18. De speurneus van Tor
‘Ik heb weer een nieuw plan bedacht’, zegt Edwin terwijl hij de deur van het schuurtje achter het huis opent. ‘Jij hoeft er weinig voor te doen, alleen je mond houden.’
Vera duwt haar fiets naar binnen. ‘Hoezo?’ vraagt ze nieuwsgierig.
‘Ik ga weer gebruikmaken van de speurneus van Tor’, zegt Edwin geheimzinnig.
‘Hoezo? En wanneer?’
Edwin sluit de deur achter zich.
‘Vannacht …’
Hij legt meteen een wijsvinger op zijn lippen.
‘Dit is de enige kans om erachter te komen waar de opslagplaats met vuurwerk is.
‘O, en hoe denk je die te vinden dan?’ vraagt Vera enigszins argwanend.
Ik heb een plastic tas van Mark. Hij heeft me verteld dat hij vanavond nog weer meer bestellingen zou halen op een plaats waar meer vuurwerk ligt opgeslagen. Je weet hoe scherp de neus van Tor is. Denk maar aan dat meisje dat tijdens onze vakantie in Duitsland zoek was en dat Tor heeft gevonden. Dus dat moet lukken. Alleen moet vannacht geen mens erachter komen waar ik mee bezig ben of dat ik weg ben. Dan is alles voor niets … toch?’
‘Dus jij denkt dat je zomaar ongezien door ons dorp kunt lopen speuren met Tor.
‘Daarom ga ik net na twaalf uur. Dan liggen de meeste mensen al op bed. En mocht ik nog iemand tegenkomen, dan lijkt het net of ik nog even Tor aan het uitlaten ben voor het naar bed gaan.’
‘Net na twaalven …?’
‘Als ik om een uur of drie iemand tegen zou komen is dat nog veel vreemder.’
‘Maar dan zul je ook nog minder mensen tegenkomen’, werpt Vera daar tegenin.
‘Ik wil ook graag nog een poosje slapen’, bromt Edwin.
‘En als die opslagplaats nu eens verder weg en niet in ons dorp is?’ vraagt Vera zich hardop af.
Daar heeft Edwin nog niet bij stilgestaan. Hij staart even in het niets en krabt op zijn hoofd. ‘Nou ja eh … niet geschoten is sowieso mis’, zegt hij dan.
‘Oké’, geeft Vera toe. ‘Moet ik je nog weer wakker maken om kwart over twaalf?’
‘Zet je wekker maar als je wilt. Je weet maar nooit.’
Even later lopen ze allebei naar binnen.
In de keuken liggen de honden weer in hun manden te dutten. Edwin aait Tor even over zijn kop en fluistert: ‘Straks goed je best doen, jongen.’
Vera kijkt even achterom en schudt haar hoofd.
Ze lopen door naar de kamer, waar moeder zit te lezen.
Ze kijkt op de klok. ‘Vijf over negen’, zegt ze streng.
‘Maar we waren echt klokslag negen uur thuis in de schuur beneden’, verweert Edwin zich.
Moeder glimlacht en zegt: ‘Ik had de deur van de schuur ook wel gehoord. Wat doen jullie toch zo lang in de schuur met deze kou?’
‘O, we hebben nog even wat staan praten’, zegt Vera.
‘Dat kan binnen toch ook?’ vindt moeder.
‘Is pa nog niet thuis?’ vraagt Edwin er snel overheen.
‘Nee, hij had een vergadering in het gemeenthuis en het zou wel laat worden, heeft hij gezegd.’
Oei, denkt Edwin, als het maar niet na twaalven wordt. Hij zal toch moeten wachten tot pa ook op bed ligt.
‘Maar pa moet er morgen ook weer vroeg uit’, weet ma. ‘Hij heeft gezegd dat hij al vroeg een paar bezoeken moet afleggen, dus zal hij er wel rekening mee houden.’
En snel gaan slapen als hij thuis is, denkt Edwin er achteraan. Dat komt dus niet zo verkeerd uit.
‘Mogen we nog wat drinken?’ vraagt Vera.
‘Ja, ik pak nog even een tweede bakje koffie en zal meteen wat inschenken’, zegt moeder. ‘Wat willen jullie drinken? Cola?’
Beiden knikken.
Moeder loopt naar de keuken.
Edwin buigt zich naar Vera en fluistert: ‘Ik kan de honden ook uitlaten in plaats dat pa dat nog laat moet doen. Dan valt het nog minder op.’
Vera’s gezicht klaart op. ‘Dat is geen gek idee.’
Maar meteen denkt ze er achteraan, dan moet haar Tim ook mee.
‘Dan moet Tim ook mee?’
‘Ja natuurlijk’
Vera kijkt een beetje zuur, maar begrijpt dat het niet anders kan.
Ma komt de kamer weer in.
‘Kijk eens … alsjeblieft.’
Ieder krijgt een glas cola.
‘Als pa zo laat thuis is en ook weer vroeg moet opstaan …’, begint Edwin voorzichtig, ‘kan ik de honden straks wel even uitlaten …’
‘Het is niet zeker dat pa laat thuis is’, zegt moeder. ‘Maarreh … ik vind het wel een goed idee. Hoe laat ga je ze uitlaten? Je moet ook niet al te laat naar bed. Morgen moet je weer school.’
‘Zal ik het maar rond kwart over tien doen?’ stelt Edwin voor.
‘Dat is goed’ reageert moeder. ‘En daarna meteen naar bed.’
Edwin kijkt op de kamerklok. Nog ruim een kwartier, denkt hij, voordat ik bij Mark ben is het wel halfelf. Dan is hij hopelijk weer terug.
Edwin loopt nog even naar zijn kamer.
Het is te kort om weer verder te gaan met zijn bouwpakket. Om in de kamer te gaan zitten niksen, daar heeft hij ook geen zin in. Bovendien voelt hij zich toch wel wat gespannen. Daarom is hij liever alleen dan dat hij in de kamer moet gaan zitten wachten.
Op zijn kamer kijkt hij wel duizend keer op zijn horloge. Het liefst zou hij nu meteen op stap gaan, maar dat kan nog niet.
Hij staat even op van zijn bed en loopt naar zijn boekenkast. Hij pakt er een boek uit en bladert even wat, maar het kan hem nu niet zo interesseren en zet het weer terug.
Eindelijk is het kwart over tien. Edwin komt overeind. Hij is blij dat het tijd is, maar nu het zover is, ziet hij er toch wel een beetje tegenop. Stel je voor dat het niet helemaal goed gaat. Dat hij ontdekt wordt. Maar dit is ook een van de weinige kansen, zo niet de enige kans, die hij zal krijgen.
Hij loopt de kamer uit en gaat naar beneden. ‘Ik ga de honden uitlaten’, roept hij door de kamerdeur.
‘Is goed hoor’, hoort hij moeder zeggen.
Edwin kijkt even de kamer in. ‘Waar is Vera?’
‘Die is al naar bed.’
‘Oké, tot zo.’
Edwin trekt z’n jas aan en voelt in een zak. De plastic tas zit er nog in.
Dan doet hij de honden hun riem aan en gaat door de achterdeur naar buiten.
De kou slaat hem in het gezicht. Hij huivert even, maar zet er dan stevig de pas in.
De honden lijken geen last te hebben van de kou.
Snel loopt hij over een paadje achter hun huis naar de Van Heldenstraat en daarna naar het plein. Hij steekt het plein over en is tien minuten later in de brandgang die achter het huis van Mark ligt.
Nog voor hij de poort van Mark heeft bereikt pakt hij de plastic tas uit zijn jaszak.
Schuw kijkt hij om zich heen. Niemand te zien.
Vlak voor de poort van Mark bukt hij zich en laat Tor aan de zak ruiken.
Tor snuffelt er even aan.
‘Zoek Tor … zoek’, beveelt Edwin.
Bij het schaarse licht ziet Edwin de hond een keer kwispelen.
‘Vooruit Tor … zoek!’ zegt hij zacht en duwt de plastic tas nog een keer onder de neus van de hond.
Tor weet dat dit leuke spelletjes zijn en snuffelt een keer op de grond.
Tim staat er gespannen bij te kijken. Zijn staartje wijst kaarsrecht omhoog.
Ineens gaat de poort van Mark open.