16. AANPASSEN
Een paar dagen later was de vakantie voorbij en begon de school weer. Ondanks de verzekeringen van iedereen, ook Beaus plechtige belofte dat hij zoveel mogelijk bij me zou blijven, en Nina, die me nog een amulet gaf, was ik toch zenuwachtig en bang om naar een nieuwe school te gaan, vooral in de stad.
Beau kwam Gisselle halen om haar naar school te brengen, maar op mijn eerste schooldag in New Orleans gingen Daphne en mijn vader mee om me te laten inschrijven.
Ik liet Gisselle de rok en blouse uitkiezen die ik zou aantrekken, en weer besloot ze een van mijn nieuwe kleren te lenen tot ze Daphne zover had gekregen er een stuk of twaalf voor haarzelf te kopen.
'Ik kon in geen van de klassen een plaats naast me krijgen,' zei ze, voor ze wegholde naar Beau. 'Ik ben omgeven door jongens en die gaan liever dood dan een andere plaats zoeken. Maar maak je niet ongerust. We zullen voor de lunch een plaats voor je reserveren bij ons aan tafel in de kantine,' ging ze verder. Ze haastte zich omdat Beau al twee keer getoeterd had, en door haar schuld, vertelde ze, waren ze deze maand al drie keer te laat gekomen. Als ze nog een keer te laat kwamen zouden ze een week moeten nablijven.
'Oké,' riep ik haar na. Ik was zo zenuwachtig dat ik me tot in mijn vingertoppen verdoofd voelde. Ik wierp nog een laatste blik in de spiegel en ging toen naar beneden om op vader en Daphne te wachten. Op dat ogenblik stopte Nina me mijn amulet toe, weer een stukje van het bot van een kattepoot. Ik bedankte haar en stopte hem in mijn portemonnee, naast het stukje dat ik van Annie Gray had gekregen. Hoe kon er iets verkeerd gaan met zoveel geluk? dacht ik.
Een paar ogenblikken later kwamen Daphne en mijn vader de trap af. Daphne zag er heel chique uit met haar haar naar achteren geborsteld, in een vlecht op haar rug. Ze droeg gouden oorringen en had een ivoorkleurige katoenen jurk gekozen met een riem vlak onder haar boezem, lange mouwen met ruches aan de mouwen en een hoge hals. Op haar hoge hakken en met de kleine parasol die bij haar jurk paste, leek ze meer op een vrouw die zich kleedt voor een tuinfeest dan op een moeder die naar de middelbare school gaat om haar dochter in te schrijven.
Mijn vader glimlachte stralend, maar Daphnes enige zorg was dat ik me correct zou gedragen.
iedereen weet het nu van je,' zei ze, toen we in de auto stapten en wegreden. 'Je bent het onderwerp van gesprek bij alle bridgepartijen, theeontvangsten en diners in het Garden District en op andere plaatsen. Dus kun je verwachten dat de kinderen van die mensen ook nieuwsgierig naar je zullen zijn.
'Je mag niet vergeten dat je nu de naam Dumas draagt. Wat er ook gebeurt, wat iemand ook tegen je zegt, vergeet dat nooit. Begrepen, Ruby?'
'Ja, madame, ik bedoel moeder,' zei ik snel. Ze had afkeurend willen kijken, maar mijn snelle verbetering beviel haar.
'Het komt allemaal goed,' zei mijn vader. 'Je zult met iedereen kunnen opschieten en zo snel nieuwe vrienden maken dat het je duizelt. Ik weet het zeker.'
'Zorg er alleen voor datje de juiste vrienden uitzoekt, Ruby,' waarschuwde Daphne. 'De laatste paar jaar is er een ander soort mensen bijgekomen in dit district, sommigen zonder de ontwikkeling of achtergrond van de creolen uit betere kringen.'
Ik voelde even iets van paniek. Hoe moest ik een goede van een verkeerde creool onderscheiden? Daphne voelde mijn verwarring.
'Als je twijfelt, vraag het dan eerst maar aan Gisselle,' voegde ze eraan toe.
Ik ging met Gisselle naar de Beauregard School, genoemd naar een generaal van de Confederatie, die weinig studenten kenden of wilden kennen. Een standbeeld van hem met getrokken zwaard, dat hij hoog boven zijn hoofd hield, was in de loop der jaren ten prooi gevallen aan vandalen. Het was gedeeltelijk verschrikkelijk smerig, gedeeltelijk gebarsten en afgeschilferd. Het stond in het midden van het plein voor de hoofdingang.
We kwamen aan op het moment dat de eerste bel, die het begin van de dag aankondigde, was gegaan. Ik vond de rode bakstenen school reusachtig groot en grimmig; de drie verdiepingen wierpen een lange, donkere schaduw over heggen, bloemen, platanen, eiken en magnoliabomen. We parkeerden en liepen naar binnen, naar het kantoor van de directeur. Er was een ontvangstruimte, waar een oudere dame als secretaresse werkte. Ze leek bijna te bezwijken onder de hoeveelheid papieren, de rinkelende telefoons en de vragen van leerlingen die met allerlei problemen bij haar kwamen. Haar vingers zagen blauw van het maken van talloze kopieën van mededelin-gen en boodschappen op de stencilmachine. Er liep zelfs een streep inkt langs de rechterkant van haar kin. Ik was ervan overtuigd dat ze keurig verzorgd was binnengekomen, maar nu piepten de pieken blauwgrijs haar als gebroken gitaarsnaren naar buiten en haar bril wiebelde op het puntje van haar neus.
Toen we binnenkwamen, keek ze op, zag Daphne, liet de leerlingen in de steek en begon onmiddellijk haar haar glad te strijken, tot ze de vlekken op haar vingers zag. Toen ging ze zitten en stopte snel haar handen onder haar bureau.
'Goedemorgen, madame Dumas,' zei ze. 'Monsieur.' Ze knikte naar mijn vader, die glimlachte, en toen keek ze met een glimlach naar mij. 'En dit is onze nieuwe leerlinge?'
'Ja,' zei Daphne. 'We hebben om acht uur een afspraak met dr. Storm.' Ze keek naar de wandklok die net acht uur had geslagen.
'Natuurlijk, madame. Ik zal hem zeggen dat u er bent,' zei ze, en stond op. Ze klopte op de deur van het kantoor en deed die net ver genoeg open om naar binnen te gaan, waarna ze de deur zachtjes achter zich dichtdeed.
De leerlingen, die bij haar bureau hadden gestaan, gingen weg, maar keken zo strak naar mij dat ik het gevoel had dat ik een wrat op mijn neus had. Toen ze vertrokken waren, keek ik om me heen naar de rekken met keurig op elkaar gestapelde pamfletten, naar de posters die komende sportevenementen en toneelvoorstellingen aankondigden, de opgehangen lijsten met regels en voorschriften voor brandalarmoefeningen en regels voor correct gedrag in en buiten de klas. Ik zag dat roken uitdrukkelijk verboden was en dat vandalisme, ondanks de toestand van het Beauregard-standbeeld, een overtreding was die bestraft werd met van school sturen.
De secretaresse kwam weer te voorschijn en hield de deur voor ons open, terwijl ze zei: 'Dr. Storm kan u nu ontvangen.'
Drie stoelen stonden voor het bureau van de directeur. Ik had het gevoel of ik wel twaalf levende vlinders had ingeslikt en benijdde Daphne om haar elegante houding en haar zelfverzekerdheid toen ze voorging. De directeur stond op om ons te begroeten.
Dr. Lawrence P. Storm, zoals op zijn naambordje stond, was een kleine, gezette man met een rond gezicht en hangwangen die tot onder zijn kaaklijn hingen. Hij had dikke, rubberachtige lippen en uitpuilende dofbruine ogen die me aan een vis deden denken. Later vertelde Daphne me, die alles scheen te weten over iedereen die ook maar enigszins belangrijk was, dat hij leed aan een schildklieraandoening, maar ze verzekerde me dat hij de meest vooraanstaande directeur van een middelbare school was in de stad, en een doctoraat had in opvoedkundige filosofie.
Dr. Storm droeg zijn lichtgele haar glad naar achteren, met een scheiding in het midden. Hij stak een mollige hand uit, die mijn vader snel aannam.
'Monsieur Dumas en madame Dumas,' zei hij, met een knikje naar Daphne. 'U ziet er goed uit.'
'Dank u, dr. Storm,' zei mijn vader, maar Daphne, die niet onder stoelen of banken stak dat deze plicht haar weinig aanstond, kwam meteen terzake.
'We komen onze dochter inschrijven. Ik weet zeker dat u de details inmiddels wel kent,' voegde ze eraan toe.
De wenkbrauwen van dr. Storm gingen als twee rupsen omhoog.
'Ja, madame. Gaat u zitten, alstublieft,' zei hij. We gingen allemaal zitten, en hij begon onmiddellijk in zijn papieren te bladeren. 'Ik heb alle papieren voorbereid in afwachting van uw komst. Je heet Ruby, als ik het goed heb?' zei hij, voor het eerst naar mij kijkend.
'Ja, monsieur.'
'Dr. Storm,' verbeterde Daphne me.
'Dr. Storm,' zei ik. Hij glimlachte flauwtjes.
'Zo, Ruby,' ging hij verder. 'Ik heet je welkom op onze school en ik hoop dat het een prettige en produktieve ervaring voor je zal zijn. Ik heb je in dezelfde klassen kunnen plaatsen als je zuster, zodat zij je kan helpen de achterstand in te halen. We zullen ons best doen kopieën te krijgen van haar vorige school,' zei hij tegen mijn vader. 'En ik heb alle informatie nodig die de zaak kan bespoedigen, monsieur.'
'Natuurlijk,' zei mijn vader.
'Je bent dit jaar toch naar school geweest, hè, Ruby?' vroeg dr. Storm.
'Ja, dr. Storm. Ik ben altijd op school geweest,' zei ik.
'Heel goed,' zei hij. Toen vouwde hij zijn dikke handen voor zich op het bureau en leunde naar voren. Zijn lichaam kroop omhoog in zijn jasje en vulde zijn schouders. 'Maar ik denk dat deze opleiding een andere ervaring voor je zal zijn, kindlief. Om te beginnen wordt de Beauregard School als een van de beste in de stad beschouwd, de meest vooruitstrevende. We hebben de beste docenten en boeken de beste resultaten.'
Hij glimlachte naar mijn vader en Daphne, en ging verder.
'Onnodig te zeggen dat je je hier in een vrij unieke situatie bevindt. De gebeurtenissen uitje verleden zijn je ongetwijfeld vooruitgegaan. Je zult het onderwerp zijn van veel nieuwsgierigheid, gepraat, en wat dies meer zij. Kortom, je zult een tijdlang het middelpunt van de aandacht zijn, wat helaas je aanpassing een stuk moeilijker zal maken.
'Maar niet onmogelijk,' voegde hij er snel aan toe, toen hij de paniek op mijn gezicht zag. 'Ik zal beschikbaar voor je zijn en je op alle mogelijke manieren adviseren. Kom rustig naar dit kantoor en vraag naar me wanneer je maar wilt.' Zijn rubberachtige lippen rekten zich uit tot ze zo dun als een potlood waren; zijn mondhoeken werden naar binnen gezogen in zijn dikke wangen.
'Dit is je lesrooster,' zei hij, en overhandigde me een vel papier. 'Ik heb een van onze leerlingen met een eervolle vermelding, die toevallig in al je klassen zit, gevraagd je vandaag te begeleiden.' Hij keek naar mijn vader en Daphne.
'Het is een van de taken van onze leerlingen met een eervolle vermelding. Ik heb erover gedacht om het aan Gisselle te vragen, maar ik dacht dat dat alleen maar nog meer de aandacht op hen zou vestigen. Ik hoop dat u het met me eens bent.'
'Natuurlijk, dr. Storm.'
'U begrijpt waarom we niet de papieren hebben die gewoonlijk nodig zijn voor een registratie,' zei Daphne. 'Deze situatie heeft ons overvallen.'
'Natuurlijk,' zei dr. Storm. 'Maakt u zich niet ongerust. Ik accepteer alle informatie die u hebt en ik zal die als een Sherlock Holmes nagaan tot we over de nodige gegevens beschikken.'
Hij richtte zijn blik weer op mij en leunde achterover.
'Omdat je niet op de hoogte bent van onze regels en voorschriften en je waarschijnlijk zult ervaren dat de dingen hier enigszins anders in hun werk gaan, heb ik dit pamflet voor je opgesteld.' Hij hield een stapeltje aan elkaar geniete vellen papier op. 'Hierin staat alles beschreven - onze kledingcodes.
gedragscodes, bevorderingssysteem, kortom alles wat wel en niet van je verwacht wordt.
ik weet zeker,' zei hij, nu weer met een brede glimlach, 'dat dit, met jouw omgeving en jouw familie, niet te moeilijk voor je zal zijn. Maar,' zei hij weer streng, 'we moeten onze normen handhaven, en die zullen we handhaven. Begrijp je dat goed?'
'Ja, meneer.'
'Dr. Storm,' verbeterde hij deze keer zelf.
'Dr. Storm.'
Hij glimlachte weer.
'Goed dan, het heeft geen zin haar nog langer op te houden.' Hij stond op en liep naar de deur. 'Mevrouw Eltz,' zei hij. 'Wilt u Caroline Higgins roepen?' Hij ging terug naar zijn bureau. 'Terwijl zij in de klas zit, kunnen we nagaan wat voor informatie u over haar hebt en kan ik daarop voortborduren. U kunt er verzekerd van zijn,' ging hij verder, 'dat alles wat u me vertelt strikt geheim zal blijven.'
'Ik denk,' zei Daphne op ijzige toon, 'dat we u niets kunnen vertellen wat u niet al weet.'
Daphnes vorstelijke houding en aristocratische toon waren als water op een smeulend vuur. Dr. Storm leek te krimpen op zijn stoel. Zijn glimlach werd zwakker, hij daalde af van een belangrijke directeur naar een opvoedkundige bureaucraat. Hij stotterde, bladerde een paar formulieren en documenten door en keek opgelucht toen mevrouw Eltz op de deur klopte en Caroline Higgins' komst aankondigde.
'Mooi,' zei hij, en stond weer op. 'Kom mee, Ruby. We zullen je op weg helpen.' Hij bracht me naar de ontvangstruimte, blij met de afleiding en het feit dat hij even aan Daphnes kille blik kon ontsnappen.
'Dit is Ruby Dumas, Caroline,' zei hij, terwijl hij me voorstelde aan een slank, donkerharig meisje met een bleke huid en een alledaags gezicht met een bril met zulke dikke glazen dat ze haar ogen grotesk vergrootten. De mondhoeken van haar smalle mond waren neergetrokken, wat haar een ontmoedigd uiterlijk gaf. Ze glimlachte nerveus en stak haar smalle hand uit, die ik snel aannam.
'Caroline weet al wat er gedaan moet worden,' zei dr. Storm. 'Wat komt eerst, Caroline?' vroeg hij, alsof hij haar op de proef wilde stellen.
'Engels, dr. Storm.'
'Precies. Oké, meisjes, vooruit maar. En denk eraan, Ruby, de deur van mijn kantoor staat altijd voor je open.'
'Dank u, dr. Storm,' zei ik, en ik volgde Caroline de gang op. We hadden nog geen zes stappen gedaan of ze bleef staan, draaide zich om, met een meer ontspannen glimlach. Ze zag er opgewekter uit.
'Hoi. Ik zal je meteen maar vertellen hoe iedereen me noemt, zodat je niet in de war raakt... Mookie,' vertelde ze.
'Mookie? Waarom?'
'Iemand heeft me zo eens genoemd en het is blijven hangen. Als ik niet reageer als iemand me zo noemt, probeert hij of zij het niet nog een keer,' legde ze op berustende toon uit. 'In ieder geval vind ik het erg opwindend dat ik je gids ben. Iedereen praat over jou en Gisselle, en wat er gebeurd is toen jullie nog maar baby's waren. Mr. Stegman probeert Edgar Allan Poe te bespreken, maar niemand let op hem. Alle ogen zijn op de deur gericht, en toen ik werd geroepen om je te gaan halen, was er zo'n geroezemoes in de klas, dat hij moest schreeuwen om het stil te krijgen.'
Na het horen van die inleiding was ik doodsbenauwd om het lokaal binnen te gaan. Maar ik moest wel. Mijn hart bonsde zo hevig dat ik het in mijn ruggegraat kon voelen. Ik volgde Mookie, met een half oor luisterend naar haar beschrijving van de school: welke gangen waar lagen, waar de kantine, het gymlokaal en de kamer van de verpleegster waren, en hoe je naar het sportterrein kwam. Bij de deur van het lokaal waar Engels werd gegeven bleven we staan.
'Ben je zover?' vroeg ze.
'Nee, maar ik zal wel moeten,' zei ik. Ze lachte en deed de deur open.
Het was of een wind het lokaal binnenwoei en alle hoofden omdraaide. Zelfs de leraar, een lange man met gitzwart haar en smalle, donkere ogen, verstarde even, met zijn rechterwijsvinger in de lucht. Ik zocht in de zee van nieuwsgierige gezichten en zag Gisselle helemaal rechts zitten, met een grijns op haar gezicht. Zoals ze gezegd had, was ze omringd door jongens, maar Beau noch Martin zat in deze klas.
'Goedemorgen,' zei meneer Stegman, die zich snel had beheerst. 'Ik hoef je niet te zeggen dat we je verwacht hebben. Ga alsjeblieft hier zitten,' zei hij, en wees naar de derde bank in de rij het dichtst bij de deur. Het verbaasde me dat er een lessenaar vooraan vrij was, maar ik ontdekte dat ik vlak achter Mookie zat, dus waarschijnlijk was het zo geregeld.
'Dank u,' zei ik. Ik liep er haastig heen met de schriften, pennen en potloden die Daphne me had gegeven.
'Mijn naam is Stegman,' zei hij. 'Jouw naam kennen we al, nietwaar, klas?' Er klonk wat gelach; alle ogen waren strak op me gericht. Hij bukte zich en pakte twee leerboeken van zijn lessenaar. 'Deze zijn van jou. Ik heb de nummers van de boeken al genoteerd. Dit is je grammaticaboek.' Hij hield het op. 'Ik geloof dat ik sommigen van jullie daar ook nog eens aan moet herinneren. Dit is de grammatica,' zei hij, en er volgde een meer ontspannen gelach. 'En dit is het literatuurboek. We zitten midden in een bespreking van Edgar Allan Poe en zijn korte verhaal "De Moord in de Rue Morgue", een verhaal dat iedereen geacht wordt in de vakantie te hebben gelezen.' Hij keek naar de klas. Sommigen keken schuldbewust.
Hij wendde zich weer tot mij.
'Voorlopig zul je alleen moeten luisteren, maar ik zou graag willen dat je het vanavond las.'
'O, dat verhaal heb ik gelezen, meneer,' zei ik.
'Wat?' Hij glimlachte. 'Ken je dit verhaal?' Ik knikte.
'En de hoofdpersoon is...'
'Dupin, de detective van Poe.'
'Dus je weet wie de moordenaar is?'
'Ja, meneer,' zei ik glimlachend.
'En waarom is dit verhaal belangrijk?'
'Het is een van de eerste Amerikaanse detectiveverhalen,' zei ik.
'Wel, wel... het schijnt dat onze buren in de bayou minder achterlijk zijn dan sommigen van ons verwacht hadden,' zei hij, met een veelbetekenende blik naar de klas. 'Op sommigen van ons is die beschrijving beter van toepassing,' zei hij. Ik kreeg de indruk dat hij naar Gisselle keek. 'Ik heb je aan de andere kant van het lokaal gezet, omdat ik bang was dat ik het verschil niet zou zien, maar ik merk nu dat ik dat heel goed zie,' voegde hij eraan toe. Deze keer werd er hard gelachen. Ik durfde niet naar Gisselle te kijken en sloeg mijn ogen neer.
Mijn hart bonsde nog toen hij verder ging met de bespreking van het verhaal. Nu en dan keek hij naar mij om iets dat hij had gezegd te bevestigen of te herbevestigen. Ten slotte gaf hij het huiswerk op. Ik draaide me heel langzaam om en keek naar Gisselle. Ze keek pijnlijk getroffen, met een mengeling van verbazing en teleurstelling.
'Je hebt indruk gemaakt op Stegman,' zei Mookie toen de bel ging. 'Ik ben blij dat jij ook leest. Iedereen lacht me altijd uit omdat ik zoveel lees.'
'Waarom?'
'Daarom. Ze doen het gewoon,' zei Mookie. Gisselle kwam naar ons toe, met haar groep vrienden en vriendinnen.
'Het heeft geen zin je nu aan iedereen voor te stellen,' zei ze. 'Je vergeet hun namen toch maar weer. Ik doe het wel tijdens de lunch.' Twee van haar vriendinnen kreunden en een paar jongens keken teleurgesteld. 'O, goed dan. Dit zijn Billy, Edward, Charles en James,' somde ze zo snel op dat ik niet zeker wist welke naam bij wie hoorde. 'En dit is Claudine en dit is Antoinette, mijn twee beste vriendinnen,' zei ze, wijzend op een lange brunette en een blond meisje dat ongeveer even lang was als wij.
'Het is ongelooflijk zoals jullie op elkaar lijken,' merkte Claudine op.
'Het is een tweeling, weetje,' zei Antoinette.
'Dat weet ik, maar de Gibsons zijn ook een tweeling, en Mary en Grace lijken niets op elkaar.'
'Dat komt omdat zij geen eeneiige tweeling zijn,' zei Mookie wijsneuzig. 'Ze zijn wel tegelijk geboren, maar uit twee verschillende eitjes.'
'O, spaar ons alsjeblieft, juffertje Weetal,' zei Claudine.
'Ik probeer alleen maar te helpen,' zei Mookie verontschuldigend.
'De volgende keer dat we een wandelende encyclopedie nodig hebben, zullen we je wel roepen,' zei Antoinette. 'Moetje niet iets opzoeken in de bibliotheek?' ging ze verder.
'Ik moet Ruby rondleiden. Dr. Storm heeft het me opgedragen.'
'Wij geven je een nieuwe opdracht. Verdwijn, Mookie,' zei Gisselle. 'Ik kan mijn zuster wel rondleiden.'
'Maar -'
'Ik wil haar niet in moeilijkheden brengen, Gisselle,' zei ik. 'Het is goed.' Mookie keek dankbaar.
'Zoals je wilt, maar neem haar niet mee naar onze tafel in de kantine. Ze bederft ieders eetlust,' zei Gisselle. De meisjes lachten.
Beau, die uit een ander deel van het gebouw kwam met Martin, liep haastig naar ons toe.
'Hoe gaat het?' vroeg hij.
'Goed,' zei Gisselle. 'Maak je niet bezorgd, ze is in Mookies handen. Kom mee,' zei ze. Ze gaf hem een arm voor hij kon antwoorden en begon hem mee te trekken.
'Maar... ik zie je bij de lunch,' riep hij achterom.
'We kunnen beter gaan, anders zijn we te laat voor maatschappijleer,' zei Mookie.
'En we willen niet te laat komen op maatschappijleer,' zeiden de jongens en meisjes die nog om ons heen stonden in koor. Ze werd vuurrood.
'Wijs me de weg maar,' zei ik gauw, en we liepen de gang door. Alle leerlingen staarden ons aan. Sommigen zeiden hallo, sommigen glimlachten, maar de meesten keken alleen maar en fluisterden tegen degene die naast hem of haar stond. Zelfs sommige docenten stonden in de deur van hun klas om mij te zien.
Wanneer, vroeg ik me af, zou ik ophouden een interessant object te zijn en niet meer opvallen?
In de ene klas na de andere: maatschappijleer, natuurkunde, wiskunde, merkte ik dat ik minder ver achter was dan iedereen verwacht had. Een van de redenen was dat ik altijd veel gelezen had. Grootmama Catherine had me altijd op mijn hart gedrukt dat ontwikkeling belangrijk was, en vooral lezen, en ze moedigde me aan om bibliotheekboeken mee naar huis te nemen. Tegen mijn verwachting in waren de docenten op de Beauregard School helemaal niet intimiderend. Integendeel, ze waren vriendelijk en behulpzaam. Net als meneer Stegman waren ze onder de indruk van wat ik al wist, en ze schenen blij te zijn iemand in de klas te hebben die hun lessen serieus nam.
Naarmate de ochtend verstreek en de docenten beseften wat ik wist en hoe ijverig ik werkte, werd Gisselle onvermijdelijk met mij vergeleken en kreeg ze een standje dat ze haar werk minder serieus opvatte dan ik. Achter hun commentaar en kritiek lag de gedachte dat haar Cajun-tegenhanger niet achterlijk was, maar voorlijk.
Dat wilde ik niet. Ik zag dat het haar van streek maakte, maar ik kon er niets aan doen. Toen we elkaar voor de lunch ontmoetten in de kantine, was ze gefrustreerd en kwaad. Ze was in een slecht humeur en deed minachtend over alles en iedereen om ons heen.
'Ik zie je na de lunch,' zei Mookie. Ze wierp één blik op Gisselle en ging toen aan een apart tafeltje zitten.
Beau kwam achter me staan en kietelde me in mijn ribben voor ik kon protesteren tegen Mookies vertrek. Ik gaf een gil en draaide me om.
'Beau, hou op. Ik val toch al op als een krab in een kippegumbo.' Hij lachte en keek me stralend aan met zijn mooie blauwe ogen.
'Ik hoor dat iedereen je graag mag, vooral de leraars,' zei hij. ik wist het wel. Kom mee, dan gaan we lunchen.' Hij bleef naast me in de rij staan en we liepen met onze bladen naar de tafel waaraan Gisselle en haar vriendinnen zaten. Ze hield hof als een koningin.
ik Vertelde net aan iedereen dat je vis moest schoonmaken en kleine zakdoekjes naaien die je langs de weg moest verkopen,' vertelde ze spottend.
Er klonk gelach.
'Heb je ook verteld dat ze schildert en dat er schilderijen van haar in de galerie hangen?' Gisselles glimlach vervaagde. 'In de Franse wijk,' voegde Beau eraan toe, knikkend naar Claudine en Antoinette.
'Echt waar?' vroeg Claudine.
'Ja. En ze krijgt nu les van een professor, omdat hij vindt dat ze veel talent heeft,' ging Beau verder.
'Beau, alsjeblieft,' zei ik smekend.
'Onzin om bescheiden te zijn,' zei hij. 'Je bent toch Gisselles tweelingzusje? Gedraag je daar dan naar.' Iedereen lachte, maar Gisselle was razend.
De vragen volgden elkaar snel op: Wanneer was ik begonnen met schilderen? Hoe was het om in de bayou te leven? Hoe was de school daar? Had ik veel alligators gezien?
Bij elke vraag en bij elk antwoord raakte Gisselle meer over haar toeren. Ze probeerde grapjes te maken over mijn vroegere leven, maar niemand lachte, omdat iedereen meer belangstelling had voor mijn verhalen. Ten slotte stond ze hooghartig op en zei dat ze naar buiten ging voor een sigaret.
'Wie gaat er mee?' vroeg ze.
'We hebben niet genoeg tijd,' zei Beau. 'Bovendien patrouilleert Storm de laatste tijd zelf bij de school.'
'Je bent nog nooit bang geweest, Beau Andreas,' zei ze, terwijl ze mij een woedende blik toewierp.
ik ben ouder en verstandiger geworden,' antwoordde hij. Iedereen lachte, maar Gisselle liep woedend weg. Ze deed een paar stappen voor ze zich omdraaide om te zien wie haar volgde. Niemand was opgestaan.
'Zoals julie willen,' zei ze, en liep naar twee jongens aan een andere tafel. Ze hieven hun hoofd gelijktijdig op toen ze naar hen glimlachte. Als een aas dat uit een vissersboot wordt geworpen, voerde ze hen mee naar buiten.
Aan het eind van de dag stond Beau erop me thuis te brengen. We wachtten bij zijn auto op Gisselle, maar toen ze niet meteen kwam besloot Beau zonder haar te vertrekken.
'Ze laat me alleen maar wachten om wraak te nemen,' zei hij.
'Maar ze zal zo kwaad zijn, Beau.'
'Haar verdiende loon. Maak je daar maar geen zorgen over,' zei hij. Hij stond erop dat ik instapte. Toen we wegreden keek ik achterom en meende Gisselle naar buiten te zien komen. Ik zei het tegen Beau, maar hij lachte alleen maar.
'Ik zal haai- zeggen dat ik dacht dat jij weer haar was.' Hij ging sneller rijden. Met de wind door mijn haar, de warme zon die elk blad en elke bloem tot leven leek te brengen, voelde ik me gelukkig. Nina Jacksons amulet had geholpen, dacht ik. Mijn eerste dag op mijn nieuwe school was een groot succes.
En dat gold ook voor de dagen en weken die volgden. Ik ontdekte al snel dat Gisselle mij niet hoefde bij te werken, maar ik haar, ook al was zij al die tijd naar deze school gegaan. Maar dat was niet wat ze haar vrienden vertelde. Volgens de verhalen die ze elke dag ophing tijdens de lunch bracht ze uren en uren met me door om me in elk vak bij te werken. Op een dag zei ze giechelend: 'Nu ik alles voor Ruby zo goed moet doornemen, ga ik zelf ook vooruit.'
De waarheid was dat ik het huiswerk voor ons beiden deed en dat de cijfers voor haar huiswerk als gevolg daarvan beter werden. Onze docenten uitten hardop hun verbazing en keken met een veelbetekenende blik in hun ogen naar mij. Zelfs Gisselles proefwerken verbeterden, omdat we samen studeerden.
En dus paste ik me veel gemakkelijker aan op de Beauregard School dan ik gedacht had. Ik sloot vriendschap met een aantal leerlingen, vooral een aantal jongens, en bleef op vriendschappelijke voet met Mookie, ondanks de houding van Gisselle en haar vriendinnen ten opzichte van haar. Ik vond Mookie heel gevoelig en intelligent, en heel wat oprechter dan de meesten, zo niet allemaal, van Gisselles vriendinnen.
Ik genoot van mijn lessen van professor Ashbury, die na twee lessen verklaarde dat ik een artistiek oog had. 'De perceptie die je in staat stelt te onderscheiden wat visueel betekenisvol is en wat niet.'
Toen het gerucht van mijn artistieke prestaties zich eenmaal verspreid had, trok ik nog meer de aandacht op school. Meneer Stegman, die ook adviseur van de schoolkrant was, haalde me over om kunstredactrice van de krant te worden en nodigde me uit om cartoons te maken bij de redactionele artikelen. Mookie was de eindredactrice, dus brachten we meer tijd met elkaar door. Meneer Divito vroeg me lid te worden van de zangvereniging en de week daarop liet ik me overhalen auditie te doen voor de toneelvoorstelling van school. Die middag kwam ook Beau, en tot mijn verbazing en heimelijke verrukking werden we allebei gekozen als eikaars tegenspelers.
De hele school had het erover. Alleen Gisselle leek zich te ergeren, vooral tijdens de lunch de volgende dag toen Beau haar voor de grap voorstelde mijn doublure te worden.
'Op die manier weet niemand het verschil als er iets gebeurt,' zei hij, maar voor iemand kon lachen barstte Gisselle uit.
'Het verbaast me niets dat je zoiets zegt, Beau Andreas. Jij ziet het verschil niet tussen namaak en echt.'
Iedereen bulderde van het lachen. Beau kreeg een kleur en ik was het liefst onder de tafel gekropen.
'De waarheid is,' snauwde ze, met haar duim tussen haar borsten prikkend, 'dat Ruby mijn doublure is geweest sinds ze uit het moeras is teruggezworven.' Al haar vriendinnen meesmuilden en knikten. Tevreden met het resultaat ging ze verder. 'Ik heb haar moeten leren hoe ze een bad moest nemen, haar tanden moest poetsen en het vuil uit haar oren wassen.'
'Dat is niet waar, Gisselle,' riep ik uit. De tranen brandden plotseling achter mijn oogleden.
'Je moet het mij niet kwalijk nemen dat ik zulke dingen zeg. Neem het hém maar kwalijk!' zei ze met een knikje naar Beau. 'Je profiteert van haar, Beau, en je weet het,' zei ze, meer zusterlijk nu. Toen voegde ze er met een spottende grijns aan toe: 'Alleen omdat ze toen ze hier kwam het heel gewoon vond dat een jongen zijn handen onder haar kleren stak.'
De kreten rond de tafel trokken de aandacht van iedereen in de kantine.
'Gisselle, dat is een afschuwelijke leugen!' riep ik uit. Ik stond op, griste mijn boeken van tafel en holde de kantine uit. De tranen stroomden over mijn wangen. De rest van de dag bleef ik met neergeslagen ogen zitten en zei nauwelijks een woord in de klas. Telkens als ik opkeek dacht ik dat de jongens met een wellustige grijns naar me keken en de meisjes tegen elkaar fluisterden om wat Gisselle over me gezegd had. Ik hunkerde naar het eind van de dag. Ik wist dat Beau op me zou wachten bij zijn auto, maar ik durfde me niet met hem te laten zien, dus sloop ik via een andere uitgang naar buiten en liep haastig het blok om.
Ik kende de weg goed genoeg om niet te verdwalen, maar ik nam een omweg, waardoor ik er veel langer over deed dan ik verwacht had. Ik had het gevoel dat ik wegliep, bijna of ik terugging naar de bayou. Ik liep over de mooie brede straten in het Garden District en bleef staan toen ik twee kleine meisjes zag, waarschijnlijk niet ouder dan zes of zeven, die vrolijk samen speelden op hun schommel. Ze zagen er schattig uit. Ik wist zeker dat het zusjes waren; er waren zoveel overeenkomsten tussen hen. Het moest heerlijk zijn om op te groeien met je zusje, zo intiem met elkaar te zijn, elkaar aan te voelen, te troosten als je verdriet had en elkaar gerust te stellen als je bang was.
Onwillekeurig vroeg ik me af wat voor zusters Gisselle en ik zouden zijn geworden als we samen waren opgegroeid. Diep in mijn hart was ik ervan overtuigd dat ze een beter mens zou zijn als ze samen met mij door grootmama Catherine was opgevoed. Het maakte me kwaad. Het was zo oneerlijk om ons uit elkaar te halen. Ook al had hij niet geweten dat ik bestond, toch had grootvader Dumas niet het recht zo eigenmachtig over Gisselles toekomst te beslissen. Hij had het recht niet om met het leven van mensen te spelen of ze kaarten in een kaartspel waren of damschijven op een dambord. Ik kon me niet voorstellen wat Daphne tegen mijn moeder gezegd kon hebben om haar over te halen Gisselle weg te geven, maar wat het ook was, ik wist zeker dat het een afschuwelijke leugen was.
Wat mijn vader betrof, ik had medelijden met hem vanwege die tragedie met mijn oom Jean, en ik kon begrijpen dat hij halsoverkop verliefd was geworden op mijn moeder, maar hij had beter na moeten denken over de gevolgen en hij had niet mogen toestaan dat mijn zusje bij mijn moeder vandaan werd gehaald.
Ik voelde me diep ellendig toen ik eindelijk bij het hek van ons huis kwam. Een ogenblik bleef ik staan en staarde naar het grote huis, me afvragend wat al die rijkdom en die privileges me konden geven dat wezenlijk beter was dan een simpel leven in de bayou. Wat was het dat grootmama Catherine in mijn toekomst had gezien? Was het alleen omdat ze niet wilde dat ik bij grootvader Jack bleef? Was er geen manier om in de bayou te leven zonder onder zijn smerige duim te zitten?
Met gebogen hoofd liep ik de trap op en naar binnen. Het was heel stil in huis. Papa was nog niet terug uit kantoor en Daphne was in de studeerkamer of in haar suite. Ik ging naar boven naar mijn kamer en deed snel de deur achter me dicht. Ik viel neer op het bed en verborg mijn gezicht in het kussen. Een paar ogenblikken later hoorde ik een slot opengaan en toen ik me omdraaide zag ik dat de verbindingsdeur tussen mijn kamer en die van Gisselle voor het eerst openging. Hij was altijd aan haar kant op slot geweest; nooit aan mijn kant.
'Wat wil je?' vroeg ik kwaad.
'Het spijt me,' zei ze met een berouwvol gezicht. Het verbaasde me zo, dat ik even niets kon zeggen. Ik ging rechtop zitten. 'Ik werd kwaad. Ik wilde al die afschuwelijke dingen niet tegen je zeggen, maar ik loog toen ik zei dat ik niets meer om Beau gaf en jij hem mocht hebben. Alle jongens en een paar vriendinnen van me hebben me ermee geplaagd.'
'Ik heb nooit mijn best gedaan om hem voor mij te laten kiezen,' zei ik.
'Ik weet het. Het is jouw schuld niet en het was dom van me om het jou te verwijten. Ik heb hem al mijn excuses aangeboden voor alles wat ik gezegd heb. Hij heeft op je gewacht na school.'
'Dat weet ik.'
'Waar was je?' vroeg ze.
'Ik heb wat rondgelopen.'
Ze knikte begrijpend. 'Het spijt me,' herhaalde ze. 'Ik zal ervoor zorgen dat niemand die verschrikkelijke dingen gelooft die ik heb gezegd.'
Nog steeds verbaasd, maar dankbaar, glimlachte ik. 'Dank je.'
'Claudine geeft morgenavond een pyjama-party bij haar thuis. Alleen een stel meisjes. Ik wil graag datje meegaat,' zei ze.
Ik knikte. 'Goed.'
'Mooi. Wil je nog aan die stomme wiskunderepetitie werken die we morgen hebben?'
'Oké,' zei ik. Was het mogelijk? vroeg ik me af. Was er echt een manier om de zusjes te worden die we hadden kunnen zijn? Ik hoopte het, ik hoopte het met heel mijn hart.
Die avond, na het eten, werkten we aan onze wiskunderepetitie. Daarna luisterden we naar een paar platen en Gisselle vertelde me over een paar andere jongens en meisjes in onze zogenaamde groep. Het was leuk om over andere kinderen en muziek te praten. Ze beloofde dat ze me zou helpen met het leren van mijn rol voor de toneelvoorstelling van school en toen zei ze het aardigste dat ze had gezegd sinds mijn aankomst.
'Nu ik de verbindingsdeur tussen onze kamers eenmaal heb opengemaakt, wil ik hem ook openlaten. Wat vind jij?'
'Natuurlijk,' zei ik.
'We hoeven zelfs niet te kloppen als we eikaars kamer binnenkomen. Behalve als een van ons speciaal bezoek heeft,' voegde ze er glimlachend aan toe.
De volgende dag haalden we allebei een goed cijfer voor wiskunde. Toen de andere leerlingen ons samen zagen lopen en praten, keken ze me met een achterdochtige glimlach aan. Beau keek opgelucht en de repetitie na schooltijd van het toneelstuk ging goed. Hij wilde die avond met me naar de film, maar ik vertelde hem dat ik met Gisselle naar Claudines pyjamaparty ging.
'Werkelijk?' vroeg hij bezorgd. 'Ik heb niets gehoord over een pyjamaparty. Meestal krijgen we dat soort dingen wel te horen.'
Ik haalde mijn schouders op.
'Misschien was het een impulsief plan. Kom morgenmiddag bij ons thuis,' stelde ik voor. Hij keek nog steeds ongerust, maar knikte.
Ik wist niet dat Gisselle geen toestemming had om naar Claudines pyjamaparty te gaan voor ze er die avond aan tafel over begon. Daphne klaagde dat ze het eerder had moeten weten.
'We hebben het vandaag pas besloten,' loog Gisselle, en keek snel naar mij om zeker te weten dat ik het ermee eens was. Ik keek naar mijn voedsel. 'Zelfs al hadden we het geweten, dan hadden we het jou of papa toch niet eerder kunnen vertellen,' jammerde ze. 'Jullie hebben het allebei zo druk gehad de laatste dagen.'
'Ik zie er geen kwaad in, Daphne,' zei papa. 'Bovendien hebben ze wel een beloning verdiend. Ze zijn met een paar uitstekende cijfers thuisgekomen,' ging hij verder, met een knipoog naar mij. 'Ik ben erg onder de indruk van je vooruitgang, Gisselle,' zei hij.
'Wel,' zei Daphne. 'De Montaignes zijn een goede familie. Ik ben blij datje vriendschap hebt gesloten met het juiste soort mensen,' zei ze, en gaf ons toestemming.
Direct na het eten gingen we naar boven om onze tassen in te pakken. Papa reed ons de drie blokken naar Claudines huis, dat bijna even groot was als het onze. Haar ouders waren al weg naar een afspraak buiten de stad en zouden pas laat terugkomen. De bedienden waren in hun eigen kamers, dus we hadden vrij spel.
Er waren nog twee andere meisjes behalve Claudine, Gisselle, Antoinette en ik: Theresa du Pratz en Deborah Tallant. We begonnen met popcorn te maken en platen te draaien in de enorme zitkamer. Toen stelde Claudine voor dat we wodka en veenbessesap zouden mixen, en ik dacht: o, nee, daar gaan we weer. Maar alle meisjes wilden het. Wat was een pyjama-party zonder dat je iets deed wat verboden was?
'Maak je geen zorgen,' fluisterde Gisselle. 'Ik mix de drankjes en zal ervoor zoren dat er niet te veel wodka in zit.' Ik keek en zag dat ze deed wat ze beloofd had. Ze knipoogde naar me terwijl ze bezig was.
'Hadden jullie weieens pyjama-party's in de bayou?' vroeg Deborah.
'Nee, de enige feesten waar ik naartoe ging waren de fais dodo's,' legde ik uit, en beschreef de dansavonden. De meisjes luisterden naar mijn verhalen over het eten, de muziek en de activiteiten.
'Wat is bourré?' vroeg Theresa.
'Een kaartspel, een soort kruising tussen poker en bridge. Als je een spel verliest, spek je de pot,' zei ik. Een paar meisjes glimlachten.
'Zover is het niet weg, en toch is het of we in een ander land leven,' merkte Deborah op.
'De mensen zijn niet zó verschillend,' zei ik. 'Ze willen allemaal hetzelfde - liefde en geluk.'
Iedereen zweeg even.
'Dit wordt te serieus,' verklaarde Gisselle, en ze keek naar Claudine en Antoinette, die knikten.
'Laten we naar de zolder gaan en een paar kleren van grootmoeder Montaigne halen en ons verkleden alsof we in de jaren twintig leven.'
Het was kennelijk iets dat ze al eerder hadden gedaan.
'We zetten ook oude muziek op,' zei Claudine. Antoinette en Gisselle wisselden een veelbetekenende blik, en toen liepen we met z'n allen de trap op. Door de open deur van de zolder gooide Claudine kleren naar buiten en vertelde iedereen wat ze aan moesten trekken. Ik kreeg een ouderwets badpak.
'We mogen niet weten hoe de anderen eruitzien voor we allemaal beneden komen,' zei Claudine. Het leek of er een voorgeschreven procedure bestond voor dit soort verkleedpartijen. 'Ruby, jij kunt je in mijn kamer verkleden.' Ze deed de deur van haar prachtig ingerichte kamer open en wenkte me om naar binnen te gaan. Toen wees ze Gisselle en Antoinette hun kamers en zei tegen Theresa en Deborah dat ze naar beneden moesten gaan en een ruimte zoeken om zich te verkleden. Zij zou naar de slaapkamer van haar ouders gaan. 'Over tien minuten zien we elkaar in de zitkamer.'
Ik deed de deur dicht en ging haar kamer binnen. Het ouderwetse badpak leek belachelijk toen ik het voor me hield en in Claudines passpiegel keek. Het liet niet veel bloot. Ik dacht dat mensen vroeger niet zo graag bruin wilden worden als nu.
Met voorpret bij de gedachte dat we allemaal in ouderwetse kleren zouden rondlopen, maakte ik mijn rok los en trok hem uit. Toen knoopte ik mijn blouse los, trok hem uit, en wilde juist in het badpak stappen toen er op de deur geklopt werd.
'Wie is daar?'
Claudine keek om de hoek van de deur. 'Hoe gaat het?'
'Oké. Het is me wel te groot.'
'Mijn grootmoeder was dik. O, maar je kunt geen beha en slipje onder een badpak dragen. Dat deden ze niet,' zei ze. 'Schiet op. Kleedje uit, trek het badpak aan en kom beneden.'
'Maar...'
Ze deed de deur weer dicht. Ik haalde mijn schouders op tegen mijn spiegelbeeld en maakte mijn beha los. Toen liet ik mijn slipje zakken. Toen het op mijn knieën hing, hoorde ik een onderdrukt gelach. Ik voelde een plotselinge paniek opkomen en draaide me snel om. De deur van de grote kast ging langzaam achter me open en drie jongens kwamen hysterisch lachend te voorschijn. Billy, Edward en Charles. Ik gilde en greep naar mijn kleren toen er een flitslamp afging. Terwijl ik de deur uitholde, ging er nog een flitslamp af.
Gisselle, Antoinette en Claudine kwamen te voorschijn uit de suite van haar ouders, en Deborah en Theresa liepen lachend de trap op. Ze stonden op het punt nog een foto te nemen. In paniek zocht ik naar een plaats waar ik me zou kunnen verbergen en holde door een open deur een andere kamer in. Ik gooide de deur achter me dicht en sloot hun gelach buiten. Zo gauw ik kon kleedde ik me aan. Tranen van woede en vernedering rolden over mijn wangen.
Nog steeds bevend, maar razend van woede, haalde ik diep adem. Er was niemand toen ik de kamer uit kwam. Ik haalde diep adem en liep de trap af. Stemmen en gelach kwamen uit de zitkamer. Ik bleef in de deuropening staan en zag de jongens op de grond liggen. De meisjes zaten om hen heen op banken en stoelen. Iedereen dronk wodka met veenbessesap. Ik keek vol haat naar Gisselle.
'Hoe kón je ze dat laten doen?' vroeg ik.
'O, wees toch niet zo'n spelbreekster,' zei ze. 'Het was maar een grap.'
'Een grap? Goed, kleed jij je dan maar uit waar ze bij zijn en laat foto's maken. Toe dan!' De jongens keken haar vol verwachting aan.
'Zo stom ben ik niet,' zei ze, en iedereen lachte.
'Nee, dat ben je niet,' gaf ik toe. 'Want jij vertrouwt een ander niet. Bedankt voor de les, zusterlief,' tierde ik. Toen draaide ik me om en liep naar de voordeur.
'Waar ga je naartoe? Je kunt nu niet naar huis,' riep ze, terwijl ze me achterna kwam. Bij de deur draaide ik me om.
'Je dacht toch zeker niet dat ik nu nog hier bleef?'
'O, doe toch niet zo kinderachtig. Ik weet zeker dat je je naakt hebt vertoond voor de jongens in de bayou.'
'Nee. De mensen in de bayou hebben een betere moraal dan jullie,' snauwde ik. Haar glimlach verdween.
'Ga je het verraden?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee. Het zou nergens toe dienen,' antwoordde ik en liep naar buiten.
Ik liep haastig over de straten en trottoirs. Mijn hart bonsde terwijl ik bijna draafde door de gele lichtcirkels van de straatlantaarns. Ik lette op geen andere voorbijgangers, niet op de passerende auto's. Ik wilde zo snel mogelijk thuis zijn, in mijn kamer.
Het eerste wat ik zou doen was de deur weer op slot doen tussen Gisselles kamer en de mijne.