Achteraf
Dit verhaal heb ik niet zelf geschreven. Ik heb het alleen naverteld. Sophocles schreef het in Athene, nu bijna 2.500 jaar geleden. Wat hij toen over het lot van de mens vertelde, is ook vandaag nog actueel. Hoewel wij terecht geloven dat we ons leven zelf kunnen sturen en ons lot desnoods kunnen ombuigen, is dat toch maar ten dele waar. Het verhaal van Oedipus en Jocaste kan ons helpen om die dwaze grillen van het lot te dragen.
Over Sophocles
De Griekse tragedieschrijver Sophocles werd omstreeks 496 voor Christus geboren in Colonus, op de drempel van Athene. Hij kwam uit een rijke en machtige familie en dus hoefde hij zich over zijn toekomst geen zorgen te maken. Maar Sophocles was bezeten van het theater en besloot acteur te worden. Helaas was zijn stem te zwak om verstaanbaar te zijn in de grote openluchttheaters van Athene. Toen besloot hij maar zelf toneelstukken te schrijven voor anderen en dat bleek een goede keuze. In 468 voor Christus, nog geen dertig jaar oud, haalde hij met zijn eerste toneelstuk de hoofdprijs binnen op het theaterfestival ter ere van Dionysos. Geen kleine prestatie was dat, want een van zijn mededingers daar was Aischulos, een van de grootste treurspeldichters van zijn tijd.
Sophocles had meteen de smaak te pakken en schreef in zijn verdere leven meer dan 120 toneelstukken die vrijwel allemaal met groot enthousiasme door het publiek werden onthaald. Helaas zijn er slechts zeven helemaal bewaard gebleven: Koning Oedipus, Antigone en Electra zijn daarvan de bekendste. De andere zijn Oedipus in Colonus, Atlas, De Trachinische vrouwen en Philoctetes. In totaal won Sophocles 24 keer de Dionysia met 96 van zijn stukken, meer dan Aischulos of dan Euripides, de derde grote tragediedichter van zijn eeuw. Alle andere keren bekleedde hij de tweede plaats.
Sophocles vernieuwde het Griekse toneel. Hij beperkte de rol van het spreekkoor en liet het op een meer natuurlijke manier aan de handeling deelnemen. Hij was ook de eerste die meer dan twee acteurs tegelijk op de scène zette en dat was in die tijd ongezien. Het gaf hem wel de mogelijkheid zijn dialogen levendiger en vooral levensechter te maken.
Zonder twijfel had Sophocles van de drie tragedieschrijvers uit Athenes Gouden Eeuw het sterkste gevoel voor drama en voor timing. Zijn toneelstukken hebben een zeer degelijke structuur waar hij zijn poëtische teksten moeiteloos aan ophangt. Zijn hoofdpersonen zijn stuk voor stuk tragische figuren, maar over hun heldenstatus bestaat geen twijfel. Hij toont ons niet de mens zoals die is, maar zoals hij zou willen zijn. Toch zijn de personages van Sophocles geen typetjes, maar mensen van vlees en bloed en nog sterke persoonlijkheden ook. Maar de wetten van de goden gaan voor alles en daar heeft de mens zich naar te schikken, hoe onrechtvaardig die wetten hem ook toeschijnen.
Sophocles werd negentig jaar en stierf in 406 (of heel misschien 405) voor Christus. In al die jaren had hij geen voet buiten zijn vaderstad Athene gezet, behalve dan in militaire dienst.
Over Oedipus
De Oedipusmythe bestond allang voor Sophocles er zijn toneelstuk over schreef. De oudst bekende versie kregen we van de blinde dichter Homeros die waarschijnlijk rond 800 voor Christus leefde ergens in Klein-Azië. Maar mogelijk is het Oedipusverhaal nog veel ouder en werd het generaties lang mondeling doorverteld. Afhankelijk van de bron verschillen de details van het verhaal. De toneelversie van Sophocles is dus eigenlijk het eindpunt van een lang proces. Je kunt er echter van uitgaan dat de toeschouwers die naar Sophocles’ Oedipus gingen kijken, het verhaal op hun duimpje kenden. De kracht ervan ligt dan ook niet in het verhaal op zich, maar in de manier waarop Sophocles de karakters tegenover elkaar uitspeelt en slechts mondjesmaat de informatie vrijgeeft waardoor Jocaste en Oedipus achter de vreselijke waarheid komen.
Een paar elementen uit het verhaal hoeven voor een moderne lezer wel enige verklaring. Zo is er dat raadsel van de sfinx dat door Oedipus werd opgelost en waarmee hij de stad bevrijdde. Sophocles vermeldt het raadsel, maar verklapt het niet. Het was immers ook maar een kinderraadseltje. Het ging zo: ‘Welk dier loopt ‘s ochtends op vier poten, ‘s middags op twee en ‘s avonds op drie?’ En het antwoord: ‘De mens, die als kind op handen en voeten loopt, als volwassene op twee benen, en in zijn oude dagen op een stok leunt.’ Een beetje ongeloofwaardig dus om het lot van een stad van zo’n melig raadseltje te laten afhangen.
En dan de sfinx zelf. Griekse sfinxen waren monsters met het gezicht en de borsten van een vrouw, het lichaam van een leeuw en de vleugels van een arend. Zo’n monster zou dus de toegangsweg tot Thebe versperd hebben en elke voorbijganger met het raadsel hebben lastiggevallen. Wist hij de oplossing niet, dan werd hij door het monster verscheurd. Oedipus wist het wel, waarna het monster zichzelf van de rotsen gooide. Meteen was de stad bevrijd en haalde men Oedipus in als tiran.
De titel tiran verstaan wij als een dwingeland, een despoot, een gewelddadige heerser. Voor de Grieken echter was een tiran oorspronkelijk een heerser die de macht niet had geërfd, maar had gekregen omwille van zijn verdiensten. Oedipus was zo’n tiran. Vandaar ook dat ik in dit verhaal de termen tiran en koning door elkaar gebruik.
En dan ten slotte die voetjes van de kleine Oedipus, hoe zit het daar eigenlijk mee? De bode maakt er een toespeling op als hij zegt dat Oedipus aan die verminkte voeten zelfs zijn naam te danken heeft. Het Griekse woord Oedipus (Οίδίπους) betekent immers gezwollen voet.
Over dit boek
Met deze navertelling heb ik slechts één doel nagestreefd: jou het verhaal leren kennen. Met groot respect voor de oorspronkelijke woorden van de Griekse toneelschrijver heb ik dit meesterwerk, dat mij al meer dan dertig jaar fascineert, ook voor jou toegankelijk willen maken.
Ik ben geen classicus. Ik ken geen Grieks. Ik heb me van vertalingen bediend om het verhaal van Oedipus na te vertellen. Ik vind het veel belangrijker wat Sophocles ons met dit verhaal wilde vertellen, dan wat hij zo lang geleden met een of ander Grieks woord precies bedoeld kan hebben.
Twee zeer verschillende vertalingen hebben mij daarbij grote diensten bewezen. Enerzijds gebruikte ik de Franse vertaling van Robert Pignarre (Théatre complet de Sophocle: Œdipe Roi, Garnier-Flammarion 1964) die erg letterlijk de Griekse tekst volgt; anderzijds de Nederlandse vertaling van Johan Boonen (Sofokles: Oidipoes, tiran van thebe, Acco-Leuven 1987) die iets vrijer omgaat met de tekst, maar dat wel doet in een mooi en zegbaar Nederlands.
Oedipus is geschreven als een toneeltekst. Het verhaal dat hier voor je ligt, is dat niet. Ik heb Oedipus in een verhaalvorm gegoten. Toch ben ik heel dicht bij de dialogen van Sophocles gebleven. Alleen de teksten van het spreekkoor heb ik anders benaderd. Ik heb ze in de mond gelegd van inwoners van Thebe, die commentaar leveren op wat gebeurt. Dat is tenslotte ook de taak geweest van het spreekkoor.
Willy Schuyesmans
Wenduine september 2001