2

“Ik moet je spreken!” zei Noor.

“Wanneer?”

“Zo gauw mogelijk.”

“Vanavond?”

“Kan het niet eerder?”

“Ik moet echt vanmiddag doorwerken.”

We spraken af in De Maegd, een kleine kroeg die haar naam dankte aan een levensgroot schilderij van Jeanne d’Arc dat boven de open haard hing.

Iedere donderdagavond ontmoette ik daar mijn vriendinnen, de wijn was goed, je hoefde zelf geen flessen open te trekken en met de vaat had je niets te maken. De Maegd voelde als een huiskamer, en mijn vriendinnen als familie. Ik heb lang gedacht dat er geen veiliger plek op de wereld was dan daar.

Eigenlijk kon ik mij geen afspraken permitteren. Coen had de avond tevoren gebeld om te informeren naar de teksten.

Ik ken geen freelancer die in zo’n geval waarheidsgetrouw antwoordt dat er nog geen regel geschreven is, dus zei ik braaf dat het heel goed ging, dank je.

“En wordt het leuk?”

“Het is moeilijk om dat over je eigen werk te zeggen,” mompelde ik bescheiden.

“Ik kan er dus op rekenen dat je op tijd inlevert.”

“Wat dacht je!”

Nou, dat dacht hij dus.

In werkelijkheid had ik niets. Het was me zelden overkomen dat er zoveel onbruikbaars uit mijn hoofd kwam.

“Dit servies wordt nooit vies.”

Om de een of andere reden kon ik alleen maar duffe rijmpjes ophoesten. Het servies was ook al niet inspirerend. Iemand had die houterige rozenknopjes in net de foute kleur bedacht, en ik vroeg me af of hij net zo wanhopig had zitten tobben als ik. Nog tien dagen om het dessin te ontwerpen. In godsnaam maar weer een roos.

Dat ik alleen thuis was beviel me ook niet. Drie keer per dag met Woezel aan de lijn, ook ‘s-avonds voor het slapengaan, als ik het park niet meer in durfde en in mijn eigen straat snel heen en weer liep. Ik moest hem plassend de goot in sleuren en met een plastic zakje om m’n hand zijn lauwwarme drol oppakken, waarmee ik vervolgens onhandig bleef rondlopen, want het is niet iets wat je fijn in je jaszak stopt.

Ondertussen zat Pé in de bar van een luxehotel door te zakken, nadat hij de hele dag een symposium had bijgewoond. En dat drie dagen lang.

Ik miste hem in ons bed, dat oeverloos groot leek zonder zijn rug om tegenaan te liggen. Als lepeltjes in een doosje, zo sliepen wij. In m’n eentje voelde ik mij verloren. Ik woelde en keek drie keer per nacht op het klokje. Dat had ik ook nog tegen de therapeute kunnen zeggen: “Hem de deur uitzetten? Ik ben daar besodemieterd. Ik vind er niks aan zonder hem!”

Noor zat er al, een sigaret in haar ene hand, een glas witte wijn in de andere. Ze zag er zoals altijd spectaculair uit. Het goeie lijf, de goeie kop en de goeie kleren.

“Dat is mijn wraak,” vertelde ze een keer, “voor de rotkleren die ik op school altijd aan moest. Ik koop me lekker suf.” En toen ze mijn verbaasde gezicht zag: “Weet je dat echt niet meer…? Wij hadden het thuis arm en Vera en jij hadden altijd alles.”

Maar wat ik mij van die tijd herinner is het fanatisme waarmee ze in alles nummer één wilde zijn. Met leren, met gym, met jongens. En hoe dat haar ook altijd lukte, al moest ze spieken voor die negen op haar rapport en haar vriendinnen een hak zetten om de populairste jongens in te pikken. Ze was meedogenloos in het doordrijven van haar zin. Wie zich verzette of haar irriteerde door er een eigen mening op na te houden, werd door haar afgeschreven. Zo simpel lag het. Ineens hoorde het meisje met wie ze een dag eerder nog vriendin was, er niet meer bij. Verstomden de gesprekken als zij eraan kwam, werd ze nergens meer voor uitgenodigd. Noor had de macht om dat te laten gebeuren, en ze had er geen woord voor nodig, haar manier van kijken was genoeg. Maar met Noor in de buurt gebeurde er altijd wat. We geen deel uitmaakte van haar kringetje, miste iets.

Dat wij elkaar weer regelmatig ontmoetten was iets van de laatste jaren. We hadden elkaar heel lang niet gezien, wat niets bleek uit te maken. Nadat ik Noor en Veer op een schoolreünie tegen het lijf was gelopen, gingen we gewoon verder waar we jaren eerder waren opgehouden, alleen droeg Noor nu kleren waarin je normaal gesproken alleen Maxima ziet lopen.

Ze had haar grote slag geslagen: Charles, die de grond aanbad waarop ze liep en rijk genoeg was om al haar verlangens te vervullen. Dat ze op een discrete manier hevig vreemd ging, wist hij niet. Het zou zijn gevoel van eigenwaarde knakken en het einde van hun huwelijk en haar luxueuze leven betekenen, als hij er ooit achter zou komen, daar was Noor zeker van.

Ik schoof tegenover haar aan tafel.

“Leuk jasje,” zei ze afwezig.

Ooit moest ze bedacht hebben dat mensen het leuk vinden als je iets aardigs tegen ze zegt, maar het klonk niet erg gemeend. Desalniettemin voelde ik mij gevleid.

Het was tenslotte een Moschino-jasje, alleen bereikbaar omdat ik er tijdens een uitverkoop tegenaan liep.

Noor deed iets simpels met haar vingers, richting bar, en even later stond er een glas witte wijn voor mij.

“Ik ben verliefd,” zei ze.

Het was niet de eerste keer dat ze die mededeling deed, en het verbaasde mij dat ze een afspraak had gemaakt om het te vertellen. In de paar jaar dat we weer met elkaar omgingen had ze mij heel wat affaires toevertrouwd. Meestal van kortstondige duur. Verliefdheid over, relatie voorbij, voor altijd goeie vrienden. Daar bewonderde ik haar om. Als het bij mij uitgaat met een vrijer, gaat dat met zoveel emoties gepaard dat ik blij ben als ik hem nooit meer hoef te zien.

“Wie is het?” vroeg ik. Niet dat het me echt kon schelen. De meesten kende ik toch niet. Of alleen uit de krant. Een topmanager die zichzelf rijk graaide. Een politicus op wie ik nooit van m’n leven zou stemmen, laat staan met hem naar bed gaan. Of een keer de voorzitter van een voetbalclub, die gedurende dat seizoen als een komeet uit de eredivisie verdween, al denk ik niet dat Noor daar iets mee te maken had.

“Fred,” zei ze.

Ik verslikte me in mijn wijn, en tegen de tijd dat ik uitgehoest was en weer normaal kon ademhalen, waren er minuten voorbij.

“Je bent niet goed bij je hoofd.” Mijn stem klonk hees en mijn keel voelde rauw.

“Weetik.”

“Jezus Noor, dat kun je niet maken!”

Ze knikte kalm.

“We zouden van elkaars mannen afblijven, weet je nog. Je kunt toch niet altijd maar alles pakken wat je hebben wilt.”

“Hij wil mij ook. We willen elkaar. En de seks is…”

Ik keek haar aan.

“Hoe lang is het al aan de gang?”

“Een jaar.”

“Waarom moet ik het dan nu ineens weten?”

Ze haalde haar schouders op en maakte weer de beweging met haar vingers, waarna de glazen werden verwisseld. Ineens maakte het mij woedend dat ze altijd voor iedereen besliste wat er gebeuren moest, en het meestal nog goed had ook.

“Koffie verkeerd,” zei ik geïrriteerd, ook al had ik er totaal geen zin in, en de jongen verdween met het volle glas.

Noor trok haar wenkbrauwen op maar gaf geen commentaar.

“En Carolien heeft niets in de gaten?”

“Als dat zo was, had je het wel gemerkt.”

Waarschijnlijk had ze gelijk, hoewel Carolien niet snel uit haar evenwicht raakte. Het zou best kunnen zijn dat ze tot de kleine groep vrouwen behoorde die op een waardige manier het bedrog van hun echtgenoot ondergaan.

Ze was een keer door Vera meegebracht, die haar met squash had ontmoet en haar aardig vond. Omdat Vera er kennelijk veel waarde aan hechtte dat ze bij het clubje zou komen en Caroliens belangstelling voor ons en onze verhalen sympathiek overkwam, hadden we geen bezwaar gehad. Over zichzelf praatte ze zelden, en dat kwam goed uit, want we hadden het druk genoeg met onze eigen problemen. Na een paar jaar wisten we niet veel meer van haar dan dat ze jong was getrouwd en twee zonen had die in Groningen hadden gestudeerd en daar in de buurt een baan en een vrouw gevonden hadden.

Ze had een licht verwonderde manier om naar haar man te kijken, alsof ze na al die jaren huwelijk nog steeds niet begreep waarom hij op haar gevallen was. Een verwondering die wij deelden, vooral omdat Fred de keren dat wij hem op feestjes ontmoetten, over haar hoofd heen zo geilig naar ons kon kijken. Een aantrekkelijke man maar wel een ijdeltuit.

Nu was haar Fred dus in de handen van Noor gevallen.

Het was me een raadsel hoe ze het voor elkaar hadden gekregen het zo lang geheim te houden. Een jaar lang stiekeme afspraakjes, je moet er toch niet aan denken. Over je schouder kijken of iemand je dat motel binnen ziet gaan. Bij de receptie inboeken, waar ze allemaal weten wat je komt doen. De kamersleutel ontvangen van zo’n keurig receptiemeisje, met een sjaaltje dat met de punt naar voren omgeknoopt is. Het leken mij geen omstandigheden waarvan je slip vochtig wordt. En ondertussen het risico lopen dat er een fikse rel ontstaat met jou zelf als middelpunt.

We hadden niet voor niets afgesproken dat we van elkaars mannen zouden afblijven. We hadden allemaal met relationele leugens en bedrog te maken gehad, we kenden de puinhopen die erdoor veroorzaakt worden en we hadden er geen trek in dat onze vriendschap, hoe oppervlakkig misschien ook, verpest zou worden door zoiets onnozels als vreemdgaan met de man van een ander.

Het was niet zo moeilijk om ons aan die erecode te houden, want zo groot was de verleiding nu ook weer niet.

Maar nu kennelijk dus wel.

Mijn gebrek aan enthousiasme kwam over.

“Ik weet dat je hem niks vindt. Maar ik ken de echte Fred. Beter dan Carolien hem kent. Onder al dat uiterlijke vertoon van hem zit een…”

“…klein jongetje?” hielp ik haar.

Ze keek me wantrouwend aan.

Ik boog me over het tafeltje.

“Lieve schat, in elke man schuilt een klein jongetje. Dat is hun geheime wapen. Als het heavy wordt in een relatie brengen ze de problemen terug tot DinkyToy-niveau, want dat begrijpen ze tenminste. Wat vrouwen uitvergroten, verkleinen mannen. Ik heb nog nooit één moer aan dat kleinejongetjesgedoe gevonden. Als je verstandig bent zet je Fred morgen af bij de speeltuin. Daar kan hij ook wippen.”

Over haar schouder zag ik Vera binnenkomen.

Al mijn alarmseinen gingen op rood.

“Wat ben je van plan met ons?”

Vera was een verhaal apart. Opgevoed als rijk meisje, met ouders die hun enige dochter aanbaden. Als haar fietsband lek was, werd ze naar school gebracht in de auto met chauffeur van haar vader, waarmee ze dan eerst nog even langs een snackbar was gereden om snoep in te slaan, want ze trakteerde graag.

Zelfs dat ze op haar achttiende, ze was net van school, zwanger thuiskwam, leverde nauwelijks problemen op. Er werd een fulltime nanny voor dochter Patricia ingehuurd en Vera zette ongehinderd haar vrolijke leventje voort. Een pretstudie Spaans in Amsterdam, een appartement in een grachtenpand waar de walm van joints te snijden was en het propvol zat met klaplopers die tot in alle hoeken van het huis in slaapzakken overnachtten.

Toen ze op een dag besloot om de taal in het land zelf te gaan leren, trok ze haar jack aan, slingerde haar schoudertas om en vertrok.

Een dag later werden haar gasten de deur uitgezet en werd de boel opgeruimd door personeel van haar ouders.

Een auto-ongeluk in Cannes waarbij haar ouders op slag dood waren, een paar jaar geleden, maakte een schatrijke erfgename van haar. Patricia woonde toen al op kamers, meer een vriendin van haar moeder dan een dochter.

Als geld zo vanzelfsprekend is, speelt het geen rol meer.

Vera kon zich absoluut niet voorstellen dat andere mensen wel eens krap zaten, of erger, gewoon geen geld hadden.

Toen we een keer beladen met volgepropte draagtassen langs een man kwamen die de Daklozenkrant probeerde te verkopen, stevende ze op hem af.

“Heeft u echt geen huis…?” De man wierp een blik op het blonde welvaartswonder met de vrolijke blauwe ogen en dacht dat hij zijn lucky day had. Maar Veer wilde hem alleen maar gelukwensen met zijn benijdenswaardige positie. “Meneer, u heeft geen idee hoe u boft! Ik heb twéé huizen, er is altijd wel ergens iets wat gerepareerd moet worden, doodziek word je ervan. En als alles in orde is, wordt de tuinman ziek en sta je nog zelf de bladeren te harken.”

Hij keek haar met open mond na.

Toen ik “Dit kun je niet maken, Veer!” zei, ging ze terug om hem vijftig euro te geven.

Dat was Veer ten voeten uit. Zonder met haar ogen te knipperen kon ze in drie minuten een bontjas van vijfduizend euro kopen. Die er trouwens binnen een maand uitzag alsof ze hem op het Waterlooplein had opgescharreld. Alles wat ze aantrok was in de kortste keren rijp voor de voddenmand. Vlekken, gaten, torntjes.

Dat krijg je, als je nauwelijks geïnteresseerd bent in je uiterlijk en geld genoeg hebt om alles waar het mooie vanaf is, te vervangen.

Sommige mensen vonden haar dom, wat komisch was omdat ze blond was en aantrekkelijk, en dan hoor je tegenwoordig juist een IQ te hebben van 136, maar zo simpel lag het niet.

Het was meer een ongelofelijke naïviteit waardoor ze dingen zei en deed die geen normaal mens in z’n hersens zou halen.

En dat was precies waarom ik van haar hield. Vera was de eerlijkheid zelve, voor haar vrienden ging ze door het vuur, en het was altijd lachen met haar.

Op weg naar ons tafeltje trok ze haar suède, met bont gevoerde jas uit, die ze vervolgens zo nonchalant vasthield dat ze er de halve kroeg mee aanveegde.

“Wat leuk onverwacht!” zei ze tegen Noor.

“Hoiless, is er groot nieuws?”

Ze schoof aan en liet haar Burberry-tas nonchalant op de grond vallen, de witte wijn stond al voor haar voordat ze goed en wel zat. Ze kenden haar, bij De Maegd.

Noor herhaalde in het kort wat ze mij verteld had.

“Heb je het echt over onze Fred?” vroeg Vera.

“Er schuilt een klein jongetje in hem,” zei ik.

Noor wierp mij een giftige blik toe.

“Wat is er zo leuk aan hem, Noor?” hield Vera aan.

“Veel, als je van kleine jongetjes houdt,” zei ik, terwijl ik de blikken van Noor trotseerde.

“Mag ik alsjeblieft voor mezelf praten?”

“Graag. En vertel dan meteen even waarom wij hier moesten opdraven.”

“Ik heb jullie nodig.”

Dat was precies wat ik al vreesde.

Het plan was simpel.

Noor en Fred hadden geconstateerd dat ze dringend meer tijd voor elkaar nodig hadden dan de gestolen uurtjes in motels. Weekends. Misschien wel een weekje zo nu en dan.

En dat is waar Vera en ik in het spel kwamen.

Vera had een tweede huis in de bossen van Brabant, geërfd van haar vader, die in die provincie een vermogen met bierbrouwen had opgebouwd, en ze moest zogenaamd wat vaker op vakantie. Noor zou dan, alweer zogenaamd, met haar meegaan. Twee vriendinnetjes die er met een stapel boeken gezellig een weekje tussenuit knijpen.

“Vinden jullie het dan leuk als ik erbij ben?” vroeg Veer.

“Nee Veer, je geeft ons de sleutel en wij gaan.”

“En ik dan?”

“Jij dus niet.”

“Maar als mensen mij dan zien, vragen ze natuurlijk waar jij bent.”

“Daarom moet jij ook weg zijn.”

“Waar naartoe dan?”

“Toe nou Veer, zoek Patricia op in Brussel, daar heb je toch anders ook geen moeite mee?”

“Waarom gaan jullie zelf niet naar Brussel?”

“Te gevaarlijk. De halve wereld loopt daar rond.”

Veer keek mij om hulp zoekend aan.

“En wat voor rol krijg ik in dit toneelstukje?” vroeg ik.

“Jij kunt gewoon thuis blijven. Ik zeg tegen Charles dat ik met jou naar een film ga. Of ergens eten. Jij hoeft alleen maar te zeggen dat het klopt, als hij je ooit iets mocht vragen. Wat hij natuurlijk niet zal doen, maar je weet nooit.”

“Noor, als Charles iets wil weten dan belt hij jou op je mobiel.”

“En dan zeg ik: ‘Dag schat, ik zit bij Tess’.”

“Dat kun je toch hoe dan ook zeggen?”

“Tuurlijk, maar alleen als jij dan ook echt thuis bent. Hij moet je niet een kwartier later ergens tegen kunnen komen.”

Het was glashelder. Om Noors alibi’s kloppend te maken kreeg ik huisarrest tijdens haar romantische afspraakjes, of Veer moest het land uit. Dat was nu precies waarom ik zo’n pesthekel aan dit soort gedoe heb. Weinig dingen zijn zo ingewikkeld als geheime romances. Als je een kosten-batenanalyse zou maken van elk orgasme, zitten er meer voorbereidende uren in dan in vergaderingen van fuserende bedrijven.

Bovendien komt er een moment dat de hele wereld weet wat zich afspeelt, behalve de mensen die er belang bij hebben om het te weten. En als die er eindelijk achter zijn, breekt de hel los.

“Ik vind het niks, Noor,” zei ik. “Al die moeite voor een man als Fred.”

“Charles is impotent,” zei ze.

“Maar z’n bankrekening niet, en daar viel je toch voor?”

“Ging je echt voor het geld, Noor?” vroeg Veer verbaasd.

Noor knipte met haar vingers.

“Waar heb ik vriendinnen voor,” zei ze bitter, terwijl er nieuwe glazen wijn voor ons werden neergezet.