24

‘Goedemiddag, juffrouw Vredeling,’ zei Julio Rodriquez. Hij glimlachte beleefd.

‘Neemt u plaats, alstublieft.’

Terwijl ze hem een hand gaf, slaakte Dagmar in gedachten een zucht van opluchting. Tijdens deze eerste kennismaking voldeed Julio Rodriquez in geen enkel opzicht aan het beeld dat zij van een Spaanse rechercheur had. Hij was rond de dertig, keurig geschoren en had kort haar. De vooraf zo gevreesde snor ontbrak. Onder een zwarte colbert droeg hij een wit overhemd. In plaats van de louche ambtenaar, kon hij eerder doorgaan voor een vriendelijke achterneef. Het grappig klinkende ‘señorita Bredelien’ sprak eveneens in zijn voordeel.

Ook Orlando schudde hem de hand en ging tegenover het bureau van zijn oude vriend zitten. Rodriquez kwam meteen ter zake. In het Engels, wat de conversatie stukken vereenvoudigde.

‘Allereerst wil ik u condoleren met het verlies van uw vriendin. Een tragedie die u ongetwijfeld diep heeft getroffen. Van Orlando hoorde ik over uw relatie met het slachtoffer en de vrouw die in het ziekenhuis ligt.’

Dagmar knikte. ‘Dank u wel. Wij waren inderdaad vriendinnen.’

‘Orlando vertelde mij eveneens dat u informatie hebt waar wij wellicht iets mee kunnen.’

Ze schudde licht met haar hoofd. Het was duidelijk dat ze aarzelde. Hier, in dit keurige kantoor, trok ze ineens haar ideeën en constateringen in twijfel. Waarom dit het geval was, kon ze voor zichzelf niet zo snel onder woorden brengen. Ben ik geïmponeerd door Rodriquez en de entourage, ging het door haar heen, of ben ik bang dat mijn ideeën direct worden tegengesproken waardoor ik min of meer voor schut sta? De Nederlandse amateurspeurder die de Spaanse profs even komt vertellen dat ze het een en ander over het hoofd hebben gezien.

‘Ik, eh... Hebt u eigenlijk al iemand gearresteerd?’

Mocht Rodriquez zich over de directheid van deze vraag verbazen, dan wist hij dit knap te verbergen. Met een neutrale gezichtsuitdrukking gaf hij antwoord.

‘Het is niet gebruikelijk dat wij mededelingen doen over lopende onderzoeken. In dit geval denk ik echter dat een uitzondering op z’n plaats is.’

Hij wisselde een indringende blik met Orlando uit. Wat Rodriquez hiermee bedoelde was haar niet duidelijk. Als ze moest gokken, zou ze kiezen voor: jij geeft me iets, ik doe wat terug.

‘Op dit moment zitten we op een dood spoor. Geen ooggetuigen en de genomen vingerafdrukken behoren uitsluitend toe aan de bewoonster van het appartement en haar collega’s die dagelijks over de vloer kwamen. Over het gevonden dna-materiaal kan ik nog niets concreets zeggen. De eerste resultaten zijn in elk geval weinig hoopgevend. Het bloed is van beide slachtoffers. Andere analyses zoals van losse haartjes en een aangetroffen stukje kauwgom volgen nog.’

Hij hief beide handen. Een eerlijke handeling van een man die zijn kaarten op tafel had gelegd en absoluut niet theatraal over wilde komen. Toen ze haar mond opende om over haar bevindingen te vertellen, voelde ze hoe Orlando’s linkerhand heel even haar rechterbovenarm streelde. Een intiem gebaar waarmee hij haar duidelijk maakte achter haar te staan. Tenminste, zo kwam het op haar over. In elk geval was het een goede stimulans om zonder terughoudendheid haar verhaal op tafel te leggen.

‘Op een feestje in een hotel in Palma de Mallorca heb ik gezien hoe Ingrid en Marianne een woordenwisseling hadden met een man. Dat ging er niet bepaald vriendelijk aan toe. Omdat wij er redelijk ver vandaan stonden, kon ik niet horen wat er precies werd gezegd.’

‘Wij?’ vroeg Rodriquez.

‘Ik stond daar samen met Sanne de Jong. Een collega van Ingrid en Marianne. Zij is overigens degene die hen vond en het alarmnummer belde.’

Rodriquez maakte een aantekening op het kladblok dat naast hem lag.

‘Ik wil niemand beschuldigen…’

‘U beschuldigt niemand. Vertel me alstublieft wat u hebt gezien en wat uw gevoelens hierbij waren.’

Hij keek haar strak aan, maar niet provocerend. Met zijn lichaamstaal maakte Julio Rodriquez duidelijk dat hij bijzonder geïnteresseerd was in haar verhaal.

‘Die man was zo’n engerd. Echt, de rillingen liepen over mijn lichaam toen hij vlak langs me liep.’

‘Kunt u hem beschrijven?’

Ze sloot haar ogen om de details op te diepen. Het bestand waarin deze herinneringen waren opgeslagen liet zich moeiteloos openen. Alsof ze weer terug was op die bewuste avond, zag Dagmar de man naast Marianne staan.

‘Klein van stuk, broodmager, zwart, achterovergekamd haar, een valse glimlach en een oogopslag die dwars door je heen gaat. Hij droeg een witte broek en een zwarte blouse met daarop gele palmbomen.’

Terwijl hij wat gegevens noteerde, bromde Rodriquez: ‘Heel goed.’ Daarna keek hij haar weer aan. ‘Weet u hoe deze man heet?’

Dagmar schudde van nee. ‘Volgens Marianne was het een hotelmanager die het niet eens was met iets wat Ingrid had gedaan. Daar ging ze verder niet op door. Ze maakte zich er met een grapje van af. De volgende morgen zou hij huilend aan de lijn hangen om zijn excuus aan te bieden, of zoiets.’

Ze hief een hand op om duidelijk te maken dat het belangrijkste nog moest komen.

‘Voordat die engerd wegliep, maakte hij een gebaar tegen Ingrid. Hij hield zijn vinger vlak voor haar gezicht. Hieruit sprak zo veel dreiging dat ik er gewoon bang van werd. Dat was echt niet normaal meer.’

Rodriquez knikte traag. ‘Heel interessant.’

Gedurende het gesprek was het Dagmar duidelijk geworden dat Rodriquez haar zeer serieus nam. De twijfels om te vertellen wat ze wist, of dacht te weten, waren hierdoor verdwenen. Ze schakelde meteen over naar het volgende dat haar dwars zat.

‘Als ik te snel van onderwerp verander moet u het zeggen, maar er is nog iets wat ik kwijt wil.’

‘Ga uw gang. Wat mij betreft is alle informatie welkom.’

In plaats van direct van wal te steken, liet ze een korte stilte vallen. Toen de aanraking waarop ze had gehoopt uitbleef, schraapte ze haar keel.

‘Ingrid heeft mij een middag meegenomen. Een route langs de hotels en appartementen waar ze vragen van gasten beantwoordde en klachten opnam.’

Een flashback van een lachende Ingrid zorgde voor een korte hapering. Het contrast met het laatste beeld dat ze van Ingrid had deed haar even naar adem happen. Omdat niemand haar aanspoorde om verder te gaan, nam ze de tijd om het naargeestige plaatje van haar netvlies te laten vervagen.

‘Tussen deze bezoekjes door kreeg Ingrid een berichtje op haar mobiele telefoon. Ze las het, keerde de auto en liep een appartement binnen dat niet op de route van die dag stond. Na een paar minuten kwam ze weer terug en vertelde dat een gast om een Nederlandse tandarts had gevraagd. Daarna vervolgden we de oorspronkelijke route.’

Ze kon zich goed voorstellen dat zowel Rodriquez als Orlando niet reageerde. Het venijn van dit verhaal zat namelijk in de staart.

‘Nadat we een hotel hadden bezocht, kreeg Ingrid weer een berichtje. Alsof er niets belangrijkers op de wereld was, sloeg ze een zijstraat in en reed naar een appartementenblok dat geen onderdeel uitmaakte van de complexen die we nog moesten bezoeken. Ze stapte uit, ging naar binnen en was hooguit vijf minuten later terug.’

‘Weer een gast die een Nederlandse tandarts wilde?’ vroeg Rodriquez zonder een spoortje van ironie in zijn stem.

‘Dat weet ik niet. Ze zei er verder niets over. Op dat moment was ik ook te verbaasd om het ter sprake te brengen.’

Rodriquez fronste zijn wenkbrauwen.

‘Sorry als ik wat naïef overkom, maar wat was er dan zo speciaal aan haar bliksembezoekjes?’

‘De afzender of afzenders van die berichtjes,’ antwoordde Dagmar beslist. ‘Toen zij voor de tweede maal een appartementencomplex binnenging, heb ik haar telefoon gepakt en het laatste nummer opgezocht. Dit bleek een Spaans mobiel nummer te zijn. Ik kan me niet voorstellen dat een Nederlandse toerist met zo’n ding op zak loopt.’

Rodriquez schudde bedenkelijk zijn hoofd. ‘Er gebeuren wel vreemdere dingen.’ Hierna maakte hij wat aantekeningen. ‘Maar het is inderdaad opmerkelijk.’ Zijn blik bleef op het kladblok gericht.

‘Kunt u zich dat nummer nog herinneren? Heeft u het wellicht ergens genoteerd?’

In Dagmars stem ging de ontkenning gepaard met spijt.

‘Nee, ik voelde me al zo schuldig vanwege dat gesnuffel in haar telefoon.’ Hier en nu kon ze zich wel voor haar kop slaan dat ze het nummer nergens had opgeschreven. De beruchte spijt achteraf, dacht ze.

‘Begrijpelijk,’ zei inspecteur Julio Rodriquez. ‘Op zo’n ogenblik spelen er andere dingen door je hoofd. Ik kan me goed voorstellen dat je dan niet aan het noteren van een telefoonnummer denkt.’

‘Precies,’ beaamde Orlando. ‘Het laatste wat er bij mij in die situatie was opgekomen.’

Dagmar waardeerde de steunbetuigingen. Het schuldgevoel van een gemiste kans knaagde nu iets minder aan haar gemoed.

‘Wilt u verder nog iets kwijt?’ vroeg Rodriquez toen zij geen aanstalten maakte om een hoofdstuk aan dit verhaal toe te voegen.

Opeens was er weer die aarzeling. Ze stond op het punt om te vertellen over datgene wat zich op de parkeerplaats had afgespeeld. De korte vertwijfeling was echter lang genoeg om dat gedeelte van die bewuste avond als een versnelde film af te laten spelen. Ineens volgde een spervuur aan vragen. Wat heb je precies gezien? bleek de meest steekhoudende. Wat had zij daadwerkelijk gezien en wat viel onder speculatie? Omdat zij het antwoord hierop schuldig moest blijven, besloot ze haar bevindingen van die avond voor zich te houden. Hiermee sloot ze meteen de mogelijkheid uit dat een verhaal over een reisleidster die in haar auto letterlijk lippendienst verleende haar eerdere verklaringen ondermijnde.

‘Dit was het,’ zei Dagmar. ‘Al wil ik wel benadrukken dat ik lang heb geaarzeld om het aan de politie te vertellen. Het is nu niet bepaald overtuigend bewijs, hè? Ik bedoel… die enge vent en de berichtjes. Als die afschuwelijke steekpartij er niet was geweest, had je er toch om gelachen? Niet eens bij stilgestaan?’

Rodriquez stond op en gaf haar een hand.

‘Als er een misdrijf is gepleegd, ga je bepaalde dingen vanuit een andere context bekijken, juffrouw Vredeling. Het is goed mogelijk dat uw informatie ons op het goede spoor zet. Het kan ook zijn dat het tot niets leidt. Wij gaan er in elk geval mee aan de slag. Hartelijk dank voor uw tijd en moeite.’

Hij schudde Orlando eveneens de hand en ging hen voor. Bij de uitgang van het politiebureau stak hij zijn hand op en verdween in een van de gangen.

‘Dat viel uiteindelijk mee, toch?’ zei Orlando toen ze naar zijn auto liepen.

‘Ik vond het best wel spannend,’ antwoordde Dagmar en stapte in. ‘Gelukkig was het een sympathieke man.’

Orlando startte de motor en reed weg.

‘Ik neem aan dat er een last van je schouders is gevallen?’

Ze knikte kort. ‘Ik moest dit doen. Of het wat oplevert is een tweede.’ Ze zuchtte diep. ‘Jezus, moet je mij eens horen. Alsof ik het over een investering heb.’

Orlando legde zijn rechterhand op haar dij en maakte een sussend geluid.

‘Doe eens rustig, Dagmar. Maak jezelf nou geen verwijten, oké? Jij hebt gedaan wat je moest doen en daarmee is het klaar. Laten we hopen dat Julio iets aan jouw informatie heeft.’

Aan het einde van de brede Paseo Marítimo sloeg Orlando rechtsaf. Vijftig meter verder stuurde hij de Porsche een zijstraat in en parkeerde de auto voor een restaurant.

‘Tijd voor een lunch,’ zei hij met een jongensachtige grijns. ‘Van al dat denkwerk krijg je honger.’

Dagmar stapte uit en maskeerde haar verbazing met een voorzichtige glimlach. Ze was ervan uitgegaan dat hij haar rechtstreeks bij hotel Mirador af zou zetten. Tenslotte waren ze al anderhalf uur onderweg, een flink tijdsbestek voor een drukbezet man als Orlando.

‘Casa Alberto is een typische tapasbar,’ zei Orlando toen ze het etablissement betraden. ‘Laat je niet door het interieur afschrikken. Het eten is voortreffelijk.’

Ze namen plaats aan een afgeleefde houten tafel waarop twee kitscherige placemats lagen. De vorige gast had een klein gedeelte van zijn lunch erop achtergelaten. Dagmar moest zich inhouden om geen vies gezicht te trekken.

‘Komt goed,’ bromde Orlando geruststellend. Met een ontstemde blik keek hij naar zijn mobiele telefoon.

‘Ik heb ongeveer een miljoen oproepen gemist. Geef me een paar minuten om de belangrijkste te beantwoorden.’ Hij opende de menukaart voor haar en liep weg.

‘Zoek jij maar wat lekkers uit,’ hoorde Dagmar hem nog mompelen.