DE WIND DRAAIT

Er deden zich een hoop veranderingen voor in ons leven die winter. Helaas was een nieuwe levenswijze voor Fern er niet bij. Ondanks haar beloftes bleef haar gedrag op school een probleem voor ons. Bij twee gelegenheden moest Jimmy zijn werk in de steek laten om met de directeur en Ferns docenten te gaan praten. Ze was nog steeds brutaal in de klas. We straften haar, en een tijdje ging het beter, maar dan deed ze weer iets dat ons weer terugbracht bij af.

Ze bleef egoïstisch en onverschillig, speelde haar rock-and-roll muziek zo hard dat het door de muren heen klonk, vond redenen om niet te helpen met de huishoudelijke karweitjes en kwam altijd te laat thuis. Haar stemmingen schommelden van een volslagen tragiek - en dan barstte ze bij het minste geringste in huilen uit en at als een vogeltje - tot extatische periodes waarin ze door het huis zweefde, dromend van een nieuw vriendje.

Ze begon te ontluiken als een donkere schoonheid. Ze liet haar haar groeien en zat het urenlang te borstelen voor de spiegel van haar toilettafel, terwijl Christie op de grond naast haar zat te babbelen. Helaas bleef Fern met vrienden en vriendinnen omgaan die veel ouder waren dan zijzelf. Maar we probeerden begrip te tonen en gaven haar toestemming om naar haar eerste schoolbal te gaan. Ze ging met een jongen die drie jaar ouder was en kwam die avond twee uur te laat thuis.

Jimmy was buiten zichzelf. Hij foeterde haar uit, dreigde, legde nieuwe straffen op, en deed wat hij kon. Fern zocht haar toevlucht bij de bekende excuses voor haar slechte gedrag. Ze gebruikte ze zo vaak dat ze haar stopwoorden werden. 'Ik heb een verschrikkelijke jeugd gehad. Ik ben in de steek gelaten door mijn echte ouders. Ik doe mijn best.'

Zoals gewoonlijk eindigde het ermee dat Jimmy gewetenswroeging kreeg en haar vergaf.

'Ik denk dat het nog wel wat langer zal duren met haar,' zei hij.

Dat voorjaar gaf Christie haar eerste pianorecital voor onze hotelgasten. Ze droeg een jurk van roze chiffon met een crinoline onder de rok, en haar lange, goudblonde haar losgeborsteld naar achteren, zodat het tot op het midden van haar rug viel. Ze veroverde alle harten toen ze alleen maar binnenkwam en een revérence maakte. Toen ging ze zitten en speelde een stuk van een Mozart concerto, en Brahms' wiegelied. De tweeling van Philip en Betty Ann, Richard en Melanie, zaten op de eerste rij. Ze droegen bij elkaar passende kleren en klapten enthousiast tot de palmen van hun handjes rood zagen. Later serveerden we thee en koekjes. Jimmy en ik waren trots op Christie en de schattige manier waarop ze alle complimentjes in ontvangst nam, met haar wimpers knipperde tegen de oudere heren en hun vrouwen toestond haar een zoen op de wang te geven.

'Ze weet een party nog beter te beheersen dan mevrouw Cutler vroeger,' merkte Mr. Updike op. 'Ze is een geboren hoteleigenaresse.'

Ik lachte, maar dacht bij mezelf dat ik iets beters voor haar wilde. Ze was te bijzonder.

Laat in het voorjaar kwamen papa Longchamp, Edwina en Gavin voor de tweede keer op bezoek. Gavin was enthousiast over hun terugkeer en over het feit dat hij bij Christie en Fern en de tweeling was, die hij nu allemaal als zijn familie beschouwde. Papa vertelde ons hoe hij opschepte over het grote hotel van zijn broer en stiefzusje.

'Na ons eerste bezoek heeft hij voortdurend gevraagd wanneer we weer gingen,' zei papa.

Fern gedroeg zich niet hartelijker tegen papa Longchamp dan de vorige keer. Ik dacht zelfs dat ze zich voor hem schaamde. Ze ging zitten en gaf beleefd antwoord op zijn vragen omdat we haar gadesloegen, maar zodra ze de kans kreeg excuseerde ze zich en liep weg om met haar nieuwe vriendje te telefoneren.

'Ze wordt een heel mooi meisje,' zei papa Longchamp. 'Ik weet dat ze lastig is, maar jij en Jimmy doen uitstekend werk, Dawn. Ik ben er machtig trots op zoals jullie allemaal zijn geworden.'

Er gebeurden zoveel goede en prettige dingen, het een na het ander, dat ik voortdurend op mijn hoede was en afwachtte of de koude stormen en de donkere wolken niet terugkwamen. Jimmy gaf me een standje.

'Je moet ophouden met moeilijkheden te zoeken, Dawn,' beleerde hij me. 'Als er problemen zijn, hoef jij niet je best te doen om die te vinden. Ze vinden ons zelf wel, maar tot het zover is, moeten we gelukkig zijn. Laten we genieten van ons leven.

'Je ontspant je niet. Als je gespannen en nerveus bent, maak je het moeilijker om de goede dingen te laten gebeuren.' Ik wist wat hij bedoelde. Meer dan één keer had de dokter mijn emotionele en geestelijke houding de schuld gegeven van het feit dat ik niet zwanger werd.

'Ik probeer het, Jimmy,' zei ik. 'Heus. Ik ben alleen... voorzichtig,' zei ik.

'Nou, vergeet die voorzichtigheid eens een tijdje, wil je? Je werkt ook te hard,' klaagde hij.

Dat kon ik niet ontkennen. De uitbreiding van het hotel was een succes gebleken. We kregen er nog eens accommodatie voor honderdvijfentwintig mensen bij, en dat betekende dat we het personeel en alles wat daarmee samenhing moesten uitbreiden. De verantwoordelijkheid van bijna iedereen werd groter, niet alleen die van mij.

Laat in het voorjaar, ongeveer rond de tijd dat papa Longchamp kwam met zijn familie, reserveerde men het hotel voor het eerst voor een congres. Het was geen groot congres, maar Dorfman was toch erg zenuwachtig. Het was de meest opvallende verandering die ik in het hotel had aangebracht, omdat grootmoeder Cutler zich jarenlang ertegen had verzet. Terwijl Dorfman alles inspecteerde en observeerde, kon ik de spanning in zijn ogen zien. Nu en dan draaide hij zich om, alsof hij verwachtte dat grootmoeder Cutler zou komen om hem de mantel uit te vegen dat hij zoiets had toegestaan.

Maar het bleek een succes, en Philip besloot dat hij congressen tot het voornaamste deel van zijn taak zou maken. Tijdens onze wekelijkse bijeenkomsten spraken we al over een andere uitbreiding, deze keer een aanbouw aan de balzaal, zodat we grotere groepen konden herbergen.

Het enige echt sombere en deprimerende in ons leven kwam nu uit Beulla Woods. Kort na Clara Sue's dood begon moeder drastisch te veranderen. Haar grote, officiële diners verminderden, tot ze er bijna nooit meer een gaf, en ze ging nauwelijks meer uit met Bronson. Ook hadden er fysieke veranderingen plaats. Ze verfde haar haar niet meer en liet het grijs te voorschijn komen. Ze hield op met de talloze schoonheidsbehandelingen, de modderbaden en gezichtsmaskers, en er kwam een eind aan de vroeger eindeloze stroom van schoonheidsexperts in Beulla Woods.

Ik had het in die tijd zo druk dat ik niet eens merkte dat ze me zelden meer belde en dat het al heel lang geleden was sinds ik haar had gezien, maar op een dag belde Bronson om me te vragen of ik alsjeblieft op bezoek wilde komen om te zien of ik iets kon doen om haar uit de put te helpen.

'Ze is weer dezelfde emotionele en psychologische invalide als toen ze in het hotel woonde,' klaagde hij. 'Sommige dagen krijg ik haar het bed niet uit, laat staan de kamer. En je hebt geen idee hoe dik ze is geworden.'

'Moeder? Dik?' Bronson had gelijk: ik kon niet geloven dat ze zichzelf toestond ook maar een gram aan te komen. Ze was als de dood dat ze een onderkin zou krijgen.

'Ze ligt de hele dag en ze snoept te veel,' zei Bronson. 'Ze weet wat er met haar gebeurt. Een paar dagen geleden vroeg ze het dienstmeisje een laken te hangen over de spiegel van de toilettafel. Ze wil zichzelf niet meer zien.

'Ik weet dat ze altijd extreem is geweest. Ze gaf een vermogen uit aan nieuwe wonderprodukten om het ouder worden tegen te gaan, maar dat had ik heel wat liever dan zoals ze nu is. De laatste paar dagen heeft ze nauwelijks gegeten. Het enige wat ze doet is slapen. Het lijkt wel of ze wil wegkwijnen,' zei hij gebroken.

'Ik kom vanavond, Bronson,' beloofde ik.

'Graag. Feitelijk ben jij mijn laatste hoop,' bekende hij. 'Ze heeft veel respect voor jou. Ik vertel haar al het goede nieuws over het hotel en de kinderen. Ik ben zelf ook heel trots op je.'

Toen ik had opgehangen leunde ik achterover en bedacht hoe ironisch het was dat moeder van mij afhankelijk was. Ik kon niet weigeren haar te helpen. Als de tragedies van mijn eigen leven me iets hadden geleerd, dan was het wel om meer tolerantie en sympathie te tonen jegens anderen. Op de een of andere manier waren we allemaal slachtoffers. Alleen grootmoeder Cutler, wier geest ons nog steeds leek te achtervolgen, was geen sympathie waard, dacht ik.

Toen ik later op de dag in Beulla Woods arriveerde lag moeder, zoals Bronson had beschreven, eenzaam in haar kamer, lusteloos in haar grote hemelbed. Toen ik haar zag zonder make-up, zonder haar kostbare sieraden, met een bleek gezicht en ongekamd haar, bleef ik even sprakeloos staan. Het leek er niets toe te doen, want toen ik de suite binnenkwam maakte ze een versufte indruk; het was of ze dwars door me heenkeek. Bronson stond naast me en fluisterde in mijn oor.

'Ze is er erger aan toe dan ik je verteld heb,' bekende hij. 'De laatste paar dagen heeft ze bijna geen woord tegen iemand gezegd.'

Ik deed een stap naar voren.

'Moeder?' Ze knipperde met haar ogen en draaide haar hoofd langzaam naar me toe. Ik zag geen blik van herkenning in haar ogen. Mijn hart klopte zenuwachtig. Ik keek naar Bronson, die haar bezorgd aanstaarde.

'Laura Sue, het is Dawn. Je hebt naar haar gevraagd, en hier is ze,' zei hij.

Plotseling begon moeder te lachen, maar het was een vreemde, bijna griezelige, hoge lach. Toen verdween de verdwaasde en bizarre glimlach van haar gezicht, en ze keek me woedend aan.

'Wie ben je?' vroeg ze. 'Weer een van haar verpleegsters? Geef antwoord. Wie ben je?'

'O, hemel,' zei Bronson.

'Wie ik ben? Moeder, weet je niet wie ik ben?' Ik liep dichter naar het bed toe.

'Nee!' riep ze, ineenkrimpend. 'Ga weg. Ga weg. Het is niet mijn schuld. Ga weg jullie. Laat me met rust!' Ze zwaaide met haar hand in de lucht, of ze vliegen verjoeg.

'Laura Sue, wat is er met je?' vroeg Bronson, die snel naar haar toeliep. Ze leek te verschrompelen onder de deken, en sperde haar ogen open.

'Ik begrijp het niet,' zei Bronson tegen mij. 'Wat gebeurt er met haar?'

'Is dit nog niet eerder gebeurd?' vroeg ik.

'Nee. Tot nu toe is ze alleen... teruggetrokken geweest. Laura Sue, alsjeblieft,' zei hij overredend.

Ze begon te huilen, met een vertrokken gezicht, als een kind.

'Ik meende het niet. Het is niet mijn schuld, papa,' kreunde ze.

'Papa? Lieve God, wat gebeurt er met haar?' riep Bronson wanhopig uit.

'Moeder,' zei ik, terwijl ik haar hand vastpakte. 'Kom bij ons terug. Wat is er?'

'Ze kijken allemaal naar me,' fluisterde ze, terwijl haar ogen opzij gingen. 'Allemaal, telkens als ik naar beneden ga. Ze weten het. Ze weten het allemaal. Ze heeft het hun verteld; ze heeft hen tegen me opgezet. Ze verspreidt leugens, en iedereen gelooft ze.' Ze greep mijn arm met haar andere hand en kneep er hard in. 'Ik wil dat je me helpt,' smeekte ze. 'Breng hun aan het verstand dat het niet mijn schuld was.'

'Goed, moeder, ik zal het doen,' zei ik. Het leek me het beste haar haar zin te geven.

'Goed,' zei ze, en haar greep verslapte. 'Goed.' Ze keek naar Bronson. 'Dokter, ik heb iets sterkers nodig, iets waardoor ik het kan vergeten. Hebt u niet iets dat sterk genoeg is? Ik kan niet slapen. Zodra ik mijn ogen dichtdoe, denk ik dat het weer gaat gebeuren. En zelfs als ik in slaap val, word ik wakker en hoor ik voetstappen buiten de deur. Ik hoor hem heel hard ademen door de spleten heen. Hij fluistert mijn naam en roept me. Ik wil nog een slot op mijn deur. En niemand mag bij me komen, behalve de bedienden. Niemand, begrijpt u?' Ze keek naar mij en ik zag angst in haar ogen, angst en droefheid, en ik had intens medelijden met haar.

'Ze beleeft opnieuw de verkrachting door de ouwe Cutler,' zei Bronson.

'Moeder,' zei ik zachtjes. 'Je bent veilig. Niemand komt in je kamer als jij dat niet wilt. Ik beloof het je,' zei ik.

Ze staarde me aan en haar lippen begonnen nog meer te beven. Toen huilde ze weer.

'Nog één keer, alsjeblieft. Laat me nog één keer naar haar kijken. Ik zal haar niet aanraken,' zei ze, mijn arm vastgrijpend. 'Ik wil alleen maar naar haar kijken. Ik mag toch wel afscheid van haar nemen?'

Ze hield haar hoofd schuin en glimlachte.

'Ze zal er niets van weten, dus dan geeft het toch niet? Alsjeblieft, nog één keer.'

'Ze heeft het over jou,' zei Bronson bedroefd.

'Goed, moeder. Goed. Alles komt in orde.'

Ze keek niet naar Bronson, niet naar mij, maar naar iets dat ze in gedachten zag. Haar ogen werden kleiner en ze schudde langzaam het hoofd.

'Ik neem weer afscheid, hè? Er is er weer een van me weggenomen. Ze had... zulk mooi... goudblond haar,' zei moeder, en liet zich met gesloten ogen op het kussen vallen.

'Laura Sue,' riep Bronson uit en nam haar hand in de zijne.

'Ik ben zo moe,' mompelde ze. 'Laat me even slapen. En dan beloof ik dat ik zal opstaan en me zal aankleden en er weer mooi uit zal zien.' Haar ogen gingen weer open en ze lachte weer haar verdwaasde glimlach.

'Ik zal het haar laten zien,' zwoer ze. 'Ik beloof het je. Ik zal mooi zijn. Hoe meer ze me haat, hoe mooier ik zal zijn. En terwijl zij steeds ouder wordt, zal ik steeds jonger worden. Doe het licht uit, alsjeblieft,' zei ze. 'Ik heb mijn schoonheidsslaap nodig.' Daarop draaide ze haar hoofd om, haar ogen stevig gesloten. Even later sliep ze.

Bronson staarde naar me, terwijl ik de dekens rond haar schouders trok. Toen deed hij het licht uit en we liepen de kamer uit.

'Het spijt me,' zei hij op de gang, zijn voorhoofd afvegend met zijn zakdoek. 'Ik wist niet dat het zo erg met haar was.'

'Ze moet behandeld worden, Bronson. Misschien zul je haar weg moeten sturen.'

'O, nee,' zei hij vastberaden. 'Alles wat ze nodig heeft zal hier naar toe worden gebracht. Niemand mag het weten, behalve de naaste familie. Ze wordt beter,' zei hij vol overtuiging. 'Ze wordt beter en weer de mooie vrouw die ze was. Je zult het zien.

'Dit is maar een tijdelijke terugslag, een shock. Ze heeft zoveel verdriet en narigheid meegemaakt in haar leven. Iedereen denkt dat ze het zo gemakkelijk had, alles kreeg wat ze wilde, maar wij weten wel beter, hè? Het is begrijpelijk, deze toestand. Ja toch?'

'Ja, Bronson. Ik weet zeker dat ze weer zal opknappen als je voor professionele hulp zorgt,' zei ik, al was ik minder optimistisch gestemd dan hij. Maar ik zag dat hij een bemoedigend woord nodig had.

'Precies. Ik zal zorgen dat ze de beste artsen krijgt. Daar kun je van op aan. Ik begin meteen. Ik zal nu meteen gaan telefoneren. Je komt toch vaak terug, hè? Je helpt toch?'

'Natuurlijk, Bronson.'

'En neem de kinderen mee. Als ze ziet wat voor kleinkinderen ze heeft, zal ze niet zo'n medelijden hebben met zichzelf,' verzekerde hij.

'Oké, Bronson, maar eerst zullen we hun de situatie uit moeten leggen. Ze moeten begrijpen dat grootmoeder zich niet goed voelt.'

Hij beet op zijn lip en de tranen rolden over zijn wangen.

'We hebben tenminste een klein beetje geluk gehad samen,' zei hij triest.

'Ze wordt beter, Bronson. Ik weet het zeker,' zei ik overtuigend. 'Jullie hebben nog jaren van geluk voor de boeg.'

'Ja, ja, natuurlijk,' antwoordde hij en glimlachte weer. Hij haalde diep adem. 'Je hebt geen idee hoeveel ze van jou en Clara Sue hield. Er werd van zoveel kanten aan haar getrokken. Maar ik werd 's nachts vaak wakker als ze jouw naam of die van Clara Sue schreeuwde.

'Ik denk,' besloot hij, 'dat het moederschap niet iets is dat een vrouw kan negeren. Ze bevalt, en haar kinderen zijn niet langer in haar schoot, maar een deel van hen blijft altijd in haar. Ze kan proberen het te ontkennen, maar uiteindelijk hoort ze altijd haar baby roepen. Heb ik gelijk of niet?'

'Ja, Bronson, je hebt volkomen gelijk,' zei ik. Ik herinnerde me hoe ik naar Christie had verlangd toen ze van me af was genomen.

We omhelsden elkaar en toen pakte ik zijn hand en liep met hem mee om te gaan telefoneren.

In het begin van de zomer slaagden Bronson en de verpleegsters erin moeder aan te kleden en naar buiten te brengen, zodat ze in het prieel of op de patio kon zitten. Er waren dagen dat ze zich wat beter voelde. Dan herkende ze ons en vond het prettig dat de kinderen er waren; andere dagen leken we volmaakte vreemden voor haar, of zag ze ons als mensen uit haar verleden. Een van haar verpleegsters wist haar aan het borduren te krijgen, en dat bleek de beste therapie te zijn. Ze kon uren bezig zijn met een borduurwerk en leek teleurgesteld als het af was.

Bronson raakte zijn optimisme nooit helemaal kwijt, maar het verminderde aanzienlijk, en hij begon de mogelijkheid te accepteren dat het eeuwig zo door zou gaan. Ik had immens medelijden met hem en ging zelfs vaker naar Beulla Woods terwille van hem dan van moeder, vooral op haar slechte dagen, als ze geen idee had wie ik was of wie hij was. Hij had zoveel tijd van zijn leven doorgebracht met de zorg voor zijn invalide zuster, en nu moest hij weer een ander soort invalide verzorgen.

Het liet zijn sporen bij hem na. Zijn leeftijd werd merkbaar, en zijn zwierige uiterlijk, zijn veerkrachtige tred begonnen langzaam te verdwijnen. Het was of ze beiden halsoverkop in de herfst van hun leven waren gevallen.

Met de komst van een nieuw zomerseizoen - dat drukker beloofde te worden dan ooit tevoren - hadden we het allemaal druk met onze verplichtingen. We maakten nog tijd vrij voor moeder, maar onze bezoeken moesten korter en schaarser zijn. Ik dacht dat niets mijn aandacht meer kon afleiden van mijn veeleisende werk. Mijn leven bestond uit het hotel.

Op een dag, toen ik haastig door een gang liep om iets te controleren in de keuken, ving ik een glimp op van mezelf in een spiegel en bleef stokstijf staan. Ik deed een stap achteruit en staarde naar mijn spiegelbeeld.

Geen wonder dat moeder me niet meer herkent, dacht ik. Ik herkende mezelf nauwelijks. Zorgen, gepieker en verantwoordelijkheid hadden de rimpels in mijn voorhoofd verscherpt. Ik droeg mijn haar strakker naar achteren geborsteld, en had de gewoonte aangenomen katoenen pakjes en blouses te dragen. Hoewel ik me nooit zwaar had opgemaakt, gebruikte ik wel altijd lippenstift en oogschaduw, maar nu liep ik lange tijd rond zonder zelfs maar een beetje kleur op mijn lippen en oogleden. Het beeld van mezelf beangstigde me. Het was of grootmoeder Cutlers geest in mijn lichaam was gedrongen en me had veranderd.

Maar voordat ik er verder over na kon denken, kwam Fern aangehold om me te vertellen dat er een vreemd pratende man aan de telefoon was die Lilian Cutler wilde spreken.

'Lilian Cutler? Je weet wie dat was. Heb je hem verteld dat ze is overleden?'

4 Ja, ik zei dat jij nu de baas bent. Toen wilde hij jou spreken. Hij zei dat je wel zou weten wie hij was, vast en zeker,' aapte ze hem na en maakte een grimas.

'Vast en zeker? Hoe heet hij?'

'Luther nog wat,' antwoordde ze.

'Luther?' Luther, dacht ik. Luther, van The Meadows. Maar waarom belde hij?

Ik bekeek mezelf weer in de spiegel en dacht dat ik de voldane grijns van grootmoeder Cutler op me af zag komen. Haastig liep ik weg.

'Het is Miss Emily,' zei Luther, toen ik de hoorn opnam, hem vertelde wie ik was en hallo zei.

'Wat is er met Miss Emily, Luther?' vroeg ik.

'Ze is gestorven,' antwoordde hij.

'Gestorven?' Ik had niet gedacht dat die wrede, hardvochtige vrouw in staat was te sterven. Ze was zo gemeen en lelijk dat zelfs de dood haar niet zou aanraken.

'Ja. Ik bel in Nelsons winkel,' verklaarde hij, alsof dat het belangrijkste was. Natuurlijk, ik herinnerde me dat ze geen telefoon hadden in The Meadows.

'Wat is er met haar gebeurd, Luther?' vroeg ik.

'Haar hart heeft het opgegeven, denk ik.'

Hart? Ze had geen hart, dacht ik, alleen maar een hard brok valsheid dat onder haar borst klopte.

'Charlotte kwam me vertellen dat Miss Emily vanmorgen niet was opgestaan om het ontbijt klaar te maken, dus ben ik naar haar kamer gegaan en heb aangeklopt, maar ze gaf geen antwoord. Ik ging naar binnen en vond haar languit op haar rug, met haar ogen en mond wijd open,' ging Luther verder.

'Heb je een dokter gebeld?' vroeg ik.

'Een dokter? Waarvoor? Ze is zo dood als een pier. Een dokter kan niks meer voor haar doen,' antwoordde hij.

'Toch moet je een dokter bellen, Luther. Hij moet een bewijs van overlijden afgeven, en je moet een regeling treffen voor de begrafenis,' zei ik.

'Er hoeft niks geregeld te worden. Ik graaf een kuil in het familiegraf en stop haar erin,' zei hij.

'Dat kun je niet doen zonder eerst een dokter te bellen, Luther,' zei ik, al vond ik dat die afschuwelijke vrouw eigenlijk niet beter verdiende.

'Ik weet niet waar ze haar geld bewaarde voor dat soort dingen,' vertelde hij me.

'Maak je geen zorgen over het geld. Daar zorg ik wel voor. Hoe gaat het met Charlotte?'

'Goed. Ze staat te zingen in de keuken en maakt eieren klaar voor zichzelf,' zei hij opgewekt.

Ik moest even lachen, maar toen dacht ik aan de Spartaanse maaltijden die Miss Emily ons gaf: die afgrijselijke havermout met azijn erin, zodat we de bittere smaak zouden proeven en weten wat ontbering was; één enkele appel voor de lunch, en de afgemeten porties voor het avondeten. Zelfs het drinkwater was gerantsoeneerd.

'Maar ik denk dat jullie hier moeten komen om de zaak te regelen,' zei hij.

'Jullie?' Ja, dacht ik, wij zullen voor alles moeten zorgen, speciaal voor die arme Charlotte. 'Goed, Luther. We komen zo gauw mogelijk. Maar bel de dokter,' beval ik.

'Ik zal het doen, maar het is weggegooid geld,' merkte hij op.

Toen ik had opgehangen ging ik het aan Jimmy en Philip vertellen. We besloten dat Jimmy en ik naar The Meadows zouden gaan. Philip wilde in het hotel blijven. Hij had tante Emily of tante Charlotte in jaren niet gezien en toonde weinig belangstelling.

'Maak je geen zorgen over Christie of Fern,' zei mevrouw Boston. 'Ik zorg voor ze en zal erop letten dat Miss America zich behoorlijk gedraagt,' beloofde ze met een knipoog.

Jimmy en ik glimlachten naar elkaar. Het was praktisch mijn enige glimlach tijdens deze reis, want onwillekeurig kwamen de herinneringen aan de nachtmerrie van mijn gevangenschap in The Meadows weer boven. Grootmoeder Cutler had me erheen gestuurd om Christie in het geheim ter wereld te brengen. Haar zuster Emily was vroedvrouw, maar wat belangrijker was, ze was een godsdienstfanaticus die vastbesloten was me te laten boeten voor mijn zonden.

Ik had nog steeds nachtmerries waarin ik haar naar me zag kijken met die staalblauwe, ijskoude ogen in haar smalle gezicht. Ze had een vale, grauwe teint met dunne, kleurloze lippen. Ze achtervolgde me als een roofvogel, met opgetrokken schouders en dreigementen van hel en verdoemenis.

Hoe zou ik ooit dat afschuwelijke donkere kamertje kunnen vergeten waarin ze me liet slapen; de zware taken die ze me dwong te verrichten; het wekelijkse bad in water dat zij al had gebruikt, en de overdosis laxeermiddelen die ze me liet drinken, in de hoop een miskraam te veroorzaken.

Grootmoeder Cutler moest geweten hebben dat me dat allemaal zou overkomen toen ze me daar naar toe stuurde, dacht ik. Per slot hadden zij en Emily achter mijn rug samengezworen om Christie weg te geven zo gauw ze geboren was. Als Jimmy niet was gekomen om me te redden, zou ik daar zelf zijn weggekwijnd.

Nu waren we weer op weg naar die oude plantage, die een schaduw was van wat hij vroeger geweest was. We regelden onze reis zo snel mogelijk en gingen op weg. We hadden geen van beiden veel zin. Maar ik had medelijden met Charlotte. Qua intelligentie was ze niet veel meer dan een klein meisje, maar ze was zachtmoedig en lief en ze was Emily's pispaal geweest.

We huurden een auto op de luchthaven en reden naar Upland Station. Het verbaasde me dat ik de weg nog zo goed kende. Ik denk dat die ontsnapping voor eeuwig in mijn geheugen gegrift stond. We hobbelden over de lange, smalle, gebarsten asfaltweg en reden toen de onverharde weg op, waar het terrein van The Meadows begon. Weer doemden de toppen van de schoorstenen en het lange puntdak van het grote plantagehuis op achter de bomen.

Er was niets veranderd. De marmeren fonteinen waren nog droog en gebroken, sommige helden gevaarlijk over. De heggen waren nog even dood en kaal, en de stenen paden nog gehavend en afgebrokkeld. In de donkere schaduw van de late middagzon leken de kale, bladerloze wijnranken, die zich langs de pilaren van de veranda slingerden, op rottende touwen. Toen we uitstapten en naar de veranda liepen keek ik omhoog naar het dak, dat de wolken leek te raken. De ruiten in de puntige dakramen tuurden nijdig omlaag. Het was nog steeds een koud, donker huis.

Onze voetstappen weergalmden op de losse vloer van de veranda. We lieten de koperen klopper vallen en wachtten. Even later hoorden we haastige voetstappen binnen en toen werd de deur wijd opengegooid. Charlotte staarde ons met nieuwsgierige blauwe ogen aan. Ze droeg haar simpele rechte jurk en de oude pantoffels van haar vader. Haar grijze haar hing nog steeds in lange vlechten over haar schouders. Behalve dat ze molliger was geworden, leek ze niets veranderd sinds ik haar het laatst had gezien.

'Hallo, Charlotte,' zei ik. 'Herinner je je mij nog?'

Ze knikte, maar ik geloofde het niet.

'Emily is dood,' kondigde ze aan. 'Ze is gestorven en op een bezemsteel naar de hemel gegaan, zegt Luther.'

'Op een bezemsteel?' vroeg Jimmy. Hij glimlachte naar mij.

'Ik weet wat Luther zegt,' antwoordde ik. 'Is de dokter geweest, Charlotte?'

Ze knikte.

'Waar is Luther?' vroeg ik.

'Hij is een kuil aan het graven in het familiegraf. Hij zei dat het de eerste keer is dat hij graven leuk vindt.' Jimmy kon zijn lachen niet houden.

'Mogen we binnenkomen?' vroeg ik.

'O, ja. We kunnen pepermuntthee drinken.'

'Graag,' zei ik, en liep naar binnen in wat vroeger het huis der verschrikkingen was geweest.

Ik huiverde onwillekeurig. De herinneringen kwamen terug op het moment dat ik in de donkere, sombere hal stond en de eikehouten kast zag, de hardhouten banken, die te ongemakkelijk leken om erop te kunnen zitten, en de beklede fauteuils waarop het stof zich verzamelde. Aan de muren hingen portretten van voorouders - vrouwen met ingevallen gezichten, gekleed in donkere kleren, hun haar strak naar achteren getrokken, en ernstige, strenge mannen. Je hoefde er niet aan te twijfelen dat Emily een afstammelinge was van deze afschuwelijke mensen, dacht ik.

'Emily is boven,' vertelde Charlotte. 'Ze ligt nog in bed.'

'Heeft Luther geen begrafenisondernemer gebeld?' Ik keek naar Jimmy. Hij haalde zijn schouders op.

'Ik ga even boven kijken,' zei hij. We hadden onderweg besloten dat ik het grootste deel van de tijd zou besteden aan het doornemen van de papieren en documenten in Emily's kantoor.

'Ik ga mee,' riep Charlotte. 'En daarna drinken we thee.'

'Ga maar voor, alsjeblieft,' zei Jimmy. Charlotte schuifelde de trap op. Ze liep nog steeds als een geisha, met haar handen tegen haar lichaam gedrukt, haar hoofd gebogen. Jimmy volgde en ik ging naar het kantoor.

Ik was nog niet binnen of de staande klok in de hoek liet een dreunende slag horen, alsof hij me wilde waarschuwen dat ik buiten moest blijven. Ik stak snel de olielamp aan op het bureau. Het vlammetje wierp een streep licht over het reusachtige portret van Booth. Hij keek fronsend op me neer. Ik vond nog een olielamp op een tafel en stak die ook aan. Ik stak elke lamp aan die ik maar kon vinden. Ik herinnerde me hoe Emily ons had gedwongen in duisternis te leven, de brandstof oppotte en gierig verdeelde.

Ik ging achter het bureau zitten en keek de papieren door. De meeste waren gewone huishoudelijke rekeningen.

'Als je een testament zoekt, dan zul je dat niet vinden,' zei Luther, die plotseling in de deuropening verscheen. De schaduwen op zijn gezicht deden hem magerder en ouder lijken. Toen hij dichterbij kwam, zag ik dat hij voor de rest onveranderd was. Het leek of alles en iedereen hier verstard was in de tijd, voor eeuwig gevangen in een van mijn nachtmerries. De lange pieken van zijn vuile bruine haar waren verward. Zoals altijd moest hij zich dringend scheren; zijn ruwe, grijsbruine stoppels groeiden in afzichtelijke plekken op zijn verder bleekwitte gezicht.

Hij veegde zijn modderige handen af aan zijn overall.

'Ze heeft me eens verteld dat ze geen testament had. Het kon haar niet schelen wat er gebeurde als ze er niet meer was,' legde hij uit.

'O,' zei ik, 'dan zal het volgens het erfrecht moeten gebeuren. Heb je geen begrafenisondernemer gebeld om voor een kist te zorgen, Luther?' vroeg ik.

'Ik heb er al een laten maken,' zei hij. Toen voegde hij eraan toe: 'Hij staat al een hele tijd in de schuur te wachten.'

'Ga zitten, Luther,' zei ik, met een knikje naar de leren stoel bij het bureau. 'Alsjeblieft, ik wil met je praten. We hebben niets van elkaar te vrezen, vooral niet nu Miss Emily er niet meer is.'

Dat beviel hem, en hij ging zitten.

'Als je haar zo haatte, waarom ben je dan eigenlijk gebleven en heb je haar gemeenheden geaccepteerd?'

'Dat heb ik je al eens verteld,' zei hij. 'Dit huis is alles wat ik kende, alles wat ik had. Ze dacht dat het van haar was, maar dat was het niet. Ze wist er niets van. Je moet huis en grond bewerken om ze te bezitten.'

'Ze heeft je tot slavernij gedwongen omdat je lang geleden Charlotte zwanger had gemaakt,' zei ik. 'Dat is toch zo? Dat heeft ze al die tijd boven je hoofd gehouden.' Ik herinnerde me dat Charlotte me had verteld dat Luther met haar gedold had en dat ze daarna zwanger was geworden.

'Ik hoef me nergens voor te schamen,' zei hij bij wijze van antwoord. Hij boog zich naar voren. 'Emily deed net of ze Gods persoonlijke boodschapper op aarde was. Alle Booths, behalve mevrouw Booth, vonden zich beter dan alle anderen. Maakten van mijn vader een doodgewone slaaf en beulden mijn moeder af, maar ik kende hun zonden,' ging hij glimlachend verder. 'Toen ik nog maar een heel kleine jongen was wist ik het al, en bovendien vertelde mijn moeder me alles wat er gebeurde.'

'Wat gebeurde er dan?' vroeg ik. Het verbaasde me dat hij nu zo spraakzaam was, maar ik nam aan dat het kwam omdat de schaduw van Emily Booth verdwenen was.

'De oude man was een goeie boer, maar hij hield te veel van de vrouwtjes en nam te veel in.'

'Nam te veel in?'

'Dronk zijn cognac als water,' legde hij uit. 'Mevrouw Booth was een aardige vrouw; ik mocht haar graag. Ze was altijd vriendelijk tegen me, gaf me dingen als niemand keek. Maar ze was ziekelijk en zwak. Mijn mamma zei altijd dat meneer Booth mevrouw Booth leegde als een regenton. Zoog al het levensvocht uit haar.'

'Ze werd ziek en stierf vlak nadat ze Charlotte ter wereld had gebracht, hè?' vroeg ik, terwijl ik me het weinige over haar probeerde te herinneren dat ik tijdens mijn verblijf hier te weten was gekomen.

Hij leunde achterover, met een vreemde, zelfvoldane glimlach op zijn gezicht.

'Ze is nooit bevallen van Charlotte,' zei hij. 'O, ze deed wel alsof, maar mijn pappa en mamma kenden de waarheid. Mamma moest voor haar zorgen, en,' ging hij verder, zich naar voren buigend, 'voor Lilian.'

'Lilian? Grootmoeder Cutler? Wat bedoel je?' vroeg ik. Jimmy verscheen in de deuropening, maar kwam niet naar voren. Hij wilde niet storen.

'Zij heeft Charlotte op de wereld gebracht,' zei hij. 'Ze heeft in dat kleine kamertje gewoond, net als jij.'

'Charlotte ter wereld gebracht? Je bedoelt dat Charlotte niet echt een zuster was van haar en Emily?' Zijn glimlach werd breder.

'Ach, in zekere zin was ze dat wel, min of meer.'

'Ik begrijp het niet,' zei ik. Ik keek naar Jimmy, die alles gehoord had. Hij liep naar het bureau.

'Haar papa,' begon Luther, en zweeg toen.

'Heeft Charlotte verwekt?' zei ik, de afgrijselijke zin afmakend.

'Dat heeft mijn mamma me verteld,' zei Luther, naar Jimmy kijkend. 'En mijn mamma,' ging hij verder tegen mij, 'vertelde nooit leugens over rijke mensen. Nooit. Zij waren de enigen die leugens vertelden over zichzelf.

'Ze dwongen mevrouw Booth zwanger te lijken en zich zwanger te gedragen om de schande te verbergen, en toen Charlotte werd geboren behandelden ze haar als een stom dier,' zei hij, en gaf voor het eerst blijk van woede. 'Ze kwam bij mij om me te laten zien waar ze haar ranselden, en toen ze haar lieten verhongeren, bracht ik haar eten.'

En plotseling besefte ik dat Luther op zijn manier van Charlotte had gehouden en waarschijnlijk nog steeds van haar hield.

Maar wat een afschuwelijk verhaal, dacht ik. Dit was echt een huis van verschrikkingen. Gezien het leeftijdsverschil tussen grootmoeder Cutler en Charlotte, besefte ik dat ze niet veel ouder dan veertien had kunnen zijn toen dat beestachtige met haar was gebeurd. Ik leunde versuft achterover. Jimmy en ik keken elkaar aan en dachten hetzelfde.

Geen wonder dat ze zo geworden was.

Jimmy en ik zagen geen enkele reden om Emily's begrafenis uit te stellen. We kenden geen mensen die op de hoogte gebracht moesten worden, en naar wat ik me herinnerde en wat Luther ons verteld had, had ze geen vrienden. Luther gaf me de naam van de dominee, en Jimmy reed me naar Upland Station, zodat ik hem kon bellen. Hij heette Carter, en hij had gehoord over Emily Booth. Ik legde de situatie uit, en hij zei dat hij meteen zou komen om een dienst te houden bij het graf.

Toen we terugkwamen vertelde ik Luther dat alles geregeld was. Haastig bracht hij de kist naar boven en legde Emily's lichaam erin. Hij sloeg het deksel dicht; de hamerslagen weergalmden door het hele huis toen hij extra hard op de spijkers sloeg. Daarna droegen hij en Jimmy de kist naar beneden en legden hem achterop Luthers vrachtwagen.

Ik zorgde voor Charlotte. Ik had nu meer medelijden met haar dan ooit. Ze had geen behoorlijke kleren die warm genoeg waren voor buiten, en de lucht zag donker en grijs. Er stond ook een harde wind, dus ging ik naar Miss Emily's kamer en vond een donkerblauwe wollen jas. Eerst durfde ze hem niet aan te nemen.

'Alles wat van Emily was is nu van jou, Charlotte,' legde ik uit. 'Ze heeft alles aan jou nagelaten,' loog ik. Voorzichtig nam ze de jas uit mijn handen en trok hem aan.

Dominee Carter arriveerde met zijn vrouw, een klein tenger dametje. Ze waren allebei in het zwart gekleed. Zijn vrouw leek een professionele rouwdraagster. Ze glimlachte niet één keer, en haar ogen waren glazig en gezwollen, alsof ze dagenlang gehuild had.

Luther bracht ons naar de begraafplaats van de familie, waar de Booths naast elkaar lagen, teruggaande tot aan het begin van de negentiende eeuw. Toen ik naar het verse graf keek dat voor Emily was gegraven, dacht ik dat Luther dieper was gegaan dan noodzakelijk was. Het was alsof hij heel zeker wilde weten dat er kilo's aarde op haar lagen, om haar veilig onder de grond te houden.

Terwijl de dominee voorlas uit de bijbel lieten Luther en Jimmy de kist in het graf zakken. Ik stond naast Charlotte en vroeg me af of ze werkelijk begreep wat er gebeurde. Er speelde een engelachtig glimlachje om haar lippen.

De dominee zei een paar woorden, dat Emily gelukkig was nu ze was waar ze verdiende te zijn, en toen gingen we weg, Luther achterlatend om haar graf dicht te gooien. Hij wilde het in zijn eentje doen. Toen ik me omdraaide en naar hem keek terwijl hij de aarde in het graf wierp, meende ik een vrolijk gezicht te zien. Hij werkte met een jeugdige kracht die zijn rug leek te rechten en ik hoorde de aarde neerploffen op de kist van Emily Booth. Ik wist zeker dat een leven van verdriet en lijden met Emily werd meebegraven.

Ik gaf de dominee iets voor zijn moeite, en toen dronken Jimmy en Charlotte en ik eindelijk de beloofde pepermuntthee. Charlotte had hem voor ons gezet. Terwijl ze rondscharrelde in de keuken besefte ik dat ze heel wat capabeler was dan Emily had doen voorkomen. Bevrijd van de ketenen en beperkingen die Emily haar had opgelegd, leek Charlotte maar al te graag meer verantwoordelijkheid op zich te willen nemen.

'Waar wil je nu naar toe, Charlotte?' vroeg ik.

'Naar toe?' vroeg ze, opkijkend. Ze staarde om zich heen in de keuken. 'Nergens. Ik moet vandaag schoonmaken,' zei ze, 'en borduren.'

'Ze kan prachtig borduren,' vertelde ik Jimmy. We hoorden de voordeur open- en dichtgaan.

'Ik heb de paal erop gezet,' zei Luther, die de keuken binnenkwam.

'En de grafsteen?' vroeg Jimmy.

'Die is bijna klaar,' antwoordde Luther, terwijl hij aan tafel plaatsnam. 'Ik werk er al jaren aan,' voegde hij eraan toe.

'Wat wil je nu gaan doen, Luther?' vroeg ik.

'Doen?'

'Blijf je hier?' vroeg ik.

'Tenzij iemand me hier vandaan sleept,' zei hij. 'Ik zou niet weten waar ik anders naar toe zou moeten, en' - hij keek naar Charlotte - 'iemand moet voor Miss Charlotte zorgen.'

Ik knikte glimlachend.

'Dat lijkt me een uitstekend idee,' zei ik. 'Als Jimmy en ik terug zijn in Cutler's Cove zal ik onze advocaat vragen de juridische kwesties op te lossen met betrekking tot de nalatenschap. Wat er ook gebeurt, ik zie niet in waarom jij en Charlotte niet zouden kunnen blijven. Dat wil zeggen, als je echt denkt voor haar te kunnen zorgen, Luther,' zei ik.

Hij keek me strak aan met zijn donkerbruine ogen; zijn gezicht stond ernstiger dan ik het ooit gezien had.

'Zolang ik me kan herinneren heb ik op de een of andere manier voor haar gezorgd,' zei hij.

'Ja, dat geloof ik ook,' antwoordde ik.

'En hier is je kopje pepermuntthee,' zei Charlotte, terwijl ze het voor hem neerzette. Toen deed ze een stap achteruit met een trotse blik in haar ogen.

'Dank je, Charlotte,' zei hij. Ze glimlachte opgewekt naar hem. Toen keek ze naar mij en sloeg haar handen in elkaar. 'Dat was ik bijna vergeten,' zei ze. 'Morgen ben ik jarig.' Ik begon te lachen, want ik herinnerde me dat ze dat elke dag zei, maar Luther zei opgewekt: 'Ze heeft gelijk. Het is echt haar verjaardag!'