14
Ik was zo slaapdronken toen ik de telefoon oppakte, dat het even duurde voordat ik haar stem herkende.
“Ik voel me zo rot!”
“We voelen ons allemaal rot, Veer.”
Op het wekkertje naast mijn bed zag ik dat het halfvijf was. Het moment van de nacht waaraan ik het meest een hekel heb.
Mensen die op sterven liggen gaan vaak om deze tijd dood. Men is kennelijk tot veel bereid om aan iets lulligs te ontkomen.
“Hoe moet het nou verder met ons?”
“Ik begrijp niet wat je bedoelt, Veer. Het is toch allemaal in orde. Ik bedoel, leuk is het niet en fraai ook niet, maar we zijn geen moordenaars.”
Ze was even stil.
“Bedoel je dat we gewoon moeten doorleven alsof er niets is gebeurd? Dat kan ik niet, Tess, dat houd ik niet vol. Ik stik van het schuldgevoel. En ik vind dat Carolien er recht op heeft om te weten wat er gebeurd is.”
“Besef je de gevolgen als je het aan haar vertelt?”
“Ja. Maar ik besef ook wat er gebeurt als ik het niet vertel. Met mij in elk geval. Ik trek het gewoon niet langer.” Ze begon hysterisch te snikken.
Ik zat rechtop in mijn bed.
“Veer, beloof me één ding en doe niets voordat we hier uitgebreid over gepraat hebben. Het gaat niet alleen om jou, weet je. Als jij praat, sleep je Noor en mij mee.”
“Dat zei Noor zo-even ook al. Is dat echt het enige waaraan jullie kunnen denken?”
Mijn hart stond stil.
“Jezus Veer, heb je hier echt met Noor over gepraat?”
“Ze begreep het, zei ze. Maar zij wil ook dat we er eerst met z’n drieën over praten. Op dit moment zou het hoe dan ook te veel voor Carolien zijn om te verwerken, dat zei ze ook nog. Dat ik aan Caro moet denken en niet alleen aan mezelf. Ik moet aan iedereen denken, maar mij laten jullie stikken.”
Mijn keel voelde droog. “Toch is het een goed advies, Veer. Laten we dat in elk geval afspreken. Laat Caro eerst maar eens een beetje bijkomen, voordat ze weer een schok te verwerken krijgt. Vergeet niet dat ze na jouw verhaal in één klap haar vriendinnen kwijt is. Dan is ze helemaal alleen.”
“God, wat kunnen jullie toch mooi in je eigen straatje praten…”
Ik hoorde de minachting in haar stem.
Voordat ik nog iets zeggen kon, legde ze neer.
Ik was klaarwakker, en dat kwam goed uit want nog geen vijf minuten later belde Noor. “Ze heeft jou ook gebeld?”
∗
“Ja.”
“Dit mag natuurlijk niet gebeuren. Zijn we er goed vanaf gekomen, zal zij de boel alsnog verzieken voor ons.”
“Als ze dat echt wil, kan niemand haar tegenhouden.”
“Denk je?”
Er was iets in haar stem wat me niet beviel.
“Ja, dat denk ik. Tenzij jij een geniaal idee hebt.”
Ze was even stil.
“Morgenavond in De Maegd. Negen uur.”
Ze vroeg niet of het mij uitkwam, maar dat zou mij ook erg verbaasd hebben.
∗
“Je ziet er shit uit, Tess.”
“Als je soms denkt dat die wallen onder je ogen jou flatteren…”
Ik trok mijn bodywarmer uit en legde ‘m op de stoel naast me.
“Koffie verkeerd?”
Ik knikte en Noor gaf de bestelling door aan Bart.
Ik wist dat ik er belazerd uitzag, en dat al een behoorlijke tijd. Te weinig slaap, te veel zorgen en ook nog dat knagende gevoel in mijn maag om al die lege plekken in mijn huis.
Pas toen Pé zijn spullen had weggehaald, realiseerde ik mij dat ik tot op dat moment hoop had gehad. Nog pijnlijker was het om te constateren dat de verhuizing voor Pé niet meer betekende dan het afwerken van een lopende kwestie.
Hij had een vriend meegebracht die ik niet eerder had gezien, wat klopte want hij bleek de broer van zijn nieuwe vriendin te zijn.
“Frank, de broer van Alice,” zo stelde hij zichzelf voor.
Uit mijn ooghoek zag ik Pé zenuwachtig worden. Ik ging hem toch niet te kakken zetten waar zijn nieuwe zwager bij was?
“Hoe gaat het met haar?” vroeg ik hartelijk, alsof we het over mijn beste vriendin hadden.
“Druk natuurlijk, je kent dat wel, plaatsmaken voor Pé!”
Zijn royale lach veranderde in een nerveuze grijns toen hij merkte hoe Pé naar hem keek.
Zonder pauze te nemen droegen ze het ene meubelstuk na het andere mijn huis uit. Koffie hoefden ze niet, ik denk dat Pé er zo snel mogelijk vanaf wilde zijn. Het was aan zijn gezicht te zien dat hij hier duidelijk niet voor z’n lol bezig was, en dat maakte het nog een beetje dragelijk.
Toen ze bijna door hun knieën zakkend de oude leren clubfauteuil van Pé de kamer uit droegen, lijnde ik Woezel aan, en mij langs hen heen wringend liep ik de deur uit.
We sjokten een halfuur door straten waar ik normaal gesproken nooit kom. Bijna overal waren de gordijnen open, en ik keek ongegeneerd naar de gezelligheid van mensen die ik nooit zou kennen en die het niet de moeite waard vonden hun privacy door middel van een gordijn af te schermen.
Open haarden, schemerlampen, geschilderde kopieën van geschilderde schilderijen, lezende mensen, drinkende mensen, pratende mensen.
In niet één kijkdoos zag ik iemand alleen zitten, wat me niet verbaasde, want wie alleen is doet de gordijnen dicht, uit angst of om de gênante eenzaamheid voor de toevallige voorbijganger te verbergen.
Toen ik mijn straat weer in liep, was het busje verdwenen.
∗
Ik had niet gemerkt dat Bart koffie voor me had neergezet, en dat Noor met een frons tussen haar wenkbrauwen naar me zat te kijken merkte ik pas toen ik toevallig in haar richting keek.
“Het is wel erg met je!”
Ik haalde mijn schouders op. “Waar wilde je het over hebben, Noor?”
“Vera. Ze komt straks ook, maar ik wil eerst even iets met je doornemen.”
Ze boog zich naar mij over. Haar plan was simpel. Veer stond op springen, dat was duidelijk, en hoe meer we tegen haar in zouden praten, hoe meer ze zich in het idee zou vastbijten dat ze met de waarheid naar buiten moest komen. Dus moesten we doen wat ze niet van ons verwachtte, en dat was haar gelijk geven. Wie waren wij om haar tegen te houden te doen wat haar hart en haar geweten haar ingaven? Ook al zouden de gevolgen ook voor ons erg vervelend zijn, zij had het recht te doen wat ze vond dat er gedaan moest worden.
“En dat meen je echt, Noor?”
“Voorlopig wel,” zei ze.
∗
Vera was op haar hoede.
Ze ging zo voorzichtig zitten dat het bijna lachwekkend was, haar ogen gleden van Noor naar mij met een uitdrukking van intens wantrouwen. Wijn wilde ze niet, voor het eerst sinds ik haar kende zag ik haar ‘s-avonds thee drinken.
“Je weet waarover we met je willen praten, Veer,” zei Noor vriendelijk.
Veer keek zo mogelijk nog argwanender.
Hoe kon het ook anders, ze wist sinds kort dat Noor niet te vertrouwen was als het er echt op aankwam.
Wanneer was het ook alweer dat Veer en ik op deze zelfde plek te horen kregen dat ze onze hulp nodig had, omdat ze Fred vaker wilde zien?
Pé woonde toen nog bij mij, en in grote lijnen was ik best tevreden over mijn leven.
En Vera was dat lieve naïeve blondje dat alles voor iedereen overhad en met wie je zo kon lachen.
Alleen Noor was toen al precies zoals nu, berekenend en o zo handig in het manipuleren van de mensen om haar heen. Zoals ze nu ook met Vera deed, die haar oren niet kon geloven toen Noor haar vertelde dat wij het helemaal met haar eens waren. En dat we geen vinger zouden uitsteken om haar tegen te houden als ze met haar verhaal naar de politie wilde gaan.
“Maar Veer, ik wil wel graag een paar afspraken met je maken hierover. In de eerste plaats vind ik dat je in elk geval moet wachten totdat het weer een beetje beter gaat met Carolien. Dat moet jij als vriendin kunnen opbrengen.”
Vera knikte afwachtend.
“En als je dan werkelijk met je verhaal naar buiten wilt komen, Veer, dan vind ik dat we dat met z’n drieën moeten doen. We zijn er tenslotte alle drie bij betrokken, en we laten jou niet alleen de kastanjes uit het vuur halen.”
Terwijl mijn mond openviel van verbazing, want dit gedeelte van het verhaal was volstrekt nieuw voor me, was Veer tot tranen geroerd.
Dit had ze nooit verwacht. Ze dacht dat ze helemaal alleen stond met haar schuldgevoel. Dat ze ons kwijt was, dat onze vriendschap nooit iets betekend had. Maar goddank, we zaten weer op dezelfde lijn. Natuurlijk zou ze een paar maanden wachten, waarom niet, als iemand een beetje rust verdiende was het die arme Caro wel, en daarna zou ze geen stap verzetten voordat ze met ons gesproken had, daar hoefden we ons geen zorgen over te maken. Maar gaan zou ze, daar konden we nu al op rekenen.
Het was het laatste restje opstandigheid, ik zag dat haar softheid aan de winnende hand was. Het paste niet bij haar om dwars te liggen, haar sterrenbeeld was Weegschaal. Harmonie en evenwicht, daar ging het in haar leven om. En die harmonie had Noor haar deze avond teruggegeven.
Ineens wilde ze toch maar liever wijn, ze schoof de thee opzij, die hoorde bij een andere stemming.
God, dat alles nu toch nog in orde kwam! Natuurlijk ging het een zware tijd worden, straks, als ze bij de politie haar geweten ontlast had, maar daar sleepten we elkaar wel doorheen.
Ze hief haar glas. “Op onze vriendschap!”
Ze lachte, en Noor lachte ook. Als een kat die weet dat het deurtje van de kanariekooi niet dicht is.
∗
“Don’t worry,” zei Noor luchtig.
Ik had haar gebeld zodra ik, een beetje aangeschoten, thuis was. Woezel zat verongelijkt bij de deur, die had zich mijn thuiskomst anders voorgesteld, maar ik wilde eerst horen waar Noor nu eigenlijk mee bezig was.
“Ik heb een paar maanden respijt voor ons geregeld, dat is pure winst en daar mag je mij best dankbaar voor zijn. Bovendien hoeven we ons niet af te vragen wanneer de bom barst, want Veer komt het keurig aankondigen als het zover is.”
“En dan gaan wij gezellig met haar mee naar de politie.”
“De bedoeling is natuurlijk dat het er nooit van komt. Je zag hoe opgelucht ze was. Als ze een paar maanden redelijk ontspannen heeft geleefd, is de kans groot dat ze zelf geen trek meer heeft in een rel.”
“Daar zou ik maar niet te veel op rekenen, Noor.”
“Dat zien we dan wel weer. Weet je trouwens dat Carolien terug is? Veer belde zo-even. Ze geeft zaterdag een borrel voor haar. Zie je wel dat mijn aanpak werkt? Ze heeft ineens geen hangups meer. Vijf uur. Iedereen komt.”