45
Het licht van de middagzon viel door het raam van de ziekenkamer en liet de eenzame gestalte op het bed lijken op een wezen uit een andere wereld.
En in zekere zin is ze dat nu ook, dacht Mark, toen hij de deur zachtjes achter zich dichtdeed. De vrouw die hij ooit als Ellen Roth had leren kennen en liefhebben, werd nu op het naamplaatje naast de deur Lara Baumann genoemd. Die naam kwam hem nog steeds vreemd voor, net als de vrouw in pyjama in het bed.
Ze rook niet meer naar Calvin Kleins Eternity, wat hij zo leuk aan haar had gevonden, maar naar een soort badschuim waarmee hulpbehoevende patiënten tweemaal per week werden gewassen. Het kortgeknipte donkere haar, dat ze altijd met wat gel recht overeind liet staan – wat haar een brutale uitstraling gaf die bij Ellens persoonlijkheid had gepast – lag nu gladgekamd op haar hoofd.
Het ergste vond Mark de leegte in haar blik. Een apathische onverschilligheid, alsof ze alleen maar lichamelijk aanwezig was, terwijl haar geest in een andere wereld verkeerde.
Waarschijnlijk was dat ook zo, alleen had Mark graag geweten wat dat voor wereld was. Net als hij graag zou weten wat ervoor had gezorgd dat haar Ellen Roth-identiteit was ingestort.
Maar van deze vrouw, van wie niet veel meer dan een schaduw van zichzelf was overgebleven, zou hij niets te weten komen. Ellen had dit lichaam verlaten. Ze was ergens anders. Ergens waar geen geweld en geen verdringing bestonden. Dat hoopte hij in elk geval vurig voor haar.
En na al die krachtsinspanningen, die deze verdringing voor haar gekwetste psyche moest hebben betekend, zou ze waarschijnlijk niet zo snel uit die andere wereld terugkeren. Als ze al zou terugkeren.
Wat is de persoonlijkheid van een mens toch iets fragiels, dacht Mark, terwijl hij naast haar op het bed ging zitten en haar slappe hand pakte. Zo breekbaar als glas. Eén ziekte – hij moest aan zijn grootmoeder denken, van wie door haar jarenlange Parkinson-aandoening niet veel meer was overgebleven dan een levenloos spook – of soms zelfs maar één herinnering was genoeg om alles wat een persoon uniek maakt te vernietigen en een leeg omhulsel over te laten.
Maar was dit omhulsel, dat ooit Ellens wezen had bevat, echt leeg? Of zat er daar toch nog iets achter die lege blik?
Hij streek zacht over haar hoofd, zonder daarop een reactie te kunnen zien.
‘Wat is er gebeurd, Ellen?’ vroeg hij zacht, een vraag die meer aan hemzelf dan aan haar gericht was. Ellen bewoog niet.
Zo zaten ze daar, een uur of langer, en keken ze uit het raam.
Vanaf dat moment elke dag.