Toen het dan eindelijk 'op een dag' was, en er nog eens drie dagen eten, praten, bloemen op graven leggen en nog eens eten overheen waren gegaan, vonden mijn tantes het tijd worden voor de nonja doekoen.

Zij probeerden mij aan de hand van een uit elkaar gevallen wegenkaart van voor de oorlog uit te leggen hoe ik de nonja bereiken kon. De wegen die mankeerden, tekenden ze er zelf zo'n beetje bij, elkaar voortdurend met een andere kleur ballpoint corrigerend, zodat de kaart al spoedig een grote knoeiboel werd.

'En dan moet je die ene weg nemen,' verhelderde tante Poppie, 'dus niet die andere, die tussen twee sawa's door loopt, maar die ene, alleen ik kan hem nu niet vinden op deze kaart... die ene dus, waar je halverwege een huisje ziet, waar altijd een vrouw voor zit met een bruingele sarong aan, die roedjak zit te maken.'

'Ach, er zijn zoveel vrouwen met bruingele sarongs aan,' zei tante Marie, 'zo leg je dat toch niet uit!'

'Ja, maar ze maken niet allemaal roedjak,' weerlegde tante Poppie.

De onbruikbare wegenkaart en de weinig exacte beschrijving van mijn tantes waren er de oorzaak van dat ik niet één uur, maar drieëneenhalf uur door de prachtige natuur van Midden-Java heb gedwaald, wanhopig op zoek naar een nonja doekoen die geen telefoon had en er niet van op de hoogte was dat het die dag 'op een dag' was.

En toch, toen ik eindelijk haar straatje inreed, zag ik haar ontspannen bij het hek van haar tuintje staan. Ze opende het en wenkte me gastvrij naar binnen. Daar greep ze mijn beide handen en zei dat ze op me gewacht had, maar dat het wel erg lang geduurd had.

'Ik was verdwaald,' zei ik. 'Maar hoe kan het dat u op mij gewacht hebt?'

'Ik wist dat je vandaag zou komen,' zei ze glimlachend, met dat 'je' aangevend dat ik haar ook zo kon aanspreken.

'Kabar angin, verteld door de wind... Niet iedereen kan horen, natuurlijk.'

Ze polste me.

Had ik al eerder iets van magie meegemaakt?

O nee.

Maar ik had toch wel iets gehoord van mijn moeder?

O ja.

En geloofde ik erin?

'Ik heb een westerse opvoeding gehad,' zei ik. 'Om je de waarheid te zeggen, zit ik hier ook niet omdat ik iets geloof, maar om mijn moeder een plezier te doen.'

'Als je hier weggaat, geloof je erin.'

Ze bracht me naar een kamertje, waar ze me op een krukje liet zitten. Zelf ging ze achter me staan. Ze ontblootte mijn rug, schouders en hals en smeerde me zorgvuldig in met een sterk ruikende olie. Daarna begon ze me te masseren. Ze draaide haar duimen langs mijn rug- genwervels omhoog, tot aan mijn schedel. Daar drukte ze lang op een bepaalde plek en begon erbij te zoemen. Ze produceerde een nasaal geluid - 'mommommom- mommommom' - dat steeds sterker werd en op den duur onverdraaglijk. Samen met die druk van haar duimen bracht het geluid een vreemd, licht, jeukerig gevoel in mijn hoofd teweeg. Toen ik dacht dat ik het niet meer kon uithouden, begon ze plotseling weer van voren af aan. Onderaan de rug. Duimen draaien. Omhoogklimmen. Drukken. Zoemen. En zo ging ze door, zonder me iets te zeggen of te vragen, totdat er - na een minuut of tien - heel geleidelijk iets met mij ging gebeuren.

Bij vlagen verloor ik het gevoel in mijn lichaam. Als ik mijn handen wilde bewegen, lukte het vaak niet en soms voelde ik in mijn vingers een tinteling. Het maakte me onrustig en de nonja reageerde daar meteen op.

'Geef je maar over,' zei ze, 'ik ga je hoofd losmaken van je lichaam.'

'Los?' schrok ik.

'Je lichaam moet zich even terugtrekken. Ik wil me op je hoofd concentreren, want daar zit het probleem. Niet bang zijn, ik maak je hoofd los... goed ademhalen, rustig ademhalen... durf je over te geven.'

Ze nam een rood flesje waaruit ze olie op haar hand goot, die een zo indringende zoet-zwoele geur verspreidde, dat het weldadig aandeed en bovendien mijn fantasie prikkelde, ik waande me in een tropische tuin.

'Doe je ogen maar dicht,' zei ze. 'Geen gedachten.'

Ze legde haar beide handen tegen mijn oren en begon te drukken.

'Ik zal harder tegen je praten, anders kan je me niet horen.'

Ze voerde de druk op.

En het gebeurde.

Plotseling voelde ik dat ik alleen uit een hoofd bestond.

Ik bestond uit een hoofd.

Mijn hoofd had zich losgemaakt van mijn lichaam. Ik werd er een beetje lacherig van. Dit zou toch niemand geloven als ik het thuis vertelde?

'Niet lachen, zei de nonja, 'gewoon door blijven ademen. Geef je over, en laat je maar meevoeren, laat je maar zweven... Je moet loskomen van de aarde, van de ballast van je lichaam, van alle aardse pijnen en ziekten... Laat je maar zweven, je kunt nu overal naartoe...'

Maar ik liet me niet zweven. Ik was een westerling en ik dacht aan alle dwarslaesiepatiënten die uit niet meer dan een hoofd bestonden, zoals ik op dat moment, en die niet overal naartoe konden. Die hun lichaam te-rug wilden hebben. Ik wilde mijn lichaam ook terughebben.

'Je bent nog niet los,' zei ze. 'Adem in, ruik de bloemengeur en maak je los.'

Ik voelde hoe mijn oren begonnen te gloeien en plotseling kreeg ik de zotte gedachte dat mijn hoofd met een klap op de grond zou vallen als de nonja haar handen van mijn oren zou halen. Mijn hoofd zou door het kamertje rollen en zelfstandig zijn weg naar buiten zoeken.

'Ik laat je hoofd niet los,' zei de vrouw, 'je hoeft niet bang te zijn. Maak je vrij van gedachten.'

Maar dat lukte me niet. Ik bleef denken. Ik dacht aan mijn moeder. Zij was geboren in deze streek, zij had hier gewoond en kende de mensen. Zij zou dit ongetwijfeld begrijpen. Ik begreep er helemaal niets van.

'Je moeder zou dit zeker begrijpen,' raadde de vrouw. 'Je moeder is heel sterk en ze zit in jou. Ze heeft het land waar zij geboren is in jou geplaatst.'

'En in mijn broers?' vroeg ik.

'Nee, niet in je broers, wel in je zuster.'

'Mijn zuster is dood.'

'Dat is niet van belang. Wat in je geplaatst wordt, neem je altijd mee. Je moeder heeft het land waar zij geboren is ook in je zuster geplaatst.'

'Bedoel je met het land ook de aarde?'

'Ik bedoel het land en ik bedoel de aarde.'

Ik dacht aan het zakje met aarde dat mijn zus in een vlaag van woede naar mijn weglopende moeder had gegooid en ik kreeg de behoefte om de nonja erover te vertellen.

'En het zakje scheurde,' zei ik, 'en de aarde is op straat gevallen.'

'En toen je zuster stierf?'

'Toen was er geen aarde meer, en toen heeft mijn moeder haar eigen aarde op de kist van mijn zuster gestrooid.'