21. OPNIEUW VERRADEN

Het was geen leugen en hij hoefde me oom Jean niet aan te wijzen. Hij was niet zoveel veranderd van de jongeman op de foto's en hij was, zoals Lyle had gezegd, de bestgeklede patiënt in de kantine. Hij kwam lunchen in een lichtblauw sportjasje en bijpassende broek, een wit overhemd met een blauwe das en smetteloos witte gymschoenen. Zijn goudbruine haar was keurig geknipt en geborsteld. Hij had nog steeds een slank figuur. Hij zag eruit als iemand die met vakantie was en langskwam om een ziek familielid op te zoeken. Hij at automatisch en keek met weinig of geen belangstelling om zich heen in de kantine.

'Daar zit hij,' zei Lyle, met een knikje naar oom Jean.

'Ik weet het.' Mijn hart begon sneller te kloppen.

'Je ziet dat hij, ondanks zijn probleem, wat dat dan ook mag zijn, erg bezorgd blijft voor zijn uiterlijk. Je moet zijn kamer eens zien, alles even netjes. Ik het begin dacht ik dat hij een reinheidsobsessie had of zo. Als je iets in zijn kamer aanraakt, loopt hij erheen en overtuigt zich ervan dat je geen vuile vingers hebt achtergelaten of iets van zijn plaats hebt gehaald.

'Ik ben praktisch de enige die hij in zijn kamer toelaat,' voegde Lyle er trots aan toe. 'Niet dat hij tegen me praat. Hij praat tegen niemand, maar hij tolereert me tenminste. Als iemand anders aan die tafel zit, zorgt hij voor opschudding.'

'Wat doet hij dan?' vroeg ik.

'O, hij slaat met een lepel op zijn bord of slaakt een afgrijselijke gil, als van een gewond dier. Tot een van de verplegers komt en hem of de ander weghaalt,' legde Lyle uit.

'Misschien kan ik beter niet naar hem toegaan,' zei ik angstig.

'Misschien niet. Misschien wel. Vraag mij niet om een besluit voor je te nemen, maar als je wilt kan ik hem in ieder geval vertellen wie je bent.'

'Misschien herkent hij me wel,' zei ik.

'Ik dacht dat hij je nog nooit had gezien.'

'Hij heeft mijn tweelingzusje gezien en hij zal denken dat ik het ben.'

'Heus? Heb je een tweelingzusje? Dat is interessant,' antwoordde Lyle.

'Als jullie iets willen eten, zou ik maar in de rij gaan staan,' adviseerde een van de verplegers.

'Ik weet niet of ik wel wil eten,' mompelde Lyle.

'Kom, Lyle,' zei de verpleger, 'je weet dat je niet de hele dag hebt om te besluiten.'

'Ik heb honger,' zei ik om hem een zetje in de goede richting te geven. Ik ging naar de stapel bladen en pakte er een af. Toen ging ik de rij staan, en keek achterom om te zien of Lyle kwam. Mijn voorbeeld bracht hem eindelijk in beweging en hij kwam bij me staan.

'Neem alsjeblieft twee van alles wat je kiest,' zei hij.

'En als je het niet lekker vindt?'

'Ik weet niet meer wat ik wel en niet lekker vindt. Het smaakt allemaal hetzelfde.'

Ik koos de stoofpot en nam voor ons beiden wat gelatinepudding toe. Toen keken we om ons heen om te beslissen waar we zouden gaan zitten. Ik staarde naar oom Jean en vroeg me af of ik naar hem toe zou gaan.

'Toe dan,' zei Lyle. 'Ik ga zitten waar jij wilt.'

Met mijn ogen strak op oom Jean gericht liep ik recht op hem af. Hij bleef automatisch dooreten en bewoog zijn ogen heen en weer, bijna synchroon met elke hap eten. Hij scheen me niet te zien tot ik vlak bij hem was. Toen hielden zijn ogen stil en de hand met de vork verstarde halverwege het bord en zijn mond. Hij keek onderzoekend naar mijn gezicht. Hij glimlachte niet, maar het was duidelijk dat hij Gisselle herkende.

'Hallo, oom Jean,' zei ik, over mijn hele lichaam bevend. 'Mag ik bij u zitten?'

Hij gaf geen antwoord.

'Vertel hem wie je in werkelijkheid bent,' porde Lyle me aan.

'Ik heet Ruby. Ik ben niet Gisselle. Ik ben Giselles tweelingzusje, iemand die u nog nooit ontmoet hebt.'

Hij knipperde snel met zijn ogen en bracht een hap eten naar zijn mond.

'Hij is geïnteresseerd of in ieder geval geamuseerd,' fluisterde Lyle.

'Hoe weet je dat?'

'Anders zou hij met zijn vork op zijn bord slaan of beginnen te gillen,' legde Lyle uit. Met het gevoel als een blinde die door een blinde geleid wordt, liep ik langzaam naar de tafel en zette heel voorzichtig mijn blad neer. Ik bleef even staan, maar oom Jean at gewoon door, zijn blauwgrijze ogen strak op mij gericht. Toen ging ik zitten.

'Hallo, Jean,' zei Lyle. 'De inboorlingen lijken nogal onrustig vandaag, hè?' Hij ging naast me zitten. Oom Jean staarde hem aan, maar gaf geen antwoord. Toen richtte hij zijn aandacht weer op mij.

'Ik ben echt Gisselles tweelingzusje, oom Jean. Mijn ouders hebben iedereen verteld dat ik bij mijn geboorte ben gestolen en dat ik pas kort geleden ben teruggekomen.'

'Is dat zo?' vroeg Lyle verbaasd.

'Nee. Maar dat vertellen mijn ouders iedereen,' zei ik. Lyle begon te eten.

'Waarom?'

'Om de waarheid te verbergen,' zei ik, en keek weer naar oom Jean, die snel met zijn ogen knipperde. 'Mijn vader, uw broer, heeft mijn moeder in de bayou leren kennen. Ze werden verliefd en ze werd zwanger. Later werd ze overgehaald de baby op te geven, alleen wist niemand dat het een tweeling was. Op de dag waarop Gisselle en ik werden geboren, hield mijn grootmama Catherine me bij zich terwijl mijn grootvader Jack de eerste baby, Gisselle, naar de limousine bracht, waar uw familie zat te wachten.'

'Een fantastisch verhaal!' zei Lyle met een sarcastische glimlach.

'Het is waar!' snauwde ik tegen hem, en ging toen verder tegen oom Jean. 'Daphne, papa's vrouw, heeft een hekel aan me, oom Jean. Ze is erg gemeen tegen me geweest sinds ik ben aangekomen. Ze vertelde me dat ze me hier mee naar toe nam om u te ontmoeten, maar heimelijk had ze met dr. Cheryl en zijn personeel afgesproken me hier te houden voor observatie en evaluatie. Ze doet alles wat ze kan om van me af te komen. Ze is -'

'Aaaaa,' riep oom Jean. Ik zweeg met bonzend hart. Stond hij op het punt te gaan gillen en op zijn bord te rammen?

'Kalm aan,' waarschuwde Lyle. 'Je gaat te snel voor hem.'

'Het spijt me, oom Jean,' zei ik. 'Maar ik wilde u graag zien en u vertellen hoe papa eronder lijdt dat u hier bent. Hij is zo ziek van verdriet, dat hij vaak in uw kamer zit te huilen. Hij is de laatste tijd zo van streek dat hij u niet eens kon komen bezoeken op uw verjaardag.'

'Zijn verjaardag? Dit is zijn verjaardag niet,' zei Lyle. 'Ze maken hier een hele heisa van alle verjaardagen. Hij is pas over een maand jarig.'

'Dal verbaast me niets. Daphne loog gewoon tegen me om te zorgen dat ik met haar meeging. Maar dat zou ik in ieder geval hebben gedaan, oom Jean,' zei ik weer tegen hem. 'Ik wilde u heel graag zien.'

Hij staarde me aan, met open mond en grote ogen.

'Begin te eten,' zei Lyle. 'Doe net of alles gewoon zijn gangetje gaat.'

Ik deed wat hij zei en oom Jean scheen zich te ontspannen. Hij hief zijn vork op, maar bleef naar me staren in plaats van te eten. Ik glimlachte naar hem.

'Ik heb mijn hele leven bij mijn grootmama Catherine gewoond,' vertelde ik. 'Mijn moeder is kort na mijn geboorte gestorven. Ik heb nooit geweten wie mijn vader was, tot voor kort, en ik had grootmama Catherine beloofd hem op te zoeken als zij gestorven was.

'U hebt geen idee hoe verbaasd iedereen was,' zei ik. Hij begon te glimlachen.

'Fantastisch,' fluisterde Lyle. 'Hij vindt je aardig.'

'Echt waar?'

ik kan het zien. Praat door,' beval hij fluisterend.

ik heb geprobeerd me aan te passen, te leren hoe een nette creoolse jongedame zich gedraagt, maar Gisselle was erg jaloers op me. Ze dacht dat ik haar vriendje had afgenomen en ze intrigeerde tegen me.'

'Heb je dat gedaan?' vroeg Lyle.

'Wat?'

'Haar vriendje afgenomen?'

'Nee. Tenminste, dat was niet mijn bedoeling,' zei ik.

'Maar hij vond jou aardiger dan haar?' vroeg Lyle weer.

'Het was haar eigen schuld. Ik begrijp niet hoe iemand haar aardig kan vinden. Ze liegt, ze vindt het heerlijk om mensen te zien lijden, en ze bedriegt iedereen, inclusief zichzelf.'

'Het klinkt alsof zij degene is die hier thuishoort,' zei hij.

Ik richtte me weer tot oom Jean.

'Gisselle voelde zich pas gelukkig als ik op de een of andere manier in moeilijkheden raakte.'

Oom Jean maakte een grimas.

'Daphne koos altijd haar partij en papa... papa is overmand door zijn problemen.'

Oom Jeans gezicht vertrok. Plotseling werd hij kwaad. Hij trok zijn bovenlip op en klemde zijn tanden op elkaar.

'O-o,' zei Lyle. 'Hou maar op. Je maakt hem van streek.'

'Nee, nu moet hij alles horen.' Ik ging verder tegen oom Jean. ik ben naar een voodoo-koningin geweest om haar te vragen me te helpen. Ze deed iets en kort daarna kregen Gisselle en een van haar vrienden een afschuwelijk auto-ongeluk. De jongen kwam om het leven en Gisselle is levenslang invalide. Ik vind het allemaal zo verschrikkelijk, en papa... papa is een schaduw van zichzelf.'

Oom Jeans woede leek te bedaren.

'Ik wou dat u iets tegen me zei, oom Jean. Ik wou dat u iets tegen me zei dat ik aan papa kan vertellen als ik hier uit kom.'

Ik zweeg, maar hij staarde me alleen maar aan.

'Trek het je niet aan. Ik heb je gezegd dat hij tegen niemand praat. Hij -'

'Dat weet ik, maar ik wil dat mijn vader weet dat ik oom Jean heb gezien,' hield ik vol. Ik wil dat hij -'

'Gi-gi-gi-'

'Wat probeert hij te zeggen?'

'Ik weet het niet,' zei Lyle.

'Gi-k-k-gie-giek-'

'Giek? Wat betekent dat? Giek?'

Lyle dacht even na.

'Giek? Giek!' Zijn ogen verhelderden. 'Dat is een zeilterm. Bedoel je dat, Jean?'

'Giek,' zei oom Jean knikkend. 'Giek.' Zijn gezicht vertrok of hij hevige

pijn had. Toen leunde hij achterover, bracht zijn handen naar zijn hoofd en schreeuwde: 'GIEK!'

'O, nee.'

'Hé, Jean,' riep de verpleger die het dichtst bij ons stond, en holde naar ons toe.

'GIEK! GIEK!'

Een andere verpleger kwam erbij en toen nog een. Ze hielpen oom Jean overeind. De patiënten om ons heen begonnen onrustig te worden. Sommigen schreeuwden, sommigen lachten, een meisje dat misschien vier of vijf jaar ouder was dan ik, begon te huilen.

Oom Jean verzette zich even tegen de verplegers en keek naar mij. Het speeksel droop langs zijn mondhoeken, terwijl hij zijn hoofd schudde van de inspanning om te herhalen: 'Giek, giek.' Ze brachten hem weg.

Verpleegsters kwamen te voorschijn en nog meer verplegers volgden om te helpen de andere patiënten te kalmeren.

'Ik voel me afschuwelijk,' zei ik. 'Ik had moeten ophouden toen jij het zei.'

'Je moet het jezelf niet kwalijk nemen,' zei Lyle. 'Zoiets gebeurt geregeld.'

Lyle at nog wat, maar ik kon geen hap naar binnen krijgen. Ik voelde me zo misselijk, zo leeg van binnen, zo verslagen. Ik moest hier weg. Het moest.

'Wat gebeurt er nu?' vroeg ik. 'Wat doen ze met hem?'

'Ze brengen hem alleen maar naar zijn kamer. Dan bedaart hij meestal.'

'Wat gebeurt er met ons na de lunch?'

'Ze nemen ons een tijdje mee naar buiten, maar het terrein is afgezet, dus denk maar niet dat je de benen kunt nemen.'

'Wil je me dan alsjeblieft laten zien hoe ik kan ontsnappen? Wil je, Lyle? Alsjeblieft,' smeekte ik.

'Ik weet het niet. Ja,' zei hij. Toen, een ogenblik later: 'Ik weet het niet. Dring niet aan.'

'Goed, Lyle, ik zal het niet doen,' zei ik snel. Hij kalmeerde en begon aan zijn dessert.

Zoals hij had gezegd, brachten de verplegers de patiënten na de lunch naar buiten. Toen ik met Lyle naar buiten liep, kwam de hoofverpleegster, mevrouw McDonald, naar me toe.

'Dr. Cheryl heeft je genoteerd voor een uur onderzoek vanmiddag,' zei ze. 'Ik kom je halen als het tijd is. Hoe gaat het ermee? Heb je al vrienden gemaakt?' vroeg ze met een blik op Lyle, die een of twee passen achter me liep. Ik gaf geen antwoord. 'Hallo, Lyle. Hoe gaat het vandaag?'

'Ik weet het niet,' zei hij snel.

Mevrouw McDonald glimlachte naar me en liep weg om met een paar andere patiënten te gaan praten.

De tuin verschilde niet veel van het terrein aan de voorkant van het instituut. Ook hier waren paden en banken, fonteinen en bloemperken met magnolia's en eiken die voor schaduw zorgden. Er was zelfs een vijver met vissen en kikkers. Het terrein werd kennelijk goed onderhouden. De rotstuinen, bloesems en gewreven banken glinsterden in de warme middagzon.

'Het is prettig hier,' gaf ik met tegenzin toe aan Lyle.

'Ze moeten het wel goed onderhouden. Iedereen hier is van rijke familie. Ze willen zeker weten dat het geld naar het instituut blijft stromen. Je moet eens meemaken hoe het er hier uitziet als ze een van hun feesten plannen voor de familie van de patiënten. Alles is tot in de puntjes in orde, geen sprietje onkruid, geen stofje, geen gezicht zonder glimlach,' zei hij sarcastisch.

'Je klinkt erg kritisch, Lyle, en toch wil je hier blijven. Waarom probeer je het leven in de buitenwereld niet nog eens? Je bent een stuk intelligenter dan de meeste jongens die ik ken,' zei ik. Hij verbleekte, maar wendde zijn blik af.

'Ik ben nog niet zover,' antwoordde hij. 'Maar al heb ik nog niet veel tijd met je doorgebracht, ik weet wel dat jij hier niet thuishoort.'

'Ik heb vanmiddag weer een zitting met dr. Cheryl. Hij zal wel een manier bedenken om me hier te houden. Ik weet het zeker,' kreunde ik. 'Daphne geeft veel te veel geld aan het instituut om niet te doen wat zij wil.' Ik hield mijn ogen op de grond gericht terwijl we verder liepen. Om ons heen en zelfs achter ons hielden verplegers ons in het oog.

'Je moet vragen of je naar het toilet mag,' zei Lyle plotseling. 'Dat is vlak bij de achteruitgang. Ze zullen je niet storen. Links van het toilet is een kleine trap die naar het souterrain gaat. De tweede deur rechts is de wasserij. De was voor vandaag is al gedaan. Dat doen ze 's morgens. Dus is er niemand.'

'Weet je het zeker?'

ik heb je al gezegd, ik ben hier tien jaar. Ik weet welke klokken achter en welke vóór lopen, welke scharnieren van deuren piepen, en waar ramen zonder tralies zijn,' ging hij verder.

'Dank je, Lyle.'

Hij haalde zijn schouders op.

'Ik heb nog niets gedaan,' zei hij, alsof hij meer zichzelf dan mij wilde overtuigen dat hij nog geen besluit had genomen.

'Je hebt me hoop gegeven, Lyle. Dat is heel veel.' Ik glimlachte naar hem. Hij staarde me even aan. Zijn lichtbruine ogen knipperden en toen wendde hij zich af.

'Toe dan,' zei hij. 'Doe wat ik je gezegd heb.'

Ik ging naar een van de verpleegsters toe en legde uit dat ik naar het toilet moest.

ik zal je laten zien waar het is,' zei ze.

'Ik weet waar het is. Dank u,' antwoordde ik snel. Ze haalde haar schouders op en liet me alleen. Ik deed precies wat Lyle gezegd had en liep haastig de paar treden van de trap af, De wasserij was een grote, langwerpige ruimte met betonnen vloeren en betonnen muren, met wasmachines, drogers en wasmanden erlangs. Aan het eind waren de ramen die Lyle had beschreven, maar ze waren heel hoog.

'Gauw,' hoorde ik hem zeggen toen hij achter me binnenkwam. Haastig liepen we naar de achterkant. 'Klik de scharnier in het midden dubbel en schuif het raam naar links,' fluisterde hij. 'Het is niet op slot.'

'Hoe weetje dat, Lyle?' vroeg ik achterdochtig. Hij sloeg zijn ogen even neer en keek me toen snel weer aan.

ik ben hier een paar keer geweest. Ik heb zelfs een keer mijn voet naar buiten gestoken, maar ik... ik ben er nog niet rijp voor,' zei hij.

'Ik hoop dat het gauw zover zal zijn, Lyle.'

'Ik help je omhoog. Gauw, voor ze ons missen.' Hij maakte een kom van zijn handen, zodat ik mijn voet erop kon zetten.

'Ik wou dat je met me meeging, Lyle,' zei ik, en zette mijn voet op zijn handen. Hij hief me omhoog en ik greep me vast aan de vensterbank. Zoals hij had beschreven ging het raam gemakkelijk open, en ik schoof het naar links. Ik keek op hem neer.

'Toe dan,' spoorde hij me aan.

'Dank je, Lyle. Ik weet hoe moeilijk het voor je was om dit te doen.'

'Nee, dat was het niet,' bekende hij. 'Ik wilde je helpen. Schiet op.'

Ik kroop door het raam, om me heen kijkend om te zien of er niemand in de buurt was. Aan de andere kant van het grasveld stond een klein groepje bomen en daarachter was de hoofdweg. Toen ik buiten was, draaide ik me naar hem om.

'Weet je hoe je verder moet?' vroeg hij.

'Nee, ik wilde alleen maar weg.'

'Ga naar het zuiden. Daar is een bushalte. Er gaat een bus naar New Orleans. Hier,' zei hij. Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een handvol geld uit. 'Dat heb ik hier niet nodig.'

Hij gaf me de biljetten.

'Dank je, Lyle.'

'Wees voorzichtig. Kijk niet angstig of achterdochtig. Glimlach naar de mensen. Gedraag je of je gewoon een middagje uit bent,' adviseerde hij. Hij vertelde me dingen die hij zichzelf ongetwijfeld al honderd keer vruchteloos had ingeprent.

'Op een dag kom ik terug om je op te zoeken, Lyle. Ik beloof het je. Tenzij je er voor die tijd uit bent. Bel me dan.'

'Ik heb sinds mijn zesde niet meer getelefoneerd,' bekende hij. Toen ik naar hem keek, had ik medelijden met hem. Hij leek nu zo klein en eenzaam, gevangen in zijn eigen onzekerheid. Maar,' ging hij glimlachend verder, 'als ik eruit kom, zal ik je bellen.'

'Goed.'

'Ga nu... gauw. Denk eraan, doe gewoon.'

Hij draaide zich om en liep weg. Ik stond op, haalde diep adem en liep weg van het gebouw. Toen ik op een meter of drie afstand was, keek ik achterom en zag iemand op de derde verdieping achter het raam staan. Een wolk gleed voor de zon en de daaropvolgende schaduw maakte het mogelijk door de glinstering van het glas heen te zien.

Het was oom Jean!

Hij keek op me neer en hief langzaam zijn hand op. Ik kon de glimlach op zijn gezicht onderscheiden. Ik zwaaide terug, draaide me om en holde zo snel ik kon naar de bomen. Ik keek pas weer achterom toen ik daar was. Alles bleef rustig in het gebouw en op het terrein achter me. Ik hoorde niemand roepen, zag niemand achter me aanhollen. Ik was ontsnapt, dank zij Lyle. Ik keek weer naar het raam van oom Jeans kamer, maar ik kon hem niet meer zien. Toen liep ik verder naar de hoofdweg.

Ik liep in zuidelijke richting, zoals Lyle had gezegd, en kwam bij het busstation. Het was maar een kleine halte met benzinepompen en een winkeltje met snoep en koekjes, zelfgemaakte pralines en limonade. Gelukkig hoefde ik maar twintig minuten te wachten op de bus naar New Orleans. Ik kocht mijn kaartje bij de jonge vrouw achter de toonbank en wachtte in de winkel, terwijl ik tijdschriften doorbladerde en er ten slotte een kocht, zodat ik van buitenaf niet te zien was voor het geval ze in het instituut hadden ontdekt dat ik vermist was en ze naar me op zoek waren.

Ik haalde opgelucht adem toen de bus op tijd kwam. Ik stapte vlug in, Lyles advies opvolgend. Ik gedroeg me zo kalm en onschuldig mogelijk. Ik ging zitten met mijn tijdschrift voor me. Een paar ogenblikken later vervolgde de bus zijn tocht naar New Orleans. We reden vlak achter de hoofdingang van het instituut. Toen die achter ons lag, liet ik mijn adem ontsnappen. Ik was zo blij dat ik vrij was, dat ik onwillekeurig begon te huilen. Bang dat iemand het zou merken, veegde ik snel mijn tranen af, sloot mijn ogen en dacht plotseling aan oom Jean, die stotterde: 'Giek... giek...'

De banden van de bus op de snelweg lieten hetzelfde ritme horen: 'Giek... giek... giek.'

Wat had hij geprobeerd me te vertellen? dacht ik.

Toen de skyline van New Orleans in zicht kwam, dacht ik er even over niet naar huis te gaan maar naar de bayou. Ik verheugde me niet op de begroeting van Daphne, maar toen vloeide er iets van grootmama Catherines Cajun-trots in me over en ik ging vastberaden rechtop zitten. Per slot hield mijn vader van me. Ik was een Dumas en ik hoorde ook bij hem. Daphne had niet het recht me aan te doen wat ze had gedaan.

Toen ik via de stadsbus was overgestapt en de tram bij ons huis aankwam, wist ik zeker dat dr. Cheryl Daphne inmiddels had gebeld om haar te zeggen dat ik vermist werd. Mijn vermoeden werd bewaarheid op het moment dat Edgar me opendeed.

'Madame Dumas wacht in de zitkamer,' zei hij, met zijn ogen draaiend om me te beduiden dat het niet goed zat.

'Waar is mijn vader, Edgar?' vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd en antwoordde toen zachtjes: 'Boven, mademoisel- le.'

'Zeg tegen madame Dumas dat ik eerst naar boven ga naar mijn vader,' zei ik. Edgar sperde zijn ogen open, verbaasd over mijn opstandigheid.

'Nee, dat doe je niet!' schreeuwde Daphne in de deur van de zitkamer, zodra ik binnen was. 'Je komt eerst hier.' Ze stond met uitgestrekte arm, wijzend naar de kamer. Haar stem klonk koud en bevelend. Edgar liep snel weg, via de eetkamer naar de keuken, waar hij ongetwijfeld verslag uit zou brengen aan Nina.

Ik deed een paar stappen naar Daphne toe. Ze bleef naar de zitkamer wijzen.

'Hoe durf je me voor te schrijven wat ik moet doen na wat jij me hebt aangedaan,' zei ik beschuldigend, terwijl ik langzaam en met opgeheven hoofd naar haar toeliep.

'Ik deed wat ik juist achtte om zijn familie te beschermen,' antwoordde ze koud, terwijl ze langzaam haar arm liet zakken.

'O, nee, dat deed je helemaal niet. Je deed wat je nodig achtte om mij kwijt te raken, me bij mijn vader vandaan te houden,' beschuldigde ik haar. Ik beantwoordde haar woedende blik met een even woedende blik van mijzelf. Ze weifelde even bij mijn agressieve houding en wendde haar blik een seconde af. 'Je bent jaloers op zijn liefde voor mij. Je bent jaloers sinds ik hier ben en je haat me omdat ik je eraan herinner dat hij eens meer van een ander heeft gehouden.'

'Dat is belachelijk. Dat is weer een of ander belachelijk Cajun -'

'Hou je mond!' schreeuwde ik. 'Hou op met zo minachtend over de Cajuns te praten. Je kent de waarheid; je weet dat ik niet ontvoerd was en aan een Cajun-familie verkocht. Je hebt het recht niet zo superieur te doen. Er zijn maar weinig Cajuns die ik ken die zich zouden verlagen tot zoiets verraderlijks en afschuwelijks als jij met mij hebt gedaan.'

'Hoe durf je zo tegen me te schreeuwen?' zei ze. Ze probeerde haar superieure houding te hervinden, maar haar lippen trilden en haar lichaam begon te beven. 'Hoe durf je!'

'Hoe durf jij te doen watje in het instituut hebt gedaan!' viel ik uit. 'Mijn vader krijgt er alles over te horen. Hij zal de waarheid horen en...'

Ze glimlachte.

idioot die je bent. Ga maar naar boven, ga maar naar hem toe. Ga maar naar je redder, je vader, die in de kamer van je broer zit te kreunen en te jammeren. Ik denk erover hem binnenkort te laten opnemen, als je het wilt weten. Zo kan het niet doorgaan.'

Ze deed een stap naar me toe, met hernieuwd zelfvertrouwen.

'Wie denk je die de boel hier op gang heeft gehouden? Wie denk je die dit alles mogelijk maakt? Die zwakke vader van je? Ha! Wat denk je dat er gebeurt als hij een van zijn melancholieke buien krijgt? Denk je dat Dumas Enterprises rustig blijft zitten en wacht tot hij weer zichzelf is?

'Nee,' riep ze uit, terwijl ze zo hard met haar duim tegen zichzelf stompte dat ik even ineenkromp, 'het komt altijd op mij neer om de zaak te redden. Ik beheer al jaren zijn zaken. Pierre weet niet eens hoeveel geld we hebben of waar het is.'

'Ik geloof je niet,' zei ik, maar minder zelfverzekerd dan eerst. Ze lachte.

'Geloof maar wat je wilt. Toe dan, ga dan.' Ze deed een stap achteruit. 'Ga naar boven en vertel hem wat voor afschuwelijks ik heb geprobeerd met je uit te halen,' zei ze. Ze deed weer een stap naar me toe en liet haar stem dreigend dalen. Ze kneep haar ogen samen tot haatdragende spleten. 'En dan zal ik hem en iedereen die het maar wil of moet horen, vertellen wat een storend element je bent geweest sinds je aankomst, dat je bijna een fatale crisis in de familie hebt veroorzaakt. Ik zal die jongen van Andreas dwingen zijn seksuele spelletjes in je atelier op te biechten en ik zal Gisselle laten getuigen over je vriendschap met die hoer uit Storyville.' Haar ogen verhardden en bleven strak op me rusten.

ik zal de mensen vertellen dat je een prostituée was in de bayou. Voor zover ik het kan beoordelen, was je dat misschien ook wel.'

'Dat is een leugen, een gemene, smerige leugen,' riep ik, maar haar ogen verzachtten niet. Haar gezicht, het gezicht met de albasten huid en die mooie ogen veranderde in het koele gelaat van een standbeeld toen ze op me neerkeek.

'O, ja?' Ze glimlachte weer, een flauwe, strakke glimlach die haar lippen tot een rechte streep vormde. 'Ik heb de eerste bevindingen van dr. Cheryl al in mijn bezit. Hij denkt dat je een obsessie hebt voor seks en zal dat getuigen als ik het hem vraag. En nu ben je weggelopen uit het instituut en heb je de situatie nog pijnlijker voor ons gemaakt.'

Ik schudde mijn hoofd, maar ze was vastbesloten al mijn verzet de kop in te drukken.

'Ik ga naar papa,' zei ik bijna fluisterend. 'Ik zal hem alles vertellen.'

'Ga maar.' Ze deed een uitval en greep me bij mijn schouders en draaide me in de richting van de trap. 'Ga maar, kleine idioot van een Cajun. Ga het maar aan pappie vertellen.' Ze duwde me naar de trap. Ik keek haar woedend aan en holde de trap op. De tranen stroomden over mijn wangen.

Toen ik boven was zag ik dat de deur van oom Jeans kamer dicht was, maar ik moest papa zover krijgen dat hij met me sprak. Hij moest me binnenlaten. Ik ging langzaam naar de deur toe, klopte en drukte snikkend mijn wang tegen de deur.

'Papa, alsjeblieft... alsjeblieft, doe open en laat me binnen. Alsjeblieft, laat me met je praten en je vertellen wat Daphne heeft gedaan. Ik heb met oom Jean gesproken, papa. Ik ben bij hem geweest. Alsjeblieft,' smeekte ik. Ik bleef zachtjes snikken. Ten slotte, toen hij niet opendeed, zakte ik

op de grond en sloeg mijn armen om me heen. Mijn schouders schokten van het snikken. Na alles wat er met me gebeurd was en na mijn inspanning om terug te komen, werd ik nog steeds buitengesloten; Daphne was nog steeds de overwinnaar. Ik haalde diep adem en liet mijn hoofd tegen de deur vallen. Steeds opnieuw tot eindelijk de deur openging en ik papa zag staan.

Zijn ogen waren bloeddoorlopen en zijn haar was verward. Zijn hemd hing uit zijn broek en zijn das zat los, Hij zag eruit of hij in zijn kleren had geslapen. Hij was ongeschoren.

Ik krabbelde overeind en wreef snel de tranen uit mijn ogen.

'Papa, ik moet je spreken,' zei ik. Hij keek me aan met een blik van diepe wanhoop. Toen liet hij zijn schouders zakken en deed een stap achteruit om me binnen te laten.

De kaarsen rond oom Jeans foto's waren bijna opgebrand zodat de kamer slechts heel zwak verlicht was. Papa liep naar een stoel die naast de foto's stond en ging zitten. Zijn gezicht was verborgen in de schaduw.

'Wat is er, Ruby?' vroeg hij. Het leek of hij al zijn kracht nodig had om die vier woorden uit te spreken. Ik holde naar hem toe en pakte zijn hand. Ik liet me op mijn knieën naast hem vallen.

'Papa, ze heeft me vanmorgen meegenomen naar het instituut, zogenaamd om oom Jean op te zoeken voor zijn verjaardag, maar toen we daar aankwamen liet ze me opsluiten. Ze wilde dat ze me daar hielden. Het was afschuwelijk, maar een aardige jongen heeft me geholpen te ontsnappen.'

Hij hief zijn hoofd op en keek me met zijn bedroefde ogen aan. Er lag een zweem van verbazing in. Hij schudde verward het hoofd, terwijl de tranen onder zijn oogleden te voorschijn drupten.

'Wie heeft dat gedaan?'

'Daphne,' zei ik. 'Daphne.'

'Daphne?'

'Maar ik heb oom Jean gezien, papa. Ik heb bij hem gezeten en met hem gepraat.'

'Jij?' vroeg hij met groeiende belangstelling. 'Hoe gaat het met hem?'

'Hij ziet er heel goed uit,' zei ik, de tranen van mijn wangen vegend. 'Maar hij is bang voor mensen en spreekt met niemand.'

Papa knikte en boog zijn hoofd weer.

'Behalve... hij heeft één woord tegen me gezegd, papa.'

'O, ja?' antwoordde hij. Zijn belangstelling nam weer toe.

'Ja. Ik vroeg hem iets tegen me te zeggen dat ik aan jou kon vertellen en hij zei "giek". Wat bedoelde hij, papa?'

'Giek? Heeft hij dat gezegd?'

Ik knikte. Toen moest ik hem de rest vertellen.

'Daarna begon hij te schreeuwen en hield hij zijn hoofd in zijn handen. Ze moesten hem terugbrengen naar zijn kamer.'

'Arme Jean,' zei papa. 'Mijn arme broer. Wat heb ik gedaan?' zei hij

toonloos. Een van de kaarsen ging uit en de schaduw maakte zijn ogen nog donkerder.

'Wat bedoel je, papa? Waarom zei hij "giek"? Is het wat die jongen die naast me zat dacht... heeft het iets te maken met zeilen?'

'Ja,' zei papa. Hij leunde achterover en staarde voor zich uit. Het leek of hij in het verleden keek. Toen begon hij te praten als iemand in trance. 'Het was een mooie dag toen we op weg gingen. In het begin voelde ik er niet veel voor om te gaan. Jean bleef me uitdagen, hij hield me voor de gek omdat ik niet sportief genoeg was. "Je ziet zo bleek als een bankbediende," zei hij. "Geen wonder dat Daphne haar tijd liever met mij doorbrengt. Kom, ga mee de frisse lucht in. Breng die spieren en benen eens in beweging-"

'Ten slotte gaf ik toe en ging met hem mee naar het meer. Het weer begon al te veranderen. Er waren onweerswolken aan de horizon. Ik waarschuwde hem, maar hij lachte en zei dat ik alleen maar een excuus zocht. We begonnen te zeilen. Ik was minder onwetend dan ik me voordeed en ik vond het niet prettig dat mijn jongste broer me commandeerde of ik een galeislaaf was.

'Hij leek me die dag extra arrogant. Ik haatte zijn zelfverzekerdheid. Waarom twijfelde hij nooit eens aan zichzelf zoals ik? Waarom was hij^altijd zo zelfverzekerd in aanwezigheid van vrouwen, vooral van Daphne?

'De wolken werden groter en donkerder en kwamen dichterbij, dreigend. Het begon steeds harder te waaien. Onze zeilboot danste op en neer op het water dat steeds ruwer werd. Elke keer dat ik erop aandrong om terug te keren, lachte Jean me uit omdat ik niet avontuurlijk genoeg was.

'"Dit is een test van onze mannelijkheid," verklaarde hij. "We confronteren ons met de natuur zonder met onze ogen te knipperen."

'Ik smeekte hem wat verstandiger te zijn. "Vrouwen willen niet dat mannen altijd maar redelijk en verstandig en logisch zijn, Pierre," zei hij. "Ze willen wat gevaar, wat onveiligheid. Als je Daphne voor je wilt winnen, neem haar dan mee op een dag als deze en laat haar gillen als het buiswater haar in het gezicht slaat en de zeilboot op en neer danst zoals nu," riep hij uit.

'Maar de storm werd erger dan zelfs hij verwacht had. Ik was kwaad op hem omdat hij ons onnodig in gevaar had gebracht. Ik was kwaad en jaloers en tijdens ons gevecht tegen de storm, toen hij worstelde met het zeil...' Hij zuchtte, deed zijn ogen dicht en eindigde: 'Ik liet de giek omzwaaien en die sloeg tegen zijn hoofd. Het was geen ongeluk,' bekende hij en verborg zijn gezicht in zijn handen.

'O, papa.' Ik pakte zijn hand terwijl hij zat te snikken. 'Ik weet zeker dat het niet je bedoeling was hem zo te verwonden. Ik weet zeker dat je er spijt van had op het moment dat je het deed.'

'Ja,' zei hij. 'Maar dat verandert niets aan de zaak. Kijk eens waar en hoe hij nu is. En kijk eens hoe hij vroeger was,' zei hij. Hij nam een van de foto's op. 'Mijn knappe broer.' De tranen sprongen weer in zijn ogen bij de herinnering. Toen zuchtte hij zo diep, dat ik dacht dat zijn hart het opgaf en hij liet zijn kin op zijn borst zakken.

'Hij is nog steeds je knappe broer, papa. En ik denk dat hij genoeg vorderingen kan maken dat hij daar weg kan. Echt waar. Toen ik met hem sprak en hem dingen vertelde, voelde ik dat hij het begreep.'

'Echt waar?' Papa's ogen verhelderden toen hij zijn hoofd ophief. 'O, als dat eens waar was. Ik zou er alles voor over hebben, al mijn rijkdom, als dat waar was.'

'Het is zo, papa. Je moet vaker naar hem toe. Misschien moetje hem een betere behandeling laten geven, een andere dokter zoeken, een ander instituut,' stelde ik voor. 'Ze schijnen daar niet veel meer te doen dan het hem gemakkelijk te maken en zijn geld te incasseren,' zei ik bitter.

'Ja. Misschien heb je gelijk.' Hij zweeg even en keek me glimlachend aan. 'Je bent een heel mooi meisje, Ruby. Als ik in vergiffenis zou geloven, zou ik denken dat je als teken daarvan hierheen gestuurd bent. Ik verdien je niet.'

'Ik was ook bijna opgesloten, papa,' zei ik, terugkerend naar mijn oorspronkelijke thema.

'Ja,' zei hij. 'Vertel eens wat meer daarover.'

Ik vertelde hoe Daphne me met een truc mee naar het instituut had gelokt en wat er daarna gebeurd was. Hij luisterde aandachtig en wond zich steeds meer op.

'Je moet jezelf onderhanden nemen, papa,' zei ik. 'Ze heeft me net verteld dat ze jou ook wil laten opsluiten. Zorg dat ze jou en mij en zelfs Gisselle dat niet aandoet.'

'Ja,' zei hij, 'je hebt gelijk. Ik heb me te lang in zelfmedelijden rondgewenteld en de dingen uit de hand laten lopen.'

'We moeten een eind maken aan al die leugens, papa. We moeten die leugens als ballast overboord gooien. Die leugens maken dat we verdrinken,' zei ik. Hij knikte. Ik stond op.

'Gisselle moet de waarheid weten, papa, de waarheid over onze geboorte. Daphne moet niet bang zijn voor de waarheid. Ze moet onze moeder zijn door haar gedrag en niet door leugens.'

Papa zuchtte.

'Je hebt gelijk.' Hij stond op, streek zijn haar naar achteren, trok zijn das recht en trok de knoop strak. Toen stopte hij zijn hemd netjes in zijn broek. 'Ik ga naar beneden om met Daphne te praten. Ze zal je zoiets niet meer aandoen, Ruby, ik beloof het.'

'Ik ga naar Gisselle om haar de waarheid te vertellen, maar ze zal me niet geloven, papa. Je zult boven moeten komen en zelf ook met haar praten,' zei ik. Hij knikte.

'Ik zal het doen.' Hij gaf me een zoen en hield me even tegen zich aan. 'Gabrielle zou zo trots op je zijn, zo trots.'

Hij richtte zich op, trok zijn schouders naar achteren en ging weg. Ik keek even naar de foto's van oom Jean en ging toen mijn zuster vertellen wie haar echte moeder was.

'Waar was je?' vroeg Gisselle. 'Moeder is al uren thuis. Ik bleef naar jou vragen en ze zeiden alleen maar dat je er niet was. Toen kwam moeder langs en zei dat je weggelopen was. Ik wist datje niet lang weg zou blijven,' ging ze zelfverzekerd verder. 'Waar zou je naar toe moeten, terug naar de bayou om bij dat smerige moerasvolk te wonen?'

Ik gaf niet onmiddellijk antwoord, en haar zelfgenoegzame glimlach verdween.

'Waarom blijf je daar zo staan? Waar ben je geweest?' jammerde ze. 'Ik heb je nodig. Ik kan die verpleegster niet meer uitstaan.'

'Moeder heeft tegen je gelogen, Gisselle,' zei ik kalm.

'Gelogen?'

Ik liep naar haar bed en ging erop zitten, tegenover haar in de rolstoel.

'Ik ben niet weggelopen. Herinner je je nog? We gingen naar het instituut om oom Jean op te zoeken, maar

'Maar wat?'

'Ze had andere plannen. Ze bracht me daarheen om me daar achter te laten als patiënte,' zei ik. 'Ik werd meegelokt en opgesloten als een geestelijk gestoorde.'

'Is het heus?' Ze sperde haar ogen open.

'Een aardige jongen heeft me geholpen te ontsnappen. Ik heb papa al verteld wat ze heeft gedaan.'

Gisselle schudde ongelovig haar hoofd.

'Ik kan niet geloven dat ze zoiets zou doen.'

ik wel,' antwoordde ik. 'Want ze is niet onze echte moeder.'

'Wat?' Gisselle begon te glimlachen, maar haar glimlach verdween toen ik haar hand vastpakte en haar dwong naar me te luisteren.

'Jij en ik zijn allebei in de bayou geboren, Gisselle. Jaren geleden ging papa daarheen met onze grootvader Dumas om te jagen. Hij zag onze echte moeder, Gabrielle Landry, en werd verliefd op haar. Ze werd zwanger van hem. Grootvader Dumas wilde een kleinkind en Daphne kon geen kinderen krijgen, dus sloot hij een overeenkomst met onze andere grootvader, grootvader Jack, om het kind te kopen. Alleen waren er twee kinderen. Grootmama Catherine hield mij geheim en grootvader Jack gaf jou aan de familie Dumas.'

Gisselle zei een tijdlang niets en rukte toen haar hand los.

'Je bent gek,' zei ze, 'als je denkt dat ik zo'n verhaal zal geloven.'

'Het is waar,' zei ik kalm. 'Het verhaal van de ontvoering werd verzonnen nadat ik hier kwam, om de mensen in de waan te laten dat Daphne onze echte moeder was.'

Gisselle rolde haar stoel weg.

'Ik ben geen Cajun,' zei ze. 'Dat ben ik niet.'

'Cajun, creool, rijk, arm, dat is niet belangrijk, Gisselle. De waarheid is belangrijk. Het wordt tijd om die onder ogen te zien en verder te leven,' zei ik nuchter. Ik was doodmoe, uitgeput door een van de meest emotionele en moeilijke dagen van mijn leven. 'Ik heb onze moeder nooit gekend, omdat ze vlak na onze geboorte is gestorven, maar uit alles wat grootmama Catherine me over haar heeft verteld en wat ik gehoord heb van papa, weet ik dat we heel veel van haar gehouden zouden hebben. Ze was heel mooi.'

Gisselle schudde haar hoofd, maar mijn kalme onthullingen begonnen te bezinken en haar lippen trilden. Ik zag haar ogen vertroebelen.

'Wacht,' zei ik, en opende onze verbindingsdeur. Ik liep naar het nachtkastje, pakte moeders foto en bracht hem haar. 'Ze heette Gabrielle,' zei ik, en liet haar de foto zien. Ze keek er even naar en wendde toen snel haar blik af.

'Ik wil geen Cajun-vrouw zien van wie jij beweert dat ze onze moeder is.'

'Ze is het. En wat meer is... ze had nog een kind... we hebben een halfbroer... Paul.'

'Je bent gek. Je bent écht gek. Je hoort in dat instituut thuis. Ik wil papa! Papa! Papa! Papa!' gilde ze.

Mevrouw Warren kwam haar kamer uitgehold.

'Wat is er nu weer aan de hand?' vroeg ze.

'Ik wil mijn vader. Ga mijn vader halen.'

'Ik ben je dienstmeid niet. Ik -'

'HAAL HEM!' gilde Gisselle. Haar gezicht werd vuurrood terwijl ze uit alle kracht probeerde te gillen. Mevrouw Warren keek naar mij.

'Ik ga hem halen,' zei ik, en liet Gisselle alleen achter met de verpleegster, die probeerde haar tot bedaren te brengen.

Papa en Daphne zaten in de salon. Daphne zat op de bank, met een verrassend berustend gezicht. Papa stond voor haar, met zijn handen op zijn heupen. Hij zag er een stuk krachtiger uit. Ik keek van hem naar Daphne, die schuldbewust haar ogen afwendde.

ik heb Gisselle de waarheid verteld,' zei ik.

'Ben je nu tevreden?' viel Daphne uit tegen papa. 'Ik heb je gewaarschuwd dat ze de tere band die ons gezin bijeenhield zou verwoesten. Ik heb je gewaarschuwd.'

'Ik wilde dat ze het Gisselle zou vertellen,' zei hij.

'Wat?'

'Het wordt tijd dat we allemaal de waarheid onder ogen zien, hoe pijnlijk dat ook is, Daphne. Ruby heeft gelijk. We kunnen niet blijven leven in een wereld vol leugens. Wat je met haar gedaan hebt was slecht. Maar wat ik met haar gedaan heb was nog veel slechter. Ik had al die leugens nooit mogen toestaan.'

'Dat kun jij gemakkelijk zeggen, Pierre,' antwoordde Daphne, met trillende lippen en onverwacht vochtige ogen. in deze maatschappij wordt jou je indiscretie vergeven. Het wordt bijna van je verwacht dat je een verhouding hebt. Maar ik? Hoe moet ik de mensen onder ogen komen?' kreunde ze. Ze huilde. Ik had nooit gedacht dat ik ooit tranen zou zien in die keiharde ogen, maar ze had zo'n medelijden met zichzelf dat ze het niet kon beletten.

In zekere zin, ondanks alles wat ze me had aangedaan, had ik ook medelijden met haar. Haar wereld, een wereld die was opgebouwd uit leugens en bedrog en bijeengehouden werd met verzinsels, brokkelde voor haar ogen af, zonder dat ze er iets tegen kon doen.

'We zullen allemaal veel moeten herstellen, Daphne. Vooral ik moet de kracht vinden de schade te herstellen die ik de mensen heb berokkend van wie ik houd.'

'Ja, dat moet je zeker,' jammerde ze.

Hij knikte. 'Maar jij ook. Je weet dat je niet geheel en al onschuldig bent.'

Ze keek hem scherp aan.

'We moeten een manier vinden om elkaar te vergeven als we door willen leven,' zei hij.

Hij trok zijn schouders naar achteren.

ik ga naar boven naar Gisselle,' zei hij. 'En daarna ga ik naar mijn broer. Ik zal zo vaak als het moet naar hem toegaan tot ik hem zover gekregen heb dat hij me vergeeft en hij eindelijk kan genezen.'

Daphne wendde haar blik af. Papa glimlachte naar me en ging weg om mijn zuster de waarheid te bekennen.

Lange tijd bleef ik staan en keek naar mijn stiefmoeder.

Eindelijk wendde ze langzaam naar hoofd naar me toe. Er blonken geen tranen meer in haar ogen en haar lippen trilden niet meer.

'Je hebt me niet vernietigd,' zei ze ferm. 'Denk dat maar niet.'

'Ik wil je niet vernietigen, Daphne. Ik wil alleen maar datje ophoudt met je pogingen mij te vernietigen. Ik kan niet zeggen dat ik je vergeef wat je geprobeerd hebt me aan te doen, maar ik ben bereid om opnieuw te beginnen en te proberen een goede verstandhouding met je op te bouwen, al was het alleen maar om mijn vader gelukkig te maken,' zei ik.

'En misschien,' ging ik verder, al leek het me op dat moment bijna onmogelijk, 'zal ik je eens moeder kunnen noemen en het menen.'

Ze keek me aan met samengeknepen ogen en een strak gezicht.

'Je hebt iedereen weten te betoveren die je ontmoet. Kun je proberen mij te betoveren, zelfs na vandaag?'

'Dat ligt hoofdzakelijk aan jou, nietwaar... moeder?' zei ik. Toen draaide ik me om en liet haar alleen om na te denken over de toekomst van de familie Dumas.