Na de spoedvergadering reden Cato Isaksen en Randi Johansen naar het postkantoor in Majorstua. "Otto Wilhelm Hagefeldt stond bij de kerk toen we na de dienst naar buiten kwamen", zei Cato Isaksen. "O." Randi johansen draaide zich naar hem toe. Toen schudde ze met haar hoofd. "En?"
"Tja", zei Cato Isaksen en hij haalde zijn schouders op, "niets. Maar hij heeft iets merkwaardigs. Wat had hij bij Siv Ellen Blads begrafenis te zoeken?" "Dat moet je hem vragen", zei Randi. "Maar er zijn veel mensen die naar dat soort begrafenissen gaan omdat ze het interessant vinden."
Plotseling reed een fietser de weg op en Cato Isaksen moest hard remmen. "Verdomme", riep hij, boos naar de fietser kijkend die verder reed alsof er niets was gebeurd. Er stond een rij mensen in het postkantoor te wachten. De chef, een vrouw van ruim vijftig met een dikke bril en grijs haar, kwam hen bij een van de balies tegemoet en nam hen mee naar een achterkamer. "We kunnen daar niet staan praten", glimlachte ze nerveus. Meteen nadat ze de deur achter Cato Isaksen en Randi Johansen had gesloten, bevestigde ze dat de tip van VG klopte. Ze waren 22 december overvallen, om 18.07 uur De twee overvallers gingen er met 58.000 kronen vandoor.  Alleen Siv Ellen Blad en haar collega, Merete Mitle, waren tijdens de overval in het postkantoor geweest. De beide andere personeelsleden waren in de achterkamer, en de hoofdingang had om 18.00 uur moeten worden afgesloten, omdat het postkantoor toen dichtging. Cato Isaksen en Randi Johansen hadden allebei plaatsgenomen op een doorzichtige kunststof stoel. De chef van het postkantoor keek naar de rechercheurs en hoestte droog. "Ik weet niet of ik kan uitleggen wat zo'n overval betekent voor het personeel. Het is een invasie, een voorteken. Het kan zijn dat het je nog jarenlang achtervolgt. Alsof er iets in je knapt. Dat zeggen mensen die het hebben meegemaakt. Dat het voelt alsof je in een val zit. Iemand noemde het een vossenklem, alsof je voet wordt afgehakt. Ik heb het zelf niet meegemaakt. Oei, ik praat maar door", zei ze en ze sloeg een hand voor haar mond. "Ik vind het verschrikkelijk. Als die twee zaken met elkaar te maken hebben... Als de moord op Siv Ellen iets met die overval te maken heeft, dan... "
"Dat weten we niet", zei Cato Isaksen en hij keek naar een verfomfaaide kerstster in een rode plastic pot. "Er hoeft geen verband te zijn", voegde Randi Johansen eraan toe. "Wie is verantwoordelijk voor het afsluiten van de deur om sluitingstijd?"
"Niemand speciaal." De chef van het postkantoor zat te spelen met een bruine kralenketting die ze om haar hals droeg. "Maar Merete of Siv Ellen had dat om zes uur moeten doen. Het was die dag heel druk, het was vlak voor kerst, en hoewel het na halfzes een stuk rustiger werd, waren er om zes uur toch nog een paar klanten. De politie heeft de videobanden en alle andere informatie met betrekking tot de overval. Ze zijn een aantal keren hier geweest en hebben met iedereen gesproken, natuurlijk vooral met Merete en Siv Ellen." Het verdriet was van haar gezicht af te lezen. "En nu leeft Siv Ellen niet meer", zei ze zacht. "Dat kun je je toch niet voorstellen? Ik durf niet langer alleen het bos in te gaan. Ik word er zo nerveus van. Van alles. Maar ik heb een hond. En het bos heeft hier niets mee te maken."  

De geruite, stenen vloer was op verschillende plaatsen gebarsten en weer gerepareerd. "Waarom hangt er in deze rottige trappenhuizen altijd zo'n muffe etensgeur?" vroeg Cato Isaksen. Ze hadden het huizenblok in de Arendalsgata gevonden waar de grootmoeder van Remy Steen woonde. Hij keek naar de smalle rug van Randi Johan-sen die een paar treden voor hem liep. "Het is gekookte vis of koolsoep", grijnsde Randi en ze keek naar de afgebladderde muren. Door de sneeuw buiten lagen overal op de treden kleine waterplasjes. Op de tweede verdieping vonden ze een naambordje met wally steen erop. Een bruine, versleten deurmat was een stukje weggeschoven. Cato Isaksen duwde hem met zijn voet terug op zijn plaats. Toen liep hij terug naar de trap. Randi Johansen drukte op de bel en een hard zoemend geluid spleet de stilte in tweeën. Cato Isaksen bleef op de een na bovenste traptree staan en leunde met zijn arm op de balustrade. Na een poosje hoorden ze binnen zachte voetstappen en konden ze achter het matglas in de voordeur de contouren onderscheiden van een kleine gestalte. Een kleine, kleurloze vrouw met stijve per-manentkrullen keek naar buiten. "Wat is er?" was het eerste wat ze zei toen ze de politiemensen zag. "Mevrouw Steen?" Randi Johansen keek haar vragend aan. De vrouw had knalrode lippen. Toen ze bezorgd knikte, noemde Cato Isaksen snel hun namen en vertelde hij waarom ze waren gekomen. "Maak mij wat wijs! Routinebezoek", zei Wally Steen argwanend en ze keek hem strak aan. Ze had een gerimpeld gezicht en een grove stem. "En u denkt dat ik daarin trap? Waarom hebben jullie geen uniform aan?" "We werken bij de afdeling moordzaken", zei Randi Johansen en ze had meteen door dat ze misschien iets te hard van stapel liep. "Allemachtig, wat heeft ie nu weer uitgespookt? Heeft Remy iemand vermoord, wilt u dat zeggen?" Ze stak hulpeloos haar magere handen uit, alsof ze vastgehouden wilde worden. Cato Isaksen kwam Randi te hulp. "Nee", zei hij vlug. "We zijn met een zaak bezig. Die heeft met een overval te maken. We onderzoeken alle mogelijkheden. Remy Steen heeft er waarschijnlijk helemaal niets mee te maken."
"O?" De oude vrouw liet haar handen vallen en trok daarna haar gevlekte vestje voor haar borst bij elkaar. Ze had lange, goedverzorgde rode nagels. "Komt u maar binnen dan", zei ze vinnig. Er hing een zware rooklucht in het kleine appartement. Wally Steen vroeg hun plaats te nemen in de pluchen stoelen die bij de salontafel stonden. Randi Johansen keek naar de gerafelde franjes aan de armleuningen. De wanden waren scheef en liepen aan het plafond naar elkaar toe. Het gestreepte behang vertoonde bruine vochtplek-ken langs de bovenste plinten. Hier en daar hingen wat lelijke schilderijtjes. Ze waren niet alleen lelijk, maar hingen ook veel te hoog. Ook was er een wand met familiefoto's. En een buffetkast vol glazen figuurtjes: katten, paarden, barokke dames in lange jurken met parasolletjes. Op een klein tafeltje naast de pluchen bank stond een lamp met een lichtgroene kap en een ingelijste foto van een groepje mensen. Cato Isaksen keek even naar de foto, alsof die hem iets zou kunnen vertellen. Toen keek hij de oude vrouw aan. Wally Steen pakte een brandende sigaret die op de rand lag van een overvolle asbak in de vorm van een geopende hand. Ze keek hen om beurten aan. "Als hij iets heeft gedaan, moet u het direct maar zeggen." Ze nam een flinke trek van haar sigaret en zoog de rook naar binnen. "Ik ben er klaar voor", zei ze en ze blies de rook weer door haar neus naar buiten. Cato Isaksen leunde achterover. Opeens was het citaat weer terug: Zij die deden alsof ze dood waren, konden gemakkelijk worden verwisseld met echte doden. Het kwam door de sfeer in het appartement, de manier waarop de bleke vrouw op de bank zich gedroeg. "We vroegen ons af of u ons iets meer kon vertellen over uw kleinkind", zei Randi Johansen. "Waarom gaat hij niet naar school?" De oude vrouw dacht een tijdje na, ze nam een paar trekken van haar sigaret voor ze antwoord gaf. "Ik moet wel eerlijk zijn", begon ze, zachtjes hoestend. "Ik moet bekennen dat ik hem niet zo graag mag, maar ik hou wel van hem."
"U mag hem niet?" Randi zat onrustig op haar stoel te schuiven. "Ik hou van hem, zei ik." De stilte daarna was haast voelbaar. Wally Steen doofde haar sigaret in de asbak en stak een nieuwe op."Jullie begrijpen wel wat ik bedoel, he?" 

Ze keek Cato Isaksen recht aan. "Het is voor hem ook niet altijd gemakkelijk geweest. Daar moet je wel rekening mee houden. Hij zal komende herfst weer op school beginnen. Het werd hem gewoon een beetje te veel. "
"Waarom is het niet zo gemakkelijk geweest?"
"Tja, mijn dochter, zijn moeder, stierf toen hij nog klein was. Ze pleegde zelfmoord. Daarna kwam hij bij mij wonen. Maar ja, ik ben 62, ik was toen vijftig. Kinderen horen op te groeien bij hun ouders. Dat is normaal. Af en toe krijgt hij woedeaanvallen, maar zo was zijn moeder ook. Ze was altijd kwaad op mij, alsof alles mijn schuld was. Maar ik begreep nooit waarom. Het is net alsof Remy haar hele psychologie heeft geërfd, als u begrijpt wat ik bedoel. Zijn vader ging ervandoor toen hij twee was, dus van hem weet ik niets." Cato Isaksen dacht aan wat Beth Hvinden had gezegd over haar zoon. Er waren veel overeenkomsten tussen de beide jonge mannen. Randi Johansen schraapte haar keel. "We vragen ons af of u een bepaalde datum voor ons kunt checken, of u zich kunt herinneren wat uw kleinzoon op die dag heeft gedaan." Wally Steen keek de rechercheurs om beurten aan. "Wat heeft ie eigenlijk gedaan?" Cato Isaksen wachtte even, toen zei hij: "Er is woensdag 22 december een overval gepleegd op het postkantoor in Majorstua."
"Even na zes uur", voegde Randi Johansen eraan toe. De oude vrouw zweeg. Ze leunde achterover tegen de rugleuning van de stoel en kneep haar mond stijf dicht. Na een tijdje zei ze: "Er zijn dingen in het leven die je nooit meer kwijtraakt. Allemachtig", mompelde ze, "heeft hij echt een postkantoor beroofd?" Cato Isaksen hief zijn hand afwerend op. "Dat zeggen we niet", zei hij rustig. "Nu moet u goed luisteren. We checken heel veel mensen in verband met deze zaak. We proberen elke verdenking weg te nemen, begrijpt u dat? En om helemaal zeker te zijn, checken we veel meer mensen, niet alleen de verdachten."
"We hebben geen concrete verdenking tegen uw kleinzoon", voegde Randi Johansen er troostend aan toe. "Misschien kunt u ons helpen hem vrij te pleiten. " De vrouw keek hen misprijzend aan. "Tja", zei ze vermoeid, "maar hoe moet ik me herinneren wat hij zo lang geleden heeft gedaan? Ik kan me zelfs niet herinneren wat ik zelf die dag heb gedaan. Bovendien is hij haast nooit thuis", voegde ze er verbitterd aan toe. "Remy zegt dat ik mijn verbittering koester, maar dat doe ik niet. Hij weet die in stand te houden. Die jongen is een nachtmerrie."
"Hebt u geen agenda?" Randi Johansen boog vriendelijk naar voren. "Waarin u allerlei dingen opschrijft?"
"Nee. Hier in huis verschilt de ene dag niet van de andere. Ik weet dat ik op donderdag naar de bingo ga. Dat is alles wat ik weet", beëindigde ze vermoeid het gesprek. Het onduidelijke gezicht van Siv Ellen Blad flakkerde over het scherm. Haar haar, haar mond en de naar beneden gerichte ogen. Haar neus en haar handen, die bezig waren met geld. De rechercheurs zaten allemaal in de videokamer. Ze hadden de video van de overval van een van de andere afdelingen gekregen. Siv Ellen Blad hielp een vrouw van middelbare leeftijd. De collega aan het loket naast haar was druk bezig met een mannelijke klant. De timer in de hoek van het beeld gaf aan dat het nog drie minuten zou duren voor het postkantoor zou worden overvallen. Drie minuten. Toen op de lichtbak aan het plafond het getal oplichtte, liep een nieuwe klant naar het loket van Siv Ellen Blad toe. Deze keer was het een jonge man. Twee minuten. Eèn minuut. Het viel Cato Isaksen op dat hij van achteren even leek op Miro Hvinden, maar toen de overvallers de ruimte binnenstormden en de jonge man zich omdraaide, werd duidelijk dat hij het niet was. De twee overvallers waren naar verhouding breedgeschouderd en ongeveer even groot als de klant die Siv Ellen Blad aan het helpen was. Ze droegen donkere overalls, handschoenen en soldatenlaarzen. De ene zwaaide met een wapen. Door de gaten in de bivakmutsen kon je alleen een glimp van de ogen opvangen. Ze zwaaiden met hun armen, snelle, resolute bewegingen. 

Eèn overvaller hield een A4-tje omhoog om aan de mensen te laten zien. De jonge man bij Siv Ellen Blads loket trok zich snel terug, maar keek voortdurend naar de overvallers. Toen keek hij recht in de camera. overval - geld! we KILL, stond er met dikke viltstiftletters op het blad papier dat de overvaller liet zien. Cato Isaksen keek beurtelings naar de beide postfunctionarissen. Zowel Siv Ellen Blad als Merete Mitle pakte rustig stapeltjes geld uit de lade onder de balie. Mechanisch stopten ze het geld in de zakken. Het leek wel alsof ze het hadden geoefend, dacht Cato Isaksen. En dat hadden ze natuurlijk ook, stelde hij vast. Alle functionarissen bij de posterijen moesten een cursus volgen. Merete Mitle huilde zonder een spier te vertrekken. De opname was zonder geluid, maar de uitdrukking op haar gezicht was overduidelijk. Het was onmogelijk om op de opname te zien hoeveel geld de overvallers meekregen. Maar het was dus 58. 000 kronen geweest. Ze waren vast van een veel hoger bedrag uitgegaan. Na het vertonen van de band liep Roger Hoibakk mee naar de kamer van Cato Isaksen. De anderen gingen naar hun eigen kantoor. De beide collega's praatten verder over de overval en wat voor wapen kon zijn gebruikt, tot de gedachtewisseling overging in een gesprek over ditjes en datjes. Roger Hoibakk vertelde dat hij in het weekend een vrouw had ontmoet van wie hij zich de achternaam niet meer kon herinneren. Cato Isaksen dacht aan Axel Blad en Beth Hvinden. "Blad en Hvinden", zei hij glimlachend. "Blad in de wind. Heb jij er wel eens over nagedacht dat de meeste namen een betekenis hebben?" Roger Hoibakk grijnsde. "Wat dacht je van jezelf, mijnheer Isaksen. Zit jij in de zak? Dat is wel toepasselijk. En dan ben ik zeker een hooibak?" Cato Isaksen legde zijn hoofd achterover en lachte. "Wat moeten we dan met Myklebust?"
"Daar is niets mee te beginnen, en dat klopt dan ook wel weer."
"Laten we maar ophouden", zei Cato Isaksen. "We hebben helemaal geen tijd voor dit soort onzin. "
"Het wordt nu wel erg verwarrend", zei Roger Hoibakk vermoeid. "Alles loopt door elkaar. Wat moeten we nu doen, verdorie?" "Tja, wat moeten we doen." Cato Isaksen zuchtte. "Laten we alles eens op een rijtje zetten en nog eens doornemen", zei hij. Roger Hoibakk stond op en knikte. "Ik ga nog een uurtje aan het werk, en daarna praten we verder." Om een uur of vier belde Gard om te vragen wanneer zijn vader kwam helpen met de afwasmachine. "Je zei dat je zou helpen", zei hij beschuldigend. "Ja, natuurlijk", zei Cato Isaksen en hij keek naar zijn eigen spiegelbeeld in het donkere raam. Zijn gezicht zag bleek met zwarte gaten op de plaats van zijn ogen, neus en mond. Hij wierp een blik op zijn horloge. "Is het goed als ik om een uur of negen kom?" vroeg hij. "Het is hier verschrikkelijk druk, met die zaak waar we nu aan werken. Ik ben bang dat ik het niet eerder red."
"Negen uur is prima", zei Gard kortaf en hij beëindigde het gesprek. Cato Isaksen bleef naar zijn handen zitten kijken. De stem van zijn zoon klonk nog na in zijn oren, maar hij ging over in iets anders. Het geluid van Preben Ulriksens stem klonk er doorheen.