9. HARDE LESSEN

De rest van het weekend zag ik Paul niet meer, en ik was verbaasd dat ik hem, toen ik maandag naar school ging, ook daar niet zag. Toen ik zijn zusje Jeanne naar hem vroeg, vertelde ze me dat hij zich niet goed voelde, maar ze leek geïrriteerd dat ik het had gevraagd, vooral waar haar vriendinnen bij waren, en wilde verder niets zeggen.

Toen ik thuiskwam uit school, besloot ik een korte wandeling te gaan maken langs de kreek voordat ik het eten ging klaarmaken. Ik slenterde over het pad door onze tuin waar de hibiscus en blauwe en roze hortensia's bloeiden. Het voorjaar kwam vroeg dit jaar; ik werd omringd door kleuren en geuren en een nieuw leven. Het was of de natuur zelf probeerde me te troosten.

Maar mijn verwarde en sombere gedachten leken op bijen die rondzoem- den in een pot. Ik hoorde zoveel verschillende stemmen, die me zoveel verschillende dingen vertelden. Ga weg, Ruby, ga weg, drong één stem aan. Ga zo ver weg van de bayou als je maar kunt, weg van Paul en grootvader Jack.

Je moet niet weglopen, daag ze uit, zei een andere stem. Je houdt van Paul. Dat weet je. Geef je over aan je gevoelens en vergeet wat je hebt geleerd. Doe wat Paul wil dat je doet: leef of het allemaal een leugen is.

Denk aan je belofte aan mij, Ruby, hoorde ik de dringende stem van grootmama Catherine. Ruby... je belofte... vergeet die niet.

De warme bries uit de Golf van Mexico streek door mijn haar. Dezelfde warme bries woei door het mos in de dode cipressen in het moeras en deed ze op groene dieren lijken, die heen en weer zwaaiden om mijn aandacht te trekken. Op een lange zandbank zag ik een watermocassinslang opgerold op een stuk drijfhout liggen zonnen: de driehoekige kop had de kleur van een verkleurde koperen penny. Twee eenden en een reiger sprongen uit het water omhoog en vlogen laag over de kattestaarten. En toen hoorde ik in de verte het geronk van een motorboot die door de bayou voer, steeds dichterbij, tot hij om een bocht te voorschijn kwam.

Het was Paul. Zodra hij me zag, zwaaide hij, gaf gas en bracht de boot vlak bij de oever. Het kielzog van de boot spatte op te midden van de plompebladeren en de kattestaarten en tegen de wortels van de cipressen langs de oever.

'Loop naar de schalie daar,' riep hij, wijzend. Ik deed wat hij vroeg, en hij bracht de boot zo dicht mogelijk bij me, voor hij de motor afzette en de boot verder naar me toe liet drijven.

'Waar wasje vandaag? Waarom wasje niet op school?' vroeg ik. Hij was kennelijk niet ziek.

'Ik was bezig met denken en plannen maken. Stap in de boot. Ik wil je iets laten zien,' zei hij.

Ik schudde mijn hoofd. 'Ik moet het eten klaar gaan maken voor grootvader Jack, Paul,' zei ik, terwijl ik een stap achteruit deed.

'Je hebt tijd genoeg en je weet dat hij óf te laat komt óf helemaal niet komt als hij te dronken is om zich erom te bekommeren,' antwoordde hij. 'Kom dan. Alsjeblieft,' smeekte hij.

'Paul, ik wil niet dat er zoiets gebeurt als laatst,' zei ik.

'Er gebeurt niets. Ik zal je niet aanraken. Ik wil je alleen iets laten zien. Ik breng je meteen terug. Ik zweer het.'

'Je raakt me niet aan en je brengt me meteen terug?'

'Ik beloof het,' zei hij, en boog zich naar voren om mijn hand te pakken, toen ik in de boot wilde stappen. 'Ga zitten,' zei hij. Hij startte de motor, draaide de boot scherp en gaf gas met het zelfvertrouwen van een oude Cajun-moerasvisser. Toch gaf ik een gil. De beste visser stuit wel eens op een alligator of een zandbank. Paul lachte en minderde vaart.

'Waar breng je me naar toe, Paul Tate?' Hij stuurde door de schaduwen van overhangende wilgen, steeds dieper het moeras in, voor hij naar het zuidwesten voer, in de richting van de fabriek van zijn vader. In de verte kon ik de donderwolken boven de Golf zien. ik wil niet in een onweer terechtkomen,' klaagde ik.

'Hemel, wat kan jij zeuren!' zei Paul glimlachend. Hij voer door een smalle doorgang naar een veld, zette de motor af toen we dichterbij kwamen en liet de boot drijven.

'Waar zijn we?'

'Mijn land,' antwoorde hij. 'En ik bedoel niet het land van mijn vader. Mijn land,' zei hij nadrukkelijk.

'Jouw land?'

'Ja,' zei hij trots, en leunde tegen de zijkant van de boot. 'Alles wat je ziet - bijna vijfentwintig hectare om precies te zijn. Het is van mij, mijn erfenis.' Hij maakte een weids gebaar naar het veld.

'Dat heb ik nooit geweten,' zei ik, starend naar wat prima land leek in de bayou.

'Mijn grootvader Tate heeft het me nagelaten. Het is ondergebracht in een trust, maar zodra ik achttien word is het van mij. Maar dat is het mooiste nog niet,' zei hij glimlachend.

'Wat dan?' vroeg ik. 'Zit niet zo te grijnzen als een cyperse kat en vertel me wat de bedoeling hiervan is, Paul Tate.'

'Ik weet wat beters dan het je te vertellen, ik zal het je laten zien,' zei hij. Hij pakte de roeispaan en peddelde voorzichtig door wat moerasgras naar een donkere, schaduwachtige plek. Ik staarde voor me uit en zag het water borrelen.

'Wat is dat?'

'Gasbellen,' fluisterde hij. 'Weetje wat dat betekent?'

Ik schudde mijn hoofd.

'Het betekent dat er olie onder zit. Olie, en het is mijn land. Ik word rijk, Ruby, heel rijk.'

'O, Paul, dat is geweldig.'

'Niet als ik het niet met jou kan delen,' zei hij snel. 'Ik heb je hier naartoe gebracht om je mijn dromen te laten zien. Ik ga een groot huis bouwen op mijn land. Het zal een grote plantage worden, jouw plantage, Ruby.'

'Paul, hoe kunnen we zelfs maar aan zoiets denken? Alsjeblieft,' zei ik. 'Hou op met jezelf en mij te kwellen.'

'We kunnen aan zoiets denken, begrijp je dat dan niet? De olie is de oplossing. Geld en macht maken alles mogelijk. Ik koop de zegen en het zwijgen van grootvader Jack. We worden het meest gerespecteerde, rijke echtpaar in de bayou, en ons gezin -'

'We kunnen geen kinderen hebben, Paul.'

'Nou, dan adopteren we ze, misschien in het geheim, terwijl jij hetzelfde doet als mijn moeder heeft gedaan - net doen of de baby van jou is, en dan -'

'Maar Paul, we zullen met dezelfde soort leugens leven, hetzelfde bedrog, en die zullen ons eeuwig blijven achtervolgen,' zei ik.

'Niet, als we dat niet toestaan, niet als we onszelf toestaan van elkaar te houden zoals we altijd gedroomd hebben,' hield hij vol.

Ik wendde me van hem af en zag een kikker van een plank springen. Hij liet een kleine kring van rimpelingen achter die snel verdwenen. Te midden van de kattestaaren en plompebladeren in een hoek van de vijver zag ik brasems die zich te goed deden aan insekten. De wind begon op te steken en het Spaanse mos zwaaide mee met de verstrengelde takken van de cipressen. Een vlucht ganzen vloog over ons hoofd en verdween boven de toppen van de bomen alsof ze de wolken binnen waren gevlogen.

'Het is hier mooi, Paul. En ik wou dat het op een dag ons thuis kon zijn, maar het is onmogelijk, en het is wreed om me hiernaartoe te brengen en me dat te vertellen,' zei ik met een zacht verwijt in mijn stem.

'Maar, Ruby...'

'Dacht je soms dat ik niet wilde dat het waar kon zijn, dat ik het niet even graag wil als jij?' zei ik, terwijl ik me met een ruk naar hem omdraaide. Tranen van woede en frustratie brandden in mijn ogen. 'Dezelfde gevoelens die jou verscheuren, verscheuren ook mij, maar we maken het alleen maar erger door te fantaseren zoals nu.'

'Het is geen fantasie, het is een plan,' zei hij vastberaden. 'Ik heb er het hele weekend over nagedacht. Als ik achttien ben...'

Ik schudde mijn hoofd.

'Breng me terug, Paul. Alsjeblieft,' zei ik. Hij staarde me even aan.

'Wil je er tenminste over nadenken?' vroeg hij smekend. 'Ja?'

'Ja,' zei ik, omdat ik zag dat het de sleutel was die de deur zou openen om ons te bevrijden uit dit verdriet.

'Goed.' Hij startte de motor weer en voer terug naar de steiger bij mijn huis.

'Ik zie je morgen op school,' zei hij, nadat hij me uit de boot had geholpen. 'We zullen er elke dag over praten, alles samen goed overwegen, oké?'

'Oké, Paul,' zei ik, vol vertrouwen dat hij op een ochtend wakker zou worden en beseffen dat zijn plan een hersenschim was die nooit werkelijk-heid zou kunnen worden.

'Ruby,' riep hij, toen ik naar huis liep. Ik draaide me om. ik kan het niet helpen dat ik van je hou,' zei hij. 'Haat me er niet om.'

Ik beet op mijn lip en knikte. Mijn hart was vol van de tranen die achter mijn ogen omlaag waren gevallen. Ik zag hem wegvaren en wachtte tot zijn motorboot in de bayou was verdwenen. Toen haalde ik diep adem en ging naar binnen.

Het gebulder van grootvaders lach begroette me, onmiddellijk gevolgd door de lach van een vreemde. Langzaam liep ik naar de keuken en zag dat grootvader Jack aan de tafel zat. Hij en een man die ik herkende als Buster Trahaw, de zoon van een rijke suikerplantage-eigenaar, zaten gebogen over een kom met krab. Er stonden minstens zes lege bierflessen op de tafel die ze uit een krat hadden gepakt dat op de grond naast hen stond.

Buster Trahaw was een man van midden dertig, lang en dik, met een laag vet rond zijn maag en middel, alsof hij een binnenband onder zijn hemd droeg. Zijn lelijke gezicht was misvormd door het vet. Hij had een dikke neus met wijde neusgaten, zware hangwangen, een ronde kin en een zachte mond met dikke, paarse lippen. Zijn voorhoofd stak uit boven zijn diepliggende zwarte ogen en zijn grote oorlellen bogen zijwaarts van zijn hoofd, zodat hij op een grote vleermuis leek. Zijn doffe bruine haar was geklit van het zweet, de pieken plakten op zijn voorhoofd.

Zodra ik binnenkwam, begon hij nog harder te lachen en liet een mond vol grote tanden zien. Stukjes krab zaten tussen de openingen en zijn dikke roze tong was bedekt met het vlees ervan. Hij zette een bierfles aan zijn mond en zoog er zo hard aan dat zijn wangen op en neer bewogen als een accordeon. Grootvader Jack draaide zich om op zijn stoel.

'Waar ben je geweest, kind?' vroeg grootpapa.

*Ik heb gewandeld.'

'Ik en Buster hebben op je gewacht,' zei grootvader. 'Buster komt vanavond eten,' zei hij. Ik knikte en ging naar de ijskast. 'Kun je geen hallo tegen hem zeggen?'

'Hallo,' zei ik en draaide me weer om naar de ijskast. 'Heb je vis of eend of iets anders meegebracht voor de gumbo, grootvader?' vroeg ik zonder hem aan te kijken. Ik haalde wat groenten uit de ijskast.

'Er ligt een stapel garnalen te wachten om te worden gepeld,' antwoordde hij. 'Ze kan verdomd goed koken, Buster. Haar gumbo, haar jambalaya en étouffér kunnen met die van iedereen in de bayou concurreren,' schepte hij op.

'Je meent het?' antwoordde Buster.

'Je zult het gauw genoeg zien. Jawel, meneer. En kijk eens hoe netjes ze het huis houdt, zelfs met mij, die er een zwijnestal van maakt,' ging grootvader verder.

Ik staarde hem achterdochtig aan en kneep mijn ogen tot spleetjes. Het klonk of hij heel wat meer deed dan opscheppen over zijn kleindochter; het klonk of hij bezig was reclame te maken voor iets dat hij wilde verkopen. Mijn achterdochtige blik bracht hem niet van zijn stuk. 'Buster hier kent je wel, Ruby,' zei hij. 'Hij vertelde me dat hij je vaak over de weg heeft zien lopen en in de kraam of in het dorp heeft gezien. Ja toch, Buster?'

'Jawel, meneer. En het is me altijd goed bevallen wat ik zag,' zei hij. 'Je ziet er goed uit, Ruby.'

'Dank je,' zei ik. Ik wendde me met bonzend hart af.

'Ik zei tegen Buster dat mijn kleindochter langzamerhand eens een eigen huis moet hebben, haar eigen keuken, haar eigen gezin om voor te zorgen,' ging grootvader Jack verder. Ik begon de garnalen te pellen. 'De meeste vrouwen in de bayou eindigen niet veel beter dan ze begonnen zijn, maar Buster hier heeft een van de beste plantages.'

'Een van de grootste en beste,' voegde Buster eraan toe.

'Ik ben nog op school, grootvader,' zei ik. Ik bleef met mijn rug naar hem en Buster toe staan, zodat ze de angst in mijn ogen niet zouden zien, evenmin als de tranen die over mijn wangen rolden.

'Ach wat, school is niet belangrijk meer, niet op jouw leeftijd. Je gaat er al langer naar toe dan ik heb gedaan,' zei grootvader. 'En vast wel langer dan jij, hè, Buster?'

'Da's een feit,' zei Buster lachend.

'Het enige wat Buster hoefde te leren was het geld tellen dat binnenkomt, hè, Buster?'

Ze lachten allebei.

'Busters vader is ziek; zijn dagen zijn geteld en Buster erft alles, nietwaar, Buster?'

'Dat is zo, en het komt me toe,' zei Buster.

'Hoor je dat, Ruby?' zei grootvader. Ik gaf geen antwoord. 'Ik praat tegen je, kind.'

'Ik heb je gehoord, grootvader,' zei ik. Ik veegde mijn tranen met de rug van mijn hand weg en draaide me om. 'Maar ik heb je al gezegd, ik wil nog met niemand trouwen en ik ben nog op school. Bovendien wil ik schilderes worden,' zei ik.

'Ach, kom, je kan heus wel blijven schilderen. Buster hier koopt alle verf en penselen die je in honderd jaar nodig hebt, hè, Buster?'

'Tweehonderd,' zei hij lachend.

'Zie je?'

'Grootvader, doe dit niet,' smeekte ik. 'Je brengt me in verlegenheid.'

'Hè? Daar ben je te oud voor, Ruby. Bovendien kan ik hier niet de hele dag rondhangen om op jou te passen. Je grootmoeder is er niet meer, het wordt tijd dat je volwassen wordt.'

'Ze ziet er volwassen genoeg uit voor mij,' zei Buster, en ging met zijn tong langs de zijkant van zijn mond om een stukje krab op te likken dat in de baardstoppels van zijn ongeschoren kin was blijven steken.

'Hoor je dat, Ruby?'

'Ik wil het niet horen. Ik wil er niet over praten. Ik trouw voorlopig met niemand,' riep ik uit. Ik liep weg van het aanrecht, weg van hen. 'En zeker niet met Buster,' ging ik verder, en ik holde de keuken uit, de trap op.

'Ruby!' riep grootvader.

Ik bleef boven aan de trap staan om op adem te komen en hoorde Buster klagen.

'Ik dacht dat het zo gemakkelijk zou zijn, Jack. Je hebt me hier gebracht, hebt me dat krat bier laten kopen, maar ze is helemaal niet de gehoorzame meid die je beloofd had.'

'O, dat wordt ze wel,' antwoordde grootvader Jack. 'Daar zorg ik wel voor.'

'Misschien. Je boft dat ik van een meisje met wat pit hou. Het is of je een wild paard temt,' zei Buster. Grootvader Jack lachte. 'Ik zal je wat zeggen,' zei Buster. 'Ik doe nog vijfhonderd bij wat ik je zal geven, als ik de koopwaar eerst kan testen.'

'Wat bedoel je?' vroeg grootvader.

'Moet ik het voor je spellen, Jack? Je houdt je van de domme om de prijs te verhogen. Oké, ik geef toe dat ze iets bijzonders is. Ik geef je morgen duizend dollar voor een nacht met haar alleen en de rest op onze huwelijksdag. Een vrouw hoort toch eerst afgericht te worden, en dat kan ik maar beter zelf doen.'

'Duizend dollar!'

'Precies. Wat zeg je ervan?'

Ik hield mijn adem in. 'Zeg hem dat hij naar de hel kan lopen, grootvader,' fluisterde ik.

'Afgesproken,' zei grootvader Jack in plaats daarvan. Ik zag hoe ze elkaar een hand gaven en een nieuwe fles bier openden.

Ik ging haastig mijn kamer in en deed de deur dicht. Als ik ooit een bewijs nodig had gehad dat alle verhalen over grootvader Jack klopten, dan had ik dat nu, dacht ik. Hoe dronken hij ook kon worden, hoeveel speelschulden hij ook had, hij had enig gevoel moeten hebben voor zijn eigen vlees en bloed. Ik zag nu zelf wat een afzichtelijk en egoïstisch monster grootvader was geworden in grootmama's ogen. Waarom had ik de moed niet om onmiddellijk mijn belofte aan haar na te komen? dacht ik. Waarom zoek ik altijd naar het beste in mensen, ook al is daar geen spoor van te vinden? Ik moest al mijn lessen op de harde manier leren.

Nog geen uur later hoorde ik grootvader de trap op komen. Hij klopte niet aan, maar duwde de deur open en bleef op de drempel staan. Hij kookte van woede, zo erg dat het leek of er elk moment rook uit zijn rode oren kon komen.

'Buster is weg,' zei hij. 'Zijn eetlust is verdwenen door jouw gedrag.'

'Mooi.'

'Zo gaat het niet, Ruby,' zei hij met zijn vinger naar me wijzend. 'Je grootmoeder heeft je verwend, je hoofd volgestopt met allerlei dromen over je schilderwerk en je waarschijnlijk verteld dat je een of andere dure stadsdame zal worden, maar je bent een gewone Cajun-meid, mooier dan de meesten, dat geef ik toe, maar toch een Cajun die de hemel mag danken dat een rijke man als Buster Trahaw belangstelling voor haar heeft.

'Maar wat doe je, in plaats van dankbaar te zijn? Je laat me voor gek staan,' zei hij.

'Je bént een gek, grootvader,' antwoordde ik. Zijn gezicht werd vuurrood. Ik ging recht overeind in bed zitten. 'Maar erger nog, je bent een egoïst die zijn eigen vlees en bloed verkoopt voor whisky en zijn gokverslaving.'

'Daarvoor bied je je excuses aan, Ruby. Hoor je me?'

'Ik bied geen excuses aan, grootvader. Jij bent degene die voor al die jaren je excuses moet aanbieden. Jij bent degene die zich moet verontschuldigen omdat je meneer Tate hebt gechanteerd en Paul aan hem verkocht hebt.'

'Wat? Wie heeft je dat verteld?'

'Jij bent degene die zich moet verontschuldigen omdat je de verkoop van mijn zusje hebt geregeld aan een paar creolen in New Orleans. Je hebt het hart van mijn moeder gebroken en ook dat van grootmama Catherine,' zei ik beschuldigend. Hij bleef even staan sputteren.

'Dat is een leugen. Allemaal leugens. Ik heb gedaan wat nodig was om de reputatie van de familie te redden en daarbij nog wat op te strijken om ons uit de moeilijkheden te helpen,' protesteerde hij. 'Catherine heeft je tegen me opgezet door je wat anders te vertellen en -'

'Net zoals je nu bezig bent mij aan Buster Trahaw te verkopen en een afspraak met hem te maken om morgennacht hier te komen,' zei ik huilend. 'Jij, mijn grootvader, die voor me zou moeten zorgen, me beschermen... jij, je bent niets meer dan... dan het moerasdier dat grootmama zei dat je was,' schreeuwde ik.

Hij leek op te zwellen, zijn schouders gingen omhoog tot hij zijn volle lengte bereikt had. Zijn vuurrode gezicht werd donkerder tot het bijna de kleur van mijn haar had, zijn ogen schoten vuur.

'Ik merk dat die bemoeials je tegen me hebben opgestookt. Ik doe wat het beste voor je is door zo'n rijke en welvarende man als Buster over te halen belangstelling voor je te krijgen. Als ik daar zelf ook wat beter van word, hoor je blij te zijn voor me.'

'Dat ben ik niet en ik trouw niet met Buster Trahaw,' riep ik uit.

'O, ja, dat doe je wel,' zei grootvader. 'En je zult me er dankbaar voor zijn,' voorspelde hij. Toen draaide hij zich om, ging mijn kamer uit en liep dreunend de trap af.

Even later hoorde ik hem de radio aanzetten en toen hoorde ik het gerammel van bierflessen. Hij had een van zijn woedeaanvallen. Ik besloot in mijn kamer te wachten tot hij bewusteloos raakte. Dan zou ik weggaan.

Ik begon een tas te pakken en koos zorgvuldig uit wat ik mee moest nemen, want ik wist dat ik met weinig bagage zou moeten reizen. Ik had mijn schildergeld onder mijn matras verborgen, maar ik besloot het pas te voorschijn te halen als ik klaar was om te vertrekken. Natuurlijk zou ik de foto's van mijn moeder en de ene foto van mijn vader en mijn zusje meenemen. Ik was bezig te bedenken wat ik nog meer zou meenemen toen ik hoorde dat het tumult beneden groter werd. Er brak iets en er werd een stoel kapotgeslagen. Even daarna hoorde ik iets rinkelen en toen hoorde ik zijn zware, onzekere voetstappen op de trap.

Met wild kloppend hart dook ik weg in bed. Mijn deur werd weer opengegooid en hij bleef naar me staan staren. Zijn woede was aangewak-kerd door alle whisky en bier die hij had gedronken. Hij keek om zich heen en zag mijn reistas in de hoek staan.

'Ga je ergens naartoe?' vroeg hij glimlachend. Ik schudde mijn hoofd. 'Dat dacht ik al... ik dacht wel dat je me voor gek zou laten staan.'

'Grootvader, alsjeblieft,' begon ik, maar hij deed met verrassende lenigheid een stap naar voren en greep mijn linkerenkel beet. Ik gilde toen hij iets eromheen wikkelde dat op een fietsketting leek en toen de ketting rond de poot van het bed wond. Ik hoorde het dichtklikken van een slot voor hij opstond.

'Zo,' zei hij. 'Dat zal je wel tot rede brengen.'

'Grootvader... maak me los!'

Hij draaide zich om.

'Je zult me dankbaar zijn,' mompelde hij. 'Dankbaar.' Hij wankelde de deur uit en liet me doodsbang en hysterisch huilend achter.

'Grootvader!' gilde ik. Mijn keel deed pijn van de inspanning van het schreeuwen en van mijn tranen. Toen ik zweeg en luisterde, klonk het of hij struikelde en van de trap viel. Ik hoorde hem vloeken en toen hoorde ik nog meer gebonk en brekend houtwerk. Na een tijdje werd het rustig.

Verbijsterd door wat hij gedaan had, kon ik alleen maar blijven liggen en snikken tot ik het gevoel had dat mijn borst vol stenen zat. Grootvader was erger dan een moerasdier; hij was een monster, want moerasdieren zouden nooit zo wreed zijn voor hun jongen, dacht ik. En je kon niet alleen de whisky en het bier de schuld geven.

Van uitputting en angst viel ik in slaap, even vergetelheid zoekend van verschrikkingen waarvan ik nooit had kunnen dromen.

Toen ik wakker werd, had ik het gevoel dat ik uren geslapen had, maar er waren nog geen twee uur voorbijgegaan. Ik kreeg zelfs de kans niet om te denken dat het maar een nachtmerrie was, want zodra ik mijn been bewoog hoorde ik de ketting rammelen. Ik kwam snel overeind, en probeerde de ketting van mijn enkel te trekken, maar hoe harder ik trok, hoe dieper en scherper het metaal in mijn huid drong. Ik kreunde en verborg mijn gezicht in mijn handen. Als grootvader me de hele dag hier vastgeketend liet liggen... als ik nog zo lag als Buster Trahaw terugkwam, zou ik weerloos, hulpeloos zijn.

Ik voelde me ijskoud worden. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit zo bang was geweest. Ik luisterde. Alles was stil in huis. Zelfs de wind deed de wanden nauwelijks kraken. Het was of de tijd stilstond, alsof ik me in het oog van een cycloon bevond die elk moment boven mijn hoofd kon losbarsten. Ik haalde diep adem en probeerde mezelf tot kalmte te dwingen en na te denken. Toen bestudeerde ik de ketting, volgde die tot de poot van het bed.

Ik voelde een golf van opluchting door me heengaan toen ik besefte dat grootvader Jack in zijn dronkenschap de ketting alleen maar rond de poot had gewonden, vergetend dat ik het bed kon optillen en de ketting er onderuithalen. Ik draaide me om tot ik mijn andere been van het bed kon halen, en liet me toen onhandig, pijnlijk, op de grond zakken, tot ik ver genoeg was om het bed te kunnen optillen. Ik moest al mijn krachten inspannen, maar het bed ging omhoog en ik trok de ketting omlaag tot hij van de poot viel. Ik wikkelde de ketting los tot ik hem van mijn enkel kon schuiven, die rood en pijnlijk was. Voorzichtig, zo stilletjes mogelijk, legde ik de ketting op de grond. Toen pakte ik mijn tas met kleren en kostbaarheden, haalde mijn geld onder de matras vandaan en liep naar de deur van de slaapkamer. Ik opende hem op een kier en luisterde.

Alles was rustig. De butaanlamp beneden flakkerde zwakjes en verspreidde een zachte gloed, die de silhouetten over de trap en de muren liet dansen. Sliep grootvader in grootmama Catherines kamer? Ik besloot niet te kijken, maar sloop mijn kamer uit en liep op mijn tenen naar de trap.

Maar hoe zachtjes ik ook liep, de houten planken kraakten. Het was of het huis me wilde verraden. Ik bleef staan, luisterde, en liep toen verder de trap af. Toen ik beneden was bleef ik staan luisteren. Daarna liep ik door en ontdekte dat grootvader Jack languit op de grond bij de voordeur lag. Hij snurkte luid.

Ik durfde niet het risico te lopen om over hem heen te stappen, dus liep ik naar de achterdeur. Halverwege de keuken bleef ik staan. Ik moest nog één ding doen, een laatste blik werpen op het portret dat ik van grootmama Catherine had gemaakt en dat aan de muur in de zitkamer hing. Zachtjes liep ik terug en bleef op de drempel staan. Het schijnsel van de maan viel door het kale raam naar binnen op het portret, en even kreeg ik de indruk dat grootmama glimlachte, dat er een blijde uitdrukking lag in haar ogen omdat ik mijn belofte hield.

'Vaarwel, grootmama,' fluisterde ik. 'Op een dag kom ik terug in de bayou en neem ik je portret mee naar waar ik ook zal wonen.'

Ik wilde dat ik haar nog één keer kon omhelzen en kussen. Ik sloot mijn ogen en probeerde me de laatste keer te herinneren dat ik dat had gedaan, maar grootvader Jack kreunde en draaide zich om op de grond. Ik verroerde me niet. Zijn ogen gingen open en dicht. Als hij me had gezien moest hij gedacht hebben dat het een droom was, want hij werd niet wakker. Zonder verder treuzelen draaide ik me om en liep haastig door de keuken naar buiten. Toen holde ik om het huis heen naar de voorkant.

Bij de weg hield ik stil en keek achterom. Iets zoets en zuurs brandde in mijn keel. Ondanks alles wat er gebeurd was en alles wat er nog zou gebeuren, deed het me verdriet dit eenvoudige huis te verlaten, waar ik mijn eerste stappen had gezet. Binnen die oude muren hadden grootmama Catherine en ik samen heel wat maaltijden bereid, we hadden samen gezongen, samen gelachen. Op de veranda had ze in haar schommelstoel gezeten en me het ene verhaal na het andere verteld over haar eigen jeugd. Boven in die slaapkamer had ze me verzorgd tijdens mijn kinderziekten en me de verhalen verteld voor het slapen gaan die maakten dat ik rustig mijn ogen kon sluiten en tevreden in slaap vallen. Ik had me altijd veilig en zeker gevoeld in de cocon van beloften die ze weefde met haar zachte stem en haar zachte, liefdevolle ogen. Zittend bij het raam van mijn slaapkamer op hete zomeravonden had ik gefantaseerd over mijn toekomst, mijn prins zien komen, mijn schitterende bruiloft gezien met het goudstof in de spinnewebben en de muziek.

Het was meer dan dit oude huis in het moeras dat ik verliet. Het was mijn hele verleden, al die jaren van groei en ontwikkeling, van vreugde en verdriet, melancholie en opgetogenheid, van lachen en huilen. Het was moeilijk, zelfs nu nog, zelfs na dit alles, om alles in de steek te laten en de deur achter me dicht te slaan.

En het moeras zelf? Kon ik me werkelijk losscheuren van de bloemen en de vogels, van de vissen en zelfs de alligators die vol belangstelling naar me staarden? Op de tak van een plataan zat een moerashavik in het licht van de maan, zijn trotse silhouet stak donker af tegen de witte gloed. Hij sloeg zijn vleugels open en hield ze alsof hij alle moerasdieren en vogels en vissen vaarwel zei. En toen sloeg hij zijn vleugels weer dicht en ik draaide me om en liep haastig weg, met het silhouet van de havik nog voor ogen.

Op weg naar Houma passerde ik veel huizen van mensen die ik kende, mensen die ik misschien nooit meer zou zien. Ik had bijna stilgehouden bij mevrouw Thibodeau om afscheid te nemen. Zij en mevrouw Livaudis waren speciale vriendinnen van mij en mijn grootmoeder, maar ik was bang dat ze zou proberen me over te halen om te blijven en bij haar of mevrouw Livaudis te komen wonen. Ik nam me voor dat ik op een dag, als ik gesetteld was, aan beiden zou schrijven.

Er waren niet veel gelegenheden meer open in het dorp. Ik ging regelrecht naar het busstation en kocht een enkele reis naar New Orleans. Ik moest bijna een uur wachten en het grootste deel daarvan zat ik op een bank in de schaduw, bang dat iemand me zou zien en zou proberen me tegen te houden of het aan grootvader zou vertellen voor ik weg was. Twee keer dacht ik erover Paul te bellen, maar ik durfde niet. Als ik hem vertelde wat grootvader Jack had gedaan, wist ik zeker dat hij ontzettend driftig zou worden en misschien iets verschrikkelijks zou doen. Ik besloot hem in plaats daarvan een afscheidsbriefje te schrijven. Ik kocht een envelop en een postzegel in het station en scheurde een blaadje uit mijn notitieboek.

Lieve Paul,

Het zou te lang duren om je uit te leggen waarom ik wegga uit Houma zonder afscheid te nemen. Maar ik denk dat de voornaamste reden is dat ik weet dat het mijn hart zou breken als ik je zag en dan weg zou moeten. Het doet me al zoveel verdriet je dit briefje te schrijven. Ik wil je alleen zeggen dat er in het verleden meer dingen zijn gebeurd dan ik je die dag heb verteld, en die gebeurtenissen zijn de oorzaak dat ik Houma verlaat en op zoek ga naar mijn vader en mijn andere leven. Ik zou niets liever willen dan de rest van mijn leven met jou doorbrengen. Het lijkt zo'n wrede grap van de natuur om ons zo van elkaar te laten houden en ons dan voor de afschuwelijke waarheid te plaatsen. Maar ik weet nu dat als ik niet wegga, je het niet zou opgeven, en je zou het voor ons allebei te moeilijk maken.

Denk aan me zoals ik was vóór we de waarheid kenden, en ik zal op dezelfde manier aan jou denken. Misschien heb je gelijk; misschien zullen we nooit zoveel van een ander kunnen houden als van elkaar, maar we moeten het proberen. Ik zal heel vaak aan je denken, je in gedachten in je mooie plantage zien.

Met al mijn liefde, Ruby

Ik postte de brief in de brievenbus bij het station en ging toen weer zitten wachten, mijn tranen terugdringend. Eindelijk kwam de bus. Hij kwam uit St. Martinville en was onderweg vaak gestopt en had passagiers opgepikt in New Iberia, Franklin en Morgan City, voor hij in Houma kwam, dus was de bus bijna vol toen ik instapte en de chauffeur mijn kaartje gaf. Ik liep naar achteren en zag een lege plaats aan de rechterkant naast een knappe vrouw met een caramelkleurige huid, zwart haar en turkooiskleurige ogen. Ze glimlachte toen ik ging zitten, waarbij ze een rij melkwitte tanden liet zien. Ze droeg een helroze en blauwe boerenrok met zwarte sandalen, een roze halter, en hopen armbanden. Haar haar was bijeengebonden met een witte zakdoek, waarvan de punten steil omhoogstaken.

'Hallo,' zei ze. 'Ga je ook naar het natte graf?'

'Natte graf?' Ik ging naast haar zitten.

'New Orleans. Zo noemde mijn grootmoeder het altijd, omdat je niemand in de grond kunt begraven. Te veel water.'

'Heus?'

'Het is waar. Iedereen wordt begraven in graftomben, gewelven, ovens boven de grond. Wist je dat niet?' vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. 'Voor het eerst naar New Orleans, hè?'

'Ja.'

'Je hebt de beste tijd uitgezocht voor een bezoek, weetje,' zei ze. Ik zag dat haar ogen glansden van opwinding.

•Waarom?'

'Waarom? Lieve kind, het is Mardi Gras.'

'O... nee,' zei ik. Ik dacht bij mezelf dat dit de slechtste tijd was om erheen te gaan, niet de beste. Ik had gelezen en gehoord over New Orleans tijdens Mardi Gras. Ik had moeten beseffen dat dat de reden was waarom ze zich zo had opgedirkt. De hele stad zou in feeststemming zijn. Het was niet het juiste moment om voor de deur van mijn vader te verschijnen.

'Je ziet eruit of je zo uit het moeras komt, kindlief.'

Ik haalde diep adem en knikte. Ze lachte.

'Mijn naam is Annie Gray,' zei ze, en gaf me een slanke hand. Ze droeg mooie ringen aan alle vingers, maar één ring, die aan haar pink, zag eruit of hij van been was gemaakt en had de vorm van een klein doodshoofd.

'Ik ben Ruby, Ruby l^andry.'

'Hoe maak je het. Heb je familie in New Orleans?' vroeg ze.

'Ja,' zei ik. 'Maar ik heb ze... nooit gezien.'

'O, wat zeg je daarvan?'

De buschauffeur deed de deur dicht en de bus reed weg. Mijn hart begon sneller te kloppen toen ik voorbij winkels en huizen reed die ik mijn leven lang gekend had. We reden langs de kerk en de school, over de weg die ik bijna elke dag van mijn leven had bewandeld. Toen stopten we bij het kruispunt en de bus nam de richting New Orleans. Ik had het bord heel vaak gezien, en heel vaak ervan gedroomd dat ik het zou volgen. Nu deed ik het.

Een paar ogenblikken later reden we over de hoofdweg en Houma raakte steeds verder achter ons. Onwillekeurig keek ik om.

'Kijk niet achterom,' zei Annie Gray snel.

'Wat? Waarom niet?'

'Dat brengt ongeluk,' antwoordde ze.

Ik draaide me met een ruk om en keek voor me uit.

'Wat?'

'Ongeluk. Gauw, je moet drie keer een kruis slaan,' zei ze. Ze keek zo ernstig dat ik gehoorzaamde.

'Dat kan ik er niet meer bij gebruiken,' zei ik. Ze moest lachen. Ze boog zich naar voren en pakte haar linnen tas op. Ze zocht erin en haalde er iets uit dat ze in mijn hand stopte. Ik staarde ernaar.

'Wat is dat?' vroeg ik.

'Een stukje van de halswervel van een zwarte kat. Het is een gris-gris,' zei ze. Toen ze zag dat ik het niet begreep, ging ze verder: 'Het is een amulet die je geluk brengt. Mijn grootmoeder heeft het me gegeven. Voodoo,' fluisterde ze.

'O, maar ik wil je amulet niet van je afnemen,' zei ik, en wilde het teruggeven. Ze schudde haar hoofd.

'Het brengt ongeluk voor mij als ik het nu terugneem en nog meer ongeluk als jij het nu teruggeeft,' zei ze. 'Ik heb er nog veel meer, lieverd. Maak je geen zorgen. Toe dan,' zei ze, en sloot mijn vingers om het stukje been. 'Stop het weg, maar draag het altijd bij je.'

'Dank je,' zei ik, en stopte het in mijn tas.

'Je familie is zeker erg opgewonden dat je komt, hè?'

'Nee,' zei ik.

Ze hield haar hoofd schuin en glimlachte verbaasd. 'Nee? Weten ze niet dat je komt?'

Ik keek haar even aan, keek weer voor me uit en ging rechtop zitten.

'Nee,' zei ik. 'Ze weten niet eens dat ik besta.'

De bus schoot naar voren, de koplampen boorden door het duister van de nacht en voerden me mee naar de toekomst die op me wachtte, een toekomst die even donker en geheimzinnig en angstaanjagend was als de onverlichte snelweg.