12

Wie ben je Lorelei?

Als papa al wist dat ik in zijn suite was geweest, dan kwam hij de volgende ochtend toch niet naar beneden om me ermee te confronteren. Alleen Ava leek te merken dat er iets in me veranderd was. Ik kon het zien aan de manier waarop haar ogen me vanochtend volgden, hoe peinzend en gekunsteld ze was. De argwaan droop uit haar ogen als tranen. Helaas was dit een ochtend waarop ze vroeg college had, dus zat ze aan de ontbijttafel.

'Wat mankeert jou vandaag?' vroeg ze.

'Niks. Een beetje moe, denk ik.'

'We worden niet een beetje moe,' zei ze. 'Je hebt helemaal geen reden om moe te zijn, Lorelei. Ik hoop dat je niet nog steeds aan Buddy denkt.'

'Wie is Buddy?' vroeg Maria.

'Doet er niet toe,' zei Ava. 'Nou?'

'Nee,' antwoordde ik, maar ik wist zeker dat het nee niet krachtig genoeg klonk.

'Goed,' zei ze, met een sceptisch opgetrokken mondhoek. 'Laat mij maar degene zijn die aan hem denkt.'

Haar woorden waren als scherpe mesjes die in mijn buik prikten. Ik vermeed haar blik en spoorde Maria aan zich te haasten zodat we naar school konden, maar de gedachten die ze in mijn brein had geplant verdwenen nooit helemaal.

'Waar heeft Ava het over? Wie is Buddy? Waarom wil ze dat je niet aan hem denkt?' vroeg Maria. 'We zijn zusjes. Waarom heb je geheimen voor me?'

'Het is niks, Maria. Ava reageert te overdreven. Hij is gewoon een student die ik heb ontmoet toen ik laatst samen met haar op de ucla was.' Ik probeerde mijn stem zo achteloos mogelijk te laten klinken. 'Ik was zo stom haar te vertellen dat ik vond dat hij er knap uitzag, en je weet hoe Ava is als je zegt dat een jongen knap is.'

'Net zo knap als je Mark Daniels vond?' vroeg Maria. Ik keek haar even aan. Zo jong als ze was, kon ze er al even kwaad en gemeen uitzien als Ava.

'Hij is anders,' zei ik.

'O, kun je nu het verschil zien? Wat een opluchting. Ik wil mijn leven niet in de waagschaal stellen voor jouw romantische ideeën,' zei ze. Ze leek nu niet alleen uiterlijk meer op Ava, ze klonk ook meer zoals zij.

Waarom had Ava meer invloed op Maria dan ik? Ik, en niet Ava, was degene met wie ze de meeste tijd doorbracht. Na school was ze vaak in mijn kamer, niet in die van Ava. Misschien had ik niet zo luchthartig moeten doen toen ze begon meer vragen te stellen. Misschien had ik niet zo moeten aandringen om naar Ava te gaan. Ik vroeg me af of ze dacht dat ik haar niet aardig vond of haar niet om me heen wilde hebben. Nu ik erover nadacht, besefte ik dat ze me steeds meer was gaan vermijden in huis. Mijn vermoedens leken op het punt bewaarheid te worden.

Na een paar ogenblikken stilte, zei Maria plotseling: 'Kijk maar niet naar me uit na schooltijd.'

'Hè? Waarom niet?'

'Ava komt me halen.'

'Wanneer?'

'Vóór het laatste uur. Ik mag een les overslaan. Dat heeft papa geregeld.'

'Waar gaan jullie naartoe?'

'Dat heeft ze niet precies gezegd. Ze vindt gewoon dat we meer tijd samen moeten zijn.'

Ik zweeg. Waarom deed Ava dat? Zouden de dingen nu zo snel in hun werk gaan?

'Weet je,' zei Maria, alsof ze het vermogen had gekregen mijn gedachten af te luisteren, 'ze zal eerder weggaan dan we denken.'

Ik draaide me naar haar om.

'We zullen trouwens allemaal uit Los Angeles vertrekken,' ging ze verder.

'Hoe weet je dat?'

'Dat heeft een vogeltje me verteld. Hoe denk je?'

'Nee, echt, Maria. Weet je daar iets over?'

'Ik heb mevrouw Fennel en papa er vanmorgen over horen praten.'

'Papa is vanmorgen niet beneden geweest.'

'Nee,' zei ze, 'je vergist je. Papa is pas vanmorgen thuisgekomen.'

'O. Wat zeiden ze?'

'Misschien hoor ik je dit niet te vertellen. Misschien kun je dat beter aan Ava vragen,' zei ze wraakzuchtig.

'Ik heb nooit gezegd dat je naar Ava moest gaan met je vragen, tenzij ik echt het antwoord niet wist, Maria. Doe niet zo krengerig.'

Ze lachte. 'Ik hoorde papa zeggen dat alles geregeld is. Hij dacht over hoogstens een maand of twee en waarschijnlijk eerder. Dat is wat ik gehoord heb.'

'Weet je het zeker? Hij zei over hoogstens een maand of twee?'

Ze haalde haar schouders op. 'We krijgen een familiebijeenkomst en hij zal ons alles vertellen als hij zover is. Maar weet je wat ik nu denk?'

'Wat dan?'

'Ik denk dat Ava ons zal verlaten voordat we gaan verhuizen.' Ze glimlachte. 'En dan word jij mijn grote zus. Daarom wil ze vaker met me samen zijn.'

Nog een maand of twee? Dat betekende misschien nog twee mannenjachten voor we vertrokken.

Bonsde mijn hart zo hevig of hadden we een lekke band?

De onrast in mijn hoofd ging de hele ochtend niet weg. Ik geloof niet dat ik meer dan een paar woorden hoorde van wat mijn docenten zeiden. Ik weet dat ik een slechte wiskunderepetitie had gemaakt. Ik moest steeds maar aan Buddy denken. Er lag zoveel vertrouwen in zijn glimlach, zoveel onschuld in zijn ogen.

Zelfs toen ik mijn lunch at in de rumoerige kantine, kon ik me niet beletten aan Buddy te denken. Ik maakte mijn tas open en vond zijn telefoonnummer. Een tijdje bleef ik er alleen maar naar staren. Het papier voelde heet aan in mijn vingers, net zo heet als de wenskaarten die volgens Ava verliefde mensen elkaar stuurden. De neergekrabbelde cijfers waren een manier om contact met hem te krijgen, me zijn gezicht, zijn glimlach, zijn ogen vol vertrouwen voor de geest te halen. Ik was er nog nooit zo dichtbij geweest om een jongen te zoenen als met Buddy die avond in Dante's Inferno. Zijn lippen spookten bij me rond.

Toen ik opstond en de kantine en het schoolgebouw verliet, wist ik dat wat ik op het punt stond te doen het begin van het eind voor me kon betekenen voor zover het mijn familie betrof. Wat Ava gezegd had over mevrouw Fennels waarschuwingen met betrekking tot de liefde, kwam weer bij me terug. 'Uiterst intelligente mannen en vrouwen zullen uit hartstocht de meest dwaze dingen doen. Omdat hun passie zo allesoverheersend is, willen ze het object van die hartstocht bezitten. Het zal hen er zelfs toe brengen hun eigen familie, hun eigen kinderen, te verraden...'

Ik haalde mijn mobiele telefoon tevoorschijn. Was ik heel erg bang? Ja, zo bang dat mijn vingers geen grip kregen op de kleine toetsen. Ik moest op een bank gaan zitten en diep ademhalen voor ik het weer kon proberen. Langzaam bracht ik het mobieltje aan mijn oor en luisterde naar het overgaande signaal. De telefoon ging twee keer over en toen klapte ik mijn mobiel dicht.

Ik kan het niet, dacht ik. Als ik dit doe, zal papa me eeuwig haten. Ik kan het niet.

Ik stond op om weer naar binnen te gaan, maar mijn voeten leken aan de grond gelijmd. Er werd een hevige strijd geleverd in mijn binnenste, hart tegen verstand.

Waarom zou je hem bellen? vroeg mijn verstand. Waar verwacht je dat dat toe zal leiden? Een date? Het zou zijn als spelen met vuur. Je zou hem lokken, hem hoop geven dat iets van een relatie mogelijk zou zijn.

Ik vertrouwde Ava niet. Ik had nachtmerries over alles wat ze zou kunnen doen, ondanks de beperkingen die papa haar gesteld had. Ik zou Buddy kunnen bellen om hem te waarschuwen.

Maar hoe? Zou hij geloven wat je hem vertelde als je het hem durfde te vertellen? Je zou je familie verraden, papa verraden.

Maar als je hem niks vertelt? dacht ik. Als je op een avond Ava's auto hoorde stoppen en Buddy Gilroy stapte uit? Zou je zwijgend toekijken of zou je het uitschreeuwen? En wat zou je schreeuwen? 'Loop weg?'

'Pas op voor mijn vader?' 

'Wat?'

Zou het niet beter zijn die scène te vermijden, en was er een betere manier om dat te vermijden dan naar hem toe te gaan, hem van tevoren te waarschuwen?

Ik ging weer op de bank zitten, maar voordat ik een besluit kon nemen ging mijn telefoon. Ik vond het niet onmogelijk dat Ava of zelfs papa wist dat ik geprobeerd had Buddy te bellen. Ik liet hem nog een keer overgaan, klapte hem toen open en zei: 'Hallo.'

'Met wie?' hoorde ik. 'Hè? Jij hebt mij gebeld, maar ik kon niet op tijd opnemen. Spreek ik met Elsa?'

'Elsa?' vroeg ik.

Hij lachte.

Wie was Elsa? En toen herinnerde ik het me. Het was Ava's valse naam die avond dat we naar Dante's Inferno gingen. Hij moest haar ook het nummer van zijn mobiel hebben gegeven. Waarom zou hij anders zelfs maar vermoeden dat het Ava was die hem belde? Dus ze had niet tegen me gelogen. Ze had met hem geflirt en hij was verliefd op haar geworden. Ik wilde ophangen en oprecht proberen hem te vergeten, maar ik deed het niet. Ik kon het niet.

'Nee,' zei ik. 'Met Lorelei.'

'Lorelei? Echt waar?' Het enthousiasme in zijn stem moedigde me aan.

'Ja, al vermoed ik dat je iemand anders verwachtte.'

'Nee, nee. Ik verwachtte niet iemand anders. Wat een enorme verrassing. Alsjeblieft. Waar ben je? Wanneer kan ik je zien?' Zijn gretigheid deed me glimlachen.

'Waarom denk je dat ik je wil zien?' plaagde ik.

'Hé, als een gebed verhoord wordt, vraag ik nooit waarom.'

Ik keek op mijn horloge. Nu Ava Maria afhaalde, hoefde ik niet meteen uit school naar huis. Als ik eerder wegging en Maria kwam erachter, zou ze het natuurlijk aan Ava vertellen. Nee, ik moest de rest van de schooldag zien door te komen, al zou het even weinig nut voor me hebben als die ochtend.

'Om halfvier op de Santa Monica Pier,' zei ik.

'Halfvier?' 

'Oké?'

'Ik zal een college moeten missen, maar dat geeft niet. Ik heb trouwens toch een hekel aan die les. Ik zal er zijn.'

Er kwam een andere gedachte bij me op. 'Buddy, zou Elsa je vandaag bellen?'

'Een dezer dagen. Waarom?'

'Als ze belt, zeg dan niet dat ik jou heb gebeld of dat we elkaar ontmoeten.'

'Geen probleem.'

'Het is erg belangrijk. Als je het zegt, zal ik je nooit meer kunnen ontmoeten.'

'Oké. Wat zeg je hiervan? Elsa wie?'

Ik glimlachte even. Dat was de reactie van hem die Ava verwacht had als mijn naam ooit genoemd werd.

'Goed. Tot straks,' zei ik en hing op voordat hij van gedachte kon veranderen.

Wat had ik gedaan? Minstens vier keer voor het eind van de schooldag stond ik op het punt naar buiten te gaan en hem weer te bellen, maar telkens kwam ik erop terug. Toen de laatste bel ging, treuzelde ik, zodat Ava en Maria het parkeerterrein zouden hebben verlaten voordat ik verscheen. Zodra ze wegreden liep ik haastig naar mijn auto. Zoals mijn vingers hadden gebeefd toen ik de sleutel in het slot van papa's la stak, beefden ze nu weer. Toen de auto startte, leunde ik achterover en haalde een paar keer diep adem. Elk tienermeisje in die school achter me had beslist wel iets gedaan waarin ze ongehoorzaam was aan haar ouders, of het nu ging om het drinken van alcohol, het roken van wiet, of met andere jongens of meisjes naar verboden gelegenheden gaan, of het gewoon te laat thuiskomen. Er was waarschijnlijk een hele lijst van overtredingen, lang genoeg om een paar planken in de schoolbibliotheek te vullen. Wat ze ook uithaalde, het eerste wat ze gevoeld moest hebben was angst. Ik dacht daarbij niet aan meisjes die zo slecht, zo ongehoorzaam waren, dat het ze niet kon schelen of ze betrapt werden. De meisjes aan wie ik dacht leken meer op mij, meisjes die beloftes hadden gedaan, die gehoorzaam en verantwoordelijk waren, die altijd vertrouwd werden. Diep in hun hart waren ze bang om ontdekt te worden en het teleurgestelde gezicht van hun ouders te zien. Per slot waren dat de enige mensen ter wereld die meer van hen hielden dan van hun eigen leven.

Wat hield een familie bijeen, vooral een als die van ons, als het niet vertrouwen en beloftes waren? Je kon je docenten, je school en je vrienden, zelfs je land verraden, maar het zou nooit zo'n intense teleurstelling worden als je eigen familie verraden. Elke ademhaling die je deed, elk grammetje eten dat je naar binnen kreeg, was een geschenk. Als je die band verbrak was je waarlijk overgeleverd aan de genade van een demonische storm en een grillig lot. Wie kon het wat schelen of je gewond was of verdriet had? Wie leed met je mee in je teleurstellingen en hielp je er overheen te komen? Wie was er om met oprechte vreugde je succes te delen? Wie kon er net zo trots op je zijn?

Schoolmeisjes als ikzelf zouden de woede en teleurstelling van hun ouders riskeren omdat ze diep in hun hart geloofden dat hoe erg ze hun ouders ook gekwetst hadden, er altijd een reserve van vergiffenis zou zijn. Ik herinnerde me een regel uit een gedicht dat we verleden jaar in de Engelse literatuurles hadden behandeld, Robert Frosts ''The Death of a Hired Man'. Daarin schreef hij: 'Thuis is de plaats waar, als je erheen moet, ze je moeten binnenlaten.'

Waar anders zou zoiets waar kunnen zijn?

Meisjes als ik die de woede van hun ouders riskeerden, hielden zich vast aan die gedachte, aan de hoop om het gevaar op te vangen, en als het niet het gevaar zelf was, de opwinding van de uitdaging die het had gewonnen, zodat het uiteindelijk toch de joint werd, de verboden rit, het gezelschap van die verboden jongen.

Het grote verschil was dat ik geen opvang had. Voor mij was 'thuis' geen plaats waar ze me moesten binnenlaten. Ik was een trapezewerker zonder vangnet, een parachutist in vrije val zonder tweede parachute, een onervaren zwemmer zonder naburige haven of kust, zonder strandwacht, zonder touw, zonder iets om te voorkomen dat ik wegzonk in de duistere diepte die me met open armen en een vrolijke lach opwachtte.

Nee, dacht ik toen ik het parkeerterrein uitreed, ik ben niet zomaar een ongehoorzame tiener. Ik nam dit risico niet voor de daarmee gepaard gaande golf van opwinding en adrenaline. Ik stormde niet naar voren met een bord waarop geschreven stond: 'Het leven is onrechtvaardig. Ik ben tegen alle onredelijke restricties en voorschriften.'

En als ik nog dieper nadacht, nog meer bij mezelf te rade ging, moest ik ook toegeven dat ik dit niet domweg deed omdat ik me aangetrokken voelde tot een knappe, eerlijke jongen. Het steeg boven hem, boven ons, uit. Er was iets in mij dat niet aanwezig was in Brianna en Ava en Maria. Het was ook niet iets wat ik keurig kon verpakken in het begrip geweten. Papa noch mevrouw Fennel had ooit het woord God in positieve zin gebruikt in ons huis. Er werd nooit gesproken over bidden of de macht ervan. Ik kon me niet herinneren dat papa ons langs een kerk of synagoge of moskee had gereden zonder minachtend te glimlachen. Als iemand van ons weleens een opmerking maakte die wat dan ook te maken had met godsdienst, zei papa altijd: 'Rook en spiegels. Meer mensen worden gedood in de naam van een godsdienst dan van wat dan ook.'

'Waar geloven we dan in, papa?' vroeg ik eens. Het was een religieuze feestdag, en alle andere kinderen maakten zich op voor kerkdiensten en herdenkingen.

'Geloof alleen in jezelf,' antwoordde papa. 'Geloof alleen in je eigen kracht.'

En hoewel hij het niet met zoveel woorden zei, suggereerde hij duidelijk dat we in hem moesten geloven omdat onze kracht van hem kwam.

Nee, geweten noch angst voor straf omdat ik iets verkeerds deed gaf me de kracht om dat telefoontje te plegen en weg te rijden. Natuurlijk was het deels mijn behoefte een ander soort liefde te vinden, maar wat ik nog niet kon begrijpen of identificeren was het deel van me dat nu niet bang was anders te zijn dan Brianna en Ava en Maria. Eigenlijk trok het me zelfs aan. En dat was misschien wel het meest angstwekkende van alles, want als ik niet echt papa's dochter was, wie was ik dan wel?

En wat zou er met me gebeuren?

Ergens daarbuiten was het antwoord te vinden, dacht ik, naar het westen kijkend naar de Pacific, waar de wolken zich begonnen te vormen aan de horizon. Zoals meestal 's middags in Californië was de zeemist opgetrokken, en een zachtblauwe lucht verenigde zich met een warme bries die de benen van de joggers meer energie gaf, de lachende gezichten van de toeristen nog meer deed stralen met de opwinding van iets wat bijzonder en nieuw was, en zelfs de hoop deed opleven van de daklozen die zich geïnstalleerd hadden langs Ocean Boulevard. Het hielp mij ook om me wat te ontspannen.

Ik vond een parkeerplek en liep naar de pier. Er stonden al drommen mensen bij het reuzenrad en de spelletjes. Ik hoorde allerlei vreemde talen om me heen, van Chinees tot Russisch. Jonge kinderen holden alle richtingen uit, om met een paar woorden door de ouders weer te worden teruggeroepen. Het waren net menselijke jojo's, want ze renden vrijwel onmiddellijk een andere kant op. Ik moest even glimlachen, en toen kwam de herinnering terug aan papa die met ons hiernaartoe ging en naar andere pretparken. We gedroegen ons altijd keurig en waren er trots op naast hem te lopen, met hem gezien te worden, iets van de bewondering te delen die we van andere mensen opvingen.

'Het is belangrijk dat jullie hier zijn,' zei hij. 'Het is belangrijk dat jullie de eb en vloed voelen van menselijke emoties en energie, dat jullie, net als ik, je eigen wezen eruit putten. Het is alsof je een beker in een koele beek dompelt en je, als je eruit gedronken hebt, voelt dat je weer nieuwe kracht hebt opgedaan, dat je leeft en onsterfelijk bent.'

Zijn woorden hypnotiseerden ons. We koesterden ons in de gloed van zijn glimlach, en lagen spinnend als poesjes in zijn armen. Papa kon alles uitleggen, kon elke uitdaging aan en zou altijd voor onze veiligheid zorgen. Iedereen die naar ons keek kon de woorden van onze lippen lezen: Wij zijn zijn dochters. Wij zijn de Patio's. Ga achteruit. Raak ons niet aan. Geniet alleen van wat je ziet.

'Hé,' hoorde ik, en ik maakte me los van mijn herinneringen. Buddy stond vlak achter me.

'Ik was bang dat je me niet direct zou kunnen vinden in die menigte,' zei ik toen hij dichterbij kwam. Hij droeg een lichtblauw jasje, een donkerblauw hemd en jeans, en hij zag er hip uit in zijn witte sneakers. Het was me niet eerder opgevallen, maar zijn lichtbruine haar was lang en viel voor zijn ogen. Hij streek het naar achteren.

'Dat meen je niet. Jij valt in elke menigte op.' Hij keek om zich heen. 'En het is hier druk. Zullen we een eindje over het strand gaan wandelen?'

'Oké,' zei ik. Hij pakte mijn hand vast en we liepen de pier af.

'En wat heeft je doen besluiten dit tot mijn geluksdag te maken?' vroeg hij.

Ik moest bijna hardop lachen en dacht: Je hebt geen idee hoe waar dat zou kunnen zijn. 'Hoe weet je dat het je geluksdag is?'

'Hé,' zei hij, zich dichter naar me toe buigend om zachter te kunnen praten, 'zie je niet hoe jaloers die kerels naar ons kijken?'

Ik keek om me heen. Ik had er vroeger over gedroomd om de aandacht te trekken, zoals Brianna en Ava. Was mijn droom uitgekomen? Zij hadden in ieder geval nooit blijk gegeven van verlegenheid, zoals ik, toen we van het trottoir stapten en het strand opliepen. Ik bleef even staan om mijn schoenen uit te trekken, en hij volgde mijn voorbeeld. Het zand was warm, maar niet zo warm dat we niet blootsvoets konden lopen, en toen we dichter bij het water kwamen, koelde het af.

'Waar ga je naar highschool?' vroeg Buddy.

'Een particuliere school in Bel Air.'

'Klinkt duur.'

'Is het ook.'

'Wat doen je ouders?'

'Ik heb alleen mijn vader. Mijn moeder is bij mijn geboorte gestorven.'

'O, sorry. Wat doet hij?'

'Hij koopt en verkoopt heel dure dingen in de hele wereld.'

'Juwelen?'

'Alles wat duur is.'

'Elsa is echt je zus? Wat ze vertelde over bloedverwantschap was gewoon onzin?'

'Ja, ze is mijn zus.'

'Zijn jij en Elsa de enige kinderen?'

'Nee. Ik heb ook nog een jonger zusje.'

'O, is je vader hertrouwd?'

'Nee.'

'Maar hoe kwam je dan aan een jonger zusje?'

'Hij is niet met haar moeder getrouwd. Ze heeft hem in de steek gelaten toen mijn jongste zusje werd geboren.'

'O. Je vader schijnt een moeilijke tijd te hebben gehad.' 

'Ja. Dat is een van de redenen waarom hij ons zo beschermt.'

'Natuurlijk. Ik begrijp het. Tja, jij en Elsa lijken niet veel op elkaar, weet je.' Hij boog zich naar me toe. 'Jij bent veel mooier.'

'Met complimentjes kom je overal,' zei ik. Ik herinnerde me die zin uit een film die ik met Maria had gezien.

'Samen met jou kan het me niet schelen waar ik kom,' antwoordde hij. Zwijgend liepen we verder, tot hij zijn jasje uittrok en op het zand uitspreidde. 'My lady,' zei hij, me uitnodigend om te gaan zitten.

Ik deed het, en hij kwam naast me zitten.

We staarden naar de golven. Twee Californische bruine pelikanen cirkelden rechts van ons boven het water. Plotseling dook een van de twee omlaag en kwam boven met een klein visje.

'Wauw,' zei Buddy. 'Zag je dat?'

'Ja. Alles wat leeft voedt zich met iets wat leeft,' zei ik.

Hij keek me aan. 'Diepzinnig,' zei hij. 'Vertel eens wat meer over jezelf. Komen jullie oorspronkelijk uit Californië?'

'Je hebt me niets over jezelf verteld,' kaatste ik terug.

Hij lachte en strekte zich uit, leunend op zijn rechterelleboog om me aan te kunnen kijken. 'Niet waar. Ik heb je verteld dat ik geboren en getogen ben in Long Beach, en dat mijn vader tandarts is. We staan bijna quitte.'

'Ik ben geboren in New York. We zijn een paar keer verhuisd. We hebben een paar jaar in Nashville gewoond.'

'Kun je country zingen?'

'Nauwelijks,' zei ik glimlachend. 'Ik speel piano, voornamelijk klassiek. Mijn vader houdt van klassieke muziek.'

Hij staarde me alleen maar aan.

'Wat is er?'

'Je bent zo mooi. Ik denk dat ik tevreden zou zijn als ik de rest van mijn leven hier kon blijven liggen en naar je kijken.'

'Je maakt me verlegen,' zei ik.

'Ik hak nog liever mijn rechterhand af dan dat.'

'En, wat ben je van plan te doen met je opleiding?' vroeg ik om hem van onderwerp te doen veranderen.

Hij lachte. 'Je bedoelt, wat wil ik worden als ik volwassen ben?'

'Denk je dat dat ooit zal lukken?' vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op.

'Misschien. Als ik eraan toe kom.' Hij liet zich op zijn rug rollen. 'Ik neig tot een of andere medische research. Als kind al was ik gefascineerd door wat we niet kunnen zien. Er draaien werelden in ons rond.' Hij keerde zich weer naar me toe. 'Je had het niet zo ver mis toen je zei dat alles wat leeft zich voedt met iets wat leeft. Er leven bacteriën in ons, die zich met ons voeden. Zelfs de slechteriken voeden zich met ons.'

'Slechteriken?' Ik hield mijn adem in. Hij kon toch niet iets bedoelen dat in de buurt kwam van wat ik wist.

'Bacillen, virussen, je weet wel.'

'O. Ja, natuurlijk. Ik denk dat je een goede student bent.'

'Straight A's. Allemaal tienen. Dat was mijn bijnaam op high-school. Straight A Gilroy. En jij?'

'Ik heb altijd op de erelijst gestaan.'

'Je zou altijd op die van mij staan,' zei hij. 'Zeg nu eens eerlijk, waarom besloot je me te bellen? Ik gaf het op toen je me je telefoonnummer niet wilde geven.'

'Geen groot geheim, Buddy. We hadden veel plezier in Dante's Inferno. Ik dacht dat je anders was dan je vrienden, dus besloot ik te zien of ik gelijk had.'

'En, weet je het al?'

'Te gauw om er iets over te kunnen zeggen.'

'Goed zo. Dat betekent dat je me meer tijd zult gunnen, wat zou kunnen betekenen dat je me je telefoonnummer thuis geeft.'

'Laten we het voorlopig zo laten,' zei ik. Ik sloeg mijn armen om mijn knieën en staarde naar het zand.

'Waarom heb ik het gevoel dat er zoveel is dat je me niet over jezelf vertelt?'

'Ik kan het me niet voorstellen,' antwoordde ik glimlachend.

'Maar je zus Elsa is een vreemd geval.'

Ik zweeg even en zei toen: 'Ze heet niet Elsa.' 'Dat weet ik.'

'Je weet het?'

'Ja. Ik was alleen benieuwd hoe lang je die leugen nog zou volhouden.'

'Hoe ben je het te weten gekomen?'

'Ik heb het nagevraagd bij een studente die dezelfde colleges volgt. Ze heet Ava Patio. Ik deed net of ik haar geloofde, omdat ik niet wilde dat ze kwaad op me zou worden of zo. Ik dacht dat zolang zij met me wilde praten, ik de kans had jou terug te zien. Ik heb op internet gekeken of ik jullie telefoonnummer kon vinden. Ik heb meer dan twintig Patio's gebeld, maar geen enkele Patio had een dochter die Ava heette.'

'Daarom praat je zo vaak met haar en ben je zo vaak in haar buurt te vinden op de universiteit?'

'Ja, dat is de enige reden. Waarom? Denkt zij er anders over?'

Ik glimlachte.

'Nou?'

'Laten we zeggen dat Ava's muur van zelfvertrouwen geen scheuren vertoont.'

Hij lachte.

'Ga je dit weekend met me uit?'

'Ik ken ons rooster nog niet.'

'Ons rooster? Wat ben je, een privépiloot?'

'Ik wil een avond met je uitgaan als je me één ding belooft.'

'Ik ben bereid mijn naam in bloed te schrijven,' zei hij en ging rechtop zitten.

'Ik wil niet dat je met Ava praat of ook maar met haar omgaat. Als ze je vraagt ergens met haar naartoe te gaan, zeg dan nee, vooral als ze wil dat je met haar uitgaat. Beloof je me dat?'

'Natuurlijk, maar is dit zusterlijke rivaliteit of zo?'

Ik glimlachte. 'Zo zou je het kunnen noemen. Beloof je het plechtig?'

Hij stak zijn rechterhand op. 'Ik, Buddy Gilroy, zweer hierbij dat ik niet zal omgaan met Ava Patio. Als zij naar het oosten loopt, loop ik naar het westen. Als ze op een halve meter afstand van me staat, maak ik er onmiddellijk een meter van. Als ze tegen me spreekt, ben ik doof. Als ze naar me kijkt, ben ik onzichtbaar, en als ze me aanraakt, zal ik gillen alsof ik verbrand word en loop of ren ik naar de dichtstbijzijnde uitgang.' Hij liet zijn hand zakken. 'Zo goed?'

'Prima, als je je er echt aan houdt.' Ik keek hem met een staalharde blik aan. 'En ik zal het bijna onmiddellijk weten als je dat niet doet.'

'Oké,' zei hij en liet zijn spottende glimlachje varen. Hij staarde over het strand. 'Wil je nog een eindje wandelen?'

'Ja,' zei ik en stond op.

Hij raapte zijn jasje op, en we liepen zwijgend over de donkere, harde, koele strook van het zand. De wind streek over de golven en we kregen een lichte sproeiregen over ons heen, maar het voelde prettig aan. We lachten allebei en gingen iets verder bij het water vandaan. Hij pakte mijn hand weer vast, en een ogenblik lang keken we elkaar slechts aan. Toen, heel langzaam en zacht, bracht hij zijn lippen naar de mijne. Het was niet een snel, vriendschappelijk kusje. Zijn lippen draalden alsof hij een bij was die honing zoog uit mijn mond. Geen van ons beiden zei iets. Zwijgend liepen we verder, maar op de een of andere manier hoorden we elkaars stem, elkaars hartslag.

'Ben jij enig kind?' vroeg ik. 'Je hebt het nooit over een broer of zus gehad.'

'Ik heb een jongere broer. Hij zit in groep tien. Hij is een sportfan. Vraag hem naar elke willekeurige footballspeler die in de laatste tien jaar gespeeld heeft, en hij zal alle bijzonderheden voor je opdreunen. Hij is op het ogenblik reservequarterback, maar hij zit de huidige quarterback van het team op zijn hielen. En hij is een verdomd goeie baseballer. Sloeg two-eighty verleden jaar, wat erg goed is voor een jongen van highschool. Mijn vader is ervan overtuigd dat hij een sportbeurs zal krijgen voor de universiteit.'

'Je lijkt trots op hem te zijn.'

'Ben ik ook. We zijn zo verschillend dat er geen rivaliteit tussen ons bestaat. Daarom was ik nogal verbaasd over je verzoek.'

'Wat er is tussen Ava en mij heeft niet te maken met rivaliteit, Buddy.'

'Waarmee dan wel?'

'Laten we het voorlopig laten rusten,' zei ik. 'Misschien doet het er niet toe.'

'Zoals je wilt. Ik leg me neer bij alles wat je wilt. Maar geloof me,' ging hij snel verder, 'dit is geen spelletje voor me. Niet één meisje dat ik ooit heb gekend, heeft zo'n effect op me gehad als jij toen we elkaar ontmoetten. Je weet wat dat wil zeggen, hè?'

'Wat dan?'

'Je bent magisch. En met magie modder je niet maar wat aan.'

Ik lachte. We liepen door. Ik vond het zo fijn om alleen maar hand in hand te lopen en met hem te praten, dat ik niet aan de tijd dacht. Toen ik op mijn horloge keek en zag hoe lang we al bij elkaar waren, voelde ik een lichte paniek in me opkomen. Ava en Maria konden nu al thuis zijn.

'Ik moet naar huis,' zei ik.

Hij knikte en we liepen haastig over het strand naar het trottoir. Hij stond erop me naar mijn auto te brengen.

'Ik wil geen seconde van je gezelschap missen, Lorelei. Als je alleen maar...'

Ik legde mijn vinger op zijn lippen. En toen kuste ik hem.

'Ik bel je,' zei ik.

'Beloof je het?'

'Zolang jij jouw belofte houdt.'

'Dan bel je me dus.'

Hij bleef staan terwijl ik instapte, de motor startte en wegreed. Ik keek naar hem in de achteruitkijkspiegel. Hij bleef me tot het laatste moment nakijken, wilde zelfs nog een laatste glimp van me opvangen voor ik om een bocht verdween.

Niemand, ook papa niet, had me ooit verteld hoe fantastisch ik me zou voelen.

Dit moet liefde zijn, dacht ik. Verboden of niet, dit is wat ik wil. De hamvraag was duidelijk: Waartoe zou ik bereid zijn om het te krijgen?

Ik had geen idee, maar erger nog, ik was doodsbang dat ik het binnenkort te weten zou komen.