Cato Isaksen had de afgelopen nacht maar een paar uur geslapen en hij voelde zich niet goed. Wat Maiken Blad had verteld over het blauwe sieraad zat hem niet lekker. Maar nu steeg de spanning. Ellen Grue had nieuws dat kon betekenen dat een aanhouding van Pavel Pletanek dichterbij kwam. "We hebben DNA-materiaal aangetroffen", zei de technisch rechercheur en ze legde de papieren op tafel. "En nu hebben we de uitslag." Eindelijk kwam er schot in. Het was de technici gelukt om het materiaal te identificeren van twee haren die op de mantel van de vermoorde vrouw waren aangetroffen. Ingeborg Myklebust had een stoel naar de hoek getrokken. Ze zat nerveus met een been te wiebelen. Randi Johansen, Roger Hoibakk en Stein Billington zaten aan de ovale tafel met hun schrijfblokken in de aanslag. Ook hulpofficier van justitie Marie Sagen was opgeroepen. "Het materiaal dat we hebben gevonden, is afkomstig van Siv Ellen Blad zelf en van Pavel Pletanek", vervolgde Ellen Grue. Ze schoten allemaal omhoog en haalden opgelucht adem. Dit was goed nieuws. Ingeborg Myklebust ging verzitten. "Dan zijn we er bijna", barstte ze uit. Cato Isaksen keek zijn chef aan. "Ik denk dat we in elk geval een aanhouding kunnen voorbereiden", zei hij en hij knikte naar Marie Sagen. De hulpofficier zat ijverig notities te maken. "Er is dus een haar van Pavel Pletanek op haar jas gevonden", ging Ellen Grue verder. "De profielen komen overeen. In het rapport staat dat elf DNA-kenmerken identiek zijn." Stein Billington boog zich over de tafel en gaf een kop zwarte koffie aan Cato Isaksen, daarna ging hij verder met inschenken voor de anderen. Het definitieve sectierapport week nauwelijks af van het voorlopige. Het slachtoffer was niet verkracht en ze had geen alcohol of drugs gebruikt. De diepe steek in de hals had ervoor gezorgd dat de V9 dood snel intrad. De enige afwijking was de conclusie dat er toch een worsteling had plaatsgevonden voor ze in haar hals werd gestoken. Heel kleine bloeduitstortingen op haar buik zouden erop kunnen wijzen dat ze was blootgesteld aan slagen en schoppen. Een wond op haar hoofd duidde erop dat ze aan haar haar was getrokken. Het was moeilijker vast te stellen of dat tijdens de moord of al eerder was gebeurd. Ellen Grue ging verder: "Bovendien hebben de technici een deel van een profiel geïdentificeerd, daar werken ze nog aan. En, zoals we allemaal al weten, de vingerafdrukken die zijn gevonden op de spuitbussen, stonden ook op Siv Ellen Blads mobiele telefoon." Het beeld dat het team had geschetst, kreeg vorm. "Het probleem is dat de vingerafdrukken op de mobiele telefoon niet van Pletanek zijn", zei Stein Billington. "Dat is inderdaad een probleem", zei Cato Isaksen, "maar het betekent ook dat onze theorie klopt. De graffitispuiters, die we uit alle macht moeten proberen te vinden, hebben de moordenaar gezien en zij hebben ons gebeld. Ze zijn vast doodsbang om te worden gevonden. Hun ouders hebben waarschijnlijk geen idee wat ze 's avonds uitvreten. Bovendien heeft de spoorwegmaatschappij bekendgemaakt dat de schade moet worden vergoed en dat kan een dure aangelegenheid worden." Ellen Grue leunde achterover op haar stoel en sloeg haar armen over elkaar. Even voelde Cato Isaksen hoe ze naar hem zat te kijken. Wat hem zo goed aan haar beviel, was dat haar gezicht altijd verried wat ze dacht. Hij keek haar goedkeurend aan. De rest van de dag werkte het team aan de aanhouding van Pavel Pletanek. De pers zat hen de hele tijd op de hielen, alsof de journalisten roken dat er iets zou gebeuren. De rechercheurs hadden zich een beeld gevormd van de musicus. Pavel Pletanek was een in zichzelf gekeerde, rustige man die niet erg sociaal was ingesteld. Maar van vrouwen kon hij daarentegen geen genoeg krijgen. In elk geval niet wat oppervlakkige seksuele verhoudingen betrof. Hij had geen mannelijke vrienden, en afgezien van de oude tante had hij geen familie. Een zonderling dus, die las over de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Cato Isaksen had het boek gekocht, maar was er nog niet aan toegekomen om het open te slaan.
Het enige wat ze kon doen, was weglopen van het geluid dat in de
muren woonde. Maiken Blad hoorde het boven alles uit. In de
radiatoren aan de wand, in het tikken van de klok. Het geluid was
eigenlijk geen geluid, het was iets anders. Het geluid was haat. En
verzwijgen. En verdriet. En het duister loerde naar haar door de
ramen. Het geluid kroop uit de gordijnen, glad en giftig, en uit
het goudkleurige patroon op het behang in haar moeders slaapkamer.
In alle kamers moest het licht branden. Ook in het washok. Maar er
was niemand. Haar vader werd altijd boos als ze verdrietig was. Hij
hield niet van trieste mensen, zei hij. Ze wilde naar het
souterrain gaan, naar Jeanette en Roberta. Ze had vanavond geen zin
in hardlopen. Mensen die naar haar keken, dachten vast dat ze
trainde. Ze had het merkwaardige gevoel dat het verdriet zich niet
in haar vast had kunnen zetten. Ze wilde het niet hebben. Het
fladderde achter haar aan als ze langs de weg liep. Hardlopen was
bijna een gevoel van niet bestaan. Ze wist waarom ze liep, maar
niet waarheen. Het enige waar ze vol van was, was dat haar moeder
nooit meer terug zou komen. De angst was net een slang. In de slang
zaten de eenzaamheid en de pijn. Ze liep door de voordeur naar
buiten, de hoek om en het trapje af. Het buitenlicht viel in een
streep over de grond. Het was nog steeds winter, midden tussen de
ene en de andere duisternis. Hoog aan de dakgoot hingen ijspegels
als tanden naar beneden. Ze keek ernaar. Toen belde ze aan bij
Jeanette. De deur werd geopend. Roberta hing als een aap om haar
moeders hals. Roberta was lelijk, dacht Maiken en ze keek naar
Jeanette. "Wat ben jij mager geworden", barstte Jeanette los."Waar
ben je eigenlijk mee bezig? Eet je niet? Kom binnen." Maiken liep
achter haar aan naar de kamer. Ze zag dat er een knoop ontbrak aan
Jeanettes blouse. De vloer golfde onder haar voeten. Remy Steen zat
op zijn vaste plaats op de turquoise bank te roken en tv te kijken.
"Eet je niet?" herhaalde Jeanette. Maiken schudde het hoofd. "Nee,
ik eet niet", zei ze en ze keek naar de tulpen op de tafel. Ze
waren bezig te verleppen en vielen uit. Wat had het voor zin om de
tafel te versieren met iets wat maar zo kort duurde? Straks was er
niets van over, zouden ze verpulveren. De stelen zouden verrotten
en veranderen in een stinkende, weke prut. "Ik kan het sieraad van
mijn moeder niet vinden", zei ze. "Welk sieraad?" vroeg Jeanette.
"Dat blauwe."
"Dat blauwe. Heeft iemand dat blauwe sieraad weggepakt?" Remy Steen
stond op. "Ik ga", zei hij kortaf en hij pakte zijn jas van het
haakje in het gangetje. Jeanette gaf geen antwoord, maar sloeg haar
arm om Maikens schouder. "Wil je dat ik een tijdje bij jou kom
wonen?" vroeg ze en ze pakte Roberta over op haar andere heup.
"Ja", zei Maiken. "Ik heb 's nachts een man in de tuin gezien." De
koele avondlucht stonk naar uitlaatgassen. Pavel Pletanek werd na
afloop van de voorstelling aangehouden. Hij leek rustig, tè rustig,
dacht Cato Isaksen. Ze brachten de Tsjech direct naar het
politiebureau, waar hulpofficier van justitie Marie Sagen zat te
wachten. Hij werd onmiddellijk in een cel gezet. Alle formaliteiten
werden volgens het boekje afgehandeld. Na een tijdje haalde Cato
Isaksen zijn pasje door de sleuf en liep hij samen met de
hulpofficier naar de wachtruimte. Daarna gingen ze de cel binnen
waar Pavel Pletanek op de brits had plaatsgenomen. Niets wees erop
dat de Tsjech onder de indruk was van het gebeurde. Hij keek
beurtelings naar Cato Isaksen en de blonde hulpofficier. "Hebt u
voorkeur voor een bepaalde advocaat?" vroeg Cato Isaksen. "Ik heb
geen advocaat nodig. Ik moet hieruit. Nu moet u me eens vertellen
waarom ik het gedaan zou hebben", zei hij kalm. "Waarom zou ik Siv
Ellen vermoorden?"
"Omdat ze u niet wilde hebben", zei Cato Isaksen, tegen de muur
leunend. Pavel Pletanek sloeg zijn armen uit. "Maar ze wilde me
wel", zei hij. "Vraag maar aan de vrouw aan wie ze het souterrain
verhuurde, die vrouw met het kind. Siv Ellen zei dat ze met haar
over mij had gesproken. Zij weet dat Siv Ellen mij wilde. Siv Ellen
heeft nooit gezegd dat ze me niet wilde."
"Hebt u voorkeur voor een bepaalde advocaat?" onderbrak Marie
Sagen. "Nee", zei Pavel Pletanek kortaf. "Ik wil geen advocaat. Ik
heb niets gedaan." Cato Isaksen kon zich niet beheersen, hoewel hij
wist dat hij moest wachten met een nader verhoor. "Wat deed u die
avond toen u ziek was in de Opera?" vroeg hij. "Kunt u me dat
vertellen?"
Marie Sagen keek hem onzeker aan. Pavel Pletanek keek beide
mensen aan, toen zei hij: "Dat zal ik doen, maar ik weet ook dat u
het nooit zult begrijpen. Wat muziek betekent, bedoel ik. In de
Opera vind je alles wat je je maar kunt wensen, muziek en goede
stoelen. Muziek en goede stoelen", herhaalde hij, "betekenen alles
voor mij, maar u weet vast niet wat dat betekent. Elke voorstelling
is anders. Elke avond heeft weer iets nieuws, heel kleine
variaties. " Cato Isaksen dacht aan Bente. Hoe ze ontroerd en op
een voor hem nieuwe manier naar de muziek had geluisterd toen ze
naar Het Zwanenmeer waren geweest. Hij had het zelf ook gemerkt,
ook hij was vanbinnen gaan gloeien door de meeslepende muziek.
"Muziek is als luisteren naar de stilte", ging Pavel Pletanek
verder. Hij keek naar de rechercheur. "Meer heb ik niet te zeggen",
zei hij grimmig. "Ik weet dat u het hoogdravend en belachelijk
vindt, maar het is waar. Zo is het." Cato Isaksen keek Pavel
Pletanek aan en bedacht dat de man een goede toneelspeler was. Er
viel hem ook nog iets anders op. Pleta-neks houding was nog killer
geworden, alsof dit hun persoonlijke strijd was. "We zullen een
advocaat voor u zoeken", zei Marie Sagen en ze gaf een teken dat
Cato Isaksen haar moest volgen. Eivind Stang was een keurig geklede
man in een pak, goed vijftig jaar, met glimmend gepoetste schoenen
en een Rover in de garage. Typisch zo'n man voor wie de
roddelbladen belangstelling hadden. Eivind Stang werd aangewezen
als verdediger voor Pavel Pletanek. De volgende morgen kreeg hij
tijdens het eerste verhoor alle papieren uitgereikt, de
DNA-analyse, het proces-verbaal van de verhoren en het
arrestatiebevel. Stang was een ervaren advocaat die vluchtig de
documenten doorlas terwijl Cato Isaksen, Roger Hoibakk en Marie
Sagen aan de andere kant van de tafel zaten. Zijn aftershave
verspreidde een indringende geur. Een halfuur later, na een gesprek
met zijn advocaat, werd Pavel Pletanek weer naar de verhoorkamer
gebracht. Deze keer was hij meegaander. Het was onvoorstelbaar wat
een nacht in de cel voor invloed had op mensen, dacht Cato Isaksen
tevreden. Wat betreft het verhoor waren de rechercheurs van tactiek
veranderd. Ze hadden geen zin nog langer met Pletanek mee te praten
en gingen nu over tot de confrontatiefase. Randi Johansen en Asle
Tengs zaten in de kamer ernaast en volgden het gesprek via de
monitor terwijl Cato Isaksen en Roger Hoibakk hem het vuur aan de
schenen legden. Deze keer in aanwezigheid van de advocaat en de
hulpofficier. Randi Johansen keek naar de Tsjech. Er was iets met
zijn manier van doen. Iets met de manier waarop hij over boeken en
muziek sprak. Iets met zijn geloofwaardigheid, die nu sterk was
afgenomen als gevolg van de aanwijzingen die tegen hem gevonden
waren. Hij gaf plotseling toe dat hij Siv Ellen Blad wel na de
voorstelling had ontmoet. "Buiten, bij de personeelsingang", zei
hij vermoeid. Hij had geprobeerd haar over te halen met hem mee te
gaan, vertelde hij, maar ze wilde niet. Ze hadden elkaar omhelsd en
zij was naar de metro gegaan. Hij had de tram naar huis genomen.
Hij dacht niet dat iemand hen had gezien. Maar hij was ervan
overtuigd dat zijn haar aan haar mantel was blijven zitten toen hij
haar had omhelsd. 185 De journalisten zwermden als vliegen om het
politiebureau. Eèn keer, toen Randi Johansen uit de parkeergarage
reed en door een journalist tot stoppen werd gedwongen, moest ze
hem vragen weg te gaan. De politie wilde de voorlopige hechtenis
handhaven, en de aanvraag zou over twee dagen door de rechtbank
worden behandeld. De rechtszaak duurde eindeloos lang. Het ene
halfuur ging over in het andere. Alle details werden opnieuw
doorgenomen. Cato Isak-sen meldde dat Maiken Blad navraag had
gedaan naar een sieraad dat haar moeder zou hebben gedragen in de
nacht van de moord. Bovendien had de arrestant gelogen over het
feit dat hij ziek was op de avond dat Blad werd vermoord. Ook had
hij niet verteld dat hij wel in de Opera was geweest en na afloop
van de voorstelling het slachtoffer had ontmoet. Verdediger Eivind
Stang wees erop dat de brief die Pletanek aan Blad had geschreven,
geen opzichzelfstaande gebeurtenis was. Hij had dergelijke brieven
aan meer vrouwen geschreven en hij presenteerde een bijna
gelijkluidende brief die Pletanek aan Jenny Brown had geschreven.
Zij had er na herhaaldelijk aandringen mee ingestemd om de brief
als bewijs aan de verdediger te geven, zei Eivind Stang en hij
stapte naar voren om de brief voor de rechter neer te leggen. Het
DNA-spoor op het slachtoffer zei niets anders dan dat zij contact
had gehad met de aangeklaagde, vervolgde hij. "De haar is
waarschijnlijk op haar jas blijven zitten toen Pavel Pletanek Siv
Ellen Blad vrijdag bij de Opera vlak voor middernacht heeft
omhelsd. Of hij kan bij een andere gelegenheid op haar kleding
terecht zijn gekomen. Ze speelden tenslotte bijna elke avond
samen." Marie Sagen, voor de gelegenheid gekleed in een donkerrood
jasje, onderbrak hem. "Die jas was, volgens de dochter van het
slachtoffer, bijna nieuw", zei ze. "Het slachtoffer had de jas nog
maar twee keer gebruikt." Eivind Stang wendde zich tot de rechter.
"Dat zeg ik. Hij heeft haar vrijdagavond omhelsd."
"Dat beweert hij", repliceerde Marie Sagen en ze wierp even een
blik op Cato Isaksen. "We weten niet of het klopt dat hij haar die
vrijdagavond bij de personeelsingang heeft ontmoet. En ook als dat
klopt, weten we niet of ze ieder een kant zijn opgegaan, of dat de
arrestant Siv Ellen Blad naar de metro is gevolgd." Eivind Stang
wendde zich triomferend tot Marie Sagen."Er is een getuige die hen
heeft gezien", zei hij. "Pavel Pletanek ontmoette Siv Ellen Blad.
Ze hebben even samen gepraat. Hij omhelsde haar, en ze gingen ieder
een kant op." De getuige was iemand van de technische staf, die
zowel Pletanek als Blad kende. Hij beweerde dat hij had gezien dat
ze afscheid namen. Ze omhelsden elkaar en gingen daarna ieder een
kant op. Zelf stond hij buiten te roken. Hij stond daar zo lang dat
hij had gezien dat Pletanek in de tram stapte.