Pas om elf uur die avond reed Cato Isaksen de Frydendalsvei op
en parkeerde aan het eind van het garageblok. Bente gebruikte de
garage voor haar kleine Polo. Die gaf meer startproblemen als het
koud was dan de civiele politiewagen. Hij had de brief en de
papieren doorgelezen die Ellen Grue had gevonden. Morgen zou hij
uitzoeken wie deze Pavel was. Het rook naar eten toen Cato Isaksen
het rijtjeshuis binnenkwam. Bente was bezig in de keuken. Hij
hoorde haar bewegen. Hij wist dat ze net thuis was van een lange
dienst in het verpleeghuis. Ze deed alsof ze hem niet hoorde
thuiskomen. Cato Isaksen herkende de signalen. Ze voerden
voortdurend discussies over het feit dat Bente oppas moest regelen
voor zijn zoon. Ze vond dat hij haar baan in het verpleeghuis
onderschatte. Terwijl hij steeds maar weer probeerde zich te
verontschuldigen met het argument dat een moordonderzoek iets heel
anders was dan andere werkzaamheden, dat moord een
uitzonderingssituatie was. Cato Isaksen liep de keuken in. Aan de
wand hing de klok met de twaalf ogen, keurig in de maat tikkend.
Bente stond met haar rug naar hem toe en was bezig met het eten
voor de volgende dag. Ze sneed groenten fijn die ze in een braadpan
legde. Na een tijdje draaide ze zich om en keek hem met haar
keukengezicht aan. Hij liep naar haar toe en sloeg zijn armen om
haar heen. Hij snuffelde in haar nek. Ze ging door met snijden. Hij
glimlachte. "Hoe gaat het?" vroeg ze.
"Wel goed", zei hij. "We hebben een echtgenoot zonder alibi en een
overemotionele minnaar. " Hij merkte dat ze glimlachte. Toen hij
weer thuis was gaan wonen, had hij iets van zijn psychische
gezondheid teruggewonnen. Dat was een belangrijke prijs waar hij
niet zonder zou kunnen leven. Dat had hij boven alles begrepen. Het
was vooral het gewone, dagelijkse leven waarnaar hij op zoek was
geweest toen hij Georgs moeder, Sigrid, een paar jaar geleden had
verlaten. Dat Bente hem had teruggenomen, had hem gered. Ze was de
moeder van zijn twee oudste zoons. Ze kende al zijn fouten en
gebreken. Ze kende zijn dromen, of misschien juist wel zijn gebrek
aan dromen. De rode kat Marmelade, die op een klein krukje onder de
keukentafel lag, stond langzaam op en zette twee poten op de vloer.
Hij rekte zich uit, trok zijn lijf mee en spande zijn rug in een
grote boog. Toen liep hij langzaam met zijn staart als een grote
borstel achter zich aan de keuken uit. Hij wandelde naar de
buitendeur en liet een paar luide miauwen horen. Cato Isaksen stond
nog steeds met zijn armen om Bente heen. Hij sloot zijn ogen, en
dacht aan wat ze een paar zomers geleden tegen hem had gezegd. Hij
had zijn verontschuldigingen aangeboden dat zijn werk zoveel tijd
vroeg en zo'n grote stempel op het dagelijks leven drukte. Dat hij
geen energie overhad om spannender te zijn. "Ik ben saai", had hij
gezegd. Toen had Bente hem aangekeken en iets gezegd wat hij nooit
meer was vergeten. Ik vind het leuk om het samen met jou saai te
hebben. Dat is leuker dan plezier hebben met anderen. Zondagmorgen
stroomde het water door de dakgoot. Het milde weer was terug, maar
slechts tijdelijk, hadden de meteorologen op de radio verteld. De
rechercheurs namen plaats rond de tafel. Er hing een gespannen
sfeer in de kamer, zoals altijd aan het begin van een nieuwe zaak.
Alsof ze bij een poortje naar een onbekende tuin stonden. Cato
Isaksen voelde dat de basis voor een goed resultaat altijd al in
een vroeg stadium werd gelegd. Het had iets te maken met de
verschillende fragmenten van de inhoud van de zaak, met de tekens
die aan het werk waren in het onderbewustzijn. Voor hem had elke
nieuwe zaak een eigen kleur, een eigen toon.
Een rij van systemen die een toekomstige regenboog vormden, waarin de volgorde van de kleuren niet willekeurig was, maar afhankelijk van een bepaald systeem. Afdelingschef Ingeborg Myklebust was niet bepaald in een stralend humeur. Randi Johansen stond in de deuropening te telefoneren met haar man, toen de afdelingschef langs haar heen drong. In de vergaderkamer nam het gegons van stemmen af. De lange vrouw was gekleed in een zwart wollen pakje, zwarte kousen en donkergroene leren schoenen. Haar rode haar was duidelijk opgefrist met een glansspoeling. Ze liet even haar blik over haar staf dwalen en nam plaats aan het eind van de tafel. Cato Isaksen begreep onmiddellijk dat haar zwarte kleding een eerbetoon aan Preben Ulriksen was. Randi Johansen stond nog steeds in de deuropening te praten met haar echtgenoot. "Ik weet niet zeker of ik dat zal redden. Ik weet het ..." ging ze verder, "het is niet zeker dat ik het red, heb ik gezegd, maar ik zal het proberen." Ze beëindigde het gesprek en nam plaats naast Ingeborg Myklebust. Plotseling rolden beelden van palmen en verwoeste stranden over het tv-scherm dat aan het plafond hing. Het geluid van geschreeuw en stemmen, planken, boten en mensen die te pletter sloegen tegen muren en voorwerpen die in het water dreven, knalden van het scherm. "Niet weer", zei Asle Tengs en hij stond op. Cato Isaksen dacht aan de woorden uit het gedicht dat hij in zijn kamer bewaarde. Stukje voor stukje raakje je lichaam kwijt, door de nacht waarin je verdwijnt. Voor en na het woord is het teken, en in het teken is de lege ruimte waarin we groeien. "Van alle dingen die er op aarde gebeuren, moest Preben zich dus net op de verkeerde plaats bevinden", zei Ingeborg Myklebust luid en ze keek naar Asle Tengs, die de afstandsbediening had gepakt. Een fel, blauw licht flakkerde over het scherm voor het donker werd. Het was doodstil in de kamer. Cato Isaksen keek naar het tafelblad. Op zijn netvlies dansten onduidelijke beelden van Preben in het gulzige water. Hij hief zijn gezicht op en zag dat Ingeborg Myklebust hem aan zat te kijken. Hun blikken kruisten elkaar een paar tellen voor hij zich vermande en begon met een uiteenzetting van de moord op Siv Ellen Blad. Ingeborg Myklebust had zich het afgelopen jaar tegenover Preben nogal hatelijk gedragen, en naar alle waarschijnlijkheid had ze het daar erg moeilijk mee nu hij was verdwenen in de enorme vloedgolf die over het vakantieparadijs was gespoeld. Cato Isaksen kende zijn chef goed genoeg om te weten dat ze er slapeloze nachten van had. Dat was van haar gezicht af te lezen. Terwijl ze zat te praten, keek hij naar haar, hij bekeek haar rode nagels en rook de geur van haar parfum. Ze was jarenlang zijn vijand geweest, maar nu niet meer. Misschien was dat een slecht teken, dacht hij. Maar hij had zich al lang geleden overgegeven. Toen ze een paar jaar geleden ernstig ziek was geweest, waren de beide rechercheurs nader tot elkaar gekomen. Hij had haar bezocht in het ziekenhuis, en zij had hem in vertrouwen genomen, hem verteld over haar dochter, die te kampen had met psychische problemen. Roger Hoibakk en de anderen hadden de laatste tijd meer problemen met haar opmerkingen gehad dan Cato Isaksen. Roger Hoibakk leegde een envelop met foto's op de tafel. "We krijgen ze later digitaal", zei hij. De foto's van de plaats delict lagen over de tafel verspreid. Siv Ellen Blads stijve blik en halfopen mond gaapten hen aan. Cato Isaksen noemde het een eeuwigheidsblik. Hij voelde zijn keel dichtknijpen bij het zien van de dode. Het irriteerde hem dat hij nog steeds zo reageerde, na al die jaren. Hij had door de jaren heen veel foto's van uitdrukkingsloze doodsmaskers gezien. Sommige zou hij nooit vergeten. Het kon door een kleinigheid komen, de stof van een jurk, kapotgescheurde kousen of sieraden. Kleine dingen, zoals op foto's in tijdschriften, aangeprezen als de modedetails voor dat voorjaar.
Dit waren de details van de dood. Lichamen in ontbinding, gehavende ledematen, steekwonden en plassen bloed. Dode mensen waren net een onbeschreven blad. De rechercheurs moesten de pagina's met schrift vullen. Roger Hoibakk keek hem aan, Cato Isaksen vermande zich en pakte twee foto's op. Een van de met graffiti beschilderde muren van de voetgangerstunnel. De andere van de korte muur van het bejaardencentrum, die grensde aan de spoorlijn. Op de foto stond een geraffineerde tekening met een rode achtergrond en paarse en gele letters. Ellen Grue vertelde het team dat het voorlopige sectierapport later op de dag beschikbaar zou zijn, samen met een overzicht van wat de technische recherche tot nu toe aan conclusies kon trekken. Ze legde voor iedereen een kopie op tafel van de documenten die ze had gevonden in de ladekast aan de Haakon den godes vei. Met name de brief van de musicus Pavel wekte veel interesse bij de rechercheurs. Ook het briefje van Axel Blad en de niet ondertekende echtscheidingspapieren werden besproken. 'Als we geluk hebben, kost deze zaak niet veel tijd", zei Cato Isak-sen. "Laten we zo snel mogelijk Axel Blad weer oproepen. Randi en Asle, verhoren jullie hem nog een keer. " Roger Hoibakk pakte zijn kam uit zijn achterzak en haalde hem door zijn haar. Cato Isaksen ging wat rechter op zijn stoel zitten. Hij sloeg zijn ogen op en keek door het raam naar buiten. Als een lage mistbank hingen de wolken over het gebouw aan de overkant en uit de dakgoten vielen trieste druppels op de vensterbank buiten. Roger Hoibakk kreeg de opdracht contact op te nemen met de directie van de Noorse Opera om uit te zoeken wie de musicus Pavel was en meteen zijn thuisadres te krijgen. Hij stond op en verliet de kamer. De lege rugzak die naast de spoorlijn was gevonden, was een reclamezak van de winkelketen ICA. "De rugzak is opgestuurd voor technisch onderzoek, en we zullen snel horen of er weefsel of biologisch materiaal op is aangetroffen", zei Ellen Grue. "We hebben ook een dienstregeling van de metro gekregen." Stein Billington keek Cato Isaksen aan. "Controleren jullie de van belang zijnde vertrektijden en praat vervolgens met de metrobestuurders" antwoordde hij. "En Randi, jij gaat maandagmorgen met Axel Blad naar het Gerechtelijk Laboratorium voor de identificatie." Randi zuchtte ongemerkt en veegde met haar vinger langs de tafelrand. Alleen al de geur in de gangen van het Gerechtelijk Laboratorium was genoeg om misselijk te worden. Cato wist dat ze er niet tegen kon, maar er was toch iemand die het moest doen. Bovendien was het een voordeel dat zij een vrouw was, vond Cato, dat was gemakkelijker voor de nabestaanden. Ze was het absoluut niet met hem eens. Roger Hoibakk kwam terug met een lijst die was gefaxt vanuit de Opera, met informatie over namen, adressen en telefoonnummers van de musici. Hij had met de directie gesproken, die vervolgens contact had opgenomen met enkele musici. Volgens hen waren er drie personen in het ensemble die Siv Ellen Blad beter had gekend dan de anderen.
Ze waren op de lijst aangekruist. Het waren twee vrouwen en èèn
man. Pavel Pletanek, Jenny Brown en Beate Norli. Een oud, kleverig
boomblad bleef aan zijn schoen plakken toen hij de straat overstak.
Cato Isaksen draaide zich om en keek naar Roger Hoibakk die bezig
was de auto af te sluiten. Hij drukte op de deurbel naast de
hoofdingang van de oude portiekwoning aan de Odins gate. Het
huizenblok leek te zijn gebouwd rond de eeuwwisseling. Pavel
Pletanek was niet thuis, hij deed in elk geval de deur niet open.
De mobiele telefoon van de musicus stond niet aan, en er zat voor
de rechercheurs niets anders op dan verder te rijden naar het
volgende adres op de lijst, Jenny Brown. Ze woonde in Bestum, in
een kleine, vrijstaande woning uit de jaren zeventig die in de tuin
van een mooi huis uit de jaren dertig was gebouwd. Een oude auto
stond onder een blauw zeil op het erf. Een klein fietsje was voor
de trap neergegooid. De rechercheurs stapten eroverheen. Jenny
Brown, in de dertig en moeder van twee kinderen, was thuis. De
vrouw in de deuropening was erg verrast toen er twee politiemensen
op de stoep stonden. Ze was klein en tenger, niet echt mooi. Ze had
krullend haar en een vage bruine huidskleur. Ze had een band in
haar haar om het uit haar gezicht te houden. Ze was niet opgemaakt
en droeg een oude joggingbroek en een lentegroene trui. Aan haar
voeten had ze wollen sokken. Nerveus nodigde ze hen uit binnen te
komen in de gang en vroeg ze wat er aan de hand was, terwijl ze
tegelijk schoenen en laarzen aan de kant schoof die over de hele
vloer verspreid lagen. Cato Isaksen dacht aan de woorden van het
gedicht op zijn kamer toen hij vertelde waarom ze waren gekomen, en
Jenny Brown reageerde door huilend de handen voor haar gezicht te
slaan. Je raakt je trekken kwijt. Je huid wordt glad en daarna hen
je doorzichtig. Je stroomt met het bloed mee. Ze liep achteruit en
plofte neer op een stoel. Ze staarde apathisch van Roger naar Cato.
"Ik was jaloers op haar", zei ze onverwachts. Ze sprak met een
Engels accent. "Siv Ellen was zo zelfverzekerd. We waren
vriendinnen, maar ik was jaloers op haar." De tengere vrouw stond
op en liep voor de rechercheurs uit de rommelige woonkamer binnen.
"Mijn man heeft de kinderen mee naar buiten genomen."
"Waarom was u jaloers op haar?"
"Niet om iets concreets."
"Kende u haar goed?" vroeg Cato Isaksen toen ze op de bank was gaan
zitten. Jenny Brown knikte. "Ja", zei ze. "We hebben vaak samen
gespeeld, niet alleen in de Opera. We oefenden ook samen. In haar
slaapkamer. Die is heel groot, 's Zomers hadden we het raam
openstaan. Buiten in de bomen zaten vogels. Ze zongen met ons mee.
" Ze glimlachte stil voor zich uit. Cato Isaksen wees vragend naar
twee Stressless-stoelen. Jenny Brown stond weer op, snelde toe en
trok de stoelen een eindje bij de tafel vandaan. "Natuurlijk", zei
ze, "neem plaats." Ze draaide zich om en staarde uit het raam.
"Waar is het gebeurd?" vroeg ze ernstig. "En waarom? Was het Axel?"
De rechercheurs keken zonder te antwoorden naar haar rug. Jenny
Brown haalde haar ogen van het smerige raam en wendde zich weer tot
de rechercheurs. "Ze provoceerde hem", zei ze verbeten, "zo zijn
mannen. Waar is het gebeurd?" herhaalde ze. "In Vinderen, de nacht
van vrijdag op zaterdag", zei Cato Isaksen rustig. "Het is niet in
haar huis gebeurd, het was buiten, vlak bij een meubelzaak in het
centrum van Vinderen." Jenny Brown opende haar mond om iets te
zeggen, maar veranderde toen van gedachten. "Kunt u ons iets meer
vertellen over Pavel Pletanek?"
Cato Isaksen keek haar aan. De vraag was bedoeld als een
verrassingsmanoeuvre. Met een dergelijke tactiek lukte het vaak om
mensen aan het praten te krijgen. "Wordt hij verdacht van de
moord?" vroeg Jenny Brown versteld. "Was het niet Axel, was het
Pavel? Dat kan niet waar zijn."
"U weet toevallig niet waar hij nu is?" Roger Hoibakk stond op.
"Nee", zei Jenny Brown verwonderd, "is hij niet thuis?"
"Dat weten we niet", zei Cato Isaksen. Plotseling viel zijn oog op
alle ingelijste opera-affiches. "We zijn bezig ons een beeld te
vormen van het leven van het slachtoffer, we praten met collega's,
vrienden en familie. We praten met iedereen, absoluut iedereen die
ook maar in de verste verte iets met haar te maken had. En we
hebben begrepen dat Pavel Pletanek en Siv Ellen Blad een bijzondere
relatie hadden. "
"O, ja?" zei Jenny Brown verbaasd. De uitdrukking op haar gezicht
veranderde. Opeens leek ze niet meer zo gechoqueerd. Ze stond op en
pakte rusteloos wat stukken speelgoed op die verspreid over de
vloer lagen, toen liep ze de kamer uit. De rechercheurs keken
elkaar zonder iets te zeggen aan. Jenny Brown kwam bijna direct
weer binnen. "Het spijt me", zei ze zacht, "ik voel me niet zo
goed. Ik heb het zelf ook moeilijk, om eerlijk te zijn. Het wordt
me nu even te veel", zei ze en ze ging weer op de bank zitten.
"Mogen we vragen waar u het moeilijk mee hebt?" Cato Isaksen boog
vriendelijk een stukje naar voren op zijn stoel. Ze dacht even na.
"Met mijn huwelijk", zei ze vermoeid. "Ik voel me de laatste tijd
niet zo goed. En nu dit nog. " Ze vocht tegen haar tranen. Op het
laatst kon ze die niet meer tegenhouden. Ze stak een hand in haar
zak en haalde er een stukje keukenrol uit dat ze tegen haar neus
drukte. "We waren met ons vieren, Beate, Pavel, Siv Ellen en
ik."
"Op welke manier met zijn vieren?" "Niet anders dan dat we vaak
samen waren in de pauzes, en dat we af en toe voor de voorstelling
samen een kop koffie dronken. Of na afloop uitgingen. Dat is het
eigenlijk. Maar we waren goede collega's", voegde ze eraan toe, "en
Siv Ellen sprak vrijuit over haar problemen met Axel. "
"Ze werkte ook bij de posterijen, hebt u ook nog een andere baan?"
Jenny Brown schudde het hoofd. "Ik heb een vaste aanstelling", zei
ze. "Pavel en Beate ook."
"Wat speelt u?"
"Viool. Siv Ellen werkte alleen op contract, maar ze was goed. Ze
speelde al van kindsbeen af."
"Denkt u dat u ons nog belangrijke informatie kunt geven?" vroeg
Cato Isaksen. "Eventueel iets wat u weet over Pavel Pletanek, of
hij zich de laatste tijd opvallend gedroeg, of zoiets." Jenny Brown
keek hem aan. De groene trui was gerafeld aan de pols. "Ik weet
niets", zei ze. Na het gesprek bleven de rechercheurs in de auto
zitten, die geparkeerd stond op de weg langs het huis. "Wat vind je
van haar?" Cato Isaksen keek zijn collega op de passagiersstoel
aan. Roger Hoibakk draaide zich naar hem toe. "Niets eigenlijk. En
jij? Cato Isaksen haalde zijn schouders op, maar kreeg op datzelfde
moment Jenny Brown in het oog, die snel de trap af liep naar de
garage. "Kijk", zei hij, in haar richting knikkend. Jenny Brown
droeg een jas in een felblauwe kleur. Ze had hem niet dichtgedaan.
Ze zette het kleine fietsje aan de kant, kantelde de garagedeur
open en stapte in een appelgroene Lupo. Cato Isaksen draaide de
contactsleutel om en reed snel een stukje langs de villalaan.
"Waarom zou ze het opeens zo druk hebben?" "Stop hier maar even",
zei Roger Hoibakk, "dan rijden we achter haar aan." Cato Isaksen
draaide snel de oprit van een witte villa op. Toen Jenny Brown
voorbijreed, draaide de rechercheur de weg weer op en volgde de
Lupo. Grootvader had Maiken een fotoalbum uit haar moeders jeugd
gegeven. Ze had het niet kunnen openslaan. Ze had de foto's al heel
vaak gezien. Ze wilde juist nu haar moeders meisjeslichaam en lieve
gezicht niet zien. Of de blauwe sering, die nog steeds in
grootvaders tuin stond. De boom stond daar maar en leek op zijn
eigen herfst. De gedachte aan de steekwond in haar moeders hals was
achter haar ogen getatoeëerd. Daar zat ook de pijn die schrijnde
als zout in een wond. Het verschrikkelijke zou nog erger worden als
ze de oude foto's in het album zou zien. Grootvader sliep in de
logeerkamer, dat had hij al heel vaak gedaan. Hij had een bruine
koffer vol gestreken overhemden en schone sokken meegenomen, alsof
hij klaar had gestaan om te vertrekken, dacht Maiken. Ze maakte
ontbijt voor de oude man. Er was geen brood meer. Grootvader zat
bij de glazen tafel onder het felle licht van de kroonluchter. Hij
at soep die zij uit een pakje had gemaakt. Hij huilde een beetje
tijdens het eten. Maiken bedacht dat zij er meer voor hem was dan
hij voor haar. Het was moeilijk voor te stellen dat moeder zijn
dochter was geweest. Dat ze zijn kind was geweest. En nu was ze
dood. Weg. Wat werd je als je dood was? Haar hart deed pijn in haar
borst. Alles maakte lawaai: zelfs het water explodeerde toen ze de
kraan opendraaide, en de koelkast maakte een brommend geluid, alsof
het een of ander dier was. De nacht was lang en verschrikkelijk
geweest. Het boze zomerlicht, waarvan ze wist dat het zich in het
album bevond, verstoorde haar slaap. Haar lichaamsgeur was sterker
geworden, gevaarlijker en scherper. Alsof ze een ander was dan in
werkelijkheid. Ze lag in haar bed en kon niet slapen. Toen werd ze
wakker door het witgloeiende zomerlicht dat er niet was.
"Wat doen we nu?"
"We rijden naar Vinderen", zei Cato Isaksen en hij reed langzaam over de Kristine Lundvei. "Pletanek woont hier vlak in de buurt", zei Roger Hoibakk. "We rijden erlangs en kijken of ze daar is." Cato Isaksen keek naar een paar vechtende kinderen bij de ingang van het Frognerpark. In de Odins gate was geen appelgroene auto te zien, en Pavel Pletanek nam nog steeds zijn mobiele telefoon niet op. Cato Isaksen en Roger Hoibakk reden verder naar het centrum van Vinderen. Ze draaiden de Haakon den godes vei in en reden stapvoets langs de witte villa van de familie Blad. "Daar zitten ze", zei Roger Hoibakk. Cato Isaksen zag ook de contouren van Maiken Blad en haar grootvader aan de keukentafel, onder de kroonluchter. Het keukenraam leek net een foto die was opgehangen aan de witte muur. Vinderen was een soort stadje in de stad. Het centrum bestond uit een kruising met aan alle kanten gebouwen. De rechercheurs parkeerden weer bij de meubelzaak. Roger Hoibakk liep naar de plaats delict om te horen of de technische recherche, die nog steeds bezig was met het onderzoeken van de containers, nog nieuws had, terwijl Cato Isaksen langs het bejaardencentrum naar de winkels liep, die op zondag gesloten waren. Maandagmorgen waren de rechercheurs terug in Vinderen. Cato Isaksen liep de trap af bij de pinautomaat en ging door de glazen deur naar binnen. Het was een klein, overzichtelijk winkelcentrum met een cafè, een bank, een postkantoor, een opticien, een bloemenwinkel, een stomerij en een apotheek. Het was rustig, er waren maar een paar mensen aan het winkelen. Het viel hem op dat zonder uitzondering iedereen in het cafe in VG of Dagbladet zat te lezen over de tsunamiramp. Cato Isaksen liep door het centrum heen en via de dubbele deuren aan de andere kant weer naar buiten.