EPILOOG
Inderdaad was het allemaal voorbij, en inderdaad was het allemaal net begonnen.
Tijdens een van onze vele wandelingen over het strand toen ik nog een klein meisje was, kwamen mammie en ik een keer bij een dode vis in het zand. Ik was bang omdat hij zo stil lag, met een verglaasd oog. Ik begon te huilen. Mammie tilde me op en hield me tegen zich aan toen het vloed werd en het water rond de vis begon te spoelen en hem langzaam mee de zee in trok.
'Zal hij weer kunnen zwemmen, mammie?' vroeg ik.
'In zekere zin,' zei ze. 'Hij zal in iets anders veranderen, opnieuw geboren worden.'
'Ik wil het zien,' zei ik. Ik was nog een kind en dacht dat ik de sterren van de hemel kon plukken door domweg mijn ogen dicht te doen en het intens genoeg te wensen.
'Dat kunnen we niet zien,' vertelde ze me. 'Sommige dingen zijn te magisch om te zien. We moeten erin geloven zonder dat we het zien. Kun je in die vis geloven?' vroeg ze glimlachend. 'Kun je in de magie geloven?'
Ik knikte, al wist ik niet zeker wat ze bedoelde. Maar ik zag de vis drijven en ronddraaien op de golven, en het leek me dat hij zich inderdaad omdraaide en onderdook en wegzwom. Ik wilde het geloven. Ik had nog steeds het kinderlijke vertrouwen dat alles wat goed en mooi was nooit een eind zou nemen.
Toen ik ouder was ging ik me realiseren dat we de sterren niet van de hemel konden plukken, maar dat we konden genieten van de sterrenhemel, en dat was magie genoeg. Ik begreep ook dat elke dag van ons leven een nieuw deel van ons werd geboren en een oud deel van ons stierf.
Er was zoveel waarvan ik wilde dat het stierf, dat ik voorgoed diep in mijn geheugen wilde begraven. Al die dagen en weken na de dood van mijn ouders... Het leek dat er nooit een eind zou komen aan al het verdriet en alle ellende, maar Bronsons belofte werd bewaarheid.
Bronson handelde de nasleep van mijn episode met oom Philip op het strand zo discreet mogelijk af. Wat er ook mis was gegaan in oom Philips geest die avond, het bleef nog lange tijd mis. Hij kon zijn dagelijkse verantwoordelijkheden niet aan en bleef onder professionele hoede. Tante Bet was volkomen verbijsterd door de snelle wending die de gebeurtenissen hadden genomen. Ten slotte kon ze de mensen in onze gemeenschap niet meer onder ogen komen en besloot met de tweeling terug te keren naar het landgoed van haar ouders.
Jefferson herstelde volledig van zijn ziekte, en toen hij hoorde dat we naar Buella Woods gingen verhuizen en bij Bronson gingen wonen, was hij dolgelukkig. Ik weet zeker dat hij daardoor veel sneller genas. Mevrouw Berme werd al gauw als een grootmoeder voor ons en Bronson een wijze en liefdevolle grootvader. In zijn huis begon ik piano te spelen als nooit tevoren. Op zomeravonden zette hij de deuren van de patio open zodat mijn muziek langs de helling omlaag zweefde en 'alle mensen in Cutler's Cove het konden horen en appreciëren'.
Ik besloot dat muziek mijn leven zou zijn, en hoe belangrijk het hotel ook was en hoeveel geld er ook mee verdiend werd, het zou altijd op de tweede plaats komen. Bronson nam het beheer over het hotel op zich. Hij drong er altijd op aan dat ik meer belangstelling moest tonen voor de dagelijkse gang van zaken. Ik probeerde me ervoor te interesseren, ter- wille van mammie en papa, maar diep in mijn hart hoopte ik dat Jefferson ervan zou gaan houden en op een dag de werkelijke eigenaar zou zijn van het nieuwe Cutler's Cove hotel.
Mijn dromen voerden me naar andere plaatsen... naar de school voor uitvoerende kunsten, tournees door Europa, de grote concertzalen. En natuurlijk had ik Gavin.
We brachten zoveel tijd met elkaar door als maar mogelijk was, en dan kwam het gesprek altijd weer op de tijd in The Meadows. Eén zomer gingen we terug om Charlotte, Luther en Homer te bezoeken. We namen Jefferson mee, en toen Homer hem zag en hij Homer, was het of ze nooit weg waren geweest. Homer nam hem mee om hem een vos te laten zien die een nest had.
'Wat is er eigenlijk met die Fern gebeurd?' vroeg Luther toen we 's avonds zaten te eten.
'Ze is er met iemand vandoor gegaan toen ik haar toelage had ingetrokken. Maar het was niet de man met wie ze hier was,' zei ik. Na een korte pauze voegde ik eraan toe: 'Ik mis haar niet.'
'Wij ook niet,' zei Charlotte, en we moesten allemaal lachen. We hadden een heerlijke tijd. Ik speelde piano voor hen en toen we weggingen beloofden we zo vaak we konden terug te komen.
In de zomer van mijn negentiende jaar had ik ingeschreven voor een programma van drie weken, dat me naar Parijs en dan naar Wenen zou voeren. Het was een concerttournee en ik verheugde me er enorm op. Gavin kwam me goedendag zeggen en we maakten een strandwandeling.
'Ik zal je missen, Christie,' zei hij. 'Altijd als ik jou alleen laat, of jij mij, sterft er iets in me, en altijd als ik je weer terugzie wordt er iets in me herboren.' >
'Hetzelfde geldt voor mij, Gavin,' zei ik.
'Ik ben jaloers op je muziek,' bekende hij. 'Het heeft je in bezit genomen zoals ik je zou willen bezitten.' 'Je hoeft niet jaloers te zijn,' zei ik glimlachend. 'Het geeft me heef veel vreugde, maar die deel ik alleen met jou.'
'Beloof je dat?'
'Voor eeuwig en altijd,' zei ik, maar toen bleef ik staan en mijn glimlach verdween.
'Wat is er, Christie?' vroeg Gavin. Hij volgde mijn blik. Er lag een vis doodstil in het water. Het was of er een steen op mijn hart lag, maar plotseling... zijn staart bewoog en bewoog nog eens en de vis draaide om alsof hij de dood geveinsd had. Hij dook in de volgende golf en verdween.
En zo duidelijk als op de dag toen ze naast me stond op het strand hoorde ik mammie vragen: 'Kun je in die vis geloven Christie? Kun je in de magie geloven?'
Ik kon het geloven; ik kon het voor eeuwig en altijd geloven. Dank je, mammie, dacht ik. Dank je voor je gift van vertrouwen.
'Gaat het goed met je?' vroeg Gavin bezorgd.
'O, ja, Gavin. O, ja.'
In de verte zweefde een zeemeeuw in de richting van de ondergaande zon. Ik drukte me dichter tegen Gavin aan en samen liepen we voor de schaduwen uit, onze eigen speciale, nieuwe dag tegemoet.