooie melodie van Psalm 84. Hij kijkt een keer naar vader. Die zit te genieten van het orgelspel. Edwin weet dat vader een echte orgelfanaat is, al kan hij zelf geen noot spelen. Vierentachtig is een van de psalmen die vader erg graag hoort, weet Edwin.

Dan stopt het orgel en komt een lange rij van kerkenraadsleden en de dominee statig binnen gelopen. De ouderling van dienst geeft de dominee een hand, waarna de dominee naar de preekstoel loopt. Als de predikant even later het ‘Onze hulp’ en de zegengroet heeft uitgesproken geeft hij Psalm 84 vers 2 op.

Edwin ziet dat z'n vader rechtop gaat zitten en even later uit volle borst meezingt. De grote ruimte van het kerkgebouw is helemaal gevuld door honderden stemmen. Er gaat een rilling door Edwin heen. Hij kijkt naar zijn armen. Er staat kippenvel op. Komt dat nu door de kilte in de kerk of door de massale samenzang? Hij wrijft snel een keer over allebei de armen.

In zijn preek haalt de dominee de branden van de afgelopen week aan. ‘Het heeft er alle schijn van dat de branden met opzet zijn aangestoken. Misschien wel door één mens. Wij staan dan al snel met onze oordelen klaar. Natuurlijk, het is een misdaad die bestraft moet worden. Maar beseffen we wel dat als de Heere ons de vrije teugels geeft wij van nature tot net zulke grote misdaden in staat zijn?’

Daar moet Edwin even over nadenken … Hij zou het toch nooit in z'n hoofd halen om van alles en nog wat in brand te steken.

Een stemmetje in zijn hoofd zegt: Is dat wel zo, Edwin?

De dominee zegt dat we ondanks het misdadige van deze brandstichter toch voor hem moeten bidden. Hij is ook een mens met een ziel voor de eeuwigheid. Dat is best lastig, vindt Edwin, maar hij voelt en weet dat de dominee wel gelijk heeft.

De rest van de zondag verloopt rustig. Maar Edwin moet toch nog enkele keren terugdenken aan de woorden die de dominee die morgen heeft uitgesproken. Bidden voor een pyromaan. Dat is niet zo eenvoudig.