WEERZIEN MET FERN

Jimmy zat op de sofa in mijn kantoor en ratelde opgewonden de bijzonderheden af die werden verschaft door de man die hij en papa Longchamp hadden aangenomen. Vlak nadat Jimmy me 's ochtends had gebeld was hij naar huis vertrokken, en na zijn aankomst was hij regelrecht naar mijn kantoor gegaan. Christie had hem zelfs nog niet gezien en maar heel weinig mensen in het hotel wisten dat hij terug was.

'De naam van het echtpaar is Osborne, Clayton en Leslie. Clayton Osborne is effectenmakelaar in Wall Street. Zijn vrouw heeft de laatste tijd enig succes als schilderes en haar schilderijen worden in een paar galeries in de stad verkocht. Ze heeft haar eigen studio in Greenwich Village.'

'Hoe oud zijn ze?'

'Allebei midden dertig.'

'Hebben ze nog andere kinderen? Geadopteerd of van henzelf?'

'Nee. Ze hebben een herenhuis op First Avenue in Manhattan en daar wonen ze bijna negen jaar. Vóór die tijd woonden ze in Richmond. Fern gaat naar een heel dure particuliere school,' eindigde Jimmy, blijkbaar trots op het feit dat hij had bereikt wat Mr. Updike en zijn dure privé- detective niet hadden gekund.

Maar het luisteren naar de bijzonderheden over mensen die geen idee hadden dat we stiekem naar hen informeerden, gaf me het gevoel van een gluurder. Hoe zou ik het vinden als iemand me volgde, me observeerde, aantekeningen maakte? Na al die jaren hadden ze waarschijnlijk geen enkele achterdocht dat ze werden geobserveerd, geen enkele ongerustheid ten aanzien van Fern.

'Ze schijnen welvarend en getalenteerd te zijn,' merkte ik op. 'Vooral als ze een herenhuis hebben in dat deel van de stad.'

'Nou, en?' Wat heeft dat ermee te maken?' snauwde Jimmy geprikkeld.

'Niets,' zei ik snel. 'Ik ben alleen blij dat ze mooie dingen heeft gehad en een goed leven.'

'Ja, ik neem aan dat we daar blij om moeten zijn,' gaf hij toe.

'Wat doen we nu, Jimmy?' vroeg ik.

'Ik pak de telefoon en draai hun nummer en vertel ze dan op de man af wie we zijn en wat we willen,' antwoordde hij vastberaden.

'Wat willen we, Jimmy?' vroeg ik, want ik was er niet zeker van wat we zouden doen als we eenmaal in New York waren.

Hij keek verbaasd op.

'Nou, we willen... Fern ontmoeten natuurlijk, en zien hoe het met haar gaat, hoe ze opgegroeid is, hoe ze geworden is. Ze is mijn zuster,' verklaarde hij. Hij klonk als iemand die zijn rechten opeist.

Maar ik voelde me niet gerust. Jimmy was niet bereid iets minder te accepteren, en de minste geringste afwijzing zou waarschijnlijk een uitbarsting tot gevolg hebben. Onmogelijk te zeggen wat hij dan zou doen. Ik wist zeker dat hij Clayton Osborne dat duidelijk zou maken. Niettemin voorvoelde ik moeilijkheden. Zijn telefoontje zou als een donderslag bij heldere hemel komen - zonder waarschuwing, zonder enige aanwijzing, een harde, plotselinge klap.

Hij stond op.

'Tijd om te bellen,' kondigde hij aan.

Ik stond op uit mijn stoel zodat hij achter het bureau kon zitten om te telefoneren. Hij liep er meteen naar toe en draaide het nummer dat hij gekregen had. Ik liep te ijsberen als een tijgerin in een kooi, wachtend, maar mijn emoties onderdrukkend.

'Met meneer Clayton Osborne?' begon hij zodra de man antwoordde. Ik hield mijn adem in en luisterde. 'Mijn naam is James Gary Longchamp,' zei hij, elke naam uitsprekend of hij een eed aflegde, krachtig en vastberaden. Aan de uitdrukking op zijn gezicht kon ik zien dat aan de andere kant van de lijn een doodse stilte heerste. 'Meneer Osborne? U weet wie ik ben,' drong Jimmy aan. 'Fern is mijn zusje.'

Ik dacht dat Clayton Osborne zich een beetje moest voelen als papa Longchamp op de dag waarop de politie bij ons kwam om hem te arresteren en mij weg te halen. Ik meende wat ik tegen Jimmy had gezegd voordat hij naar Texas ging; papa en mama Longchamp hadden nooit iets gedaan om me het gevoel te geven dat ik niet echt hun kind was, en na al die jaren waren ze er waarschijnlijk zelf in gaan geloven. Ik stelde me voor dat Clayton en Leslie Osborne de waarheid begraven hadden en in gedachten Fern als hun eigen kind zagen. En nu kwam Jimmy het verleden oprakelen en stortte de kille werkelijkheid over hun warme fantasie.

Er volgden meer lange stiltes na iets wat Jimmy zei, of liever eiste. Het gesprek duurde nog even, en toen maakte Jimmy er een eind aan door een afspraak te maken, de volgende dag tussen vijf en zes uur 's middags bij hen thuis. Toen hij de hoorn neerlegde en achteroverleunde, zag hij er uitgeput uit. Een tijdlang bleef hij zwijgen. Toen streek hij met zijn hand over zijn haar en stond op.

'Het is voor elkaar,' zei hij. 'We mogen haar zien, maar alleen als we onze identiteit geheimhouden. Dat was een absolute voorwaarde, en ik moest wel toestemmen. Als wij op bezoek komen als vrienden van hen, belooft hij dat Fern erbij aanwezig zal zijn. Natuurlijk heet ze niet langer Fern. Die naam hebben ze veranderd zodra ze haar kregen.'

'Wat is haar nieuwe naam?' vroeg ik.

'Kelly. Kelly Ann Osborne,' snauwde Jimmy minachtend. Ik vond het wel een leuke naam, maar ik durfde het niet te zeggen.

'Wat heeft hij je nog meer over haar verteld?'

'Hij zegt dat ze vroegwijs is voor een tienjarige. Zo drukte hij het uit, "vroegwijs". Aan de manier waarop hij het zei, denk ik dat hij bedoelt dat ze haar leeftijd vooruit is.'

'Ja, net als Christie.'

'Hmmmm.' Hij dacht even na.

'Wat is er?' vroeg ik, toen ik een bekende zorgelijke uitdrukking op zijn gezicht zag. Er lag een diepte, een intensiteit in zijn blik, die zijn anders zo heldere ogen verduisterde.

'Ik weet het niet. Hij leek niet trots op haar. Om de waarheid te zeggen,' ging hij verder, terwijl hij scherp opkeek, 'lijkt hij me een duf type, die door zijn neus praat.' Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien is hij alleen maar verkouden.'

'Misschien is hij gewoon geschokt, Jimmy.'

'Ja. Hij vroeg steeds maar weer hoe we aan zijn telefoonnummer kwamen, en aan zijn naam. Ik heb die vragen genegeerd en hem zelf een paar vragen gesteld.' Jimmy's ogen lichtten op en hij sloeg zijn handen in elkaar. 'Denk je eens in, Dawn. Na bijna negen jaar zien we Fern weer terug.'

Hij keek me zo stralend aan dat mijn hart sneller begon te kloppen. Hoe zou het zijn? Zou ze het weten als ze ons terugzag, vooral als ze naar Jimmy keek? De gelijkenis zou nu wel duidelijk zijn, dacht ik, maar zou er ook niet iets onzichtbaars zijn, een of ander magisch gevoel van herkenning? Ik herinnerde me de eerste keer dat ik Philip had gezien, dat gevoel dat ik eerst abusievelijk voor romantiek had gehouden. Iets in zijn ogen had me verteld dat er een band tussen ons bestond, dat we verbonden waren door bloed, door afkomst. Ik wist het alleen niet, begreep het toen niet. Misschien was Fern, net als ik, te jong om die gevoelens te begrijpen en zou zij ze aanzien voor iets anders. Ze zou verward zijn, niet goed ingelicht, en we zouden haar leven in en uit gaan als schepen die zwijgend voorbijgleden in de schemering, ons vaag bewust van elkaar, maar doof voor de innerlijke stemmen die ons vertelden wie we werkelijk waren.

'Ja, Jimmy,' zei ik. 'Ik popel van ongeduld, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik ook een beetje bang ben.'

Hij zweeg even en keek naar me op die speciale manier die me altijd zo vertederde.

'Ik ook, Dawn,' bekende hij. 'Ik ook.'

We troffen onmiddellijk maatregelen voor onze trip. Christie was erg in de war, zelfs kwaad omdat Jimmy kwam en weer wegging in minder dan een dag. Toen ze hoorde dat ik ook ging, wilde ze mee, en huilde en pruilde toen we zeiden dat dat niet kon. Maar gelukkig was Jimmy niet vergeten iets voor haar mee te brengen uit Texas: een model van een Texaanse ranch met kleine koeien en paarden en allerlei knechten, sommigen met lasso's in de hand. Er waren vrouwen en kinderen, de vrouwen waren bezig met huishoudelijke karweitjes en één van hen was boter aan het karnen. Er was zelfs een veranda met poppenmeubeltjes, en een grootmoeder die zat te breien in een miniatuur schommelstoel die echt schommelde. Het model moest in elkaar worden gezet. Maar ik dacht dat Jimmy daar blij mee was - het leidde zijn gedachten af van de reis naar New York. Hij ging pas naar bed toen alles klaar was en uitgestald in Christies kamer.

'Daar hoort ze zoet mee te zijn tot we weer thuis zijn,' zei hij, toen hij naast me in bed kwam liggen. Hij nestelde zich tegen me aan. 'Ik heb je echt gemist toen ik in Texas was,' zei hij.

'Ik heb jou ook gemist, en het spijt me dat ik niet ben meegegaan,' gaf ik toe.

'Papa is veranderd. Hij lijkt een heel ander mens,' zei Jimmy.

'Hoezo?'

'Ik weet niet. Hij is... veel rustiger. Hij blijft nooit weg om te gaan drinken, zegt Edwina, en hij is dol op zijn nieuwe zoontje. Ik wou,' voegde hij er weemoedig aan toe, 'dat hij zo'n vader was geweest voor mij.'

Mijn hart brak bijna toen ik hem dat hoorde zeggen. De tranen prikten achter mijn oogleden. Het enige wat ik kon doen was me vooroverbuigen en hem een zoen op zijn wang geven. Hij draaide zich naar me om en glimlachte. Toen streek hij luchtig met de rug van zijn hand over mijn wang.

'Ik hou zo verschrikkelijk veel van je,' zei hij, en drukte me dicht tegen zich aan. 'Laten we nooit meer kwaad op elkaar worden,' fluisterde hij.

'Nooit,' beloofde ik, maar 'nooit' was een van die woorden waarin je moeilijk kon geloven. Nooit meer droevig of bezorgd of eenzaam zijn leek een onmogelijke droom, te magisch voor de wereld waarin we leefden.

We bleven rustig liggen, wachtend op de slaap die ons los zou rukken van de droevige herinneringen van gisteren.

De volgende ochtend stond ik vroeg op en ging naar het hotel om nog een paar dingen te regelen voor we weggingen. We zeiden tegen niemand iets over het ware doel van onze reis. Philip en Betty Ann dachten dat we alleen maar gingen winkelen. Ze waren verbaasd, maar niet achterdochtig. We reserveerden in het Waldorf en arriveerden vroeg in de middag in het hotel. Een grotendeels bewolkte lucht klaarde op, zodat hij helder en blauw was tegen de tijd dat we onze intrek namen in het hotel. We lunchten laat, allebei onrustig en nerveus. Ik winkelde wat in de buurt van het hotel, voornamelijk om iets te doen te hebben. Eindelijk zei Jimmy dat het tijd werd om een taxi te nemen naar het adres van de Osbornes.

Hun huis lag in een van die schone en keurige enclaves van New York City, een wijk die immuun leek voor alle herrie en lawaai. Er hing niemand rond op straat, en er lag geen rommel in de goten. De trottoirs waren keurig schoongeveegd, en de mensen die er liepen hadden niet die haast van de meeste mensen in de drukkere wijken van Manhattan. Natuurlijk herinnerde ik me die buurt, want hij was dichtbij de Sarah Bernhardtschool en het pension van Agnes Morris, waar ik tijdens mijn studie gewoond had.

De taxi bracht ons naar het adres en we stapten uit. Jimmy betaalde de chauffeur, en we draaiden ons om en keken naar de donkere eikehouten deur met het glas-in-loodraam. Nu we er werkelijk waren, voelden we ons allebei zo zenuwachtig dat we elkaar vast moesten houden toen we de trap opliepen. Ik zag de spanning in Jimmy's ogen, de manier waarop de huid eromheen strak trok. Hij richtte zich op in zijn militaire houding en belde aan. We hoorden de bel overgaan en onmiddellijk begon een kleine hond te blaffen.

Enkele ogenblikken later deed Clayton Osborne de deur open, beval de grijze Franse poedel aan zijn voeten om stil te zijn, maar de hond wilde niet ophouden met blaffen tot Clayton hem optilde. Hij jankte en spartelde onder Claytons lange, elegante vingers, maar blafte niet.

Clayton droeg nog zijn streepjespak en das. Hij was lang en knap met donkerbruin haar en lichtbruine ogen, slank en zelfverzekerd. Misschien overdreef hij zijn stijfheid een beetje in verband met de omstandigheden.

'Goedemiddag,' zei hij. Jimmy had gelijk gehad wat betreft zijn arrogante neusklank. Het was geen verkoudheid. Hij hield zijn hoofd achterover als hij sprak en zijn kaak verstrakte alsof hij na elk woord tegenspraak verwachtte.

'Goedemiddag,' antwoordde Jimmy. 'Ik ben James Longchamp, en dit is mijn vrouw, Dawn.'

'Hoe maakt u het.' Hij bood mij eerst zijn hand aan, waarbij hij de hond onder de andere arm nam. Toen gaf hij Jimmy snel een hand.

'Kom binnen,' zei hij, en deed een stap achteruit. Toen hij de deur achter ons dicht had gedaan, wachtte hij even. 'Laten we elkaar goed begrijpen,' zei hij, 'Kelly weet niets van haar verleden. Zij denkt dat u vrienden van me bent, zakenvrienden. U was in de buurt en kwam even langs,' instrueerde hij. 'Maar u kunt niet lang blijven. U gaat naar een show op Broadway of zo en u moet zich nog verkleden, als Kelly iets mocht vragen.'

Ik voelde Jimmy verstarren. Ook ik had niet veel op met de neerbuigende toon van Clayton Osborne. Hij sprak hoogdravend, alsof we hem dankbaar moesten zijn voor de gunst die hij ons bewees.

Toen we geen van beiden iets zeiden, ging hij verder. 'Ik heb dit besproken met mijn advocaat, en het beviel hem niet erg. Het feit dat u ons hebt opgespoord is zeer ongepast, om niet te zeggen onwettig. Er zijn wetten die de ouders van geadopteerde kinderen en de kinderen zelf beschermen, wetten die speciaal voor dit soort gebeurtenissen in het leven zijn geroepen.'

'We zijn hier niet om moeilijkheden te maken, meneer Osborne,' antwoordde ik snel, voordat Jimmy iets kon zeggen. 'Maar u zult toch kunnen begrijpen waarom we Fern graag willen zien.'

'Kelly,' verbeterde hij. 'Ze heet Kelly,' herhaalde hij. 'U mag haar niet Fern noemen,' snauwde hij.

'Kelly,' verbeterde ik. Hij keek me onderzoekend aan terwijl hij de hond weer in zijn andere arm nam. 'Bent u man en vrouw?'

'Ja,' zei Jimmy. Even keek hij licht verward, toen beheerste hij zich onmiddellijk.

'Nog iets. Noem me geen meneer Osborne. Mijn naam is Clayton, en de naam van mijn vrouw is Leslie. Kelly heeft een scherp waarnemingsvermogen en' - hij richtte zich tot Jimmy - 'is een vroegwijs jong meisje, zoals ik u aan de telefoon al uitlegde. Ze zou zoiets onmiddellijk door hebben en achterdochtig worden.'

'Clayton?' riep een vrouwenstem.

We draaiden ons om. Leslie Osborne kwam de gang in. Ze droeg een jadegroene blouse en een spijkerbroek. Ik vond dat ze het figuur had van een danseres - kleine borsten en een smal middel en lange, slanke benen. Ze had heel lichtbruin haar dat van achteren met een turquoise lint bijeen was gebonden en ze had zich niet opgemaakt; ze had het soort gezicht dat geen make-up nodig had. Haar lippen waren van nature rood, haar blauwe ogen schitterden en ze had een perfecte huid, zo glad en helder als albast.

'Waarom blijven jullie zo lang bij de deur staan?' vroeg ze.

'We waren bezig elkaar te begroeten,' legde hij snel uit. 'Dit is mijn vrouw, Leslie,' zei hij. Ze deed een stap naar ons toe en stak haar hand uit. Ze droeg twee diamanten oorbellen in haar oren.

'Hoe maakt u het?' zei ze.

Ik pakte haar hand aan. Haar vingers waren lang en dun, maar haar palmen waren gespierd. De handen van een schilderes, dacht ik. Ze was veel hartelijker dan haar man, en al namen haar ogen me doordringend op, het waren vriendelijke ogen.

'Vergeef me dat ik staar,' zei ze glimlachend. 'Ik merk vaak niet dat ik het doe. Het is een beroepsafwijking. Ik ben schilderes, ziet u.'

'Ik begrijp het,' zei ik. Ik had bijna gezegd: 'Ik weet het,' maar slikte het bijtijds in, omdat ik niet wilde dat ze zou weten hoe we haar hadden bespioneerd.

'En, Clayton?' zei ze tegen hem.

'Ga jij met ze naar de zitkamer, dan ga ik Kelly halen,' zei hij.

'Hierheen,' zei Leslie, wijzend naar de kamer aan onze rechterkant.

'Dank u,' zei ik, en Jimmy en ik gingen de zitkamer binnen.

Het huis van de Osbornes was een groot gebouw van twee verdiepingen met dikke tapijten en elegante oude meubels die onberispelijk onderhouden waren. Voor zover ik kon zien, was elke kamer een etalagekast vol met dure en mooie dingen. Overal hingen schilderijen, en aan de handtekening zag ik dat de meeste van Leslie waren. Maar hier en daar hingen landelijke taferelen van andere schilders. Fern was in deze wereld grootgebracht, een elegante, kunstzinnige wereld, dacht ik. Ik was benieuwd hoe ze daardoor gevormd was.

'Ga zitten alstublieft,' zei Leslie, wijzend op de kastanjekleurige zijden sofa. 'En vertel gauw iets over uzelf voor ze beneden komen. Waar woont u?' vroeg ze, terwijl ze plaatsnam op de bijpassende fauteuil.

'We wonen in Cutler's Cove, Virginia, waar ik het hotel van mijn familie beheer, het Cutler's Cove Hotel.'

'O, daar heb ik over gehoord,' zei Leslie. 'Het moet daar erg mooi zijn.'

'Ja.'

'En hoe hebt u beiden...' Ze maakte een gebaar.

'Elkaar ontmoet?'

'Ja,' zei ze glimlachend.

Ik keek naar Jimmy. We begrepen allebei hoe moeilijk het zou zijn in een paar woorden onze geschiedenis te vertellen.

'Ik geloof dat we altijd geweten hebben dat we van elkaar hielden. Toen Jimmy in het leger ging hebben we ons verloofd,' antwoordde ik, nog steeds naar Jimmy kijkend. 'Toen hij uit dienst kwam zijn we getrouwd. Ik woonde toen in Cutler's Cove.'

'O, wat leuk,' zei ze. Jimmy had nog geen woord tegen haar gezegd. Ze staarde hem aan, maar voor ze iets tegen hem kon zeggen of hij iets tegen haar, verschenen Clayton Osborne en Fern op de drempel.

Ondanks onze belofte om net te doen of we de mensen waren die we niet waren, richtten we allebei onwillekeurig onze blik intens, bijna hongerig op Fern. Ik zag onmiddellijk dat ze voelde dat we naar haar keken op een manier die anders was dan de vrienden van haar ouders gewoonlijk naar haar keken. Haar donkere wenkbrauwen gingen vragend omhoog.

Ze was lang voor haar leeftijd en zag er meer uit als een meisje van twaalf of dertien, wat niet zo vreemd was toen ik bedacht hoe lang mama Longchamp was geweest. Haar haar was geknipt in een pagekopje; het was donker en glanzend als zwarte onyx. Het haar van mama Longchamp. Ze had Jimmy's donkere ogen, maar die van haar waren kleiner. Clayton had gelijk toen hij haar had beschreven als rijp voor haar leeftijd. Ze was pas tien, maar haar lichaam begon zich al te ontwikkelen. De omtrek van haar meisjesbeha was net zichtbaar onder de lichtgroene katoenen blouse. Ze had lange armen en tengere schouders, haar lichaam was slank en soepel als van een kat. Ze had katteogen, besefte ik - smal, scherp, doordringend, onderzoekend, gedreven door een katachtige nieuwsgierigheid.

Desondanks was ze een knap meisje met een gladde huid en een donkere teint. Ze had mama's neus en mond en papa's kin en kaak. Als je haar naast Jimmy zag was het niet moeilijk te raden dat ze verwant waren, dacht ik.

'Dit zijn de heer en mevrouw Longchamp,' zei Clayton.

'Hallo,' zei ik als eerste. Even dacht ik dat Jimmy helemaal niets zou zeggen.

'Hi,' zei hij ten slotte.

Ze nam ons op alsof ze overwoog of ze iets zou zeggen of alleen maar nijdig kijken. Haar blik ging van Jimmy naar mij en weer terug naar Jimmy.

'Het is beleefd om een begroeting te beantwoorden, Kelly,' zei Clayton berispend.

'Hallo,' zei ze.

'Ga zitten, Kelly,' beval Clayton.

Met tegenzin slenterde ze naar de fauteuil en plofte erin neer, terwijl ze haar blik strak op ons gericht hield.

'Kelly,' snauwde Clayton, 'sinds wanneer ga je op die manier met de stoelen om? En dan nog wel waar gasten bij zijn?'

'Laat maar, Clayton,' zei Leslie. 'Kelly is een beetje gedeprimeerd vandaag,' legde ze ons uit. 'Ze heeft een slechte dag gehad op school.'

'Ik kon er niks aan doen.'

'Dit is niet het geschikte moment om daarover te praten,' zei Clayton, met een doordringende blik op Fern. Ze keek even naar ons en wendde toen haar blik af. 'De heer en mevrouw Longchamp zijn oude vrienden die van ver komen en maar een paar minuten kunnen blijven,' ging hij verder.

De manier waarop hij ons bezoek beperkte intrigeerde Fern, en ze bekeek ons met hernieuwde belangstelling.

'Waar komt u vandaan?' vroeg ze.

'Virginia,' zei ik.

'Met de auto of met het vliegtuig?' vroeg ze weer.

'Met het vliegtuig,' zei Jimmy glimlachend. Zijn warme blik trok haar aandacht, en even, een vluchtige seconde, was ik ervan overtuigd dat ik iets in haar ogen zag, iets van herkenning of op z'n minst een diepgewortelde nieuwsgierigheid.

'Ben ik niet in Virginia geboren?' vroeg ze aan Leslie. Leslie glimlachte vertederd.

'Ik heb het je al tien keer verteld, Kelly,' legde Leslie uit. 'Je bent geboren op de eerste-hulpafdeling van een ziekenhuis even buiten Richmond, Virginia. Je vader en ik waren te ver afgedwaald toen ik in de negende maand was.'

Geboren op de weg, dacht ik - hetzelfde soort leugen dat mama en papa Longchamp mij hadden verteld. Maar toen ik naar Fern keek om haar reactie te zien, merkte ik dat ze mij doordringend aanstaarde, alsof ze mijn reactie meer wilde zien dan ik de hare. Jimmy keek me even minachtend aan. Hij had geen hoge dunk van hun verzinsel.

'En wat doet u?' vroeg Fern. 'Koopt u ook honderden aandelen en obligaties zoals papa's andere vrienden?'

'We bezitten en beheren een van de grootste hotels in Virginia Beach,' legde ik uit. 'Het heet Cutler's Cove.'

'Ik ben nog nooit in Virginia Beach geweest,' kreunde Fern.

'Ach, arm, verwaarloosd kind,' zei Clayton sarcastisch. 'Je bent alleen maar naar de stranden in Spanje en Frankrijk geweest en op alle Caribische eilanden.'

'Hebt u kinderen?' vroeg ze, Clayton negerend.

'Een dochtertje, Christie.'

'Hoe oud?' vroeg ze snel.

'Kelly, het is niet beleefd mensen zo uit te horen,' zei Leslie, en tegen ons ging ze verder: 'Ze is erg weetgierig. Clayton denkt dat ze later in de journalistiek zal gaan.'

'Of bij de belastingdienst,' zei hij hoofdschuddend.

'O, ik vind het niet erg,' zei ik, en keek weer naar Fern. 'Christie is vijf, vijfeneenhalf om precies te zijn.'

'Hoe komt het dat u ook maar één kind hebt?' vroeg ze.

'Kelly!' Clayton keek even naar ons en liep toen naar haar toe. 'Je moeder heeft je gezegd dat je mensen niet mag uithoren. Er zijn manieren om een beschaafd gesprek te voeren.'

'Ik vraag het maar,' zei ze.

'Ik heb geprobeerd nog een kind te krijgen,' zei ik, 'maar ik had een miskraam.'

Ferns ogen begonnen te glinsteren.

'Wauw,' mompelde ze. Ik zag dat Jimmy glimlachte.

'Wat is je lievelingsvak op school?' vroeg hij. Aan zijn houding kon ik zien hoe gefrustreerd hij zich voelde. Wat zou hij graag zijn opgesprongen om haar te omhelzen, dacht ik. Het was duidelijk dat hij ook de gelijkenis met mama Longchamp zag.

'Engels,' antwoordde ze, 'want dan kan ik soms dingen verzinnen en opschrijven.'

'Waarom krijg je dan zulke slechte cijfers voor dat vak?' informeerde Clayton.

'De leraar vindt me niet aardig.'

'Geen van je leraren vindt je aardig,' merkte Clayton op.

'Kelly heeft dit jaar wat moeite gehad om zich aan te passen,' begon Leslie.

'Dit jaar?' zei Clayton, terwijl hij zijn wenkbrauwen optrok. Leslie negeerde hem en ging verder.

'Ze is een heel intelligent kind, en als ze wil kan ze de eerste van haar klas zijn, maar omdat de andere leerlingen minder snel zijn, verveelt ze zich, en als ze zich verveelt, raakt ze in moeilijkheden.'

'Ze verveelt zich erg vaak tegenwoordig,' viel Clayton haar in de rede.

'Nou, ik heb de pest aan de Marion Lewisschool. Die kinderen zijn allemaal snobs. Ik wou dat ik weer op de openbare school was,' klaagde ze.

'Ik geloof niet dat de jaren die je op de openbare school hebt doorgebracht zo'n succes waren, Kelly,' zei Clayton. Hij keek naar ons. 'We hadden gehoopt dat Kelly zou veranderen als we haar naar een particuliere school stuurden, dat ze zou profiteren van de speciale aandacht, maar ze moet zelf willen veranderen.'

Fern pruilde precies zoals ik me had voorgesteld dat ze zou doen. Ze sloeg haar armen om haar lichaam en draaide zich mokkend om.

'Hebben jullie een goed seizoen achter de rug in Cutler's Cove?' vroeg Leslie.

'De laatste paar jaar zijn erg goed geweest. Volgend jaar gaan we uitbreiden. We willen nog een paar tennisbanen aanleggen en een paar boten erbij kopen voor de gasten. We krijgen jongere gasten tegenwoordig,' legde ik uit.

'Hebt u eigen boten?' vroeg Fern. Haar belangstelling keerde terug toen ze mijn beschrijving hoorde.

'Nou en of,' zei Jimmy. 'Zeilboten en motorboten.'

'Wat heeft het hotel nog meer?' informeerde ze.

'Een groot zwembad, speelterreinen, tuinen, een balzaal, een spelletjeszaal, een kaartenkamer...'

'Gaaf,' riep Fern uit.

'Kelly, ik heb je gevraagd dat tienerjargon niet in huis te gebruiken,' zei Clayton. 'Een van Kelly's problemen,' ging hij verder, 'is dat ze te veel omgaat met kinderen die ouder zijn dan zij. Die hebben een slechte invloed op haar.'

'Het zijn geen kinderen,' riep Fern uit.

'Neem me niet kwalijk,' zei hij. 'Tieners.'

'Hoe lang blijft u in New York?' vroeg Leslie, meer om een eind te maken aan de ruzie dan om het antwoord te horen.

'We gaan morgen terug,' zei ik.

'In welk hotel logeert u?' vroeg Fern.

'Het Waldorf,' zei Jimmy snel.

'Onwijs... leuk,' zei ze, met een blik op Clayton. Al die tijd was hij blijven staan, alsof hij er de nadruk op wilde leggen hoe kort hij ons bezoek wilde laten duren. Hij keek op zijn gouden horloge.

'Ik vind dat het tijd wordt dat Leslie naar boven gaat om haar huiswerk te maken, dacht je niet, Leslie?'

'Ik heb hopen tijd. Ik ga twee dagen niet naar school,' zei Fern.

'Wat? Twee dagen?' Met een ruk draaide hij zich om naar Leslie.

'We zullen het er straks over hebben, Clayton,' zei Leslie kalm.

'Is ze weer geschorst?' riep hij ontsteld uit.

'Later, Clayton,' zei Leslie, met een knikje naar ons. Zijn bleke huid werd vuurrood van woede en hij beet op zijn lip.

'Kelly,' snauwde hij, 'zeg meneer en mevrouw Longchamp goedendag. Ik wil dat je naar je kamer gaat.'

Onwillig, dacht ik, stond Fern op.

'Dag,' zei ze. Ze bleef voor Jimmy staan, die zijn ogen niet van haar af kon houden, en stak haar hand uit. 'Waarom zien uw ogen zo waterig, alsof u op het punt staat te gaan huilen?'

'Is het heus?' Hij dwong zich tot een glimlach. 'Misschien komt het omdat ik een zusje heb gehad dat nu ongeveer zo oud zou zijn als jij,' zei hij, 'en als ik naar jou kijk, moet ik aan haar denken.'

Het was of de atmosfeer plotseling geladen was met statische elektriciteit. Clayton Osbornes mond viel open; zijn gezicht werd nog roder. Een angstige uitdrukking verscheen op Leslie Osbornes gezicht. Mijn hart begon zo hard te bonzen dat het leek of het elk moment uit elkaar kon springen en mijn adem stokte in mijn keel.

Maar Ferns ogen lieten Jimmy niet los. Haar lippen vertrokken in een vreemde glimlach.

'Wat is er met haar gebeurd?' vroeg ze.

'Ze is gestorven.'

'Hoe?'

'Kelly, zo is het genoeg,' zei Clayton streng. 'Je kunt mensen geen persoonlijke vragen blijven stellen, zeker geen pijnlijke. Het is niet alleen onbeleefd, het is... het is' - hij keek woedend neer op Jimmy - 'wreed.'

'Ik bedoelde er niets mee,' jammerde ze.

'Ga naar boven en maak je huiswerk, al heb je nog zoveel tijd ervoor,' beval hij. Ze boog haar hoofd en liep naar de deur. Daar bleef ze even staan en keek achterom naar ons. Toen holde ze weg, de trap op.

Zodra ze buiten gehoorsafstand was liep Clayton naar Jimmy toe.

'We hadden een afspraak,' zei hij. 'De voorwaarde waarop ik hierin heb toegestemd, en dat wist u.'

'Ik heb niets gezegd om de klucht te bederven,' antwoordde Jimmy minachtend. Clayton keek even naar Leslie, maar zij staarde naar de grond.

'Ik vind dat u beter weg kunt gaan,' zei Clayton. 'En ik waarschuw u, als u probeert verder in contact te komen met Kelly - '

'Dreig me niet,' zei Jimmy, die abrupt opstond. Zijn gezicht was vertrokken van woede, zijn donkere ogen glinsterden als hete kolen. Ik zag dat hij zijn handen tot vuisten had gebald. Zijn nek verstrakte. Clayton Osborne deed een stap achteruit. Hij voelde de hete uitstraling van Jimmy's woede en kon er even niet op reageren.

'Ik wil u alleen maar duidelijk maken dat u zich op dun ijs begeeft. Ik was vriendelijk genoeg om toestemming te geven voor dit bezoek, maar we willen verder niets doen dat onze relatie met Kelly kan verstoren. Als dat betekent dat we wettelijke maatregelen moeten nemen, dan kunt u ervan op aan dat we dat zullen doen,' zei hij, toen hij zich weer beheerst had.

'Dank u, meneer Osborne,' zei ik, en stond op. 'Het spijt me dat er een paar moeilijkheden zijn geweest. Mevrouw Osborne, dank u,' ging ik verder tegen haar.

Ze glimlachte en stond op.

'Het is voor iedereen moeilijk nu, maar de gebeurtenissen hebben hun loop genomen en we moeten doorgaan terwille van Kelly en terwille van onszelf. U zult het er uiteindelijk ongetwijfeld mee eens zijn dat het de beste manier was,' zei ze zacht.

Haar sussende stem kalmeerde Jimmy. Hij ontspande zich en de rode kleur trok weg uit zijn wangen. Hij knikte en we liepen naar de voordeur. Daar draaide ik me om en keek naar de trap. Ik wist zeker dat Fern bovenaan de trap geknield lag en onder de leuning door naar ons staarde. Zonder zelfs maar goedendag te zeggen deed Clayton Osborne de deur achter ons dicht.

'Ik haat dat soort mannen; ik heb ze altijd gehaat,' mompelde Jimmy, toen we de stenen trap afliepen. 'Op de een of andere manier...'

'Jimmy, wind je nu niet op. Ik weet niet of je iets kunt doen. Zoals hij zei, de wet is aan hun kant en niet aan de onze.'

'Het lijkt zo oneerlijk, Dawn. Haar niet kunnen vertellen wie we zijn, zelfs nu niet,' klaagde hij. 'Verdomme.' Hij keek achterom naar het huis. 'Ook al zijn het kennelijk rijke mensen, toch heb ik niet het gevoel dat we haar in een goed huis achterlaten,' ging hij verder.

Hij pakte mijn hand en we liepen haastig naar de hoek om een taxi aan te houden en terug te gaan naar ons hotel. Zodra we daar waren belde ik naar huis om me ervan te overtuigen dat alles goed was met Christie. Mevrouw Boston liet haar aan de telefoon komen, en we spraken allebei met haar. Ze babbelde aan één stuk door over haar speelgoedranch, maar vergat niet te vragen of we nog iets voor haar meebrachten.

'Christie Longchamp, je weet dat het niet netjes is om dat te vragen,' zei ik. 'Vooral niet nu je net zo'n prachtig cadeau hebt gekregen.'

'Je lijkt Clayton Osborne wel,' klaagde Jimmy aan het meeluisterapparaat. 'We kunnen best een kleinigheidje voor haar meebrengen.'

'Je vader verwent je,' zei ik met een blik op Jimmy. Hij lachte om mijn verontwaardigde toon.

'Oké, oké,' zei hij, zijn handen opstekend. 'Wat je maar wilt.'

Toen we met Christie en mevrouw Boston hadden gesproken besloten we een douche te nemen en ons te kleden voor het diner. De emotionele en traumatische gebeurtenissen van de afgelopen dag hadden ons allebei uitgeput, en we verheugden ons op een goed, elegant diner en de kans om ons te ontspannen. Ik had gespeeld met het idee om mevrouw Liddy en Agnes Morris te bellen en misschien zelfs een bezoek te brengen, maar ik besloot dat het waarschijnlijk niet het juiste moment ervoor was. Jimmy's gedachten waren te veel bij Fern. Ik belde zelfs Trisha niet, want ik wist dat ze met ons zou willen eten, en ik dacht niet dat Jimmy in de stemming was voor gezelschap, ook al zou Trisha's uitbundigheid misschien een goed tegengif zijn voor onze melancholie.

Jimmy bleef praten over Fern terwijl we ons aankleedden.

'Ze lijkt veel op mama, hè?' vroeg hij.

'Ja. Ze herinnert me aan die ene foto die ik van mama heb, waar ze onder die boom staat.'

'Ja,' zei hij opgewonden. Toen werd zijn gezicht weer verdrietig.

'In ieder geval hebben we Fern gezien en weten we dat het haar goed gaat en dat ze gezond is,' zei ik.

'Gezond, ja. Goed? Ik ben niet zo zeker van haar emotionele en psychologische gezondheid,' antwoordde Jimmy. 'Ik moet steeds maar weer denken aan de manier waarop Clayton Osborne tegen haar sprak waar wij bij waren. Ik weet dat hij een blaaskaak is, maar het leek wel of hij het tegen een bediende had of een of ander weeskind dat hij in huis had moeten nemen. Ik bespeurde geen greintje liefde tussen hen. Jij?'

'Ik weet liet niet, Jimmy. Ik weet niet of het eerlijk is hem op grond van één zo'n ontmoeting te beoordelen. Hij ergerde zich aan Ferns gedrag op school. Kennelijk heeft ze herhaaldelijk problemen gehad. Misschien heeft ze wat discipline nodig. Leslie Osborne leek in ieder geval aardig genoeg, vind je niet?'

'Ja,' gaf hij onwillig toe, 'maar Clayton is de baas.'

'Ze leeft temidden van mooie dingen en ze zal alle mogelijke kansen krijgen,' zei ik.

'Soms is dat niet genoeg, Dawn. Clara Sue heeft ook temidden van mooie dingen geleefd en kreeg alle kansen, en kijk maar eens hoe ze geworden is. Nee, er ontbreekt iets in dat huis, iets warms en essentieels. Verdraaid, papa kon soms zo gemeen zijn, maar toch keek hij naar ons op een manier die ons het gevoel gaf dat we in geval van nood op hem konden vertrouwen en hij van ons hield, nietwaar?'

'Jimmy,' zei ik zachtjes, 'ik ben bang dat je gewoon zoekt naar iets dat verkeerd is. We kunnen nu niets doen, helemaal niets,' zei ik.

Hij knikte en boog verslagen zijn hoofd. Ik vond het niet prettig het zo cru te moeten zeggen, maar ik wist geen andere manier. Zwijgend kleedden we ons verder aai;. Maar toen we klaar waren en op het punt stonden weg te gaan, werd er geklopt. We keken elkaar aan, en vroegen ons af wie dat kon zijn. We hadden niemand in New York gebeld, en we hadden net nog met de receptie gesproken, dus verwachtten we ook geen boodschap. Jimmy liep naar de deur en deed open.

Op de gang stond Fern, gekleed in een donkerblauw wollen vest en spijkerbroek, met een baret op haar hoofd. Jimmy keek haar verbijsterd aan en kon even geen woord uitbrengen.

'Kelly,' zei ik. 'Wat doe jij hier?'

'Ik ben weggelopen,' verklaarde ze trots.

'Weggelopen? Waarom? En waarom kom je naar ons toe?' vroeg ik.

'Omdat ik weet wie jullie zijn,' antwoordde ze.