18

Dagmar parkeerde haar auto achter een blauwe Opel. Dat haar rechterwiel minstens een meter van de stoep stond, was haar om het even. Het huis van haar ouders bevond zich twee straten verderop. Dit was slechts een tijdelijke plek waar ze in alle rust de zaken op een rijtje wilde zetten. Voor zover dat mogelijk was. Sommige dingen lieten zich namelijk niet rangschikken.

Ze draaide het contactsleuteltje naar links. Aansluitend drukte haar rechterwijsvinger op een tiptoets waarna de achtergrondmuziek stopte. In de plotselinge stilte kon ze zichzelf horen denken. Ze wilde zich nu diep concentreren. Als ze de auto eenmaal parkeerde in de straat waar haar ouders woonden, was er geen weg meer terug. Dan moest haar verhaal kloppen met haar houding. Hiaten in haar optreden zouden haar vader en moeder er feilloos uitfilteren; daar waren ze ouders voor.

Ze sloot haar ogen en lette vooral op haar ademhaling. Rustig, niet te snel, beval ze zichzelf. Als je ademhaling normaal is, ben je al een eind op weg. Naast de oogopslag is de ademhaling een reflectie van je ware gevoelens. Hou dit steeds in je achterhoofd!

Het gejaagde gevoel dat sinds het telefoontje van Sanne door haar lichaam raasde, begon langzaam aan snelheid af te nemen. Door de rustige omgeving en haar gedwongen ontspanning, kreeg kalmte de kans om de scherpe kantjes van haar zenuwen af te vlakken. Ze ademde rustig door haar neus in en liet de lucht traag uit haar mond ontsnappen.

Na het telefoontje van Sanne was ze anderhalve minuut van de wereld geweest, vertelde Joop Timmer haar. De oorzaak hiervan was een combinatie van plotselinge opwinding en sluimerende stress, vervolgde hij op rustige toon. Aansluitend liet hij weten dat deze diagnose werd gesteld door een ex-politieman met enkel een ehbo-diploma op zak. Wellicht was het een goed idee om even langs haar huisarts te gaan. Secretaresse Mieke was inmiddels ook in zijn kamer en gaf haar water te drinken. Na enkele slokken loste het waas voor haar ogen helemaal op en voelde ze zich een stuk beter.

Toen ze Joop Timmer meldde weer helemaal de oude te zijn, glimlachte hij meewarig en stelde vragen die betrekking hadden op haar gesprek met Sanne. Een paar minuten later wist de privédetective blijkbaar genoeg, aangezien hij haar vroeg om in de wachtruimte plaats te nemen.

In tegenstelling tot haar eerdere bewering was ze nog duizelig. Niet zozeer lichamelijk, maar meer geestelijk. Omdat de vreselijke consequenties van het telefoongesprek elke seconde dieper tot haar doordrongen, werd het licht in haar hoofd zonder dat ze hierbij het gevoel kreeg weer flauw te vallen. Het was een intens proces dat zich uitsluitend in haar geest voltrok.

Terwijl ze wanhopig probeerde antwoorden te bedenken op de talloze vragen, ging een kwartier later de deur van Timmers kantoor open en vroeg hij haar om weer binnen te komen. Nadat zij tegenover hem plaatsnam, beantwoordde zijn koele ‘Het spijt me, Dagmar,’ haar allerbelangrijkste vraag. Marianne was dood.

Terwijl ze tegen haar tranen vocht, vertelde Timmer dat er de avond ervoor inderdaad een steekpartij op Mallorca had plaatsgevonden waarbij een dode en een zwaargewonde waren te betreuren. Het ging om twee vrouwen wier identiteit inmiddels bij de politie bekend was. Marianne ten Broeke en Ingrid Wagenaar. Die laatste lag in het ziekenhuis op de intensive care. Haar toestand was kritiek, aangezien er vitale organen waren beschadigd.

Hoe Timmer zo snel aan deze informatie was gekomen, kon ze vrij gemakkelijk raden. De oud-politieman had logischerwijze een agenda vol contacten. Daaronder vielen ongetwijfeld ex-collega’s die lijntjes naar Europol hadden. Wellicht bij de Spaanse politie; er werd tegenwoordig op internationaal niveau veelvuldig samengewerkt. Een telefoontje, e-mail of fax waarin om bevestiging van een misdrijf werd gevraagd, was dan in een handomdraai gedaan.

Ze opende haar ogen. Het was stil op straat. Een moeder achter een kinderwagen, een loslopende hond die aan een boom snuffelde. In de verte klonk de sirene van een ambulance. Of was het een politiewagen? Ze kon die twee geluiden moeilijk van elkaar onderscheiden. Een bejaard echtpaar liep hand in hand op het trottoir. Langzaam maar zeker kwamen zij haar kant op. Samen oud worden, dacht ze. Zo mooi. Waar kan ik tekenen? Hierna schudde ze ontkennend haar hoofd. Samen oud worden deed je met z’n tweetjes. In haar geval stond dat gelijk aan een kansloze missie…

Joop Timmer had haar geen adviezen gegeven. Nu ze er in alle rust over nadacht, was dat toch wel opmerkelijk. Hij had direct gehandeld, de waarheid in een kwartier tijd achterhaald en haar deze onomwonden verteld. Het daaropvolgende halfuur had zij gesproken over haar relatie met Marianne en vervulde Timmer de rol van luisterend oor. In het sporadische geval dat hij iets vroeg, ging het steevast over haar vriendschap met Marianne. Hij ondernam geen poging om haar verdriet vanwege Mariannes dood af te zwakken, gaf geen adviezen over wat ze moest gaan doen en liet de zaak onbesproken waarvoor zij in eerste instantie naar zijn kantoor was gekomen. Wel drukte hij haar bij hun afscheid een grote enveloppe in haar handen. ‘Dit is de samenvatting van het onderzoek. Ik begrijp dat jouw hoofd er nu niet naar staat om het te lezen. Toch moet je voor vrijdag de inhoud kennen.’

Bijna twee uur later hoorde ze in gedachten zijn basstem nogmaals deze zinnen brommen. Toen ze naar de deur van zijn kantoor wilde lopen, wees hij op hun afspraak. Vrijdagmorgen om negen uur zouden ze samen naar Schiphol rijden. Tijdens de rit was er nog voldoende tijd om eventuele ontwikkelingen door te nemen.

Niet de woorden zelf, maar de wijze waarop hij deze uitsprak maakte veel indruk. De boodschap was duidelijk: wat je de komende vier dagen doet is niet mijn zaak. Zorg dat je hier vrijdagmorgen om negen uur bent. Sterkte.

Ze bedankte Mieke voor de goede zorgen en stapte in haar auto. Nu stond ze bewust achter de beslissing die ze impulsief genomen had. Ondanks de tijdsdruk, de stress en haar toestand die op z’n best als krakkemikkig omschreven kon worden, ging ze naar Mallorca. En wel zo spoedig mogelijk. Met een verbeten trek op haar gezicht reed ze richting het centrum van Utrecht.

‘Oké, Dagmar,’ fluisterde ze. ‘Dit is de situatie.’

Ze legde haar rechterhand op haar handtas die op de passagiersstoel lag.

‘Je hebt een open ticket voor Mallorca gekocht. Morgenochtend om halfelf vertrek je. De terugreis bepaal je zelf. Als er een vrije stoel is, kun je mee. Dat je naar Mallorca vliegt is zeker. Dit móét je doen. Voor Marianne, voor jezelf. De grote vraag is echter: hoe ga je het aan pa en ma vertellen? Of liever gezegd: wat ga je voor smoes bedenken waardoor je ouders er niet achter komen?’

De waarheid vertellen was geen optie. Ze moest een excuus bedenken, wat een beter klinkend eufemisme voor een keiharde leugen was. Een onplezierig vooruitzicht, want ze had een bloedhekel aan bewust liegen. Toch moest ze zich eroverheen zetten. Als ze de waarheid zou vertellen, was het leed niet te overzien.

Ondanks haar leeftijd van 27 jaar, kon ze zich goed voorstellen dat haar ouders een bepaald veto uit zouden spreken: tot hier en niet verder. Tenslotte bleef zij wel hun dochter en woonde ze op dit moment in hun huis. Nee, open kaart spelen was onmogelijk. Daarvoor zat ze er te diep in. Haar dreigende ontslag zouden haar ouders hoogstwaarschijnlijk niet zo zwaar opnemen. Over haar plotselinge vertrek naar Mallorca dachten ze ongetwijfeld anders. Ze zouden nooit toestaan dat hun dochter onder deze omstandigheden af zou reizen. Om dit te verhinderen gingen ze ver, wist ze. Desnoods trapten ze een scène op Schiphol, of lieten ze haar paspoort ‘verdwijnen’. Haar ouders waren fantastische mensen, maar als ze eenmaal iets in hun hoofd hadden…

Nadat ze bij het reisbureau had geboekt, was het wikken en wegen over de meest waarheidsgetrouwe leugen begonnen. Boven aan haar lijstje stond de onverwachte vlucht naar New York. Tokio mocht ook, de totale tijd die je bij deze bestemmingen van huis was scheelde onderling weinig. Drie, heel soms vier dagen.

Een directe collega was ineens ziek geworden. Direct na terugkeer uit Mallorca had zij zichzelf op de reservelijst laten plaatsen; mochten er zich calamiteiten voordoen dan was zij oproepbaar, omdat zij het laatste gedeelte van haar vakantie in Nederland doorbracht maakte het haar niet uit om in te vallen, blabla.

Ja, zo ging ze het doen. Op het moment dat ze haar auto parkeerde in de straat waar haar ouders woonden, moest ze zichzelf een masker aanmeten dat haar ware gevoel bedekte. Hopelijk zouden haar ouders na verloop van tijd begrip kunnen opbrengen voor haar handelwijze.

Ze wierp een blik op haar handtas waarin de enveloppe zat. Dubbelgevouwen, vanavond zou ze proberen de samenvatting te lezen. Hierna keek ze in de achteruitkijkspiegel. Haar gezichtsuitdrukking kon ermee door. De zorgvuldig aangebrachte make-up had de huilsporen uitgewist. Ze startte de motor, reed de straat van haar ouderlijk huis in en parkeerde achter een bestelbus.

Met een air dat het midden hield tussen zelfbewustheid en nonchalance, stapte Dagmar uit. Ze sloeg het portier dicht en drukte op de automatische vergrendeling die aan haar sleutelbos hing.

‘Dagmar.’

Na twee stappen bleef ze als versteend staan. Miljoenen speldenprikken staken haar gelijktijdig. Een band om haar bovenlichaam werd aangetrokken en perste gelijkmatig de lucht uit haar longen. De stem had op haar geest een eenzijdig effect; een scala aan nare herinneringen kwam bovendrijven. Ze draaide zich om en keek recht in het gezicht van Ruben de la Porte.

‘Lekker op stap geweest?’ In zijn woorden klonk geen spoortje van humor door. Hij mat zich een uitdagende pose aan door zijn armen over elkaar te leggen en zijn gewicht voor het overgrote deel op één been te laten rusten. Rond zijn mondhoeken speelde een cynisch lachje.

‘Ik zie niet in wat jou dat aangaat,’ antwoordde Dagmar opvallend kalm. Ze was over de eerste schrik heen en voelde enkel minachting voor haar ex-vriend. Van ontzag of angst was geen sprake.

‘Als jij die tripjes gebruikt om mensen tegen mij in het harnas te jagen gaat het me wel degelijk aan, trut.’ De vileine grijns was een verlengstuk van zijn woorden.

Dagmar was geenszins onder de indruk van zijn zogenaamde stoere taalgebruik. Haar vrouwelijke intuïtie deed alarmbellen rinkelen. Ze maakte zichzelf attent op de contradictie in Rubens houding. De man tegenover haar was niet half de man die hij kortgeleden was geweest. De blik in zijn ogen, zijn gezichtsuitdrukking, zijn manier van praten… Het was geforceerd. Hij kwam op haar over als een roofdier zonder klauwen en tanden. Een voormalige jager die tijdens de jacht keihard tegen een onbuigzaam obstakel was geknald.

‘Ik heb niemand tegen jou in het harnas gejaagd, eikel,’ antwoordde ze op rustige toon. ‘Jij hebt mij op alle mogelijke manieren zwart proberen te maken. Zo erg zelfs dat ik bijna ben ontslagen. En dan wil ik het niet eens hebben over de afgang die je mij in De Derde Oktober hebt bezorgd. God, wat zul je samen met je vriendjes gelachen hebben, nietwaar?’

Ze voelde hoe haar woede een uitlaatklep zocht. Al haar opgekropte kwaadheid moest nu worden geventileerd. En de man die voor haar stond was hiervoor het ideale doelwit. Ze prikte venijnig met de nagel van haar wijsvinger in zijn borst.

‘Maar het beschimpte en belachelijk gemaakte vrouwtje vecht plotseling terug. Daar had jij niet op gerekend, hè? Het arrogante klootzakje in je dacht mij nog een trap na te kunnen geven en er gewoon mee weg te komen. Nou, laat ik je dit vertellen: de rollen zijn nu omgedraaid. Er is er maar eentje die op de blaren moet zitten, en dat ben jij.’

Ze keek hem uitdagend aan. Wat ze min of meer vermoedde, volgde nadat hij een zucht slaakte.

‘Luister nou even, Dagmar. We kunnen dit toch ook op een andere manier oplossen? Ik bedoel… dat gedoe met die privédetectives die overal aan het spitten gaan. Dat schiet allemaal niet op, joh. Laten we nou gewoon vrede sluiten en het verleden begraven. Jij gaat jouw weg, en ik de mijne.’

De verzoenende glimlach die hij toonde, was voor Dagmar een regelrechte belediging van haar intelligentie.

‘Als ik het goed begrijp wil jij er nu zand over gooien? Ieder voor zich met een schone lei beginnen, zeg maar?’

Hij knikte gretig. Te gretig. Om hem enkele seconden in de waan van zijn aanstaande overwinning te laten, suggereerde Dagmar dat ze serieus over zijn voorstel nadacht. Toen hij zichtbaar ongeduldig zijn gewicht van het rechter- naar het linkerbeen verplaatste, schudde zij ontkennend haar hoofd.

‘Geen denken aan. Met jouw misselijkmakende acties heb jij mij aan alle kanten beschadigd. Zo erg zelfs, dat ik gedwongen was me te verdedigen. En dat is precies waarmee ik doorga. De vuiligheid die nu naar boven komt is het gevolg van jouw daden, denk daar maar eens goed over na. Het enige waar jij nu nog op mag hopen, is clementie van mijn kant.’ Ze keek hem minachtend aan. ‘Ik denk dat “medelijden” een beter woord is. Jij bent geen schim meer van de man op wie ik ooit verliefd was.’ Ze haalde nonchalant haar schouders op. ‘Misschien is dat wel je redding. Die man bleek namelijk een grote schoft te zijn.’ Hierna draaide ze zich abrupt om en liep weg.

‘Dagmar, luister. Kom op, wees eens redelijk. Dagmar… alsjeblieft.’

Ze onderdrukte een glimlach en negeerde zijn woorden.