8

Dagmar parkeerde haar auto in een zijstraat van de Atoomweg. Toen ze uitstapte rook ze direct de benzinedampen en hoorde ze het blikken gezoem. Het industrieterrein Lage Weide lag pal aan de a2. Geruis op de achtergrond en de onfrisse uitstoot van het verkeer wezen de bezoekers daar voortdurend op. Voor de mensen die hier hun brood verdienden was het dagelijkse kost. Na een werkweek in dit verontreinigde hart van Nederland wisten ze niet beter. Je kon het enigszins vergelijken met mensen die onder aanvliegroutes van Schiphol woonden. Bij dichte mist stoorden zij zich aan de natuurlijke stilte die er in het gebied hing.

Het adres dat ze had opgekregen was een pand waarin meerdere bedrijven kantoor hielden. Naast elk naambordje bevond zich een bel. Zij drukte op het knopje rechtsonder, naast het witte plaatje waarop in zwarte letters onderzoeksbureau timmer stond vermeld. Gezoem. Ze drukte op de deur die als vanzelf openging.

Het bureau waar zij werd verwacht bevond zich op de eerste verdieping. Een moderne wenteltrap vormde de verbinding met de begane grond. De hal was klein en brandschoon. Terwijl ze haar rechtervoet op de eerste traptrede zette, zette de twijfel aan voor een slotoffensief. Haar linkervoet bleef op de tweede tree staan, haar rechter sloot aan. Ze stond stil, probeerde rustig te ademen en overwoog voor de laatste maal de beslissingen die ze binnen enkele uren had genomen.

De ontmoeting met Marianne had haar een mentale oppepper bezorgd. Mariannes natuurlijke mengeling van nonchalance en optimisme was de perfecte tegenhanger van haar eigen mentale gesteldheid. In de ban van de hoop die haar donkere psyche op deed lichten, boekte ze via internet een retourtje Mallorca. Haar vlucht stond voor overmorgen gepland. Tien over elf vertrek, aankomst twee uur ’s middags. Marianne had haar nadrukkelijk verboden een accommodatie te boeken. Met haar connecties zou zij ter plekke een prima slaapplaats regelen.

Haar terugkerende opgewektheid versterkte ook haar zelfverzekerdheid. Naast de korte break wilde ze ook een constructieve actie ondernemen waarvan ze op de lange termijn de vruchten kon plukken. Nadat ze het ticket had geboekt, begon ze in het telefoonboek te bladeren. Ze had hulp nodig.

Hoewel het tegen achten liep, werd er meteen opgenomen. Een mobiel nummer dat vierentwintig uur per dag bereikbaar was, zo meldde de kleine advertentie. Met een stem die gevoelsmatig nauwelijks de hare was, maakte ze een afspraak. De donkere bariton aan de andere kant van de lijn hield het kort en zakelijk. Op zijn kantoor zouden zij op de details ingaan. Goedenavond en tot morgen, mevrouw.

Naargelang de avond vorderde, temperde de euforie. Tijdens het doelloos staren naar de televisie, dacht ze terug aan haar ontmoeting met Marianne. Gespreksflarden werden na verloop van tijd hele conversatiedelen. Hoewel het goede gevoel hierover overheerste, keerde een bepaalde passage steeds weer terug.

Na haar aanvankelijk verbaasde reactie over het voorstel van Marianne om op Mallorca uit te blazen, werd ze meer en meer enthousiast over het idee. Bij haar vriendin leek dit echter precies het tegenovergestelde. Alsof zij in de waan van het moment voor haar beurt had gesproken.

Uiteindelijk had ze de knoop doorgehakt en Marianne gebeld. Het laatste wat ze wilde was in de rol van ongenode gast kruipen. Gelukkig verklaarde Marianne haar direct voor gek. Haar vriendin bezwoer dat zij zich er enorm op verheugde om haar het eiland te laten zien. De schaduw die tijdens het gesprek even over haar gezicht was getrokken had met haar oma te maken. Daar ging het slecht mee, wat de hoofdreden voor haar spoedbezoek naar Nederland was geweest. Nadat ze hadden afgesproken dat Marianne haar op het vliegveld van Mallorca op zou komen halen, verbrak ze opgelucht de verbinding. Het stemmetje vanuit de verte dat haar meldde dat Marianne in de lunchroom niets over haar oma had gezegd, negeerde ze. Tenslotte kon je op alle slakken wel zout leggen.

Ze werd ten onrechte beschuldigd door haar werkgever, maar kon in haar eentje het gevecht nooit winnen. Daarvoor ontbrak het haar aan expertise en kracht. Waar moest ze beginnen? Ruben schaduwen? Met Iris van der Heide en Johan gaan praten? Tja, die zagen haar al aankomen… Hoogstwaarschijnlijk zaten die ook in het complot. En wat te denken van haar ‘vrienden’ in De Derde Oktober?

Ze had dus hulp van buitenaf nodig. De politie leek de meest geschikte partij. Zette je alles echter op een rijtje, dan werd het steeds onwaarschijnlijker dat die haar echt van dienst kon zijn. Door de verharding van de maatschappij kwam de politie meer en meer tot over de oren in het werk te zitten. En niet met de minste zaken. Drugs, afrekeningen in het criminele circuit en roofovervallen waren dingen die als eerste bij haar opkwamen. Daar stak haar zaak dus schril tegen af. Ze zouden haar klachten op schrift zetten, troostende woorden spreken en beloven er zo spoedig mogelijk werk van te maken. Binnen een halfuur zou ze weer buiten staan, terwijl haar dossier een nummer kreeg en ergens in het archief verdween.

Haar zaak had geen prioriteit vergeleken met de ellende waarmee de politie dagelijks werd geconfronteerd. Objectief gezien kon je voor die stelling zelfs begrip opbrengen. In haar geval was er echter geen sprake van objectiviteit. Voor Dagmar waren op dit moment de maatschappelijke problemen ondergeschikt aan die van haarzelf.

Met deze instelling kon ze enkel in de particuliere sector terecht. Het inhuren van een privédetective kwam als eerste en enige in haar op. Ze had op tv documentaires gezien over mensen die dit werk deden. Doodnormale mensen die op onregelmatige tijden hun beroep uitoefenden. Bewijs verzamelen voor echtscheidingen, bedrijfsfraude en het opsporen van vermisten. In tegenstelling tot sommige tv-series, droegen deze speurders geen pistool en raakten ze niet of nauwelijks bij gewelddadigheden betrokken.

Thuis had het allemaal zo logisch geleken. Nu stond ze te trillen op haar benen. Op het punt om een privédetective in de arm te nemen. Dat klonk zo onwerkelijk, zo… Amerikaans. Jezus, als iemand haar dit een maand geleden had gezegd, zou ze de desbetreffende persoon naar een psychiater hebben verwezen.

Ze sloot haar ogen en haalde diep adem.

Nu kun je nog terug.

Draai je om, ga naar huis en rust uit op Mallorca.

Een privédetective, doe eens normaal!

Ze opende haar ogen, slaakte een zucht en liep de trap op. Nadat ze de deur had geopend, keek ze recht in het vriendelijke gezicht van een gezette vrouw met bruin haar die achter een kleine balie zat.

‘Goedemorgen.’

‘Goedemorgen, mijn naam is Dagmar Vredeling. Ik heb een afspraak met de heer Timmer.’

De vrouw maakte een gebaar in de richting van de tweede deur in een rijtje van vijf.

‘Loopt u maar door. Meneer Timmer verwacht u.’

Ze bedankte de vrouw met een knikje, liep naar de deur en opende deze.

‘Goedemorgen. Mevrouw Vredeling?’

‘Inderdaad. Ik heb u gisterenavond gebeld.’

Een zwaargebouwde man stond op vanuit zijn stoel en gebaarde haar om tegenover zijn bureau plaats te nemen.

‘Kan ik u iets te drinken aanbieden?’

‘Nee, dank u.’

Joop Timmer legde beide handen op het bureaublad en keek haar met een ernstige blik aan.

‘Waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw Vredeling?’

Ondanks zijn indrukwekkende postuur en indringende blik voelde Dagmar zich meteen op haar gemak. Joop Timmer had de uitstraling van een favoriete oom. Een rechtvaardig iemand die je graag op je hand wilde hebben. Een man met een groot verantwoordelijkheidsgevoel die geen enkele confrontatie uit de weg ging.

De opgebouwde spanning gleed uit haar lijf. Zonder dat Timmer hier specifiek om vroeg, begon ze te praten. De woorden kwamen als vanzelf. Een kwartier lang was ze onafgebroken aan het woord. De forse man luisterde, maakte aantekeningen en onderbrak haar geen enkele maal. Toen ze eenmaal was uitgesproken, knikte hij begrijpend en stelde zijn eerste vraag.

‘Zijn er in uw vrienden- en werkkring nog mensen die u wél denkt te kunnen vertrouwen?’