10. Een geheimzinnige ontmoeting
Edwin is weer terug gespurt naar het dorp. Vanaf de Van Randwijklaan draait hij de Sigmondstraat in. Even voorbij de kerk schiet hij naar links, de stoep op.
Daar ligt nog wel sneeuw, of liever ijs. De sneeuw is er zo vastgelopen dat het een grote ijsbaan is geworden. Bijna gaat hij onderuit.
Hij maakt een rare schuiver, maar weet zich net overeind te houden.
Zijn ogen zoeken in het rond.
Er komen nog enkele mensen uit de winkel.
Dat zullen zowat de laatsten zijn, denkt Edwin. Om acht uur gaat de winkel dicht.
Ineens ziet hij Bert ook uit de supermarkt komen. Bert komt even in zijn richting en wenkt. Dan loopt hij een eindje van de ingang vandaan.
‘Stond je al lang te wachten en zag je me aankomen?’ vraagt Edwin.
‘Antwoord één, nee en antwoord twee, ja. Maar ik ga natuurlijk met deze temperatuur niet buiten staan te vernikkelen. Kom, we lopen even verder.’
Edwin loopt naast Bert met de fiets in zijn hand.
‘Je wist iets beters, zei je vanmiddag’, begint Edwin.
‘Ja. Jij wilt nog meer kopen?’
‘Als dat kan …’, zegt Edwin.
‘En je wilt niet te veel risico lopen, zei je. Daar maak ik uit op dat je er voorzichtig mee omgaat.’
‘Eigenlijk heb ik nog zo’n mannetje nodig. De verkoop loopt goed, maar als ik alles in m’n eentje moet doen wordt de kans steeds groter dat het gaat opvallen. Mark heeft gezegd dat ik eens zou moeten proberen om er iemand bij te vinden. Dus dacht ik aan jou. Je wilt toch ook wel iets bijverdienen? Het is zo simpel als wat.’
‘Wie is Mark?’ wil Edwin weten.
‘Daar zul je nog wel achter komen, maar eerst wil ik weten of je er iets voor voelt om wat bij te verdienen.’
Edwin gedachten gaan weer razendsnel.
‘Hoeveel?’
‘Tien procent van wat je aflevert, plus dat je voor jezelf met korting kunt kopen. Klinkt toch niet slecht hè?’
Edwin denkt diep na. Het klinkt erg aanlokkelijk om wat bij te verdienen. Bovendien lijkt het doel waarvoor hij contact zoekt met Bert ineens dichterbij. Maar de risico’s die hij gaat nemen worden ineens ook veel groter. Stel dat hij wordt gesnapt. Hoe kan hij dan uitleggen waar hij mee bezig is en wie zal hem geloven?
‘Oké’, zegt hij ineens, ‘ik wil het wel proberen.’
Bert stopt even en kijkt hem strak aan.
‘Proberen? Dat wil ook zeggen dat, mocht je op het idee komen om ermee te stoppen, je je kaken stijf op elkaar houdt.’
‘Vanzelf’, antwoordt Edwin en om dat nog eens te benadrukken zegt hij: ‘Waar zie je me voor aan?’
‘Oké, dan gaan we eerst even naar Mark. Kun je kennis met hem maken.’
Edwin kijkt snel even op zijn horloge. Moet nog wel kunnen, denkt hij.
‘Waar woont die Mark?’ vraagt Edwin.
‘Niet ver. Zul je wel zien. Net over het pleintje.’
Enkele minuten later lopen ze tussen enkele brandgangen door achter de dicht opeen staande huizenblokken. Bij een hoge houten poort voelt Bert over de poort heen en haakt iets los. Dan drukt hij de poort open en laat Edwin doorlopen. Achter zich doet hij het haakje aan de binnenkant weer vast.
Ze bevinden zich in een achtertuintje van een tussenwoning. Er staat een stenen schuurtje zonder ramen. In de deur zit wel een ruit, waardoor licht naar buiten komt.
Bert klopt op de ruit en doet de deur open.
‘Daar heb je Bertje’, klinkt een zware mannenstem.
‘En Edwin …’ zegt Bert, terwijl Edwin ook binnenstapt.
De man neemt Edwin snel van top tot teen op en zegt: ‘Doe de deur maar dicht. Ik stook niet voor heel het dorp.’
De man zit op een hoge kruk bij een werkbank waarop de romp van een houten modelvliegtuig ligt. Hij heeft een schuurblokje in zijn hand waarmee hij zo te zien de romp wat in model schuurt.
Edwins aandacht is meteen getrokken. Bewonderend kijkt hij naar het model.
‘Zo hé, da’s een gaaf model!’
‘Vind je?’ grijnst Mark. ‘Ach, een mens moet wat met z’n vrije tijd.’
‘Gaat u daar ook zelf mee vliegen?’ vraagt Edwin.
‘Dat is wel de bedoeling’, antwoordt Mark. De winter is de tijd om te bouwen. In de zomer vlieg ik. Bouw je zelf ook?’
‘Alleen modellen die niet echt vliegen. Trouwens, meestal auto’s.’
‘Maar daar kwamen we niet voor’, komt Bert tussenbeide. ‘Ik heb Edwin meegenomen omdat je me pas vroeg om een mannetje extra, weet je nog?’
Mark krijgt ineens een heel andere blik in zijn ogen.
‘Aha …’, klinkt het diep uit zijn keel.
Hij wrijft eens over zijn stoppelige kin en kijkt Edwin nog een keer heel doordringend aan.
‘Edwin … en hoe heet je nog meer?’
‘De Jongh.’
Mark denkt na. ‘De Jongh, De Jongh. Waar ken ik die naam van.’
Ineens krijgt Edwin het warm.
Hij bevindt zich misschien wel in het hol van de leeuw en die man kent zijn naam ergens van. Als dat maar goed afloopt.
Dan begint Mark ergens anders over. ‘Jij wil dus wel wat bijverdienen, begrijp ik. Nou, dat kan. Je weet waar het over gaat. Onze klanten blijven bestellen bij Bert, maar het zou gemakkelijk zijn als iemand ons zou willen helpen bij een deel van het afleveren. Dat mag jij dus doen.
Je weet ook dat je daar reuze voorzichtig mee moet zijn. De officiële verkoop is nog niet gestart en als je wordt betrapt heb je echt een probleem. Ik zeg je vooraf dat ik dan niets meer voor je kan betekenen. Knoop dat goed in je oren.’
‘Ik snap het helemaal’, zegt Edwin een beetje stoer.
‘Oké, dan wil ik graag nog het nummer van je mobiele telefoon, zodat ik je kan inseinen wanneer er weer iets moet worden afgeleverd.’
Edwin geeft zijn nummer en kijkt even op zijn horloge.
Oeps, ik moet maken dat ik weg kom, denkt hij. Anders zijn Vera en ik niet op tijd thuis.
‘Ik moet weer gaan’, zegt hij.
‘Prima, je hoort van me’, zegt Mark.
‘Dag hoor.’ Edwin draait zich om. Vervolgens loopt hij de schuur uit weer naar de brandgang.
Bert blijft binnen.
Achter de schuur in de brandgang hoort hij ineens stemmen. Het geluid komt onder de golfplaten door die op het schuurtje van Mark liggen.
Edwin spitst zijn oren.
‘De Jongh, is dat niet die dierenarts die ook nog in de gemeenteraad zit?’ klinkt de stem van Mark.
‘Daar zul je het hebben, schrikt Edwin. Vader heeft natuurlijk nogal wat gezegd over vuurwerk. Daar zal deze Mark niet echt blij mee zijn.
‘Is dat wel zo verstandig van jou om juist deze gast te vragen?’
‘Waarom?’ hoort Edwin Bert zeggen. ‘Z’n vader mag dan wel een en ander over vuurwerk hebben gezegd, maar Edwin heeft al eerder vuurwerk van mij gekocht en ik ken Edwin al langer dan vandaag. Ik vertrouw hem helemaal.’
Edwin vraagt zich stilletjes af waaraan hij dit vertrouwen heeft verdiend. Bert moest eens weten van zijn plannen. Ineens voelt hij zich een beetje een verrader.
Hij snelt zich naar de boerderij van Peter. Als ze hard doorfietsen, zijn ze vast nog op tijd thuis.