12. EEN BLAUWBLOEDIG WELKOM

Ik werd wakker bij het zoete gekweel van blauwe gaaien en spotvogels, en de eerste paar ogenblikken vergat ik waar ik was. Mijn reis naar New Orleans en alles wat daarop gevolgd was leek nu een droom. Het moest 's nachts geregend hebben, want hoewel de zon helder door mijn ramen scheen, rook de wind nog naar regen en natte bladeren en naar de geur van de talloze bloemen en bomen die het grote huis omringden.

Ik kwam langzaam overeind en genoot van mijn kamer bij daglicht. Zo mogelijk zag hij er nog mooier uit. Hoewel de meubels, en alles in de kamer, tot en met een sieradenkistje op de toilettafel, antiek waren, zag het er ook allemaal splinternieuw uit. Het was bijna of deze kamer kort geleden in gereedheid was gebracht, of alles in afwachting van mijn komst was opgepoetst en schoongemaakt. Of dat ik jarenlang had geslapen toen al deze dingen nog nieuw waren en wakker was geworden zonder te beseffen dat de tijd had stilgestaan.

Ik stapte uit bed en liep naar de ramen. De lucht leek op een lappendeken van lichtblauw en zachte vanillekleurige wolken. In de tuin waren mensen druk aan het werk met het snoeien van heggen, het wieden van onkruid in de bloemperken en het maaien van de gazons. Iemand veegde op de tennisbaan de mirtebladeren en kleine takjes bijeen die waarschijnlijk door de wind en regen waren afgewaaid, en een andere man schepte de bladeren van de eik en de bananeboom uit het zwembad.

Het was een prachtige dag om een nieuw leven te beginnen, dacht ik. Vrolijk liep ik naar de badkamer, borstelde mijn haar en trok een grijze rok en blouse aan die ik in mijn tas had gepakt. Ik borg al mijn bezittingen in de la van mijn nachtkastje, trok mijn mocassins aan en ging naar beneden om te ontbijten.

Het was heel stil in huis. De deuren van alle slaapkamers waren dicht, maar toen ik boven aan de trap stond, hoorde ik de voordeur open- en dichtgaan en zag dat Gisselle het huis binnengestormd kwam, zonder zich erom te bekommeren hoeveel lawaai ze maakte of wie ze wakker maakte.

Ze gooide haar cape en een hoofdtooi van kleurige veren op de tafel in de hal en liep naar de trap. Met gebogen hoofd liep ze naar boven, maar halverwege bleef ze staan toen ze zag dat ik naar haar staarde.

'Kom je nu pas thuis van het bal?' vroeg ik verbaasd.

'O, ik was jou helemaal vergeten,' zei ze met een dom, ijl lachje. Iets in de manier waarop ze zich bewoog deed me vermoeden dat ze had gedronken. 'Zo'n plezier heb ik gehad,' ging ze uitdagend verder. 'En Beau was zo vriendelijk de hele avond geen woord te zeggen over jouw schokkende verschijning.' Haar gezicht stond plotseling geërgerd, verontwaardigd, toen mijn vraag tot haar doordrong. 'Natuurlijk kom ik nu pas thuis. Mardi Gras gaat tot 's morgens vroeg door. Dat wordt verwacht. Denk maar niet dat je mijn ouders iets kunt vertellen dat ze niet al weten, en mij problemen bezorgen,' waarschuwde ze.

'Ik wil je geen problemen bezorgen. Ik was alleen... verbaasd. Zoiets heb ik nooit gedaan.'

'Ben je nog nooit naar een bal geweest, of hebben ze zoiets niet in de bayou?' vroeg ze minachtend.

'Jawel. We noemen ze fais dodo's,' vertelde ik. 'Maar we blijven niet de hele nacht op.'

'Fais dodo's? Klinkt als die goeie ouwe tijd, two-steppen op de muziek van een accordeon en een wasbord.' Ze meesmuilde en liep verder de trap op, naar me toe.

'Het zijn meestal leuke dansavonden met een hoop lekkere dingen om te eten. Was het bal leuk?' vroeg ik.

'Leuk?' Ze bleef op de tree onder me staan en lachte weer. 'Leuk? Leuk is een woord voor een schoolfeestje of een afternoon tea in de tuin, maar voor een Mardi Gras-bal? Het was meer dan leuk; het was spectaculair. Iedereen was er,' ging ze verder. 'En iedereen keek jaloers naar mij en Beau. We worden als het mooiste creoolse paar van het ogenblik beschouwd, weetje. Ik weet niet hoeveel vriendinnen van me hebben gesmeekt om een keer met Beau te mogen dansen, en ze wilden allemaal weten waar ik deze jurk vandaan heb, maar ik heb het niemand verteld.'

'Het is een heel mooie jurk,' gaf ik toe.

'Nou, denk maar niet dat jij hem mag lenen nu je ons leven bent binnengedrongen,' antwoordde ze snel. ik begrijp trouwens nog steeds niet hoe je hier gekomen bent en wie je bent.'

'Je vader... onze vader zal het je uitleggen,' zei ik. Ze keek me nog even minachtend aan en zwaaide haar haar naar achteren.

'Ik betwijfel of iemand het zal kunnen uitleggen, maar ik kan er nu toch niet naar luisteren. Ik ben uitgeput. Ik moet slapen en ik ben op het ogenblik beslist niet in de stemming om over jou te horen.' Ze wilde zich omdraaien, maar nam me toen van het hoofd tot de voeten op. 'Waar heb je die kleren vandaan? Is alles wat je hebt zelfgemaakt?' vroeg ze minachtend.

'Niet alles. Ik heb trouwens niet veel meegenomen,' zei ik.

'Goddank.' Ze geeuwde, ik moet zien dat ik wat slaap krijg. Beau komt vanmiddag theedrinken. Het is leuk om over het bal te praten en iedereen af te kammen. Als je er dan nog bent, mag je erbij komen zitten om te luisteren.'

'Natuurlijk ben ik er dan nog,' zei ik. 'Dit is nu ook mijn huis.'

'Hou op. Ik voel een hoofdpijn opkomen,' zei ze, en kneep met haar duim en wijsvinger in haar slapen. Ze draaide zich om en stak haar arm naar me uit, met haar palm omhoog. 'Niet meer. Jonge creoolse vrouwen moeten bijtanken. We zijn... vrouwelijk, bevallig, als bloemen die de kus van de zachte regen en de aanraking van de warme zon nodig hebben. Dat zegt

Beau.' Ze keek me minachtend aan. 'Doe je geen lippenstift op voor je mensen ontmoet?'

'Nee. Ik heb geen lippenstift,' zei ik.

'En Beau denkt dat we een tweeling zijn!'

Ik kon me niet beheersen en snauwde: 'Dat zijn we ook!'

in je dromen misschien,' antwoordde ze, en slenterde naar haar badkamer. Toen ze naar binnen was en de deur had dichtgedaan, ging ik naar beneden en bleef even staan om haar hoofdtooi en cape te bewonderen. Waarom liet ze die hier liggen? Wie ruimde achter haar op? vroeg ik me af.

Alsof ze mijn gedachten gehoord had, kwam een dienstmeisje uit de zitkamer en liep de gang door om Gisselles spullen op te rapen. Ze was een jonge zwarte vrouw met mooie, grote ogen. Ik dacht niet dat ze veel ouder was dan ik.

'Goedemorgen,' zei ik.

'Goeiemorgen. Bent u het nieuwe meisje dat precies op Gisselle lijkt?' vroeg ze.

'Ja. Ik heet Ruby.'

'Ik ben Wendy Williams.' Ze raapte Gisselles eigendommen op, keek me even strak aan, en liep toen weg.

Ik liep door de gang naar de keuken, maar toen ik in de eetkamer kwam, zag ik dat mijn vader al aan de lange tafel zat. Hij dronk koffie en las het financiële nieuws in de krant. Toen hij me zag keek hij glimlachend op.

'Goeiemorgen. Kom binnen en ga zitten,' riep hij. Het was een heel grote eetkamer, bijna zo groot als een vergaderzaal van de Cajuns. Boven de lange tafel hing een vliegenverjager, een grote, brede waaier, die tijdens het avondeten werd opengevouwen en heen en weer werd bewogen door een bediende om wat wind te geven en te doen waar hij naar genoemd was: vliegen verjagen... Ik dacht dat hij daar alleen voor de versiering hing. Ik had ze al eerder gezien in huizen van rijke Cajuns, die elektrische ventilators hadden.

'Hier, kom zitten,' zei mijn vader, en tikte op de plaats links van hem. 'Van nu af aan is dit jouw plaats. Gisselle zit rechts van me en Daphne zit aan de andere kant.'

'Wat zit ze ver weg,' merkte ik op. Ik keek langs de mooie, kersehouten tafel, die zo glimmend gewreven was dat ik mijn gezicht erin weerspiegeld zag. Mijn vader lachte.

'Ja, maar Daphne wil het zo. Of moet ik zeggen dat het de correcte tafelschikking is? En, hoe heb je geslapen?' vroeg hij, toen ik ging zitten.

'Heerlijk. Het is het meest comfortabele bed waar ik ooit in geslapen heb. Ik had het gevoel dat ik op wolken lag!'

Hij glimlachte.

'Gisselle wil dat ik een nieuwe matras voor haar koop. Ze beweert dat de hare te hard is, maar als ik er een koop die nog zachter is, zakt ze op de grond,' voegde hij eraan toe, en we moesten allebei lachen. Ik vroeg me af of hij haar had horen binnenkomen en wist dat ze nu pas thuis was gekomen van het bal. 'Honger?'

'Ja,' zei ik. Mijn maag knorde. Hij drukte op een bel en Edgar verscheen uit de keuken.

'Je hebt Edgar al ontmoet, hè?' vroeg hij.

'O, ja. Goedemorgen, Edgar,' zei ik. Hij maakte een lichte buiging.

'Goedemorgen, mademoiselle.'

'Edgar, vraag Nina wat van haar bramenpannekoekjes te maken voor mademoiselle Ruby, wil je? Ik neem aan dat je die wilt?'

'Ja, dank u,' zei ik. Mijn vader knikte tegen Edgar.

'Heel goed, meneer,' zei Edgar met een glimlach naar mij.

'Sinaasappelsap? Vers, pas geperst,' zei mijn vader en stak zijn hand uit naar de karaf.

'Ja, dank u.'

'Ik geloof niet dat Daphne zich zorgen hoeft te maken over je manieren. Grootmama Catherine heeft goed werk gedaan,' prees hij. Ik wendde even mijn ogen af bij het horen van grootmama's naam. 'Je zult haar wel erg missen.'

'Ja.'

'Niemand kan een ander vervangen van wie je houdt, maar ik hoop dat ik iets van de leegte in je hart kan opvullen,' zei hij. 'Daphne slaapt vanmorgen ook uit,' ging hij met een knipoog verder. 'En we weten dat Gisselle het grootste deel van de dag zal slapen. Daphne zei dat ze in de loop van de middag met je gaat winkelen. Dus zullen wij samen de ochtend moeten doorbrengen en samen lunchen. Zal ik je iets van de stad laten zien?'

'Graag. Dank u,' zei ik.

Na het ontbijt stapten we in zijn Rolls Royce en reden weg. Ik had nog nooit in zo'n luxueuze auto gezeten en keek verstomd naar het mooie houtwerk en gleed met mijn hand over het gladde leer.

'Kun je rijden?' vroeg mijn vader.

'O, nee. Ik heb niet vaak in een auto gezeten. In de bayou lopen of varen we.'

'Ja, dat herinner ik me,' zei hij. 'Gisselle kan ook niet rijden. Ze vindt het te veel moeite om het te leren. Ze laat zich liever rijden. Maar als jij het wilt leren, zal ik je graag lesgeven.'

'O, ja, dank u.'

Hij reed door het Garden District, langs fraaie huizen met tuinen die even mooi waren als die van ons, sommige met een omheining waar oleanders langs waren geplant. Er waren nu minder wolken, zodat er ook minder schaduwen vielen over de straten en bloemen. Trottoirs en betegelde patio's glansden in de zon. Hier en daar lagen de goten vol met roze en witte camelia's door de regen van de vorige nacht.

'Sommige huizen stammen nog uit de jaren 1840,' vertelde mijn vader, en boog zich opzij om naar een huis rechts van ons te wijzen. 'Jefferson

Davis, president van de Confederatie, is in 1899 in dat huis gestorven. Er is een hoop geschiedenis hier,' voegde hij er trots aan toe.

We namen een bocht en hielden even stil toen de olijfgroene tram ratelend langs de palmbomen op de esplanade reed. Toen volgden we de St. Charles terug naar de binnenstad.

'Ik ben blij dat we even de kans hebben om alleen te zijn,' zei hij. 'Behalve dat ik je de stad kan laten zien, kan ik je beter leren kennen, en jij mij. Er was een hoop moed voor nodig om naar me toe te komen,' zei hij. De uitdrukking op mijn gezicht bevestigde zijn vermoeden. Hij schraapte zijn keel en ging verder.

'Ik kan moeilijk over je moeder praten als er andere mensen bij zijn, vooral Daphne. Je begrijpt wel waarom.'

Ik knikte.

'Het zal nu moeilijker voor je zijn om te begrijpen hoe het allemaal gebeurd is. Soms, als ik eraan denk, lijkt het of ik het allemaal gedroomd heb.'

Het was of hij in zijn droom praatte. Zijn ogen stonden glazig en afwezig, zijn stem klonk ontspannen en zacht.

'Ik moetje iets vertellen over mijn jongste broer, Jean. Hij was altijd heel anders dan ik, veel extraverter, energieker, een knappe Don Juan,' zei hij met een flauwe glimlach, ik was altijd erg verlegen tegenover leden van het andere geslacht.

'Jean was atletisch, een uitstekend hardloper en een fantastische zeiler. Hij kon op het Pontchartrainmeer zeilen al stond er niet genoeg wind om de wilgen op de oever in beweging te brengen.

'Onnodig te zeggen dat hij de favoriet van mijn vader was, en mijn moeder beschouwde hem altijd als haar baby. Maar ik was niet jaloers,' ging hij snel verder. 'Ik was altijd zakelijker aangelegd, ik voelde me meer op mijn gemak in een kantoor met cijfers, telefoongesprekken en het maken van afspraken dan op een sportterrein of in een zeilboot, omringd door mooie vrouwen.

'Jean had charme. Hij hoefde niet zijn best te doen om vrienden of kennissen te krijgen. Mannen en vrouwen zochten hem op en hingen aan zijn lippen.

'Het huis was toen altijd vol jonge mensen. Ik wist van tevoren nooit wie ik in de zitkamer zou vinden, of in de eetkamer of in ons zwembad.'

'Hoeveel jonger dan u was hij?' vroeg ik.

'Vier jaar. Toen ik van college kwam, was Jean net in zijn eerste jaar, en hij was al een ster van het hardloopteam, voorzitter van zijn klas en een populair corpslid.

'Het was niet moeilijk te begrijpen waarom mijn vader zo dol op hem was en zulke dromen had voor zijn toekomst,' zei mijn vader, terwijl hij een reeks bochten nam die ons steeds verder in de zakenwijk van New Orleans brachten. Maar ik had minder belangstelling voor het verkeer, de drukte en de tientallen winkels dan voor het verhaal van mijn vader.

We stopten voor een verkeerslicht.

ik was nog niet getrouwd. Daphne en ik gingen eigenlijk nog maar kort met elkaar om. In zijn achterhoofd was vader al bezig plannen te maken voor Jeans huwelijk met de dochter van een van zijn zakenrelaties. Het zou een huwelijk worden dat in de hemel werd gesloten. Zij was een aantrekkelijk jong meisje en haar vader was schatrijk. De huwelijksplechtigheid en de receptie zouden kunnen concurreren met een koninklijke bruiloft.'

'Hoe dacht Jean daarover?' vroeg ik.

'Jean? Hij aanbad vader en zou alles doen wat hij wilde. Jean vond het allemaal onvermijdelijk. Je zou hem erg aardig hebben gevonden, van hem hebben gehouden, denk ik. Hij was nooit depressief en zag altijd de regenboog aan het eind van een wolkbreuk, hoe groot het probleem ook was.'

'Wat is er met hem gebeurd?'

'Een ongeluk met de boot op het meer. Ik ging zelden met hem varen, maar deze keer liet ik me overhalen om mee te gaan. Hij probeerde altijd me meer op hem te laten lijken. Hij drong er voortdurend op aan dat ik meer van het leven moest genieten. Hij vond me te serieus, vond dat ik te veel verantwoordelijkheidsgevoel had. Meestal luisterde ik niet naar zijn klachten, maar deze keer zei hij dat we ons meer als broers moesten gedragen. Ik gaf toe. We dronken te veel. Er kwam een storm opzetten. Ik wilde meteen omkeren, maar hij vatte het op als een uitdaging, en toen sloeg de boot om. Er zou Jean niets gebeurd zijn, dat weet ik zeker. Hij kon veel beter zwemmen dan ik, maar de giek sloeg tegen zijn slaap.'

'O, nee,' kreunde ik.

'Hij heeft heel lang in een coma gelegen. Mijn vader waren geen kosten of moeite te veel, hij liet de beste artsen komen, maar niemand kon iets voor hem doen. Hij was een plant.'

'Wat afschuwelijk.'

'Ik dacht dat mijn ouders er nooit overheen zouden komen, vooral mijn vader niet. Maar mijn moeder was het ergst gedeprimeerd. Haar gezondheid ging achteruit. Nog geen jaar na het tragische ongeluk kreeg ze haar eerste hartaanval. Ze overleefde het, maar werd invalide.'

We reden verder, dieper het zakendistrict in. Mijn vader nam nog een bocht en toen nog één, en toen minderde hij vaart en vond een parkeerplaats. Maar hij zette de motor niet af. Hij staarde voor zich uit en ging verder met zijn herinneringen.

'Op een dag kwam mijn vader ons kantoor binnen en deed de deur achter zich dicht. Hij was oud geworden na het ongeluk van mijn broer en de ziekte van mijn moeder. Vroeger was hij een trotse, sterke man, nu liep hij met afhangende schouders, gebogen hoofd en een kromme rug. Hij zag altijd bleek, zijn ogen hadden een lege uitdrukking, zijn enthousiasme voor de zaak was verdwenen.

'"Pierre," zei hij, "ik geloof niet datje moeder nog lang op deze aarde zal vertoeven, en eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat mijn dagen ook geteld zijn. We zouden erg blij zijn als jij trouwde en een gezin stichtte."

'Daphne en ik waren toch al van plan te trouwen, maar na zijn gesprek met mij zette ik er haast achter. Ik wilde onmiddellijk kinderen krijgen. Ze begreep het. Maar de maanden verstreken en toen ze niet zwanger werd, begonnen we ons ongerust te maken.

'Ik stuurde haar naar specialisten en de conclusie was dat ze geen kinderen kon krijgen. Haar lichaam produceerde niet genoeg hormonen. Ik weet niet meer hoe de diagnose precies luidde.

'Het was verpletterend nieuws voor mijn vader, die alleen nog scheen te leven voor de dag waarop hij zijn kleinkind zou zien. Niet lang daarna stierf mijn moeder.'

'Vreselijk,' zei ik. Hij knikte en zette de motor af.

'Mijn vader kreeg een ernstige depressie. Hij kwam zelden meer op zijn werk, zat uren in de ruimte te staren en verzorgde zich steeds slechter. Daphne zorgde zo goed mogelijk voor hem, maar maakte zichzelf ook verwijten. Dat weet ik, al heeft ze het altijd ontkend.

'Ten slotte kon ik mijn vader zover krijgen dat hij mee ging jagen. We reden naar de bayou om op eenden en ganzen te jagen en huurden je grootvader Jack als gids. Zo heb ik Gabrielle leren kennen.'

'Ik weet het,' zei ik.

'Je moet begrijpen hoe triest en somber mijn leven in die tijd was. De mooie toekomst van mijn knappe, charmante broer was met één gewelddadige klap geëindigd, mijn vrouw kon geen kinderen krijgen, en mijn vader ging elke dag meer achteruit.

'Plotseling... ik zal dat moment nooit vergeten... draaide ik me om terwijl ik bezig was onze auto bij de steiger uit te laden, en zag Gabrielle langs de oever van de kreek lopen. De wind woei door haar haar, dat rond haar gezicht wapperde, haar dat even donkerrood was als het jouwe. Ze had een engelachtige glimlach. Mijn hart stond stil en mijn bloed joeg zo snel door mijn lichaam dat ik mijn wangen vuurrood voelde worden.

'Een rijstvogel streek neer op haar schouder en toen ze haar arm uitstrekte, liep hij over haar arm naar haar hand voor hij wegvloog. Ik hoor nog die zilveren lach van haar, die kinderlijke, wonderbaarlijke lach.

"'Wie is dat?" vroeg ik aan je grootvader.

'"Da's mijn dochter maar," zei hij.

'Maar zijn dochter? dacht ik. Een godin die omhoog scheen te rijzen uit de bayou? Alleen maar zijn dochter?

'Ik kon er niets aan doen. Ik was nog nooit zo verliefd geweest. Ik greep elke kans aan om in haar buurt te zijn, bij haar te zijn, met haar te praten. En het duurde niet lang of het was voor haar hetzelfde - ze verlangde ernaar om bij mij te zijn.

ik kon mijn gevoelens niet verbergen voor mijn vader, maar hij legde me geen strobreed in de weg. Ik geloof dat hij zelfs meer tochtjes naar de bayou wilde maken door mijn relatie met Gabrielle. Ik besefte toen niet waarom hij hei aanmoedigde. Ik had het moeten weten toen ik hem vertelde dat ze een kind van me verwachtte en hij dat niet erg scheen te vinden.'

'Hij heeft achter uw rug om een afspraak gemaakt met grootvader Jack,'

zei ik.

'Ja. Ik wilde het niet. Ik had al plannen gemaakt om voor Gabrielle en het kind te zorgen, en zij was daar blij mee, maar mijn vader was geobsedeerd door dat idee, het maakte hem gek.'

Hij haalde diep adem voor hij verder ging.

'Hij ging zelfs zo ver dat hij alles aan Daphne vertelde.'

'Wat hebt u gedaan?' vroeg ik.

ik heb het niet ontkend. Ik heb alles opgebiecht.'

'Was ze erg van streek?'

'Ze was van streek, maar Daphne is een karaktervolle vrouw, ze heeft klasse. Ze vertelde me dat ze mijn kind als haar eigen kind wilde opvoeden, doen wat mijn vader had gevraagd. Hij had haar een paar beloftes gedaan, zie je. Maar Gabrielle was er ook nog, en haar gevoelens en wensen kwamen op de eerste plaats. Ik vertelde Daphne wat Gabrielle wilde en dat Gabrielle zou protesteren, ondanks de afspraak die mijn vader met je grootvader had gemaakt.'

'Grootmama Catherine heeft verteld hoe ongelukkig mijn moeder was, maar ik heb nooit kunnen begrijpen waarom ze grootvader Jack zijn gang heeft laten gaan, waarom ze Gisselle opgaf.'

'Het was niet grootvader Jack die haar heeft overgehaald. Uiteindelijk,' zei hij, 'was het Daphne.' Hij zweeg en draaide zich naar me om. 'Ik zie aan je gezicht dat je dat niet wist.'

'Nee,' zei ik.

'Misschien wist je grootmoeder het ook niet. Maar genoeg daarover. De rest weet je,' zei hij snel. 'Heb je zin om door de Franse wijk te wandelen? Bourbon Street ligt vlak voor ons.'

'Graag.'

Toen we uitstapten pakte hij mijn hand en liep met me naar de hoek. Zodra we de hoek om waren hoorden we de muziek uit de diverse clubs, bars en restaurants, zelfs zo vroeg op de dag al.

'De Franse wijk is het hart van de stad,' legde mijn vader uit. 'Hij blijft dag en nacht kloppen. Hij is eigenlijk niet Frans, weet je. Meer Spaans. Er zijn hier twee rampzalige branden geweest, de eerste in 1788 en de tweede in 1794, die veel van de oorspronkelijke Franse gebouwen hebben verwoest.' Ik kon merken dat hij graag over New Orleans praatte en vroeg me af of ik de stad ooit zo zou bewonderen als hij.

We liepen verder, langs de met krullen versierde pilaren en ijzeren hekken van de binnenplaatsen. Ik hoorde boven me lachen en keek op; mannen en vrouwen leunden over de smeedijzeren balkons voor hun appartementen. Sommigen riepen omlaag naar de mensen op straat. In een boogvormige deuropening stond een zwarte man gitaar te spelen. Hij leek alleen voor zichzelf te spelen en lette niet op de mensen die bleven staan luisteren.

'Dit is een historische buurt,' legde mijn vader uit, wijzend. 'Jean-Lafitte, de beroemde piraat, en zijn broer Pierre hadden hier een kantoor voor hun contrabande. Heel wat roekeloze avonturiers hebben op deze binnenplaatsen hun plannen gesmeed.'

Ik probeerde alles in me op te nemen: de restaurants, de koffiestalletjes, de souvenir- en antiekwinkels. We liepen door tot we bij Jackson Square kwamen en de St. Louis Kathedraal.

'Hier verwelkomde het oude New Orleans zijn helden en hier werden openbare vergaderingen en feesten gehouden,' vertelde mijn vader. We bleven even staan bij het bronzen beeld van Andrew Jackson op zijn paard, voor we de kathedraal inliepen. Ik brandde een kaars voor grootmama Catherine en bad. Toen gingen we weg en slenterden over het plein, waar schilders hun werk verkochten.

'Laten we even uitrusten en koffie drinken met een paar beignets,' zei mijn vader. Ik was dol op de met suiker bestrooide beignets.

Terwijl we aten en dronken keken we naar een paar schilders die portretten tekenden van toeristen.

'Kent u een kunstgalerie die Dominique heet?' vroeg ik.

'Dominique? Ja, die is niet ver hier vandaan, een blok of twee naar rechts. Waarom vraag je dat?'

'Daar hangen een paar schilderijen van me,' antwoordde ik.

'Wat?' Mijn vader leunde verbaasd achterover. 'Hangen daar schilderijen van je?'

'Ja. Een ervan is verkocht. Daar heb ik mijn reisgeld van betaald.'

'Niet te geloven,' zei hij. 'Je bent schilderes en je hebt niets gezegd?'

Ik vertelde hem over mijn aquarellen en dat Dominique een keer voorbij onze kraam was gekomen en mijn werk had gezien.

'We moeten er onmiddellijk naartoe,' zei hij. 'Zo'n bescheidenheid heb ik nog nooit meegemaakt. Gisselle kan nog wat van je leren.'

Zelfs ik was diep onder de indruk toen we bij de galerie kwamen. Mijn schilderij van de uit het water opstijgende reiger had een ereplaats in de etalage. Dominique was er niet. Een knappe jonge vrouw beheerde de zaak, en toen mijn vader vertelde wie ik was, raakte ze opgewonden.

'Hoeveel kost het schilderij in de etalage?' vroeg hij.

'Vijfhonderdvijftig dollar, monsieur,' antwoordde ze.

'Vijfhonderdvijftig dollar! dacht ik. Voor iets dat ik had gemaakt? Zonder enige aarzeling haalde hij zijn portefeuille te voorschijn en telde het geld uit.

'Het is een prachtig schilderij,' zei hij, terwijl hij het op armlengte afstand hield. 'Maar je moet de signatuur veranderen in Ruby Dumas. Ik wil dat mijn familie je talent opeist,' voegde hij er glimlachend aan toe. Ik vroeg me af of hij op een of andere manier aanvoelde dat het, zoals grootmama Catherine me had verteld, de lievelingsvogel van mijn moeder was.

Toen het doek was ingepakt, nam mijn vader me haastig mee naar buiten. 'Wacht tot Daphne dit ziet. Je moet doorgaan met schilderen. Ik zorg voor al het materiaal en we richten een kamer in huis in als je atelier. En ik zal de beste leraar in New Orleans vragen je privé-les te geven.' Opgewonden draafde ik achter hem aan. Hij legde mijn schilderij in de auto.

ik wil je een paar musea laten zien, langs een of twee van onze beroemde kerkhoven rijden, en dan met je gaan lunchen in mijn lievelingsrestaurant in de haven. Per slot is dit een luxetour!'

Het was een verrukkelijke tocht. We lachten veel en het restaurant waar we heengingen overtrof al mijn verwachtingen. Het had een glazen koepel, zodat we de stoomboten en vrachtschepen konden zien die over de Mississippi voeren.

Onder het eten informeerde hij naar mijn leven in de bayou. Ik vertelde hem over de handarbeid en de dekens die grootmama en ik maakten om te verkopen. Hij informeerde naar school en vroeg me toen of ik weieens een vriendje had gehad. Ik wilde hem vertellen over Paul, maar bedacht me, want niet alleen maakte het me treurig om over hem te praten, maar ik schaamde me om nog iets naars over mijn moeder te moeten vertellen en nog iets verschrikkelijks dat grootvader Jack had gedaan. Mijn vader voelde mijn trieste stemming aan.

'Ik weet zeker dat je nog een hele hoop vriendjes zult krijgen,' zei hij. 'Als Gisselle je eenmaal aan iedereen op school heeft voorgesteld.'

'School?' Dat was ik even vergeten.

'Natuurlijk. We zullen je meteen laten inschrijven.'

Een angstige gedachte ging door me heen. Waren alle meisjes op school net als Gisselle? Wat werd er van me verwacht?

'Kom, kom,' zei mijn vader, en gaf me een klopje op mijn hand. 'Maak je maar niet zenuwachtig. Ik weet zeker dat het goed zal gaan. Zo,' hij keek op zijn horloge, 'de dames zullen nu wel op zijn. Laten we teruggaan. Ik moet nog steeds een verklaring over je geven aan Gisselle,' voegde hij eraan toe.

Hij deed het zo eenvoudig voorkomen, maar zoals grootmama Catherine zou zeggen: 'Eén lap bedrog weven is moeilijker dan een hele garderobe waarheid.'

Op een terras in de tuin zat Daphne op een ijzeren tuinstoel aan een tafel met parasol. Ze had laat ontbeten en was nog in een lichtblauwe zijden ochtendjas en pantoffels, maar met een perfect opgemaakt gezicht en geborsteld haar, dat een honingkleurige tint had in de schaduw. Ze zag eruit of ze op de omslag van de Vogue hoorde waarin ze zat te lezen. Ze legde het blad neer en draaide zich om toen vader en ik haar kwamen begroeten.

Hij gaf haar een zoen op haar wang.

'Moet ik goedemorgen of goedemiddag zeggen?' vroeg hij.

'Voor jullie absoluut middag,' antwoordde ze, me strak aankijkend. 'Was het gezellig?'

'Enorm,' antwoordde ik.

'Mooi zo. Ik zie dat je een nieuw schilderij hebt gekocht, Pierre.'

'Niet zomaar een nieuw schilderij, Daphne, een nieuwe Ruby Dumas,' zei hij, en keek met een glimlach van verstandhouding naar mij. Daphne trok haar wenkbrauwen op.

'Pardon?'

Mijn vader pakte het schilderij uit en hield het omhoog.

'Mooi, hè?'

'Ja,' zei ze op neutrale toon. 'Maar ik begrijp het nog steeds niet.'

'Je zult het niet geloven, Daphne,' begon hij, terwijl hij tegenover haar ging zitten. Hij vertelde haar het verhaal, terwijl zij van de een naar de ander keek.

'Opmerkelijk,' zei ze, toen hij uitgesproken was.

'En je kunt zien aan haar werk en aan de manier waarop ze ontvangen werd in de galerie dat ze veel talent heeft, een talent dat moet worden ontwikkeld.'

'Ja,' zei Daphne, nog steeds even ingehouden. Vader leek niet teleurgesteld door haar afstandelijke reactie. Hij leek eraan gewend. Hij vertelde haar wat we nog meer hadden gedaan. Ze dronk haar koffie uit een met de hand beschilderd porseleinen kopje en luisterde. Haar lichtblauwe ogen werden steeds donkerder naarmate zijn stem opgewonder klonk.

'Pierre,' zei ze, 'ik heb je in jaren niet zo uitbundig gezien.'

'Nou, ik heb er alle reden toe,' antwoordde hij.

'Ik wil niet graag met sombere gedachten komen, maar je hebt nog steeds niet met Gisselle over Ruby gesproken,' zei ze.

Al het enthousiasme leek uit hem te verdwijnen. Hij knikte.

'Je hebt als altijd gelijk, lieve. Het wordt tijd om de prinses wakker te maken en met haar te praten,' zei hij. Hij stond op en pakte mijn schilderij op. 'Waar zullen we dit hangen? In de zitkamer?'

'Het lijkt me beter datje het in je kantoor hangt, Pierre,' zei Daphne. Het klonk of ze hel ergens wilde hangen waar het zo min mogelijk gezien zou worden.

'Ja. Goed idee. Dan kan ik er vaker naar kijken. Vooruit dan maar. Wens me sterkte,' zei hij met een glimlach naar mij, en toen ging hij naar binnen om met Gisselle te gaan praten. Daphne en ik keken elkaar even aan en ze zette haar koffiekopje neer.

'Je schijnt het al aardig te kunnen vinden met je vader,' zei ze.

'Hij is erg aardig,' antwoordde ik.

'Hij is een hele tijd niet zo gelukkig en vrolijk geweest. Ik moet je waarschuwen, omdat je nu lid van de familie wordt, dat Pierre, je vader, aan periodes van melancholie lijdt. Weet je wat dat is?' Ik schudde mijn hoofd. 'Van tijd tot tijd vervalt hij in een diepe depressie. Zonder enige waarschuwing.'

'Een depressie?'

'Ja. Dan kan hij zich uren, dagen zelfs, opsluiten zonder tegen iemand iets te zeggen. Je kunt met hem in gesprek zijn en dan verschijnt er plotseling een afwezige uitdrukking op zijn gezicht en laat hij je midden in een zin alleen. Later kan hij zich dat niet meer herinneren.' Ik schudde mijn hoofd. Het leek ongelooflijk dat deze man, met wie ik zulke plezierige uren had doorgebracht, kon zijn zoals zij had beschreven.

'Soms sluit hij zich op in zijn kantoor en speelt hij die afgrijselijk treurige muziek. Ik heb hem door artsen medicijnen laten voorschrijven, maar hij wil ze niet slikken.

'Zijn moeder was net zo,' ging ze verder. 'De geschiedenis van de familie Dumas is vol ongelukkige gebeurtenissen.'

'Ik weet het. Hij heeft me verteld over zijn jongste broer,' zei ik. Ze keek scherp op.

'Heeft hij je dat al verteld? Dat bedoel ik nu juist,' zei ze hoofdschuddend. 'Hij begint altijd onmiddellijk over die afschuwelijke dingen en maakt iedereen depressief.'

'Hij heeft mij niet depressief gemaakt, al was het heel triest,' zei ik. Haar lippen verstrakten en ze kneep haar ogen samen. Ze hield er niet van om te worden tegengesproken.

'Ik veronderstel dat hij het als een ongeluk met de boot heeft beschreven,' zei ze.

'Ja. Was het dat dan niet?'

'Ik wil er nu liever niet op ingaan. Het deprimeert mij wél. In ieder geval heb ik mijn best gedaan. Ik heb alles gedaan wat ik kon om Pierre gelukkig te maken. Het belangrijkste dat je je moet herinneren als je hier komt wonen, is dat er harmonie in huis moet zijn. Kleinzielige ruzies, intriges en komplotten, jaloezie en verraad horen niet thuis in Huize Dumas.

'Pierre is zo gelukkig met je bestaan en je komst dat hij blind is voor de problemen waarmee we geconfronteerd zullen worden,' vervolgde ze. Ze sprak op zo'n vastberaden, bevelende toon dat ik alleen maar kon luisteren, terwijl ik haar strak aankeek. 'Hij is zich niet bewust van de omvang van de taak die voor ons ligt. Ik weet hoe anders de wereld is waaruit jij komt, en dat je gewend bent andere dingen te doen en te hebben.'

'Wat voor dingen, madame?' vroeg ik nieuwsgierig.

'Gewoon dingen,' zei ze ferm en met een scherpe blik in haar ogen. 'Dat is geen onderwerp waar dames over praten.'

'Ik wil of doe niets van dien aard,' protesteerde ik.

'Je beseft niet eens wat je gedaan hebt, wat voor soort leven je tot dusver hebt geleid. Ik weet dat Cajuns een ander gevoel voor moraal hebben, een andere gedragscode.'

'Dat is niet waar, madame,' antwoordde ik, maar ze ging verder of ze me niet gehoord had.

'Je zult het pas beseffen als je... als je bent opgevoed en getraind en hebt geleerd,' verklaarde ze.

'Omdat je komst zo belangrijk is voor Pierre, zal ik natuurlijk mijn best doen je te onderrichten en leiding te geven, maar ik zal je volledige medewerking en gehoorzaamheid nodig hebben. Als je problemen hebt, en ik weet zeker dat je die in het begin zult hebben, kom dan alsjeblieft meteen naar mij toe. Val Pierre er niet mee lastig.

'Het enige waar ik absoluut geen behoefte aan heb,' ging ze verder, meer tegen zichzelf dan tegen mij, 'is dat er weer iets gebeurt om hem te deprimeren. Hij zou net als zijn jongste broer kunnen eindigen.'

'Ik begrijp het niet,' zei ik.

'Dat is nu niet belangrijk,' zei ze snel. Ze trok haar schouders naar achteren en stond op.

'Ik ga me aankleden en dan ga ik met je winkelen. Zorg dat je over twintig minuten ergens bent waar ik je kan vinden.'

'Ja, madame.'

'Ik hoop,' zei ze, terwijl ze even naast me bleef staan om een paar pieken van mijn voorhoofd te strijken, 'dat je me na verloop van tijd moeder zult noemen.'

'Dat hoop ik ook,' zei ik. Ik bedoelde het niet zoals het klonk - bijna als een dreigement. Ze trok zich iets terug en haar ogen versmalden. Toen forceerde ze een flauwe glimlach en ging weg om zich te gaan aankleden.

Terwijl ik op haar wachtte, zette ik mijn rondgang door het huis voort. Ik bleef staan en keek naar binnen in het kantoor van mijn vader. Hij had mijn schilderij tegen zijn bureau gezet voor hij naar boven ging, naar Gisselle. Er hing nog een portret van zijn vader, mijn grootvader, aan de muur achter zijn bureaustoel. Op dat portret keek hij minder streng, al was hij formeel gekleed en staarde hij peinzend voor zich uit, zonder een zweem van een glimlach.

Mijn vader had een notehouten schrijfbureau, Franse kasten en stoelen met een ladderrug. Langs beide muren van het kantoor stonden boekenkasten. Op de grond lag glanzend parket met een ovaal beige kleed onder het bureau en de stoel. In de verste linkerhoek stond een globe. Alles op het bureau en in de kamer was keurig gerangschikt en stofvrij. Het leek haast of de bewoners van dit huis rondslopen met handschoenen aan. Al die meubels, de smetteloze vloeren en muren, het antiek en het beeldhouwwerk gaven me het gevoel van een olifant in een porseleinkast. Ik durfde me niet snel te bewegen of me plotseling om te draaien, laat staan iets aan te raken. Maar ik liep zijn kantoor binnen om naar de foto's op het bureau te kijken.

Er stond een foto van Daphne en een van Gisselle, beide in een zilveren lijst. Er was een foto van twee mensen, van wie ik aannam dat ze zijn ouders waren, mijn grootouders. Mijn grootmoeder, mevrouw Dumas, leek klein en tenger, knap, met een klein gezicht en een trieste uitdrukking om haar mond en in haar ogen. Waar, vroeg ik me af, stond een foto van mijn vaders jongste broer Jean?

Ik liep het kantoor uit en vond nog een andere studeerkamer, een bibliotheek met roodleren banken en stoelen met hoge ruggen, met bladgoud ingelegde tafels en koperen lampen. In een vitrinekast stonden kostbare rode, groene en paarse handgeblazen glazen en kelken, en aan de muren, zoals aan alle muren in huis, hingen olieverfschilderijen. Ik ging naar binnen en bestudeerde de boeken op de planken.

'Ah, hier ben je,' hoorde ik mijn vader zeggen. Ik draaide me om en zag hem en Gisselle in de deuropening staan. Gisselle droeg een roze zijden peignoir en roze slippers. Haar haar was haastig geborsteld. Bleek en met slaperige ogen bleef ze met over elkaar geslagen armen staan. 'We zochten je.'

'Ik was op verkenningstocht. Dat mag toch wel, hè?' zei ik.

'Natuurlijk. Dit is nu je thuis. Je kunt gaan waar je wilt. Gisselle begrijpt wat er gebeurd is en wil je nu begroeten alsof ze je voor het eerst ziet,' zei hij glimlachend. Ik keek naar Gisselle, die zuchtend naar voren kwam.

'Het spijt me dat ik me zo slecht heb gedragen,' begon ze. 'Ik kende het verhaal niet. Niemand heeft me ooit iets verteld.' Ze keek naar haar vader, die een verontschuldigend gezicht trok. 'Dit verandert natuurlijk alles. Nu weet ik dat je echt mijn zusje bent en dat je een vreselijke tijd hebt doorgemaakt.'

'Daar ben ik blij om,' zei ik. 'En je hoeft je echt niette verontschuldigen. Ik kan heel goed begrijpen dat je niet wist hoe je het had toen ik plotseling voor je stond.'

Ze leek tevreden, keek even naar vader en toen weer naar mij.

'Ik heet je welkom in onze familie. Ik verheug me erop je te leren kennen.' Het klonk of ze een uit het hoofd geleerde les opzegde, maar toch was ik blij het te horen. 'En maak je niet bezorgd over school. Papa vertelde me dat je je ongerust maakte, maar dat hoeft niet. Niemand zal mijn zusje te na komen.'

'Gisselle is de bullebak van de klas,' zei vader glimlachend.

'Ik ben geen bullebak, maar ik laat me niet door die sukkels ringeloren,' zei ze. 'In ieder geval kun je later naar mijn kamer komen en dan kunnen we samen praten. We moeten elkaar leren kennen.'

'Dat zou ik erg prettig vinden.'

'Misschien wil je mee met Ruby en Daphne als ze Ruby's nieuwe garderobe gaan uitzoeken,' opperde vader.

'Ik kan niet. Beau komt. Ik bedoel, ik kan hem natuurlijk wel bellen en het afzeggen, maar hij verheugt zich erop om me te zien. Bovendien, tegen de tijd dat ik klaar ben zijn jij en moeder waarschijnlijk al bijna uitgewin- keld. Kom naar het zwembad als je terug bent,' zei ze.

'Goed.'

'Laat moeder niet die verschrikkelijke lange rokken kopen, die tot op je enkels vallen. Iedereen draagt tegenwoordig korte rokken,' raadde ze me aan, maar ik kon me niet voorstellen dat ik Daphne zou vertellen wat ze wel of niet voor me moest kopen. Ik zou voor alles dankbaar zijn. Ik knikte, maar Gisselle zag mijn aarzeling.

'Wees maar niet bang,' zei Gisselle. 'Als je geen dingen krijgt die in de mode zijn, leen ik je wel iets voor je eerste schooldag.'

'Dat is aardig van je,' zei vader. 'Bedankt voor je begrip, lieverd.'

'Graag gedaan, papa,' zei ze, en gaf hem een zoen op zijn wang. Hij straalde en wreef zijn handen in elkaar.

'Ik heb een tweeling!' riep hij uit. 'En allebei even intelligent en mooi. Ik ben de gelukkigste man ter wereld!'

Ik hoopte dat hij gelijk had. Gisselle excuseerde zich en ging naar boven om zich aan te kleden, en ik liep met mijn vader naar buiten om op Daphne te wachten.

ik weet zeker dat jij en Gisselle goede maatjes zullen worden,' zei hij, 'maar elke relatie kent zijn ups en downs, vooral tussen twee zusjes die elkaar plotseling ontdekt hebben. Mochten er problemen zijn, kom dan bij mij. Val Daphne er niet mee lastig,' zei hij. 'Ze is een fantastische moeder geweest voor Gisselle, ondanks de ongewone omstandigheden, en ik weet zeker dat ze ook een geweldige moeder voor jou zal zijn. Maar ik vind dat ik de meeste verantwoordelijkheid hoor te hebben. Dat begrijp je toch wel, hè?' voegde hij er glimlachend aan toe.

Een vreemde situatie, dacht ik. Daphne wilde dat ik bij haar kwam en hij wilde dat ik bij hem kwam, en ze leken er allebei een goede reden voor te hebben. Ik hoopte dat ik geen van beiden hoefde lastig te vallen.

Ik hoorde Daphnes voetstappen op de trap en keek op. Ze droeg een wijde zwarte rok, een witfluwelen blouse, zwarte schoenen met een lage hak en een snoer echte parels. Haar blauwe ogen fonkelden en haar glimlach liet een rij hagelwitte tanden zien. Ze was heel elegant.

'Er zijn maar weinig dingen die ik liever doe dan winkelen,' verklaarde ze. Ze gaf vader een zoen op zijn wang.

'Niets maakt me zo gelukkig als jou en Gisselle gelukkig te zien, Daphne,' zei hij, 'en nu kan ik Ruby eraan toevoegen.'

'Ga werken, schat. Je moet geld verdienen. Ik zal je nieuwe dochter leren hoe ze het uit moet geven.'

'En je zult geen betere lerares kunnen vinden,' zei hij schertsend tegen mij. Hij hield de deur voor ons open en we gingen naar buiten.

Ik vond het allemaal nog steeds te mooi om waar te zijn. Ik had het gevoel of ik elk moment wakker kon worden in mijn kleine kamertje in de bayou. Ik kneep mezelf in de arm en was blij toen de pijn me verzekerde dat het geen droom was.