34

Mijn enige zorg is leven, overleven. Om dit te verwezenlijken moet ik mijn fysieke kracht hervinden. De mentale rust volgt vanzelf. De daarvoor resterende tijd komt nu als eindeloos op me over.

Waar moet ik mijn kracht uit putten? Dat er inmiddels vier doden zijn gevallen en ik nog leef? Word ik sterker in de wetenschap dat ik ben vernederd, belazerd en gebruikt? Om dit macabere rijtje te vervolmaken, is er zelfs een moordaanslag op me gepleegd. Kun je daar sterker van worden?

Het antwoord is nee. Aan mij de taak om het in een ja te veranderen. Wat er in Nederland is gebeurd kent geen enkele waarde meer. Dat ging helemaal nergens over vergeleken bij de situatie waarin ik nu ben beland. Je kunt hoogstens mijn geestelijke weerbaarheid aanhalen. Ondanks al het getreiter liet ik me niet kisten en vocht terug.

Hier op deze van God en de wereld verlaten richel heb ik mezelf echter vanuit een fysiek kansloze positie op weten te richten. Simpel gesteld was het hij of ik.

De middelen die ik tot mijn beschikking heb om te overleven, zijn beperkt. Mijn enige wapen is mijn lichaam. Mijn eigen ingedeukte, gekneusde en bebloede lijf. Gelukkig heb ik niets gebroken, wat een wonder mag heten na de smak die ik heb gemaakt.

De truc met die steen was eenmalig. Mijn lichaam kan zo’n krachtexplosie niet nogmaals opbrengen en nergens zijn stenen voorhanden. Stuit ik toevallig op zo’n loszittende steen, dan is het nog maar de vraag of hem los kan peuteren. De nagels van mijn rechterhand zijn afgebroken of tot aan het vlees ingescheurd. Als ik er alleen maar naar kijk, kan ik het wel uitschreeuwen van de pijn.

Toch moet ik actie ondernemen. Elke seconde die ik hier langer blijf zitten, brengt me dichter bij een zekere dood. Je kunt een roofdier maar één keer te slim af zijn, de tweede maal bijt hij je dwars doormidden.

In korte tijd was ze tweemaal bedrogen. Een derde keer zou er niet komen. Mocht ze deze helletocht wonder boven wonder overleven, dan zou ze haar vrouwelijke intuïtie vaker negeren. De voordelen die het luisteren hiernaar haar hadden gebracht, stonden in schril contrast met de ellende die ze over zichzelf had afgeroepen. Foute mannen, de een zag ze al van mijlenver aankomen, terwijl de ander ze nog niet doorhad als ze pal voor haar neus stonden. Helaas behoort zij tot die laatste groep.

Met haar ademhaling gaat het de goede kant op. Ze inhaleert constant door haar neus en blaast langzaam door haar mond uit. Ook haar hartslag heeft het normale ritme weer terug. Het zweet gutst niet meer langs haar gezicht. Het is tijd voor een poging, weet ze. Van uitstel komt in dit geval eeuwig afstel.

Haar beenspieren protesteren zo hevig, dat ze op haar tanden moet bijten om geen gil te slaken. Dat wordt kruipen, schiet het door haar heen. Centimeter voor centimeter naar de vrijheid. Als ze de klimpartij visualiseert, komt meteen de rest van haar spieren in opstand.

‘Niet aan denken,’ fluistert ze. ‘Gewoon doen.’

Ze richt haar blik op het punt waar Julio Rodriquez op de richel stapte, een meter of vijf bij haar vandaan. Vanaf dat punt moet ze aan de klim beginnen. Dit lijkt het meest logische scenario, aangezien Rodriquez vanuit die richting is afgedaald. Of ze recht omhoog gaat of moet zigzaggen, is nog de vraag. Ze heeft geen flauw idee hoe het landschap eruitziet dat ligt tussen deze richel en de bovenste rots.

Nadat ze anderhalve meter heeft afgelegd, dwingen de verlammende pijnen haar tot een pauze. Ze besluit twee minuten pauze te nemen en kijkt automatisch op het horloge om haar linkerpols. Het glas is gebarsten. Het woord ‘uurwerk’ is niet meer van toepassing op het hoopje schroot dat om haar arm hangt. Ook het bandje heeft onder haar val geleden; het kan elk moment knappen.

Nadat gevoelsmatig de twee minuten zijn verstreken, hervat Dagmar de tocht. Om haar pijngrens te verhogen, besluit ze om haar woede de komende minuten de vrije loop te laten. Het onderwerp van deze woede is voorhanden. Ze vloekt zachtjes als ze aan Orlando Pons moet denken. Terwijl ze tergend langzaam het punt nadert waar haar klim moet beginnen, wenst zij hem de meest vreselijke ziektes toe. De man die haar heeft bedrogen en die deel uitmaakt van een criminele organisatie die letterlijk over lijken gaat, blijft niets bespaard. Ze wenst hem een pijnlijke dood toe. Met een van pijn en woede vertrokken grimas overdenkt zij de opties. Verbranden, verdrinken, onthoofden en vierendelen komen voorbij. Dood door messteken is in haar optiek te humaan voor zo’n vuile schoft.

Bij het eerste steentje dat de helling af komt rollen, denkt ze nog dat een dier dit veroorzaakt, of de wind of een andere gril van de natuur. Bij het geluid van de tweede steen die over de richel klettert, stopt ze met kruipen. Na de snel daaropvolgende minilawine, staan de haartjes op haar armen recht overeind, wordt haar keel ineens zo droog als een woestijn en mist haar hart enkele slagen. Hij is er, weet ze. Het is over. Binnen nu en enkele minuten houdt ze Julio Rodriquez voor altijd gezelschap.

‘Dagmar?’

Een lichtbundel beschijnt nu de plek waar Julio Rodriquez op de richel stapte. Ze stopt met kruipen en houdt haar adem in. Op dit moment is elk geluid te veel.

‘Wat is in ’s hemelsnaam aan de hand, Dagmar? Waar ben je? Laat iets van je horen zodat ik je kan helpen.’

Terug, gaat het door haar heen. Ik moet terug. Verdergaan staat gelijk aan je eigen doodvonnis tekenen. Ze draait behoedzaam om haar as. Het knisperen van gruis onder haar knieën klinkt als het venijnige geratel van een mitrailleur.

‘Dagmar? Ben jij dat?’

De bezorgdheid in zijn stem doet haar wat, al is het van korte duur. Hij speelt een spel, weet ze zeker. De rol van de onwetende man die hoogst verbaasd is dat Rodriquez en zij zich niet op de afgesproken plek bevinden. Hij zal alles uit de kast halen om mijn vertrouwen te winnen. En als ik eenmaal kenbaar maak waar ik me bevind… Over het restant kan ze zich eenvoudig een voorstelling maken. Een herhaling van haar ontmoeting met Rodriquez; een ander persoon op nagenoeg dezelfde plaats met gelijke intenties.

Ze bevindt zich weer op de plek waarvandaan ze haar tocht naar de vrijheid aanving. Drie meter voor haar wijkt de richel naar rechts af. Het is een flauwe bocht. Vanaf haar positie is het onmogelijk om te zien hoe het parcours verder loopt. Of er überhaupt een vervolg is. Terwijl elke spier in haar lichaam schreeuwt om rust, zet ze aan. Dit is de enige optie. Ze sluit even haar ogen. Als de richel na de bocht ophoudt, is het afgelopen. Dan is het hopen op een wonder.

Ze legt de drie meter met een slakkengang af. Tijdens deze vreselijke tocht concentreert ze zich voornamelijk op geluid dat ze zelf maakt en de klanken die achter haar worden geproduceerd. Op wat geritsel na blijft het stil. Onheilspellend stil.

Op pure wilskracht bereikt ze het begin van de flauwe bocht. Om even op kracht te komen, leunt ze met haar bovenlichaam tegen de rotsen. Dan klinkt er een kreet. Ze kijkt verschrikt in de richting waar het geluid vandaan kwam. In de verte staat iemand op de richel. Nagenoeg op de plek waar Julio Rodriquez verscheen. In zijn linkerhand heeft hij een lantaarn. De bundel wijst in de afgrond.

‘Dus jij wilt het hard spelen, bitch? Nou, bereid je er dan maar op voor dat jij straks naast hem ligt.’

De verandering in zijn houding is totaal en onomkeerbaar. Een giftige saus overgiet de vastberadenheid in zijn stem, waardoor elk woord grimmig klinkt. Dan zwenkt zijn linkerarm. Ineens wordt de richel verlicht.

Terwijl ze met een uiterste krachtsinspanning langs de rotsen glijdt, realiseert Dagmar zich dat ze te laat heeft gereageerd. Spoedig zal de bundel haar vangen en niet meer loslaten. Toch zet ze door. De veilige zone ligt nauwelijks een meter van haar vandaan. Met de vastberadenheid van een gewond dier dat alles op alles zet om het warme nest te bereiken, kruipt ze over de richel.

De lichtbundel mist haar linkervoet op enkele centimeters. Het gedeelte van de bocht waarin ze zich bevindt valt net buiten het bereik van het kunstmatige licht van Orlando’s lamp. Ze ademt tweemaal diep in, waarbij het aanvoelt alsof haar ribben zowel gekneusd als gebroken zijn. Daarna blaast ze langzaam uit. Dat was close. De volgende keer heb je vast minder geluk. Vanaf nu leef je in geleende tijd, handel daar dus naar. Je kunt je geen verslapping meer veroorloven. Wees scherp, verdomme!

‘Je hebt je dus verstopt, trut. Geniet ervan zo lang het nog kan. Ik beloof je dat het niet lang meer zal duren!’

Even krijgt ze een sprankje hoop. Het volume van zijn stem neemt namelijk af, wat alleen maar kan betekenen dat hij de andere kant van de richel verkent.

Niet te vroeg juichen, houdt Dagmar zichzelf voor. Hij kan zijn handen wel voor zijn mond houden om het geluid te dempen of weet ik veel wat voor truc gebruiken om je te misleiden. Orlando is slim en genadeloos. Van hem kun je alles verwachten Trek daarom je eigen plan.

Er is maar één mogelijkheid. De richel volgen en maar hopen dat ergens onderweg een helling opduikt. Deze beklimmen, tussen de struiken naar de bewoonde wereld ontsnappen en daar alarm slaan. Iedereen die haar in deze toestand aantreft zou haar verhaal ogenblikkelijk geloven.

‘Jij denkt dat je alle antwoorden hebt.’ Zijn stemgeluid heeft in de afgelopen dertig seconden weer iets aan kracht ingeboet.

‘In werkelijkheid zit jouw hoofd vol met vragen.’

Een naargeestig lachje volgt.

‘Ik ga je helpen. Dan weet je tenminste waarvoor en waarom je moet sterven.’

Dagmar kruipt door. Hoewel de afstand tussen hen groeit, kan ze elk woord duidelijk verstaan. Op de rotsen, ver boven de zee is de akoestiek uitstekend.

‘Laat ik bij dat feestje beginnen. De eerste keer dat wij elkaar ontmoetten.’

Zijn spreektoon is smalend. Als die van een zelfingenomen leraar die voor de zoveelste keer iets aan de minst snuggere leerling van de klas moet uitleggen.

‘Nou, dat was dus geen toeval. Er bestond toen al wrevel tussen onze bedrijfsleider en die twee reistrutten. Ze hadden aangegeven eruit te willen stappen. Een actie die wij natuurlijk moesten voorkomen. Aangezien Emilio Lopez-Garcia een agressief baasje was dat er nogal rigoureuze methodes op nahield, wilde ik er dicht opzitten. Tijdens dat feestje konden we ons geen rel veroorloven. Toen Emilio mij zag, begreep hij dat het ditmaal bij intimiderende taal moest blijven. Op fluistertoon, zodat niemand anders het kon horen. Voor zijn doen hield hij zich aardig in, moet ik zeggen. Al was de dreigende beweging naar die reisleidster aan het einde van het gesprek bepaald niet professioneel. Maar ja, zo was Emilio nou eenmaal. Een druk, explosief en gevaarlijk mannetje dat niet met zich liet sollen. Helemaal niet door vrouwen. Komt ongetwijfeld door zijn latino achtergrond.’

Hij grinnikt gemaakt om zijn eigen woorden.

‘Ter plekke besloot ik te improviseren. Ik had al opgevangen dat Marianne een vriendin over had laten komen. Ineens leek het mij een goed idee om tussen ons een spontane vriendschap te laten ontstaan. Jij zat dicht bij het smeulende vuur dat elk moment opgestookt kon worden. Aangezien jullie vrouwen allemaal babbelziek zijn, leek dit de beste manier om rechtstreeks aan informatie te komen.’

Tot haar opluchting ziet Dagmar dat de richel gewoon doorloopt. Het maanlicht gunt haar een meter of vijf zicht. Ze kijkt schuin naar boven en ziet nergens iets wat als trap dienst kan doen. Het gaat hier zowel loodrecht naar boven als naar beneden. Met de moed der wanhoop kruipt ze verder.

‘Omdat die Ingrid moeilijk bleef doen, besloot Emilio haar een lesje te leren. Met het smoesje dat ze in alle rust met elkaar moesten praten, spraken ze af. Eenmaal in haar auto, vertelde hij over de parkeerplaats waar niemand hen zou storen. Toen ze daar stonden heeft hij haar duidelijk gemaakt wie hier de baas was.’

Dagmar sluit haar ogen. De film wordt versneld afgespeeld. Donker, parkeerplaats, gele Renault, vreemde lichtinval. Ze had het goed gezien. Ze opent haar ogen. Rond haar mondhoeken speelt een mysterieus lachje. In gedachten ziet ze hoe Emilio Lopez-Garcia door de duivel wordt verkracht. Oraal. De punten van een drietand kerven dunne sneetjes in zijn hals.

‘Je hoeft geen medelijden met haar te hebben, hoor. Emilio vertelde me dat die slet na afloop vroeg of hij het nogmaals wilde doen. Ze had ervan genoten.’

Zijn bulderende lach rolt over de rotsen. Ze bijt op haar lip om de tegenstrijdige gevoelens van intens verdriet en laaiende woede te temperen. Aan haar wimpers bungelen enkele opgekomen tranen.

‘Dat is trouwens nog niets vergeleken met die geile vriendin van je. Die liet zich op ons jacht door drie kerels tegelijk pakken. Het was zo’n spectaculair gezicht dat we het maar op film hebben gezet. Als je het leuk vindt, wil ik je die beelden gerust laten zien. Misschien leer je er nog wat van.’

De kreet van razernij uit zich in het achterste gedeelte van haar keel. Het geluid ervan dendert in haar oren. Een explosie van pijn en haat verdooft en activeert tegelijkertijd haar hersens. In stilte rouwt ze om haar vriendinnen maar smacht ze ook naar het bloed van Orlando Pons.

Met moeite houdt ze zich in. Ze prijst zich gelukkig dat de woedeaanval in stilte is verlopen. De provocaties van Orlando kennen maar één doel: haar zo op stang jagen dat ze uiteindelijk van ontzetting een geluid maakt waardoor hij haar direct kan traceren. Nergens op reageren, beveelt Dagmar zichzelf. Laat hem maar praten. Concentreer je op het enige wat telt: vluchten.

‘De dood van Ingrid en Marianne was trouwens niet gepland. Emilio werd door Ingrid gebeld met het verzoek naar haar appartement te komen. Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen had ze een besluit genomen en wilde dit toelichten. Hij was nog niet zo lang op haar kamer of het ging al mis. Marianne kwam binnen en schold hem de huid vol over het akkefietje op de parkeerplaats. Snel daarop werd hem duidelijk dat de meiden hadden besloten om er definitief mee te kappen. Als hij ze niet met rust liet, zouden ze naar de politie gaan en alles vertellen. Dat liep uit op een handgemeen, waarna Emilio over de rooie ging en ze allebei neerstak. Een soort bedrijfsongeval, dus.’

Dagmars rechterhand blijft even in de lucht hangen. Daarna plaatst ze haar handpalm zorgvuldig naast de scherpe randen van een gemene inkeping waaraan ze zich makkelijk open had kunnen halen. Het zijn niet zozeer Orlando’s woorden die haar bewegingen doen veranderen. Het volume van zijn stem baart haar zorgen. Dat is ineens krachtiger geworden. Hij moet omgedraaid zijn en komt nu haar kant op. Aangezien hij veel sneller is, moet haar tempo omhoog. Drastisch, zelfs. Ze bijt nogmaals op haar tanden en zet aan.

‘We hadden er niet op gerekend dat jij terug zou komen. Daarom moesten wij tijdens jouw tweede bezoek behoorlijk improviseren. Misschien is het geluk nog even aan je zijde en vertel ik daar straks over. Liever niet, want ik begin dit gezeik langzamerhand aardig zat te worden.’

Een serie vloeken onderbreekt zijn verhaal. Ze hoort een krachtig ‘kutsteen!’ en begrijpt wat er gebeurd moet zijn. Met een licht geagiteerd stemgeluid vervolgt hij zijn monoloog.

‘Zoals jij inmiddels wel begrijpt was mijn hele act op zogenaamde vriendschap gebaseerd. De aardige, vriendelijke directeur van het Bureau voor Toerisme die aan bindingsangst leed. In dat plaatje paste een tour door Palma en een kus in een romantische omgeving perfect. Hiermee wilde ik de beeldvorming van mijn persoon versterken. Een prettige persoon met wie je een leuke dag hebt beleefd, that’s it . Daarom stond ik ook niet op het vliegveld om je uit te zwaaien. Ieder zijn eigen leven. Eenmalig contact. Seks kon averechts werken, daarom heb ik je niet geneukt. Achteraf gezien heb ik daar wel spijt van. Ach, als je alles van tevoren weet is er ook geen lol meer aan, nietwaar? Overigens ben ik wel degelijk directeur van dat clubje. Het salaris dat ze me betalen is verre van toereikend voor mijn levensstijl. Vandaar dit bijbaantje.’

Er schuiven wolken voor de maan, waardoor Dagmars zicht tot minder dan twee meter wordt beperkt. Ook God heeft het slecht met me voor, denkt ze. Die vaststelling moet ze even later echter herroepen. Een halve meter voor haar ziet ze een gapende kloof waarvan de diepte zich enkel laat raden. Dat zal haar leven redden.

Aangezien Orlando haar daarnet nog op de hielen zat, heeft ze een handvol seconden geleden besloten sneller te kruipen. Dit bleek echter nog te langzaam te gaan, waardoor er slechts één optie over is gebleven: ze heeft zich moeten oprichten en is lopend moeten vluchten. Door die pijngrens heen, anders zou het binnen afzienbare tijd afgelopen zijn. Orlando nadert snel, het zal nu niet lang meer duren voordat hij haar heeft ingehaald.

Ze verlegt haar blik en realiseert zich dat het eigenlijk niets meer uitmaakt. De kloof is ongeveer anderhalve meter breed en onderbreekt de richel. Het einde van de rit heeft zich van het ene op het andere moment aangekondigd. Onder normale omstandigheden zou ze de sprong wel wagen. In haar huidige toestand staat zo’n poging gelijk aan zelfmoord.

Dagmar draait haar bovenlichaam een kwartslag naar rechts. Recht omhoog is de enige weg die haar nog rest. Een onmogelijke opgave. Terwijl haar vingertoppen de rotswand aftasten, schuift het wolkenpak langs de maan waardoor ze meer kan zien. Links vanuit haar ooghoek ziet ze de contouren van een reliëf, waardoor haar hoop weer groeit.

‘Toen jij op het eiland terugkeerde en zo nodig met de politie moest spreken, dwong je ons tot maatregelen. We kozen ervoor om je schrik aan te jagen. Het was onze bedoeling om je zó bang te maken dat je alleen nog maar weg wilde van Mallorca om er nooit meer terug te komen. Daarom hebben we die achtervolging in scène gezet. Een van onze medewerkers leende met een smoesje de auto van Emilio, en toen konden we flink gas geven.’

Nu er een kans bestaat om aan deze hel te ontsnappen, wordt ze bevangen door een kalmte die bijna onnatuurlijk aanvoelt. Opeens kan ze zich op verschillende dingen tegelijk concentreren. In haar brein bevindt zich een centrale die alle informatie absorbeert en reguleert. Terwijl ze letterlijk hoort wat Orlando zegt, schat ze de afstand tussen hen beiden in. Die is weer geslonken, weet ze zeker. Haar hersens werken snel. Een gewaagd plan komt in haar op. Het slagingspercentage is klein, maar groot genoeg voor een poging.

Ze werpt nogmaals een blik op de directe omgeving. Recht boven het peilloze gat loopt de rotswand minder schuin omhoog dan tot nu toe het geval was. Met een beetje fantasie zou je denken dat in een ver verleden een reusachtig monster er met zijn poot tegenaan had geleund, waardoor de wand nu enigszins is ingedeukt. Omdat er voldoende scherpe stenen uitsteken, lijkt houvast het minste probleem. Het probleem van deze operatie is het begin van de klim, ziet ze. Om bij het eerste natuurlijke handvat te komen, moet ze een sprong van een halve meter maken. Zonder vangnet, want dit punt ligt recht boven het ravijn.

De pijn negerend, tast ze met haar vingertoppen de rotswand af. Als ze het tweede gedeelte van haar plan uit wil voeren, heeft ze twee stenen nodig. Nadat vier pogingen op onverzoenlijkheid zijn gestuit, voelt ze hoe een stukje rots meegeeft. Met de verbetenheid van een vrouw die voor haar allerlaatste kans strijdt, ramt ze haar vingers in de wand.

‘Helaas reageerde jij verkeerd. In plaats van bibberend naar huis te gaan, moest ik meteen Julio Rodriquez bellen. Hiermee dwong jij ons tot een nieuw plan. Dit hield kort gezegd de dood van Emilio Lopez-Garcia in. Om onze belangen niet in gevaar te brengen, moesten wij hem wel offeren. Julio sprak met hem af en schoot hem neer. Tegenover zijn collega’s verklaarde hij dat er sprake van zelfverdediging was. Om jou definitief te lozen, voerden we dat nachtelijke toneelstukje in het politiebureau op. Moordenaar gedood, zaak gesloten, iedereen tevreden.’

Hij slaakt een theatrale zucht.

‘Maar niet voor mevrouw Eigenwijs. Die moest zo nodig de detective spelen. Nou, de gevolgen ken je inmiddels. Bereid je maar voor op een pijnlijke dood, kreng.’

Er liggen twee bebloede stenen in haar hand. Ongelijke stukken, die groot en zwaar genoeg zijn om een cruciale rol in haar plan te spelen. Haar blik schiet nerveus van de rand van het gat naar het uitsteeksel in de rotswand dat haar leven moet redden. Ze haalt diep adem, trekt haar jurk uit en zet met beide handen kracht.

Orlando blijft stokstijf staan. Het scheurende geluid komt van dichtbij. Zijn instinct meldt hem om voorzichtig aan te doen. Deze vrouw is de verpersoonlijking van een kat met negen levens, prent hij zichzelf in. Waarschijnlijk heeft ze in haar haast haar jurk aan de rotswand opengehaald. Het meest logische scenario, maar niet meer dan een veronderstelling. Hij mag haar niet onderschatten. Die fout heeft Julio wel gemaakt.

Stap voor stap loopt hij verder. De lichtbundel laat hij beurtelings de richel en de rotswand aftasten. Het is zenuwslopend. Dan stuiten de uitlopers van de lichtbundel op een gekleurde oneffenheid in de rots. Terwijl het kunstlicht zijn prooi gevangen houdt, loopt hij in hetzelfde, trage tempo verder. Op het moment dat het licht het geheim definitief prijsgeeft, begint hij breeduit te grijnzen.

‘Dat gaat je niet lukken.’

Met de blik van een roofdier dat op het punt staat zijn prooi te verslinden, kijkt hij naar Dagmar die aan de rotswand hangt. Op haar slipje en beha na is ze naakt. De jurk die recht onder haar op de richel ligt, vertelt een groot gedeelte van het verhaal.

‘Tja, dat komt ervan als je zo onvoorzichtig doet,’ gniffelt Orlando. Hij bevindt zich nu schuin onder haar en laat met een snelle beweging de lichtbundel over de rotswand gaan. Het ideale punt om de korte klim te beginnen lijkt recht onder Dagmar te liggen. Precies op de plek waar haar gescheurde jurk ligt.

‘Dat vodje is een leuke versiering op je lijkkist.’ Hij richt zijn lamp weer op Dagmar en loopt verder. ‘Eerst mijn voeten ermee afvegen.’

Ondanks zijn nonchalante manier van doen, neemt Orlando geen enkel risico. Hij houdt Dagmar strak in de lichtbundel gevangen en verliest haar geen seconde uit het oog. Dat zij hier zo weerloos hangt, is het gevolg van een lange weg waarin ze flink om zich heen heeft gemept. Vraag dat maar aan Julio Rodriquez, denkt hij. Die kan je vanaf wolk achttien precies vertellen welke sprongen een kat in het nauw maakt.

Haar linkerhand omklemt een stuk rots, terwijl haar rechterhand in een spleet naar steun zoekt. Haar spieren schreeuwen om genade. Ze ligt met haar buik tegen de rotswand en functioneert op reservekracht. Ze kijkt schuin omhoog. Zogenaamd verblind door het licht dat recht in haar ogen kijkt. In werkelijkheid is haar blik op de maan gericht. In stilte bidt ze om wind. Een stroom in de atmosfeer die het wolkenpak voor de maan schuift, waardoor het zicht drastisch verminderd zal worden.

‘Wij runnen een miljoenenbusiness. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat jij door bleef drammen? Loyaliteit aan je vriendin, of zo?’ Hij lacht smadelijk.

‘Wilde het maar niet tot jouw botte hersens doordringen dat wij alles vermalen wat ons dwarsligt?’ Hij schudt moedeloos met zijn hoofd.

‘Stom wijf.’

Dagmar ziet hoe een onzichtbare maalstroom haar laatste wens verwezenlijkt. Een wolkendek omfloerst de maan. Omdat Orlando met al zijn ervaring elke nuance in haar lichaamstaal op zal merken, dwingt Dagmar zichzelf om niet naar beneden te kijken.

Hij heeft bijna het punt bereikt waarvandaan zij de sprong waagde. Om het zekere voor het onzekere te nemen, schat hij de situatie nogmaals in. Dagmar bevindt zich ongeveer vier meter schuin boven hem. Ze is naar boven geklommen en lijkt aan het einde van haar Latijn. Hij bekijkt de rotswand recht tegenover hem en concludeert meteen dat hier te weinig houvast is. Zijn blik schiet naar links. De lichtbundel zwenkt over de wand en legt een aantal veelbelovende uitsteeksels bloot. De plek waar Dagmars jurk ligt is inderdaad het ideale punt om aan de klim te beginnen, weet hij nu zeker. Het enige gevaar schuilt in een actie van haar kant. Als zij zich laat vallen is er een kans dat ze samen over de richel rollen. Hij overdenkt de mogelijkheid, verwerpt deze, maar neemt zichzelf voor om zeer scherp te blijven. Met wanhopige mensen weet je het tenslotte nooit. Die kunnen in hun angst de meest rücksichtslose dingen bedenken. Snel zet hij zijn slachtoffer weer in het kunstlicht en vervolgt zijn weg.

Op het moment dat hij het gat bereikt dat gedeeltelijk met de jurk is gecamoufleerd, glijdt het wolkenpak langs de maan. Vanuit zijn linkerooghoek doemt het plotselinge gevaar op. Vliegensvlug trekt hij zijn linkerbeen omhoog en verplaatst zijn gewicht naar rechts, waarna zijn bovenlichaam de rotswand raakt. Hij weet zich een handvol seconden in balans te houden en strekt daarna zijn rechterbeen. Hij maakt een sprong van anderhalve meter naar rechts en bereikt veilig terrein.

De adrenaline pompt nog door zijn aderen als zijn lichtbundel over de jurk glijdt. In zijn woorden klinken spot en ongeloof. ‘Je hebt je jurk gescheurd en met stenen verzwaard over het gat gelegd in de hoop dat ik erop zou gaan staan?! Een aardige valstrik, moet ik bekennen. Helemaal als je de omstandigheden in ogenschouw neemt.’

Hij richt zich nu rechtstreeks tot Dagmar. ‘Kijk jezelf eens hangen, kreng. Opgejaagd, aan het eind van je krachten en tot overmaat van ramp draag je alleen een slipje. Iemand met een beetje gevoel in z’n donder zou dit zomaar “mensonterend” noemen. Wat overigens niet voor mij geldt, hoor. Een jaaromzet van acht miljoen euro staat dat soort menselijke trekjes niet toe. Acht miljoen euro. Je hoort het goed, teef. En volgend jaar willen we vijfentwintig procent plussen. Dan voeren onze Zuid-Amerikaanse vrienden de aanvoer van coke op en openen wij ons eerste xtc-laboratorium op Mallorca. Dat scheelt weer transportkosten.’

Dagmar ziet hoe Orlando de afstand naar de ideale rotspunt inschat. Hij stopt de lamp in de zak van zijn jack en springt. Voor een fitte man van zijn leeftijd is het een sprongetje van niets. Zijn linkerhand omklemt het uitsteeksel, waarna hij zich soepel optrekt.

Als ik hier blijf hangen, is hij in hooguit een halve minuut bij me, realiseert ze zich. Ik moet door. De pijn is tijdelijk, eenmaal op het rotsplateau zakt die absoluut weg. Zet aan! Bundel al je krachten en klim!

Een bron waarvan ze voorheen het bestaan niet kende, voorziet haar van nieuwe energie. Haar linkerhand vindt een richel, waaraan ze zich langzaam optrekt. Haar rechterhand gaat omhoog. Haar vingertoppen glijden over een brede steen. Ideaal om aan vast te houden. Maar schijn bedriegt, merkt ze bij de eerste aanraking. Als ze haar hand op de steen legt, begint deze gevaarlijk te kantelen. Terwijl het haar duizelt, duwt ze met een bovenmenselijke krachtsinspanning haar hand tien centimeter omhoog. De inkeping waarin haar vingertoppen nu haken, is solide en biedt wel voldoende houvast. Voordat ze haar ogen sluit om heel even op kracht te komen, ziet ze hoe de maan wederom door een wolkenpak wordt afgeschermd.

Dagmar kijkt onder haar rechteroksel naar beneden en ziet dat Orlando haar tot op twee meter is genaderd. Met de moed der wanhoop klimt ze verder.

‘Die xtc halen we overigens uit Nederland,’ gromt hij tussen zijn opeengeklemde kaken.

‘Ironisch dat jij vanwege een product uit je eigen land moet sterven, nietwaar?’ Een gemeen lachje blijft uit. Ook voor Orlando is de klim een regelrechte aanslag op zijn lichaam.

Dagmars rechtervoet zweeft nu boven de brede steen waar zij zich daarnet bijna op verkeek. Als ze haar gewicht nu naar rechts verplaatst, stort de steen in de diepte, weet ze. Hangend aan haar vingertoppen en steunend op haar linkerbeen, kijkt ze onder haar rechteroksel naar beneden. Orlando zit recht onder haar. Vanuit zijn positie is de brede steen de meest voor de hand liggende, volgende houvast in zijn klim. Ze laat haar rechtervoet langzaam zakken. Enkel haar tenen raken de steen licht. Niet bewegen, geen druk op de steen, schreeuwt ze zichzelf in paniek toe. Het is nu alles of niets.

Orlando is bijna een meter bij haar vandaan. Zijn rechterhand graait naar haar rechtervoet.

‘Dat was het dan, trut.’

Op het moment dat zijn vingertoppen langs haar enkel schampen, trekt Dagmar haar rechterbeen op. Zijn hand komt hard op de steen neer, waarna deze ogenblikkelijk kantelt. Hij verliest zijn evenwicht en stort samen met het losgekomen stuk rots naar beneden. Een kreet van ongeloof wordt abrupt afgebroken als zijn lichaam op de klippen te pletter slaat.

Alsof het afgesproken werk is, glijden de wolken aan de maan voorbij. Ze dwingt zichzelf omhoog te kijken en haar verstand op nul te zetten. Het is nog vijf meter klimmen om een rotsplateau te bereiken. Daarvandaan is het gemakkelijker. Oplopende paden en struikgewas. Haar rechterhand komt omhoog en vindt meteen houvast. Ze trekt zich langzaam omhoog. Om de pijn tegenspel te bieden, denkt ze aan haar truc die wonderwel heeft gewerkt. Hoewel het gevoel van duizenden naalden die haar lichaam martelen overheerst, realiseert ze zich dat ze hiermee is gered. Dat Orlando in het simpele kunstje is getrapt, geldt op dit moment als haar grootste overwinning ooit.

De lijdensweg naar boven duurt een kwartier. Ze bijt op haar tanden en vloekt als een havenwerker. Haar borstkas gaat wild op en neer. Elke spier staat in brand. Nieuwe wondjes zorgen voor sijpelend bloed dat het houvast bemoeilijkt.

Als haar lichaam over de rand van het plateau rolt, slaakt Dagmar de langste zucht van haar leven. Om van de inspanning bij te komen, blijft ze roerloos liggen. Ze kijkt naar de maan, de zee en het neonlicht dat onophoudelijk knippert.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting pro (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).