46
Het was al laat in de middag, toen er werd geklopt op de deur van de dokterskamer van Afdeling 9. Zuster Marion stak haar hoofd naar binnen.
‘Neem me niet kwalijk, dokter, ik weet dat u bijna klaar bent met uw dienst. Maar er is toch iemand die u wil spreken.’
Mark keek op van zijn papieren. ‘Wie is het dan?’ Hij bewoog kort zijn hoofd heen en weer, wat een onaangenaam geknak tot gevolg had, daarna wreef hij over zijn stijf geworden nek.
‘Ene meneer Pohl. Hij vroeg naar dokter Lorch.’
‘Pohl? Nooit van gehoord.’
‘Hij zegt dat het belangrijk is.’
‘Goed, zeg maar tegen hem dat ik zo bij hem kom.’
Mark moest een geeuw onderdrukken. Sinds Ellens ineenstorting had hij nauwelijks geslapen. Hij had veel te veel aan zijn hoofd – vooral ’s nachts, als het stil was om hem heen.
Overdag was hij meer dan zwaar belast. Naast de zorg voor zijn eigen patiënten had hij ook nog de vervanging van Afdeling 9 overgenomen. Het werk hielp hem om te gaan met de chaos aan gevoelens die in hem omging, maar langzamerhand raakte hij aan zijn lichamelijke grenzen.
Toch zou hij het nog een poosje moeten volhouden. Weliswaar eindigde de vakantie van Chris over drie dagen, maar Mark kon zich niet voorstellen dat hij meteen weer op zijn werk zou verschijnen. Niet nadat hij de waarheid over Ellen had gehoord. Chris wist tenslotte nog niet eens wat er was gebeurd. Het zou een enorme schok voor hem zijn. Elke poging om hem te bereiken, om hem het slechte nieuws voorzichtig over te kunnen brengen, was tot nu toe mislukt.
Mark rekte zich uit, nam een laatste slok van zijn koffie, die intussen koud was geworden, en liep de gang in.
In de hal bij de ingang wachtte een man, die Mark begin dertig schatte.
Hij was zongebruind, droeg een luchtig overhemd, een merkspijkerbroek en dure sportschoenen, en maakte niet de indruk dat hij een van de patiënten van Chris was. Hij zag er eerder uit alsof hij hem kwam afhalen voor een hardlooptraining of een gezamenlijk bezoek aan de zonnebank.
‘Meneer Pohl?’ Mark reikte hem de hand. ‘Ik ben Mark Behrendt. Collega Lorch is deze week nog met vakantie. Hoe kan ik u helpen?’
‘Dag.’ Pohl drukte hem de hand, en Mark had het gevoel in een bankschroef te zitten. ‘Het spijt me dat ik hier zo binnenval. Ik had ook gewoon kunnen bellen, maar toen bedacht ik dat ik beter persoonlijk langs kon komen.’
‘Waar gaat het dan om?’
‘Ik probeer Christoph sinds gisteren te bereiken. Hij is niet thuis, en hij neemt zijn mobiel ook niet op.’
‘Chris is ergens op een Australisch eiland, waar geen bereik is voor mobiele telefoons,’ legde Mark uit en wreef over zijn gekneusde hand. ‘Maar hij zou uiterlijk komend weekend weer terug zijn.’
Pohl keek hem verwonderd aan. ‘Chris is in Australië?’
‘Ja, al bijna drie weken. Voorzover ik weet, is hij er samen met een vriend. Ene Axel. Meer weet ik helaas ook niet.’
Nu scheen Marks gespreksgenoot pas echt verbaasd te zijn.
‘Wat zegt u? Maar dat… kan niet.’
‘En hoezo niet?’
‘Ik ben Axel.’
Als door de bliksem getroffen keek Mark hem aan. Op slag waren vermoeidheid en het gevoel van stijfheid vergeten. ‘Wat? Zegt u dat nog eens.’
‘Mijn naam is Axel Pohl. Ik ben sinds gisteren terug in Duitsland, maar Chris was niet met mij mee. Ik had hem wel gevraagd, maar hij…’
‘Dat begrijp ik niet,’ onderbrak Mark hem. ‘Chris is níét in Australië?’
‘Hij was er in elk geval niet met mij,’ verzekerde Pohl, waarna hij daar op indringende toon aan toevoegde: ‘Meneer Behrendt, wat is hier aan de hand? Ik kan Chris nergens bereiken, en ik hoorde daarstraks in de personeelsflat dat er iets met Ellen aan de hand is. Die conciërge is dan wel behoorlijk praatziek, maar ik heb niet helemaal goed begrepen wat ze me vertelde.’
‘Dat… is ook niet makkelijk uit te leggen,’ zei Mark en hij wreef over zijn slapen, terwijl hij probeerde het verrassende nieuws te verwerken. ‘En nu al helemaal niet meer. Als Chris niet met u op reis was, waar zit hij dan?’
‘Heeft hij echt beweerd dat hij met mij naar Hinchinbrook vloog?’
‘Dat heeft hij Ellen in elk geval laten geloven. Ze heeft hem naar het vliegveld gebracht. Maar waarom zou hij tegen haar hebben gelogen?’
‘Nou ja,’ zei Pohl aarzelend en hij wreef over zijn kin. ‘Daar kan misschien een reden voor zijn. Geloof ik.’
Mark voelde hoe zijn hartslag versnelde. ‘Wat dan?’
‘Chris gedroeg zich vlak voor mijn vakantie nogal vreemd. Ik weet niet waarom, hij wilde er niet over praten, maar ik had de indruk dat het iets met Ellen te maken had.’
‘Heeft hij iets van die strekking gezegd?’
‘Niet direct. Toen ik hem mee op vakantie vroeg, zei hij alleen dat hij iets persoonlijks moest regelen en daarom niet mee kon gaan. Daarna veranderde hij van onderwerp, alsof hij het vervelend vond dat hij er überhaupt over begonnen was. Ik… ik wilde niet verder aandringen, maar ik vond het wel heel vreemd. Dat paste helemaal niet bij hem. U kent hem vast vrij goed, neem ik aan. Dan weet u zelf dat het niets voor Chris is om zo geheimzinnig te doen.’
Mark fronste. Had hij zich vergist en had hij verkeerd gezeten met zijn theorie over Ellens waanvoorstellingen? Misschien speelde Chris bij dit alles een volkomen andere rol dan hij tot nu toe had gedacht. Maar welke?
‘Wat denkt u dat hij kan hebben bedoeld? Had hij ruzie met Ellen?’
Nu werd Axel Pohl onzeker. ‘Ik weet het niet. Het was maar een gevoel, toen ik die twee pas samen zag. Er hing iets in de lucht, dat kon je merken. Als een donkere wolk.’
Ineens moest Mark aan de Zwarte Man denken. Wat had Ellen ook weer over hem gezegd? Hij zou praktisch iedereen uit mijn directe omgeving kunnen zijn. Hij weet waar ik ga joggen, waar ik woon, hij kent het nummer van mijn mobiel en hij wist hoe erg ik aan Sigmund was gehecht.
Er ging een huivering door hem heen. ‘Bent u vandaag nog bij het huis van Chris geweest?’
Pohl schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik dacht dat hij zijn vakantie misschien had moeten verschuiven en dat hij hier was. Alstublieft, meneer Behrendt, Chris en ik kennen elkaar al sinds onze militaire dienst. Als er iets is gebeurd met hem of met Ellen, dan moet u me dat vertellen.’
‘Tot zo-even dacht ik nog dat hij met u op reis was. Hier klopt iets niet,’ zei Mark en hij wreef over zijn nek.
‘Die conciërge,’ begon Pohl en hij slikte. ‘Het klonk alsof… Is Ellen dood?’
‘Nee,’ zei Mark. ‘Dat wil zeggen, lichamelijk niet. Het is, nou ja, het is nogal gecompliceerd.’
‘En heeft Chris daar iets mee te maken?’
Mark huiverde. ‘Ik ben bang van wel. Maar hoe precies, durf ik niet te zeggen. Het zou het beste zijn als hij dat zelf uitlegt. Wat vindt u ervan als we samen bij Chris langsgaan? Dan vertel ik onderweg wel wat er is gebeurd. Tenminste wat ik dacht dat er was gebeurd.’
Een ogenblik lang zweeg Axel Pohl en keek met gefronst voorhoofd naar zijn schoenen. Toen knikte hij. ‘Oké dan. Laten we gaan.’
Mark liep terug naar het kantoor en haalde zijn jas. Toen hij de sleutel van het bureau pakte, stootte hij het kopje met de rest van zijn koude koffie om. De zwarte vloeistof spatte over het bureaublad en de grond. Eén onzinnig moment moest Mark aan het bloed van de kater denken, zoals Ellen hem dat had beschreven. Er schoot hem ook een andere opmerking van haar te binnen.
Ik ging zelfs zo ver om Chris te verdenken.