40

De pijn was bij lange na niet zo erg als Wolfram Masurkes angst. De waanzinnige vrouw had steeds weer op hem in gestoken, maar het was duidelijk dat ze niet wist wat ze deed.

Als ze hem echt had willen doden en als ze ook maar enigszins bij haar volle verstand was geweest, dan had het haar moeten opvallen dat een groot deel van haar steken slechts zijn dikke leren jas troffen. Vanmorgen had hij er nog over getwijfeld of hij niet liever zijn wollen vest zou aandoen. Maar toen het weerbericht een of andere vorm van neerslag niet kon uitsluiten, had hij toch zijn leren jas gepakt. Een beslissing die hem nu zijn leven had gered.

Masurke lag op zijn zij gedraaid met gesloten ogen op de grond en hield zich dood, in de hoop dat ze niet zijn hoofd zou uitkiezen voor verdere steekaanvallen. Hij was beslist geen goede toneelspeler, maar kennelijk was het hem gelukt zijn aanvalster ervan te overtuigen dat hij niet meer in leven was. Dat viel hem niet makkelijk.

De steekwonden in zijn borst en buik brandden als de hel, maar hij mocht zich niet draaien en ook zijn gezicht niet vertrekken. Om nog maar te zwijgen van weglopen om zich in veiligheid te brengen en zo snel mogelijk naar dokter Huber in het dorp te gaan.

Hij hoorde hoe ze hijgend opstond, voelde nog altijd haar strakke blik op zich gericht en waagde het niet te ademen. Zijn hemd voelde onder zijn jas steeds vochtiger en kleveriger aan.

Het enige wat hij kon doen, was blijven liggen en hopen dat ze eindelijk van hem afbleef.

Daar lag hij nu voor haar en bewoog zich niet meer. Ze had het monster gedood. Ze had het tegen hem opgenomen en bewezen dat ze geen lafaard was. Maar ergens diep in haar wist ze dat je de Zwarte Man niet kon doden. Als het zo makkelijk was, had ze jaren geleden al…

Wat zou ik hebben gedaan?

Wat zou ik jaren geleden al hebben gedaan?

Ze kon er niet op komen. Op deze plaats in haar geheugen gaapte een grote afgrond van onpeilbare diepte. Alleen het gehuil van de boze wolf leek er als een eindeloze echo in gevangen te zijn.

‘Dat heb je goed gedaan,’ hoorde ze een vertrouwde stem zeggen. Ze sloeg haar blik op en zag Chris, die naast een paar struiken stond.

‘Dank je,’ zei ze en ze glimlachte naar hem.

Ook Chris glimlachte.

Ze stond bij de Zwarte Man op en ging naar Chris toe.

Hij hield een boek onder zijn arm. Ze herkende het. Het was dat sprookjesboek met het plaatje van Roodkapje en de boze wolf, waar ze zelf vele, vele jaren geleden met een rode stift het teken tegen het kwaad overheen had gezet.

Het had helemaal onder in een doos gelegen, gewikkeld in een oud stuk karton, wist ze weer. Ze had het bij het uitpakken ontdekt, had het na al die jaren weer teruggezien, zonder zich te kunnen herinneren wat ze op pagina 82 verwachtte, en…

Maar hoe was het bij dat antiquariaat beland en waarom hield Chris het nu in zijn hand?

‘Ik dacht dat je met Axel naar Australië was?’

‘Dat ben ik ook,’ wierp Chris tegen, ‘maar ik heb je toch beloofd er altijd voor je te zijn als je me nodig hebt. Was je dat alweer vergeten?’

‘Nee, natuurlijk niet!’ Ze straalde blij en haalde verlegen een hand door haar haren. ‘Je komt alleen zo… onverwacht.’

Chris hield haar het boek voor. ‘Ik heb het aan een antiquariaat verkocht. In ons nieuwe huis is geen plaats voor dingen die jou bang maken.’

‘Dank je, dat is lief van je.’

‘Kom, dan kopen we voor dat geld een goede fles wijn en maken we het gezellig. Laten we de slechte herinneringen in mooie veranderen.’

‘Dat gaat nu helaas niet,’ zei Ellen treurig. ‘Er is nog iets wat ik moet doen.’

Ze keek naar haar handen. Het bloed op het lemmet van het scalpel glansde in de zon. Toen gebeurde er iets merkwaardigs.

Het scalpel begon te vervormen. Het rekte in de lengte uit, het lemmet werd dun en rond, en ook het heft veranderde van vorm en kleur. Toen de verandering voltooid was, hield ze een schroevendraaier met een lichtrode plastic handgreep in haar hand. Vanaf het uiteinde druppelde bloed op de grond.

Chris knikte haar toe. ‘Ja, dat is een goed idee.’

‘Maar ik weet niet of ik het kan.’

‘Natuurlijk kun je het.’

Ze zuchtte en liet zich op een knie zakken. Toen schoof ze de mouwen van haar jas omhoog en staarde naar haar arm.

‘Het is goed,’ zei Chris. ‘Zoek jezelf. Alleen dan kom je te weten wie je werkelijk bent.’

‘Denk je dat?’

‘Ja, vertrouw me. Pijn is…’

‘… het enige echte gevoel.’

Ze knikte en stak de schroevendraaier in haar onderarm. Ze voelde een scherpe pijn, het brandende gevoel van een doorgesneden pees en keek hoe haar vingers krachteloos openvielen.

Toen kwam eindelijk het bloed. Haar eigen bloed, warm, helder en vochtig. Het deed ontzettend pijn toen ze de punt in haar vlees omdraaide, maar tegelijkertijd was het ook een ongehoord mooi gevoel. Een kristalhelder gevoel.

‘Ja,’ bevestigde Chris haar. ‘Snij dieper, laat het uit je wegvloeien. Voel het, voel jezelf.’

‘Het doet pijn,’ fluisterde ze, ‘maar het is ook heel mooi. Het maakt me vrij.’

Ze trok de punt uit haar arm en stak opnieuw toe.

‘Het maakt me vrij,’ zei ze nog een keer. ‘Eindelijk.’

Ze sneed weer.

En weer.

En weer.

‘Kijk daar!’

‘O god!’

Mark liep nog sneller, haalde Nicole ten slotte in. Hij stormde naar de oude man die in elkaar gedoken naast zijn omgevallen mand vol paddestoelen op de grond lag. Hij had al behoorlijk veel bloed verloren. Zijn ooit blauwe hemd was aan de voorkant doornat, alsof iemand er een emmer rode verf over had uitgegoten.

Nu bereikte ook Nicole de beide mannen.

‘Die krankzinnige vrouw,’ kreunde de man en hij wees naar de ruïne. ‘Daar!’

Terwijl Nicole bij de oude man achterbleef, rende Mark in de richting die hem was aangewezen. Meteen daarna zag hij Ellen.

Ze knielde voor een overgroeide trap en steunde met één arm op de grond, terwijl ze met een scalpel in haar andere hand steeds weer in die arm stak.

Toen Mark haar vastpakte en de scalpel uit haar hand rukte, bood ze nauwelijks weerstand. Hij drukte haar tegen zich aan, aaide over haar hoofd en kon zijn tranen niet binnenhouden.

‘Ellen, o mijn god. Ellen, waarom toch? Waarom?’

Maar ze hing bewegingsloos als een pop in zijn armen.