8. HET IS MOEILIJK OM TE VERANDEREN
Grootmama Catherines begrafenis was de grootste die ooit in Terrebone Parish was gehouden. Iedereen - en nog een paar - die naar de wake was gekomen, kwam ook naar de kerkdienst en naar het kerkhof. Grootvader Jack gedroeg zich netjes en droeg zijn goede kleren. Met zijn geborstelde haar, zijn getrimde baard en zijn schone en gepoetste laarzen, zag hij er meer uit als een verantwoordelijk lid van de gemeenschap. Hij vertelde me dat hij sinds de begrafenis van zijn moeder niet meer in de kerk was geweest, maar hij zat naast me en zong de gezangen en reciteerde de gebeden. Hij stond op het kerkhof naast me. Hij leek, zolang er geen whisky door zijn lichaam vloeide, een kalm en respectvol mens.
Pauls ouders kwamen naar de kerk, maar niet naar het kerkhof. Alleen Paul kwam en stond aan mijn andere zijde naast me aan het graf. We gaven elkaar geen hand, maar hij maakte zijn aanwezigheid bekend met een aanraking of een woord.
Pater Rush begon zijn gebeden, gaf zijn laatste zegen, en de kist werd neergelaten in het graf. Juist toen ik had gedacht dat mijn verdriet niet heviger kon worden, mijn hart niet nog meer gebroken, voelde ik het verlies als een dolksteek door me heengaan. Het leek of het, zolang haar lichaam met die vredige uitdrukking op haar gezicht nog in huis was, niet ten volle tot me was doorgedrongen hoe definitief haar dood was. Maar nu ik haar kist omlaag zag gaan, kon ik me niet meer beheersen. Ik kon niet accepteren dat ze er 's morgens niet meer zou zijn om me te begroeten en me 's avonds voor het slapen gaan een nachtzoen te geven. Ik kon niet accepteren dat we niet meer naast elkaar zouden werken om voldoende geld te verdienen om in leven te blijven; ik kon niet accepteren dat ze niet zou staan zingen bij het fornuis of de trap af zou lopen op weg naar een van haar genezingen. Ik had geen kracht meer. Mijn benen werden slap en klapten dubbel. Paul noch grootvader kon me tijdig opvangen voor ik op de grond viel en mijn ogen de werkelijkheid buitensloten.
Ik kwam bij op de voorbank van de auto die ons naar het kerkhof had gebracht. Iemand was naar een naburige beek gelopen en had een zakdoek in het water gedoopt. Het koele, verfrissende vocht hielp me tot bewustzijn te komen. Ik zag mevrouw Livaudis over me heengebogen staan, terwijl ze over mijn haar streelde, en ik zag Paul vlak achter haar staan, met een uitdrukking van diepe bezorgdheid op zijn gezicht.
'Wat is er gebeurd?'
'Je bent flauwgevallen, lieverd, en we hebben je naar de auto gebracht. Hoe gaat het nu?' vroeg hij.
'Het gaat weer,' zei ik. 'Waar is grootvader Jack?' Ik probeerde overeind te komen, maar ik voelde me duizelig en viel weer terug.
'Hij is er al vandoor,' zei mevrouw Livaudis meesmuilend. 'Met zijn gebruikelijke moerasvriendjes. Blijf rustig zitten, lieverd. We brengen je nu naar huis. Rust maar,' zei ze.
ik kom vlak achter je aan,' zei Paul, die zijn gezicht door het raam naar binnen stak. Ik probeerde te glimlachen en sloot toen weer mijn ogen. Toen we thuis waren was ik weer sterk genoeg om op te staan en naar de verandatrap te lopen. Er stonden tientallen mensen te wachten om te helpen. Mevrouw Thibodeau beval me naar mijn kamer te brengen. Ze hielpen me mijn schoenen uittrekken en ik ging liggen. Ik voelde me nu meer verlegen dan uitgeput.
'Het gaat weer,' hield ik vol. 'Heus. Ik moet naar beneden en -'
'Blijf rustig liggen, lieverd,' zei mevrouw Livaudis. 'We brengen je wat koels te drinken.'
'Maar ik moet naar beneden... de mensen...'
'Voor alles is gezorgd. Je kunt rustig even blijven liggen,' zei mevrouw Thibodeau. Ik deed wat me gezegd werd. Mevrouw Livaudis kwam terug met koude limonade. Ik voelde me een stuk beter toen ik die gedronken had en zei dat.
'Best, als je je goed genoeg voelt, wil die jongen van Tate even komen om te zien hoe het met je gaat. Hij loopt zo zenuwachtig onder aan de trap te ijsberen als een toekomstige vader,' zei mevrouw Livaudis glimlachend.
'Ja, alstublieft, laat hem bovenkomen,' zei ik, en Paul mocht naar me toe.
'Hoe gaat het met je?' vroe hij snel.
'Goed. Het spijt me dat ik jullie zoveel last bezorgd heb,' kreunde ik. 'Ik wilde zo graag dat alles vlot en keurig zou verlopen voor grootmama.'
'O, maar dat deed het. Het was de... de indrukwekkendste begrafenis die ik ooit heb gezien. Niemand kon zich herinneren ooit zoveel mensen op een begrafenis te hebben gezien, en jij deed het uitstekend. Iedereen begrijpt het.'
'Waar is grootvader Jack?' vroeg ik. 'Waar is hij zo gauw naartoe gegaan?'
ik weet het niet, maar hij is een tijdje geleden aangekomen. Hij is beneden en begroet de mensen op de veranda.'
'Heeft hij gedronken?'
'Een beetje,' jokte Paul.
'Paul Tate, je zult goed moet oefenen als je wilt proberen mij voor de gek te houden,' zei ik. 'Je bent zo doorzichtig als een schone ruit.'
Hij lachte.
'Het gaat wel goed. Er zijn te veel mensen bij,' verzekerde Paul me, maar hij had het nog niet gezegd of we hoorden geschreeuw beneden.
'Vertel me niet wat ik wel en niet moet doen in mijn eigen huis,' tierde grootvader. 'Jullie kunnen je mannen in jullie eigen huis commanderen, maar mij niet. En maak nu dat je wegkomt, en gauw een beetje. Vooruit!'
Er volgde een koor van protesten en toen nog meer geschreeuw.
'Help me naar beneden, Paul. Ik wil weten wat hij doet,' zei ik. Ik stapte uit bed, trok mijn schoenen aan en liep naar de keuken waar grootvader met een fles whisky in de hand stond. Hij zwaaide al op zijn benen terwijl hij met woedende blik naar het groepje gasten bij de deuropening keek.
'Waar staan jullie naar te staren, hè? Nog nooit een man in rouw gezien? Nooit een man gezien die net zijn vrouw begraven heeft? Hou op met dat gestaar en bemoei je met je eigen zaken,' schreeuwde hij. Hij nam weer een slok, zwaaide, en veegde zijn mond af met de rug van zijn hand. Zijn ogen spuwden vuur. 'Lazer op!' schreeuwde hij weer, toen niemand zich bewoog.
'Grootvader!' riep ik. Hij keek naar me met wazige ogen. Toen smeet hij de fles kapot tegen de gootsteen, en de inhoud verspreidde zich in de keuken. De vrouwen gilden en hij schreeuwde. Hij was verschrikkelijk in zijn woede, angstaanjagend zoals hij rondholde en tekeerging met een energie die te groot was voor zo'n kleine ruimte.
Paul sloeg zijn armen om me heen en trok me terug de trap op.
'Wacht tot hij bedaart,' zei hij. We hoorden grootvader weer schreeuwen en toen hoorden we de bezoekers het huis uit vluchten. De vrouwen pakten hun kinderen beet en stapten haastig in hun trucks en auto's bij hun man, en ze reden zo snel ze konden weg.
Grootvader bleef nog een tijdlang razen en tieren. Paul ging naast me op bed zitten en hield mijn hand vast. We luisterden tot het rustig werd beneden.
'Hij is bedaard,' zei ik. 'Ik ga maar naar beneden om op te ruimen.'
'Ik help je,' zei Paul.
We vonden grootvader uitgezakt en snurkend in een schommelstoel op de veranda. Ik dweilde de keuken en ruimde de stukken van de gebroken fles op, terwijl Paul de tafel schoonmaakte en de meubels rechtzette.
'Je kunt nu beter naar huis gaan, Paul,' zei ik, zodra we klaar waren. 'Je ouders zullen zich afvragen waar je zo lang blijft.'
'Ik vind het vreselijk om je met die... die dronkelap achter te laten. Ze moesten hem opsluiten en de sleutel weggooien voor wat hij nu heeft gedaan.
Het is verkeerd dat grootmama Catherine er niet meer is en hij nog steeds in huis is. Het is niet veilig voor je.'
'Mij gebeurt niets. Je weet hoe hij is na zo'n aanval van razernij. Hij slaapt en als hij wakker wordt heeft hij honger en berouw.'
Paul glimlachte, schudde zijn hoofd en streelde even met zijn hand langs mijn wang.
'Mijn Ruby, de eeuwige optimiste.'
'Niet altijd, Paul,' zei ik bedroefd. 'Niet meer.'
'Ik kom morgenochtend langs,' beloofde hij. 'Om te zien hoe het gaat.'
Ik knikte.
'Ruby, ik...'
'Ga nu maar, Paul,' zei ik. 'Ik wil vandaag geen nare scènes meer.'
'Goed.' Hij kuste me op mijn wang voor hij opstond. 'Ik zal met mijn vader praten,' beloofde hij. 'Ik wil achter de waarheid komen.'
Ik probeerde te glimlachen, maar na alle tranen en verdriet leek mijn gezicht op droog, broos porselein. Ik was bang dat ik voor zijn ogen zou verbrokkelen.
'Ik doe het,' beloofde Paul bij de deur. Toen was hij verdwenen.
Ik zuchtte diep, zette wat eten opzij en ging naar boven om weer te gaan liggen. Ik had me nog nooit zo moe gevoeld. Ik sliep een groot deel van de dag. Als iemand naar het huis kwam, hoorde ik het niet. Maar vroeg in de avond hoorde ik het gerammel van potten en meubels die werden verscho-ven. Verdwaasd ging ik rechtop zitten. Toen kwam ik weer tot mezelf, stapte haastig uit bed en ging naar beneden waar ik grootvader op zijn knieën zag rukken aan een paar losse planken. Alle kastdeuren stonden wijdopen en alle potten en pannen waren eruit gehaald en lagen verspreid over de vloer.
'Grootvader, wat doe je?' vroeg ik. Hij draaide zich om en staarde naar me met ogen die ik nooit eerder van hem gezien had, beschuldigend en woedend.
'Ik weet dat ze het hier ergens verstopt heeft,' zei hij. 'Ik heb het niet in haar kamer gevonden, maar ik weet dat ze het ergens verborgen heeft. Waar is het, Ruby? Ik heb het nodig,' kreunde hij.
'Wat heb je nodig, grootvader?'
'Haar geld. Ze legde altijd wat opzij voor moeilijke tijden. Nou, die moeilijke tijden zijn gekomen. Ik heb het nodig om mijn motor te laten maken, wat nieuw gereedschap en materiaal te kopen.' Hij ging op zijn hurken zitten. 'Ik moet harder werken voor ons allebei, Ruby. Waar is het?'
'Er is geen geld, grootvader. Wij hebben het ook erg moeilijk gehad. Ik ben een keer naar je hut gevaren om te vragen of jij ons kon helpen, maar je lag bewusteloos op je veranda,' vertelde ik hem.
Hij schudde zijn hoofd met een verwilderde blik in zijn ogen.
'Misschien heeft ze het je nooit verteld. Zo was ze... zelfs voor haar eigen familie had ze geheimen. Ze heeft ergens geld verborgen,' verklaarde hij, terwijl zijn ogen heen en weer schoten. 'Het kan even duren, maar ik
zal het vinden. Als het niet in het huis is, ligt het ergens buiten begraven, hè? Heb je haar ooit wel eens horen of zien graven daarbuiten?'
'Er is geen geld, grootvader. Je verspilt je tijd.'
Het lag op het puntje van mijn tong hem te vertellen over het geld van mijn schilderijen, maar het was of grootmama Catherine er nog was, naast me stond en me verbood een woord erover te zeggen. Ik nam me voor het geld onder mijn matras te verstoppen, voor het geval hij zou besluiten ook in haar kist te zoeken.
'Heb je honger?' vroeg ik.
'Nee,' zei hij. 'Ik ga naar buiten voor het te donker wordt om te zoeken,' zei hij.
Toen hij weg was zette ik alle potten en pannen terug in de kast en warmde wat eten op voor mezelf. Ik at automatisch, proefde nauwelijks wat ik at. Ik at alleen omdat ik wist dat ik sterk genoeg moest blijven. Toen ging ik weer naar boven. Ik hoorde grootvader graven in de achtertuin, graven en vloeken. Ik hoorde hem tekeergaan in de rokerij en zelfs in de buiten- w.c. Eindelijk raakte hij uitgeput en kwam weer binnen. Ik hoorde dat hij zelf wat te eten haalde en dronk. Zijn frustratie was zo groot dat hij kreunde als een kalf dat zijn moeder had verloren. Even later sprak hij tegen geesten.
'Waar heb je het geld verborgen, Catherine? Ik moet het geld hebben om voor mijn kleindochter te zorgen, snap je wel? Waar is het?'
Eindelijk werd hij kalm. Ik sloop op mijn tenen naar buiten en tuurde over de trapleuning. Hij zat ineengezakt aan de keukentafel, zijn hoofd op zijn armen. Ik liep terug naar mijn kamer, ging voor het raam zitten en staarde naar de maansikkel die half verscholen was achter donkere wolken. Ik dacht: dit is dezelfde maan die hoog boven New Orleans staat, en ik probeerde me mijn toekomst voor te stellen. Zou ik rijk en beroemd worden en op een dag in een groot huis wonen, zoals grootmama Catherine had voorspeld?
Of was dat alles ook maar een droom? Ook een web dat glinsterde in het maanlicht, een luchtspiegeling, een illusie van een in het donker gesponnen web, dat hing te wachten, vol beloftes die even leeg en broos waren als het web zelf?
Ik kon me niet herinneren dat de tijd ooit in mijn leven zo langzaam voorbij was gegaan als in de dagen die volgden op grootmama's begrafenis. Telkens als ik in de weefkamer op de oude, dof geworden koperen klok keek in zijn kersehouten omlijsting, en zag dat er pas tien minuten in plaats van een uur waren verstreken, was ik verbaasd en teleurgesteld. Ik probeerde elk moment te vullen, mijn handen en geest zo bezig te houden dat ik niet zou denken en treuren, me niets zou herinneren. Maar hoe hard ik ook werkte, de herinneringen bleven.
Eén herinnering die terugkwam met de volharding van een vlieg was de belofte die ik grootmama Catherine had gedaan, als er iets met haar zou gebeuren. Ze had me eraan herinnerd op de dag dat ze stierf en ze had me gedwongen mijn eed te herhalen. Ik had beloofd niet hier te blijven, niet met grootvader Jack te leven. Grootmama Catherine wilde dat ik naar New Orleans ging om mijn vader en zusje te zoeken, maar ik huiverde bij de gedachte dat ik de bayou zou moeten verlaten, in een bus zou moeten stappen om naar een stad te gaan die zo ver weg en zo vreemd was als een verre planeet. Ik wist zeker dat ik daar zou opvallen als een krab in een pan met eendegumbo. Iedereen in New Orleans zou één blik op me werpen en bij zichzelf zeggen: 'Dat is een stomme Cajun-meid die alleen reist.' Ze zouden me uitlachen en bespotten.
Ik had nooit ver gereisd, vooral niet alleen, maar het was niet de angst voor de reis, zelfs niet de grootte en het onbekende van de stad die me de meeste angst aanjoegen. Nee, wat ik veel beangstigender vond, was de gedachte wat mijn vader zou doen en zeggen als ik me voorstelde. Hoe zou hij reageren? Wat moest ik doen als hij de deur voor mijn neus dichtgooide? Waar moest ik naartoe als ik grootvader Jack in de steek had gelaten en afgewezen werd door mijn vader?
Ik had genoeg gelezen over de kwade aspecten van het stadsleven om te weten wat voor verschrikkingen er gebeurden in de achterbuurten, en wat een verschrikkelijk lot jonge meisjes als mijzelf wachtte. Zou ik een van die vrouwen worden over wie ik had gehoord, vrouwen die opgenomen werden in bordelen om mannen seksueel genot te verschaffen? Wat voor ander werk zou ik kunnen krijgen? Wie zou een jong Cajun-meisje aannemen met een heel beperkte opleiding, dat alleen maar in staat was tot wat handarbeid? Ik zag mezelf al in de goot slapen, omringd door andere aan lager wal geraakte mensen.
Nee, het was gemakkelijker de belofte uit te stellen en me het grootste gedeelte van de dag boven in de grenier op te sluiten, dekens en handdoeken wevend, alsof grootmama Catherine nog leefde en beneden in de keuken bezig was voor ze bij me kwam. Het was gemakkelijker om net te doen of ik iets af moest maken waar zij mee begonnen was, terwijl zij op een van haar missies was, gemakkelijker om net te doen of er niets was veranderd.
Natuurlijk nam de zorg voor grootvader Jack een deel van mijn dag in beslag. Ik moest zijn maaltijden klaarmaken, zijn rommel opruimen, wat een eindeloze taak was. Ik maakte elke ochtend zijn ontbijt klaar voor hij ging vissen of Spaans mos verzamelen in het moeras. Hij mompelde nog steeds over grootmama Catherines geld, en hij bracht nog steeds elk vrij moment door met graven en zoeken in huis. Hoe langer hij zocht zonder iets te vinden, hoe meer hij geloofde dat ik de schuilplaats verzweeg.
'Catherine was er de vrouw niet naar om dood te gaan en iets verstopt of begraven te laten zonder dat iemand het wist,' zei hij op een avond toen hij begon te eten. Zijn groene ogen versomberden toen hij me achterdochtig aankeek. 'Je hebt toch niet iets opgegraven en het verstopt waar ik al heb gekeken, hè, Ruby? Het zou me niets verbazen als Catherine je opdracht had gegeven dat te doen vlak voordal ze doodging.'
'Nee, grootvader, ik heb het je al zo vaak verteld. Er was geen geld. We hadden alles wat we verdienden hard nodig. Voordat grootmama stierf waren we afhankelijk van wat ze voor haar genezingen kreeg, en je weet hoe erg ze het vond om iets aan te pakken als ze mensen had geholpen.' De blik in mijn ogen moest hem ervan hebben overtuigd dat ik niet loog, althans op dat moment.
'Dat is het nou juist,' zei hij nadenkend kauwend, 'de mensen gaven haar dingen, ook geld, dat weet ik zeker. Ik vraag me af of ze niet iets heeft afgegeven bij een van die bemoeials, vooral die mevrouw Thibodeau. Ik zal 's avonds eens bij die vrouw op bezoek gaan,' verklaarde hij.
'Dat zou ik niet doen, grootvader,' waarschuwde ik hem.
'Waarom niet? Het geld is niet van haar, het is van mij... van ons, bedoel ik.'
'Mevrouw Thibodeau zou de politie waarschuwen en je in de gevangenis laten gooien zodra je een voet op haar veranda zet,' zei ik. 'Dat heeft ze me zo goed als verteld.' Weer keek hij me scherp en doordringend aan voor hij verder at.
'Jullie vrouwen zweren allemaal samen,' mompelde hij. 'Een man doet zijn best om eten op tafel te brengen, het huis in stand te houden. Vrouwen vinden dat allemaal vanzelfsprekend. Vooral Cajun-vrouwen,' mompelde hij. 'Ze vinden dat het hun allemaal toekomt. Nou, dat doet het niet, en een man dient met meer respect te worden behandeld, vooral in zijn eigen huis. Als ik merk dat dat geld voor me verborgen is gehouden...'
Het had geen zin hem tegen te spreken. Ik begreep nu waarom grootmama Catherine nooit een poging had gedaan zijn wijze van denken te veranderen, maar ik hoopte dat hij mettertijd zijn wanhopige zoeken naar het niet- bestaande spaargeld zou opgeven en zich erop zou concentreren zich te verbeteren zoals hij had beloofd en hard zou werken om ons een goed leven te verschaffen. Soms kwam hij inderdaad uit het moeras terug met een goede vangst vis of een paar eenden voor onze gumbo. Maar soms bracht hij zijn tijd door met varen van de ene modderige vijver naar de volgende, bij zichzelf mompelend over een van zijn vaste grieven, om dan in zijn boot te blijven zitten en zich te bezatten, na zijn vangst te hebben geruild voor een goedkope fles gin of rum. Op die avonden kwam hij met lege handen en verbitterd thuis, en moest ik een povere jambalaya maken van wat we hadden.
Grootvader repareerde een paar kleine dingen in huis, maar de meeste beloften over al het werk dat hij zou doen kwam hij niet na. Hij maakte het dak niet waar het lekte, verving de kapotte vloerplanken niet, en ondanks mijn niet zo erg subtiele suggesties, verbeterde hij evenmin zijn hygiënische gewoontes. Er ging vaak een week voorbij voor hij met een stuk zeep en water aan zijn lichaam kwam, en zelfs dan was het een snelle, bijna onmerkbare wasbeurt. Het duurde niet lang of hij had weer hoofdluis, zijn baard was smerig en geklit, en zijn vingernagels zagen zwart van het vuil.
Ik moest altijd een andere kant opkijken als we zaten te eten, anders was al mijn eetlust verdwenen. Ik had al moeite genoeg met de zure stank van zijn kleren en lichaam. Hoe iemand zich zo kon laten gaan zonder zich erom te bekommeren of het zelfs maar te merken, ging mijn verstand te boven. Ik vermoedde dat het veel met het drinken te maken had.
Altijd als ik naar het portret keek dat ik van grootmama Catherine had gemaakt, dacht ik erover weer te gaan schilderen, maar telkens als ik mijn ezel opzette, staarde ik wezenloos naar het blanco papier, zonder dat er een creatieve gedachte bij me opkwam. Ik deed maar wat, trok een paar lijnen, probeerde zelfs een keer een eenvoudige, met mos begroeide cipressestronk te tekenen, maar het leek of mijn artistieke talent met grootmama was gestorven. Ik wist dat ze woedend zou zijn als ze zo'n gedachte zelfs maar zou horen, maar de waarheid was dat de bayou, de vogels, de planten en bomen, met alles erin en erom me op een of andere manier aan grootmama deden denken. En dan kon ik niet meer schilderen, zo miste ik haar.
Paul kwam bijna elke dag. Soms zaten we gewoon op de veranda te praten, soms zat hij naast me als ik aan het weven was. Vaak hielp hij me met een of ander karweitje, vooral iets dat grootvader had moeten doen voordat hij naar het moeras trok.
'Wat doet die jongen van Tate hier toch voortdurend?' vroeg grootvader me toen hij een keer laat in de middag thuiskwam, net toen Paul vertrok.
'Hij is een goede vriend van me, die komt kijken of alles goed met me gaat, grootvader.' Ik had niet de moed grootvader te vertellen dat ik de hele afzichtelijke waarheid kende en dat ik wist wat voor verschrikkelijks hij had gedaan toen mijn moeder Paul verwachtte. Ik wist hoe plotseling grootvaders drift kon opkomen en dergelijke onthullingen zouden hem naar de fles doen grijpen, om daarna te razen en te lieren en tekeer te gaan.
'Die Tates denken dat ze iets bijzonders zijn, alleen omdat ze een hoop geld verdiend hebben,' zei grootvader. 'Kijk maar uit voor die mensen. Kijk uit!' waarschuwde hij. Ik negeerde hem en ging naar binnen om het eten klaar te maken.
Elke dag voordat Paul wegging beloofde hij met zijn vader over het verleden te zullen praten, maar elke dag als hij terugkwam, kon ik zien dat hij de moed nog niet had opgebracht. Ten slotte vertelde hij me op een zaterdagavond dat hij en zijn vader de volgende dag na kerktijd gingen vissen.
'Alleen hij en ik,' zei hij. 'Op de een of andere manier zal ik het met hem uitpraten,' beloofde hij.
Die ochtend probeerde ik grootvader Jack over te halen met me naar de kerk te gaan, maar ik kon hem niet wakker krijgen. Hoe harder ik aan hem schudde, hoe harder hij begon te snurken. Het zou de eerste keer zijn dat ik zonder grootmama naar de kerk ging, en ik wist niet zeker of ik ertegen opgewassen was, maar ik ging toch op weg. Toen ik aankwam werd ik hartelijk begroet door al grootmama's vriendinnen. Natuurlijk waren ze vol vragen hoe het met me ging nu ik in hetzelfde huis woonde als grootvader. Ik probeerde het beter te laten klinken dan het was, maar mevrouw Livaudis tuitte haar lippen en schudde haar hoofd.
'Niemand mag met zo'n last leven, zeker niet een jong meisje als Ruby,' verklaarde ze.
'Kom bij ons zitten, lieverd,' zei mevrouw Thibodeau, en ik ging bij hen in de bank zitten en zong met hen mee.
Paul en zijn ouders kwamen zo laat dat we niet met elkaar konden praten, en toen wilden hij en zijn vader zo snel mogelijk weg om naar hun boot in de bayou te gaan. Ik moest de hele dag aan hem denken, en vroeg me om de paar minuten af of Paul het werkelijk over het verleden had gehad met zijn vader. Ik verwachtte hem kort na het eten te zien, maar hij kwam niet. Ik zat op de veranda te wachten. Grootvader zat binnen te luisteren naar Cajun-muziek op de radio en schopte nu en dan met zijn voeten als hij een fles aan zijn mond bracht. Iemand die langskwam zou denken dat er een gezellig partijtje aan de gang was.
Het werd laat. Grootvader Jack raakte in zijn gebruikelijke dronken coma, en ik begon moe te worden. Er was geen maan en de lucht was inktzwart, waardoor de fonkelende sterren nog helderder leken. Ik probeerde mijn ogen te beletten dicht te vallen, maar mijn oogleden leken er een eigen mening op na te houden. Ik dutte in en werd met een schok wakker bij het gekras van een uil. Eindelijk gaf ik het op en ging naar bed.
Ik had net mijn hoofd op het kussen gelegd en mijn ogen gesloten, toen ik de voordeur hoorde opengaan en zachte voetstappen op de trap hoorde. Mijn hart begon te bonzen. Wie was er binnengekomen? Nu grootvader Jack stomdronken was, kon iedereen binnenkomen en doen wat hij wilde. Ik ging rechtop zitten en wachtte. Ik durfde nauwelijks adem te halen.
Eerst zag ik een lang silhouet op de muur en toen stond er een donkere gestalte in de deuropening.
'Paul?'
'Het spijt me dat ik je wakker maak, Ruby. Ik wilde niet komen vanavond, maar ik kon niet slapen. Ik heb geklopt, maar ik dacht wel dat je het niet zou horen, en toen ik de deur opendeed, zag ik je grootvader languit op de bank in de zitkamer liggen. Zijn mond hing open en hij snurkte zo luid dat de muren trilden.'
Ik boog me opzij en deed het licht aan. Eén blik op Paul vertelde me dat hij de waarheid wist.
'Paul, wat is er gebeurd? Ik heb op je gewacht tot ik te moe werd,' zei ik. Ik zat rechtop, met de deken tegen mijn dunne nachthemd. Hij kwam verder de kamer in en bleef met gebogen hoofd aan het voeteneind van mijn bed staan. 'Heb je met je vader gesproken?' Hij knikte en hief zijn hoofd op.
'Toen ik thuiskwam van het vissen, ben ik meteen naar mijn kamer gehold en heb de deur dichtgedaan. Ik ben niet naar beneden gegaan om te eten, maar ik kon daar niet blijven liggen. Ik wilde het kussen op mijn gezicht drukken tot ik geen adem meer kreeg,' vertelde hij. 'Ik heb het zelfs twee keer geprobeerd!'
'O, Paul, wat heeft hij tegen je gezegd?' vroeg ik. Paul zat op mijn bed en staarde me even zwijgend aan. Hij liet zijn schouders zakken en ging verder.
'Mijn vader wilde er niet over praten. Hij was verbaasd over mijn vragen en een tijdlang bleef hij gewoon zitten, starend naar het water, zonder iets te zeggen. Ik vertelde hem dat ik de waarheid moest weten, dat het belangrijk voor me was, belangrijker dan wat dan ook. Eindelijk draaide hij zich naar me om en zei dat hij het me op een goede dag zou vertellen. Hij vond alleen het moment nog niet gekomen.
'Maar ik zei hem dat ik de waarheid moest weten. Eerst was hij kwaad dat ik het ontdekt had. Hij dacht dat grootvader Jack het me verteld had. Hij zei dat je grootvader... Ik denk dat ik eraan zal moeten wennen, al maakt het me kotsmisselijk... onze grootvader.' Hij sprak de woorden uit met een grimas of hij wonderolie had geslikt, '.. .dat onze grootvader Jack hem al eerder had gechanteerd en nu probeerde hem opnieuw geld afhandig te maken. Toen vertelde ik hem wat grootmama Catherine jou had verteld en waarom, en hij knikte en zei dat ze gelijk had gehad.'
'Ik ben blij, Paul, blij dat hij je de waarheid heeft verteld. Nu -'
'Alleen,' ging Paul snel verder, terwijl hij zijn ogen half dichtkneep, 'is de versie van mijn vader heel anders dan die van grootmama Catherine.'
'Hoe?'
'Volgens hem heeft je moeder hem verleid en heeft hij geen misbruik van haar gemaakt. Hij beweert dat ze een wilde jonge vrouw was en dat hij niet de eerste was. Hij zei dat ze hem geen seconde met rust liet, hem overal volgde, glimlachend en plagend, en op een dag toen hij in zijn eentje in de bayou aan het vissen was, kwam ze in een kano naar hem toe. Ze trok haar kleren uit en dook naakt het water in en klom toen in zijn boot. Toen is het gebeurd. Toen ben ik verwekt,' zei Paul verbitterd.
Mijn zwijgen hinderde hem, maar ik kon het niet helpen. Ik was sprakeloos. Een deel van me wilde lachen en schreeuwen dat het een belachelijk verhaal was. Geen dochter van grootmama Catherine zou zoiets doen; maar een ander deel van me, het deel dat zulke dingen met Paul had gefantaseerd, dacht dat het misschien wel waar kon zijn.
ik geloof hem natuurlijk niet,' zei Paul snel. 'Ik geloof dat het gebeurd is zoals je grootmoeder het heeft verteld. Hij kwam hier en verleidde je moeder, waarom zou hij het anders zo gauw hebben toegegeven toen grootvader Jack hem ermee confronteerde en waarom liet hij zich chanteren en betaalde hij hem?'
Ik haalde diep adem.
'Heb je dat tegen je vader gezegd?' vroeg ik.
'Nee, ik wilde er geen ruzie over.'
ik weet niet hoe we ooit de hele waarheid zullen kunnen achterhalen,' zei ik.
'Wat maakt het nu nog voor verschil?' zei Paul kwaad. 'Het resultaat is hetzelfde. Mijn vader klaagde voortdurend dat grootvader Jack naar hem toe was gekomen en hem had gechanteerd, en dat hij hem duizenden dollars heeft betaald om de zaak geheim te houden. Hij zei dat grootvader het laagste van het laagste was, en dat hij bij alle slijmerige dingen in het moeras hoorde. Hij zei dat mijn moeder medelijden met hem had gehad, vooral vanwege grootvader Jack, en dat ze hem had beloofd net te doen of ze zwanger was, zodat ik door de gemeenschap zou worden geaccepteerd als een wettige Tate. Toen liet hij me beloven dat ik niets tegen mijn moeder zou zeggen. Hij vertelde me dat het haar hart zou breken als ze wist dat ik ontdekt had dat ze niet mijn echte moeder was.'
'Dat geloof ik,' zei ik. 'Daar heeft hij gelijk in, Paul. Waarom zou je haar nog meer verdriet doen dan ze al gehad heeft?'
'En ik dan?' riep hij uit. 'Hoe moet het met... ons?'
'We zijn nog jong,' zei ik, denkend aan de wijze woorden van grootmama Catherine.
'Daarom doet het niet minder verdriet,' kreunde hij.
'Nee, maar ik weet niet wat we anders kunnen doen dan doorgaan en proberen andere mensen te vinden van wie we evenveel kunnen houden als wij nu van elkaar houden.'
'Dat kan ik niet. Dat wil ik niet,' zei hij uitdagend.
'Paul, wat kunnen we anders doen?'
Hij keek me strak aan. Ik zag het verzet, de woede en het verdriet in zijn ogen.
'We doen net of het niet zo is,' zei hij, en stak zijn hand naar me uit.
Ik kon de tinteling niet onderdrukken die rond mijn hart begon en omlaagvloog door mijn maag en benen. Mijn ademhaling ging sneller. Plotseling was alles aan hem, alles aan ons verboden. Alleen al het feit dat hij op mijn bed zat, mijn hand vasthield, me zo verlangend aankeek, was taboe, en, zoals bijna alles wat verboden is, bracht het een extra opwinding mee. Het was als een verleiding die ons op de proef stelde, ons kwelde.
'Dat kan niet, Paul,' zei ik, met een nauwelijks hoorbaar gefluister.
'Waarom niet? Laten we dat deel van onszelf negeren en alleen aan de andere helft denken. Het zou niet de eerste keer zijn dat het gebeurde, vooral niet in de bayou,' zei hij. Zijn hand ging omhoog naar mijn pols, zijn vingers gleden zachtjes over mijn huid terwijl hij dichter bij me kwam zitten. Ik schudde mijn hoofd.
'Je bent nu van streek en kwaad, Paul. Je denkt niet na bij wat je zegt.' Mijn hart bonsde zo hard dat ik dacht dat ik geen adem meer kreeg.
'Dat doe ik wel. Wie weet het trouwens van ons? Alleen je grootvader Jack, en niemand zou geloven wat hij zegt, en mijn vader en moeder, die niet willen dat iemand de waarheid weet. Begrijp je het niet? Het doet er niet toe.'
'Het doet er wél toe! Voor ons!'
'Niet als we dat niet willen,' zei Paul. Hij boog zich naar me toe en kuste me op mijn voorhoofd. Nu we allebei de waarheid wisten van zijn afkomst, voelden zijn lippen zo heet als gloeiend ijzer. Ik trok me abrupt terug en schudde weer mijn hoofd, niet alleen om te trachten me te verzetten tegen zijn avances, maar ook tegen de opwinding in mijn eigen hart.
Mijn deken viel van me af en mijn nachthemd zakte zover omlaag dat het grootste deel van mijn boezem zichtbaar was. Paul sloeg zijn ogen neer en liet ze toen langzaam omhooggaan naar mijn hals en schouders en gezicht.
'Als we het één keer hebben gedaan, als we één keer het verleden hebben genegeerd en met elkaar gevrijd hebben, zullen we het daarna steeds gemakkelijker kunnen, Ruby,' zei hij. 'Snap je dat niet? Waarom zou de andere helft van onszelf, de betere helft worden ontkend? We zijn niet grootgebracht als broer en zus; we hebben nooit op die manier aan elkaar gedacht.
'Sluit je ogen en vergeet het, geef je mond over aan mijn lippen,' zei hij, terwijl hij me weer naar zich toe trok.
Ik schudde mijn hoofd, deed mijn ogen dicht en leunde zo ver mogelijk naar achteren, maar Pauls lippen drukten zich op de mijne. Ik probeerde me tegen hem te verzetten, onder hem vandaan te komen, maar hij drukte zich tegen me aan, veeleisender, zijn handen op mijn blote borsten. Zijn vingers bewogen zich naar mijn tepels.
'Paul, nee,' riep ik uit. 'Alsjeblieft niet. We zullen er spijt van hebben,' zei ik, maar ik voelde dat ik zwakker werd, dat de tinteling groeide tot een golf van verlangen. Na zoveel verdriet en zoveel ellende, hunkerde mijn lichaam naar zijn warme aanraking, ook al was die verboden.
'Nee, dat zullen we niet,' hield Paul vol. Zijn lippen beroerden mijn voorhoofd en bewogen zich langs de zijkant van mijn gezicht, terwijl zijn hand onder mijn nachthemd verdween om mijn borst volledig te omspannen. Hij tilde hem op en bracht zijn lippen naar mijn tepel. Ik voelde me steeds zwakker worden. Ik kon niets zeggen. Ik bleef onder hem wegglijden en hij drukte zich steeds dichter tegen me aan, volhardend, onverbiddelijk in zijn voornemen om niet alleen mijn zwakke verzet te overwinnen, maar alle moraal en wetten van kerk en mens die niet alleen onze erotische liefkozingen verboden, maar er vol afkeer op neerkeken.
'Ruby,' fluisterde hij in mijn oor. Mijn hart begon als een razende te kloppen en ik werd duizelig. 'Ik hou van je.'
'Wat spoken jullie hier uit, verdomme!' hoorden we plotseling een stem. Paul trok zich met een ruk terug en ik slaakte een kreet. Grootvader Jack stond in de gang naar ons te staren. Zijn haar piekte alle kanten op, zijn ogen waren groot en bloeddoorlopen, zijn lichaam zwaaide alsof er een wind door het huis joeg.
'Niets,' zei Paul. Hij stond op en trok snel zijn kleren recht.
'Niets! Noem je dat niets?' Grootvader Jack keek ons scherp aan en liep naar binnen. Hij was nog steeds dronken, maar hij herkende Paul. 'Wie verdomme.., jij bent die jongen van Tate, hè? Die hier altijd rondhangt?'
Paul keek naar mij en knikte toen.
'Je denkt zeker dat je hier 's nachts binnen kan komen om naar de kamer van mijn kleindochter te sluipen. Het zit in het bloed van de Tates,' zei grootvader.
'Dat is een leugen,' snauwde Paul.
'Hm,' zei grootvader, en streek met zijn lange vingers door zijn verwarde haar. 'Ja, nou ja, je hebt niks te maken in de slaapkamer van mijn kleindochter op dit uur van de nacht. Ik kan je maar één raad geven, jongen, maak dat je wegkomt!'
'Ga maar, Paul,' zei ik. 'Het is beter als je weggaat,' voegde ik eraan toe.
Hij keek naar me met ogen vol tranen.
'Alsjeblieft,' fluisterde ik. Hij beet op zijn onderlip en holde toen de deur uit, grootvader Jack bijna omverlopend. Paul bonkte de trap af en de deur uit.
'Zo,' zei grootvader, zich naar mij omdraaiend. 'Het schijnt dat je een stuk ouder bent dan ik dacht. Het wordt tijd dat we een goeie echtgenoot voor je vinden.'
'Ik heb niemand nodig om een goede echtgenoot voor me te vinden, grootvader, en ik ben nog niet aan een huwelijk toe. Paul deed niets. We praatten alleen maar en -'
'Alleen maar praten?' Hij grinnikte. 'In het moeras maakt dat soort praten nieuwe kikkervisjes,' zei hij sarcastisch. 'Nee, je bent een stuk gegroeid. Ik had je nog niet goed bekeken,' zei hij, starend naar het onbedekte deel van mijn lichaam. Ik hield de deken snel voor me. 'Maak je maar niet bezorgd,' zei hij met een knipoog. Toen liep hij wankelend de deur uit naar grootmama's slaapkamer, waar hij tegenwoordig sliep, als hij tenminste in staat was de trap op te komen om naar bed te gaan.
Ik leunde achterover. Mijn hart bonsde zo hard dat ik dacht dat het uit elkaar zou springen. Arme Paul, dacht ik. Hij was zo in de war; hij werd heen en weer geslingerd tussen zijn woede en zijn liefde voor mij. Grootvader Jacks plotselinge komst en beschuldigingen maakten het er niet beter op, maar misschien had het ons belet iets te doen waar we later spijt van zouden hebben gehad, dacht ik.
Ik deed het licht uit en leunde weer achterover. Ik moest bekennen dat een deel van me, toen Paul zo aandrong, had willen toegeven en doen wat hij gezegd had: uitdagend grijpen wat door het lot verboden was. Maar hoe moest je zo'n duister geheim in je hart meedragen en hoe voorkom je dat het uiteindelijk de zuiverheid van de liefde die je voor elkaar zou kunnen hebben, infecteert en vernietigt? Het was onmogelijk, het was niet voorbestemd. Het mag niet, dacht ik. Ik wist nu dat ik nooit meer zo dicht bij hem mocht komen. Ik had de wilskracht niet om me tegen de hartstocht te verzetten.
Toen ik mijn ogen dichtdeed en probeerde weer te slapen, besefte ik dat dit nog een reden was, misschien een nog grotere reden, om de kracht en de moed te vinden om te vertrekken.
Misschien had grootmama Catherine er daarom op gestaan; misschien wist ze wat er tussen Paul en mij zou gebeuren, ondanks alles wat we nu wisten. Ik viel in slaap met haar woorden in gedachten en mijn belofte aan haar op de lippen.