Proloog
Ik weet dat er veel tieners
zijn van mijn leeftijd die zich schamen of generen voor hun ouders.
Meestal is het gewoon iets irritants, bijvoorbeeld dat ze ons te
veel beperkingen opleggen en zich zorgen maken, vooral als we
uitgaan met vrienden en vriendinnen of iets in ons eentje doen,
zoals voor het eerst autorijden. Adviezen voor het grootbrengen van
een kind, en zeker een tiener, lijken een beetje op de adviezen die
de schermleraar van mijn vader me eens gaf toen hij beschreef hoe
ik een zwaard vast moest houden.
'Als je het te losjes vasthoudt, vliegt het uit je hand. Als je het te stevig vasthoudt, verstik je het, en beweegt het zo traag als een stervend lichaam.'
Maar soms komen onze gêne en schaamte voort uit iets heel dramatisch en ernstigs, zoals in verhalen waarin jonge mensen ontdekken dat hun vader of moeder verschrikkelijke dingen heeft gedaan in hun jeugd. Ze houden van hun ouders, maar als ze de afgrijselijke ontdekking doen, verandert alles, niet alleen hoe ze over hun ouders denken, maar ook over zichzelf. Ze voelen zich besmet, bedorven. Het is alsof het kwaad in hun bloed zit.
Zo verging het mij toen ik mezelf dwong om me te goed te realiseren wat en wie mijn vader was en wie hij, mijn oudere zussen en mijn kindermeisje verwachtten dat ik zou worden.