2
Dagmar liep de woonkamer binnen. Het parket onder haar voeten voelde koud aan. De nachttemperatuur was nog fris. Die trok zich niets aan van een beginnende zomer. Normaal gesproken zou ze rillen en haar badjas dichter tegen zich aan trekken. Op dit moment trok er bij elke stap een prettige tinteling door haar voeten en droeg ze enkel Rubens lichtroze overhemd.
Ze ging op de bank zitten en keek door het raam naar buiten. De omgeving oogde zoals ze zich voelde: alles was in harmonie. Een stralende maan voorzag het donkere water van een mystiek elan, waardoor de voormalige verdedigingslinie nog authentieker leek dan deze al was. Het heldere licht benadrukte de onregelmatigheden op de stam van een wilg. De talloze mondjes die zich hierdoor vormden lachten haar lieftallig toe. Wonen aan de vestingrand van Leiden was een voorrecht. Helemaal als jouw optrekje in Pieterswijk stond.
De adem van de atmosfeer had meerdere verrassingen in petto. Het ene moment werd ze overvallen door dat typische gevoel van ouderwetse gezelligheid, terwijl een fractie later haar hart twee slagen oversloeg omdat een vlaag van hartstocht het vuur dat in haar brandde verder opstookte.
Ze wapperde met de voorkant van Rubens overhemd. Een koude luchtstroom gleed langs haar borsten. Een rilling volgde, kippenvel stak even de kop op. Daarna nam de innerlijke krachtbron de regie van haar hormonenhuishouding weer in handen.
Dagmar zuchtte. Een weldadige gevoel had bezit van haar genomen. In gedachten probeerde ze deze gewaarwording te omschrijven, maar die liet zich niet definiëren. Het overtrof de termen ‘liefde’ of ‘geluk’. Het ging verder en was veelomvattender.
Haar blik viel op Rubens beige colbert dat slordig over de leuning hing van de leren fauteuil die schuin tegenover haar stond. Automatisch schoten haar mondhoeken omhoog.
Na een snelle hap in een trendy eetcafé waren ze direct in een taxi gesprongen die hen thuis had afgezet. Nog voordat de voordeur zich achter hen sloot, had Ruben haar omhelsd. Omdat dit met zo veel passie gepaard ging, diende de huiskamer slechts als tussenstation waar hij zijn colbert met een snelle beweging over de fauteuil wierp en zij haar jack op de grond liet vallen. Een halve minuut nadat ze het huis binnenkwamen, trokken ze elkaar in de slaapkamer de kleren van het lijf.
De vingers van haar rechterhand lieten de stof van Rubens overhemd nogmaals een paar keer snel op- en neergaan. Het werkte averechts. In plaats van de beoogde verkoeling drong de combinatie van zijn lichaamsgeur en zijn aftershave in haar neusgaten. De tintelingen in haar onderbuik verhevigden. Al haar zenuwen werden gebalsemd door een goddelijke substantie die hoogstwaarschijnlijk van een andere planeet kwam.
Terwijl haar ademhaling een hoog ritme aanhield, stond Dagmar op. Ze liep naar het raam en sprak zichzelf bestraffend toe.
‘Je bent 27 jaar oud… en je gedraagt je als een bakvis van zestien.’
Drie stappen later volgde: ‘Dit is belachelijk. Doe eens normaal.’
Terwijl ze de woorden uitsprak, wist ze al dat het helemaal niet belachelijk was. Dat ze zich gedroeg als een schoolmeisje na haar eerste tongzoen, had een reden. Nee, had honderden redenen. Vandaar dat ze gevoelsmatig op wolken liep.
Ze grinnikte om deze redenatie. Als iemand anders zoiets tegen haar zou hebben gezegd, dan had ze hem of haar ongetwijfeld begripvol aangekeken en in stilte uitgelachen. Nu het haarzelf overkwam, zag ze geen enkele reden om er ginnegappend over te doen.
Ter verdediging van haar bakvissengedrag voerde ze aan dat het hier natuurlijk wel ergens over ging. Dit was geen onenightstand waarvan je hooguit een paar dagen vlinders in je buik overhield. Ze kenden elkaar al twee jaar en woonden anderhalf jaar samen. Gezien hun historie op het liefdesvlak was dit een prestatie van formaat. Zowel Ruben als zijzelf had nooit een relatie gehad die langer dan een halfjaar standhield. De factoren die hier debet aan waren kon je op de vingers van één hand tellen; het werk en alle randzaken die hun baan met zich meebracht. Zowel Ruben als zij maakte lange dagen, waarbij onregelmatige werktijden eerder als regel golden. Telde je daar het bijna heilige onafhankelijkheidsgevoel – of was het bindingsangst? – bij op, dan liet de uitkomst zich makkelijk raden. Voorlopig waren zij beiden, geheel vrijwillig, tot het vrijgezellenbestaan gedoemd. Een redenering die op de dag dat zij elkaar ontmoetten van alle logica werd ontdaan.
Tijdens een feestje van hun werkgever sloeg de vonk direct over. Toen de blik in zijn bruine ogen de hare kruiste, stond de wereld even stil. De bliksem was ingeslagen. Hij liep naar haar toe en stelde zich met de charmantste glimlach voor die zij ooit had gezien. Gevangen door zijn oogopslag en uitstraling stond zij als aan de grond genageld. In de verte attendeerde een stemmetje in haar hoofd om hooguit gematigde interesse te veinzen. Haar daaropvolgende houterige bewegingen en veel te uitgelaten manier van doen waren een parodie op die beoogde houding. Van het ene op het andere moment was ze als een blok voor hem gevallen.
De digitale cijfers van de dvd-speler gaven 04.47 aan. Ze was inmiddels een kwartier beneden. Ruben sliep, en dat wilde ze zo houden. Als ze in bed was gebleven zou dat onmogelijk zijn. Dan zou ze ongetwijfeld een scala van haar heftige gevoelens op hem hebben afgestraald. En of dat in het holst van de nacht nou wel zo’n goed idee was….
Dagmar glimlachte. Dit was iets wat mannen als een ‘typisch vrouwending’ classificeerden. Daarmee hadden ze weinig tot geen affiniteit. Te emotioneel, abstract en kwetsbaar. De mannen die om kwart voor vijf ’s morgens moederziel alleen in de huiskamer gelukkig gingen zitten wezen, moesten nog uitgevonden worden. ’s Nachts sliep je, of had je seks. Meer smaken bestonden niet.
Ze pakte Rubens colbert met de bedoeling het in zijn kledingkast te hangen. Normaal gesproken was hij een Pietje precies als het op kleding aankwam. Hij had er een uitgesproken hekel aan om schoenen, sokken of in dit geval zijn colbert, te laten rondslingeren. In zijn uitgebreide garderobe had elk kledingstuk namelijk een eigen plekje. Dat het colbert desondanks slordig over de stoel hing, had met de hartstocht van de vorige avond te maken.
De verdikking in de binnenzak viel haar meteen op. Waarschijnlijk zijn portefeuille. Toen ze de zak aftastte en beter keek zag ze dat het iets anders was. Minder breed en dikker. Een enveloppe. Na enkele seconden van besluiteloosheid won haar nieuwsgierigheid het van de vertegenwoordiger van fatsoen die fluisterde dat het niet netjes was om in de spullen van een ander te snuffelen.
Terwijl ze in gedachten antwoordde dat ‘die ander’ haar geliefde was en zij niets voor elkaar achterhielden, pakte ze de enveloppe uit de binnenzak van het colbert. Hoewel de flap was dichtgeplakt, liet de inhoud zich makkelijk raden. Bankbiljetten. Aan de vorm te voelen waren het briefjes van vijftig euro. Het was eerder een constatering dan een gok, aangezien er tijdens haar werk dagelijks biljetten door haar handen gingen.
Ze sloot haar ogen. Waar het geld vandaan kwam leek voor de hand liggend. De achterliggende redenen daarentegen niet. De ideeën die spontaan opkwamen verwierp ze even snel als deze zich aandienden. Dat was giswerk.
Uiteindelijk stopte ze de enveloppe weer terug en legde het colbert over de fauteuil. Misschien zou ze er binnenkort met Ruben over praten. Misschien ook niet. Er trok een rilling over haar ruggengraat. Ditmaal was het van de kou, maakte Dagmar zichzelf wijs.
Op haar tenen verliet ze de woonkamer. De verontruste stemmen die in haar hoofd om aandacht vroegen, negeerde ze.