4. Een slecht bericht en een ommekeer

‘Het is zo’n lieve hond’, zegt mevrouw Versluis. ‘We hebben hem vorig jaar gekocht. Dat was vlak voordat mijn man is overleden aan een ernstige ziekte. Mijn man wilde graag dat we een hond zouden nemen voordat hij …’

Ze kan even niet verder spreken en wrijft met een zakdoek over haar ogen.

Moeder zit naast haar op de bank en legt een arm over haar schouder.

‘Ik was er zo blij mee dat we Rex genomen hebben’, gaat mevrouw Versluis verder, ‘maar nu dit …’

Even zwijgt iedereen.

Vera zit met opgetrokken knieën in een hoekje op een andere bank. Ze heeft een boek in haar hand, maar leest niet. Zwijgend heeft ze het verhaal aangehoord. Ze is maar wat blij dat ze de honden niet heeft uitgelaten vandaag. Stel je voor dat zij alles had gezien. Ze moet er niet aan denken.

Edwin heeft plaatsgenomen op een stoel aan de grote tafel en luistert ook naar wat de oude vrouw vertelt.

‘Waar woont u precies?’ vraagt moeder dan.

‘Een paar straten hiervandaan. In de Wielstraat om precies te zijn. Ik loop vandaar altijd met Rex naar de Sasdijk, buiten het dorp. Daar kan hij zijn behoefte doen zonder dat iemand er last van heeft. Rex doet het altijd in de berm van de dijk, een stukje naar beneden. Daar loopt niemand.’

‘Dat is netjes van u’, zegt moeder. ‘Er zijn te veel anderen die hun hond zomaar op de stoep in het dorp van alles laten doen. Bah! Heeft u ook kinderen?’

‘Nee, die hebben we nooit gekregen. Daarom wilde mijn man ook een hond voor mij. Hij wist dat ik veel van dieren houd. Hij gaf er zelf niet zo veel om. Daarom hebben we ook niet eerder een hond gehad. Maar het poosje dat we Rex nog samen hadden, moet ik zeggen, heeft hij zich erg aan de hond gehecht. We hadden veel eerder zo’n hond moeten hebben, heeft hij me nog gezegd, vlak voordat hij overleed … U begrijpt dat ik erg gehecht ben aan het dier.’

De deur gaat open.

Iedereen kijkt op.

Vader stapt binnen.

Gespannen kijken allen naar zijn gezicht.

Vader loopt naar de bank waar moeder en mevrouw Versluis zitten.

Hij bukt zich wat voorover en legt een hand op de schouder van de vrouw. Mevrouw Versluis kijkt omhoog.

Edwin voelt dat het niet goed is. Hij ziet het aan zijn vader.

‘Mevrouw Versluis … het spijt me verschrikkelijk voor u, maar ik heb helaas niets meer kunnen betekenen voor Rex. Voordat ik goed en wel was begonnen met hem te behandelen merkte ik dat zijn hart niet meer klopte. Hij is niet meer bij kennis geweest na de narcose en heeft zodoende geen pijn meer gehad.’

Mevrouw Versluis staart vader als verdoofd aan. Langzaam vullen haar ogen zich met tranen. Dan buigt haar hoofd voorover.

image

 

Moeder slaat haar armen weer om de oude vrouw. Ook haar ogen vullen zich met tranen.

Vera heeft met twee handen haar hoofd vastgegrepen en staart verbijsterd naar de mensen op de bank.

Edwin krijgt een raar, beklemmend gevoel in zijn keel.

‘Wilt u nog even naar uw hond toe, mevrouw Versluis?’

Ze knikt en komt wankelend overeind.

Moeder pakt haar bij de arm. ‘Ik loop wel met u mee’, zegt ze zacht.

Vader loopt voor hen uit naar de trap die hen naar de praktijkkelder leidt. Edwin en Vera blijven samen in de kamer achter.

Edwin kijkt naar z’n zus en ziet haar rode ogen. Hij voelt een woede in zich opkomen. ‘De jongen die dit op z’n geweten heeft, zal het weten.’

‘Hoezo, zal dat weten …’ vraagt Vera zacht.

‘Ik kom er wel achter wie dat heeft gedaan. De lomperd, wie gooit er nu met vuurwerk als er dieren in de buurt zijn?’

 

Moeder is een kwartier later weer in de kamer. ‘Wat naar, wat naar toch voor zo’n oud mensje’, zegt ze. ‘Vader brengt haar nu naar huis. Dat wilde ze het liefste. Hij zou nog wel even proberen om wat familie of anders kennissen van mevrouw Versluis in te lichten.’

Edwin zegt verder niets, maar zijn gedachten draaien op volle toeren. Stel je eens voor dat hij terug naar huis iets harder had gelopen ... Als Tor nu eens dat vuurwerk in zijn bek had genomen in plaats van Rex van mevrouw Versluis?

In gedachten ziet hij het al voor zich. Tor op de grond met een bebloede bek.

Hij probeert deze verschrikkelijke gedachte weg te dringen, maar dat lukt niet.

Hij loopt naar de keuken en drinkt wat water. Hé bah, hoe kan hij die nare gedachten toch weer kwijtraken?

Hij loopt even naar de manden van Tim en Tor. De honden liggen lekker op een rolletje ieder in z’n eigen mand. Edwin bukt even en aait Tor over zijn kop. Tor tilt zijn kop even op en kijkt z’n baasje aan.

‘Wat een stomme jongens toch hè, met hun vuurwerk. Baasje zal geen vuurwerk kopen hoor’, zegt hij zacht.

Ineens herhalen die laatste woorden zich een aantal keren in zijn hoofd.

‘Baasje zal geen vuurwerk kopen hoor … Baasje zal geen vuurwerk kopen hoor ...’

Ja, natuurlijk, denkt hij, ik hoef helemaal geen vuurwerk. Het is echt levensgevaarlijk …

Hij hoort de achterdeur.

Daar zal vader weer zijn, denkt hij.

Snel loopt hij weer naar de kamer en gaat aan de grote tafel zitten.

Even later komt vader de kamer binnen. ‘Zo, daar ben ik weer.’ Hij kijkt op zijn horloge. ‘Mm, bijna een uur weggeweest.’

‘En hoe was het met mevrouw Versluis?’ vraagt moeder.

‘Ik heb haar in haar huis gebracht. Daar hebben we nog een poosje gesproken. Ze vertelde over haar buren, met wie ze goede contacten heeft. Ik heb haar voorgesteld om een van de buren even op de hoogte te stellen van alles wat er is gebeurd. Eerst hoefde dat niet van haar, maar na enige tijd stemde ze toch toe. De buurvrouw is onmiddellijk gekomen. We hebben met z’n drieën nog even bij elkaar gezeten. Toen was de oude vrouw toch wel blij dat er even iemand bij haar was.

Nu heb ik beloofd morgen ook nog even aangifte te doen bij de politie van dit voorval. Want zoiets kan natuurlijk niet. We zitten nog een paar weken voor de jaarwisseling en er wordt al volop met vuurwerk gegooid.’

Allen hebben stil geluisterd.

Dan zegt moeder: ‘Ik zal haar morgen ook nog weer even opzoeken. Weet je wat me te binnen schiet? Je zit nu in de gemeenteraad. Kun je als raadslid niet iets doen?’

‘Daar heb ik ook al over na lopen denken’, antwoordt vader.