17
Drie dagen later Dexter de Parapluman was nu de man van het zonnebrandmiddel en de zonnebrillen. Het had in geen drie dagen geregend. Hij was iemand die meeging met het tij en het weer. Hij zette zijn tafeltje neer op 6th Avenue, vlak bij het Rockefeller Center en voor een McDonald's. Nou, niet recht ervoor, maar een metertje opzij. De tafel kon met twee snelle bewegingen worden ingeklapt en werd dan een doos met een handvat. De doos zat vol Sol Ray-lotion, factor 45, die volgens het etiket werd gemaakt in Brazilië, en met Protecto-Vision zonnebrillen, donkere wrap-around brillen met stickertjes aan de zijkant waarop eveneens Made in Brazilstond. Dexter wist dat beide producten werden gemaakt in St. Paul in Minnesota. De zaken gingen niet slecht. Hij bleef de hemel in de gaten houden. Geen wolken. Als het ging regenen, vouwde hij zijn tafel op en ging hij de McDonald's in en at hamburgers en dronk cola voor een dollar tot het ophield. Dexter ging niet onder een luifel staan, nooit meer. Je wist nooit wat er door die luifel kwam vallen. Waclaw Havel pakte zijn laatste spullen in. Hij had de begrafenis van zijn zoon doorstaan, de handen van zijn kleinkinderen vastgehouden, zijn schoondochter getroost en gerouwd met hen en de vrienden die naar de kerk waren gekomen en bij het graf hadden gestaan. De avond voordat ze Alvin begroeven was Waclaw nog bang geweest dat de grond te nat zou zijn, dat ze tot hun enkels in de modder en het water zouden staan en dat de kist in een vijver zou verdwijnen.
Maar het was redelijk droog geweest. Niemand had iets gezegd over wat er met Alvin was gebeurd. Niemand zou erover praten wat Alvin had gedaan en dat hij het aan zichzelf te danken had. De kinderen zouden groot worden. Ze zouden erachter komen, maar misschien pas als ze volwassen of bijna volwassen waren. Anne wilde verhuizen zodra ze het huis kon verkopen, terug naar Milwaukee, waar haar ouders en familie woonden en waar ze zelf was opgegroeid. Niemand van Annes familie was naar New York gekomen voor de begrafenis. Niemand in Milwaukee wilde in verband worden gebracht met de man die met Anne was getrouwd en die niets dan schande en koppen in de New York Post had meegebracht. Waclaw duwde het slot van zijn enige koffer dicht en controleerde of het goed dichtzat. Anne en de kinderen zouden hem naar JFK brengen. Morgen was hij weer in Polen. In Polen wist niemand iets van Alvins dood en hij was van plan erover te liegen. Alvin zou een verschrikkelijk lot hebben ondergaan door toedoen van een gedwarsboomde dief in de straten van deze mythische en gevaarlijke stad. 'Klaar?' vroeg Anne, die in de deuropening was verschenen. Waclaw knikte. 'U kunt blijven. U hoeft niet weg. Begrijpt u dat?' Hij begreep het. Maar hij kon niet blijven. Hij zou voor haar en de kinderen deel uitmaken van het verleden. Hij kon niet meegaan naar Milwaukee. Hij wilde daar niet heen. Hij schudde zijn hoofd. Hij was klaar. Anne had hem foto's gegeven voor in zijn portefeuille, foto's van de kinderen, van haarzelf en van Alvin. Hij glimlachte. Hij glimlachte omdat hij wist wat hem zou bijblijven en wat hij zijn familie zou vertellen. Hij zou vertellen over de regen. Hij zou vertellen hoe hij op zijn rug in een rivier had gedreven. Hij zou vertellen dat hij was gered door een wilde man die een vuilniszak aanhad. Misschien zouden ze hem zelfs geloven. Ellen Janecek was dankbaar. Echt. Ze hadden Keith Yunkin gepakt. Ze hadden Jeffrey gered. De zon scheen. Ze was dankbaar, maar niet gelukkig. Ze mocht Jeffrey niet zien. Ze begrepen het niet. Paul Sunderland had het begrepen.
Het was zo eenvoudig, maar elke keer als ze het iemand uitlegde, kreeg ze geduldige of geïrriteerde blikken die duidelijk maakten dat ze haar een crimineel of een gek vonden. Mac Taylor had haar verteld dat Jeffrey en zijn familie weggingen uit New York en dat er een gerechtelijk bevel was uitgevaardigd dat zij uit hun buurt moest blijven. Ze hadden Ellen al eerder gerechtelijke bevelen gegeven. Ze had ze genegeerd. Ze begrepen het niet. Ze deed niemand kwaad. Er was geen slachtoffer. Ze zou hem vinden. Jeffreys moeder had een jongere zus die hoofd was van de huishouding in een groot hotel in St. Louis. De zus had Jeffreys moeder een baan aangeboden tegen bijna twee keer het salaris dat ze nu verdiende. Er was ook een appartement beschikbaar tegen de helft van wat ze nu betaalde. St. Louis stond haar wel aan. Het stond Jeffrey niet aan. Hij zou een half continent van Ellen verwijderd zijn. Hij zou met zijn moeder verhuizen. Hij zou naar school gaan. Hij zou alles doen wat hem werd opgedragen en zelfs een bijbaantje nemen. Hij zou het volhouden tot hij genoeg geld had gespaard en hij met wat hij uit de portemonnee van zijn moeder kon stelen kon teruggaan naar New York. De wet was idioot, maar Jeffrey had geleerd dat hij niets kon inbrengen tegen een wet die zei dat hij niet bij een mooie, slimme vrouw mocht zijn die van hem hield. Ellen stond met een kop koffie in haar hand voor het raam van haar appartement. Ze glimlachte, klemde beide handen om de kop en keek naar de bloemenwinkel aan de overkant. Stella herkende hem bijna niet. Het was druk en lawaaiig in de bar. Devlin had nog eens voorgesteld haar bij haar appartement op te halen. Stella had weer gezegd dat ze hem wel ergens zou ontmoeten. Geen mannen in haar appartement. Nog niet. Misschien nooit meer. Ze had erg slechte herinneringen aan de laatste man die bij haar in dat appartement was geweest. Hij had haar aangevallen en geprobeerd haar te verkrachten en vermoorden, maar zij had hem vermoord.
Ze had eigenlijk moeten verhuizen, maar Stella was vastbesloten zich niet door haar herinneringen te laten wegjagen. Maar ze liet geen mannen in of bij het appartement. Hij zat aan een heel klein rond tafeltje achter in de volle bar. Ze zag hem naar haar kijken. Hij zag er opmerkelijk goed uit nu hij schoon was. Ze had hem al knap gevonden in zijn uniform en met zijn beroete gezicht. Nu hij door de ruimte heen naar haar glimlachte, kon hij zo op een kalender. Ze baande zich een weg door de menigte en vermeed handen met glazen en lichamen die zich naar elkaar toe bogen om te fluisteren en te luisteren. Ze droeg een van haar twee zwarte jurkjes, die altijd goed waren. Geen regelrechte uitnodiging. Geen afwijzing. Ze gingen iets drinken en wat praten, meer niet. 'Precies op tijd,' zei Devlin, en hij ging staan om haar te begroeten. Ze glimlachte en ging tegenover hem zitten. Hij wenkte een serveerster, die ondanks de drukte meteen reageerde en op hen afkwam. Stella zag dat Devlin het soort man was aan wie serveersters aandacht besteedden. De serveerster stond naast het tafeltje. Devlin keek naar Stella en zij zei: 'Amstel Light.' De serveerster keek naar Devlin, die zijn lege glas omhooghield. Ze knikte, lachte en ging weer op weg naar de bar. 'Je ziet er fantastisch uit,' zei hij. Hij moest zich naar haar toe buigen om zich verstaanbaar te maken. 'Jij ook. We zien er allebei fantastisch uit. Nu komt het moeilijke gedeelte,' zei Stella. 'Wat hebben wij gemeen, als we al iets gemeen hebben?' 'Ik red levens,' zei hij. 'Jij vindt mensen die anderen het leven benemen.' 'Het is een begin,' zei ze. 'Wat weet je over mij, behalve dat ik er goed uitzie in een zwart jurkje?' 'Je bent slim.' 'En?' 'Je hebt erge dingen gezien.' 'Hoe weet je dat?' vroeg ze.
'Ik zie diezelfde blik in mijn ogen als ik 's avonds of 's morgens voor de spiegel sta. Wat weet jij over mij?' vroeg Devlin. 'Je wilt niet dat ik weet dat je pols pijn doet.' 'Je kunt mijn pols niet zien,' zei hij, en hij trok gegeneerd aan zijn rechtermouw. 'Ik kan zien hoe je je hand houdt en ik zag je pols toen je je glas optilde.' 'Gisteravond bij een brand beet een vrouw in mijn pols toen ik haar uit een brandende kamer trok,' zei hij. 'De tanden staan er nog in. Wat verder?' 'Je draagt niet vaak een jasje en een das. Op de linkerschouder van het jasje zit wit poeder. Het heeft een hele tijd in een kledingzak gehangen. En die das is de enige die je hebt, je favoriete das of je geluksdas, of alle drie. Hij past niet bij het jasje en de broek en dat zou je vanavond wel willen als je kon.' 'Dus?' 'Je wilt dat ik onder de indruk ben,' zei ze. 'Ik ben onder de indruk.' 'Ik ook. Speel je altijd Sherlock Holmes bij je eerste afspraakje met een man?' 'Dat doe ik de hele dag,' zei ze. 'Ik kan het niet helpen. Een beroepsafwijking.' De serveerster bracht het bier voor Stella en een vol glas voor Devlin. 'Verder nog iets?' vroeg ze met een blik op Devlin. 'Voorlopig niet,' zei hij. 'Dank je.' De serveerster vertrok. Devlin hield zijn glas omhoog. Stella deed hetzelfde met haar Amstel. Het glas en het flesje tikten tegen elkaar en Devlin keek op en schudde zijn hoofd. 'Alles goed?' vroeg Stella. Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een mobiele telefoon uit. Hij hield zijn linkeroor dicht en bracht de telefoon naar zijn rechteroor. 'Ja? Wat is er met Walt? Nee. Dat geeft niet.' Hij keek naar Stella. 'Ik kom eraan. Ga maar vast.' Hij deed de telefoon weer in zijn zak.
'Brand in de St. Andrews Church,' zei hij. 'Ik heb vanavond geen dienst, maar de andere opperbrandmeester is ziek. Sorry.' 'Ik begrijp het,' zei Stella. En dat was ook zo. De mobiele telefoon in de tas over haar schouder stond ook op de trilstand. Hij trilde al een minuut. Hij stond op. 'Ga maar,' zei ze. 'We doen het een andere keer wel over.' 'Een andere keer,' zei hij. Hij boog zich naar haar toe, raakte haar hand aan en gaf haar zacht een zoen op haar wang. 'Ik bel nog,' zei hij. 'Ik neem op,' zei ze met een glimlach. Hij vertrok en Stella haalde haar eigen telefoon voor de dag en zag dat Hawkes had gebeld. Ze drukte op de juiste knop en hij nam op. 'Hawkes, wat is er?' 'Cheswith, de acteur. Hij heeft zich verhangen. Ik wilde het je eigenlijk morgen pas vertellen, maar...' 'Nee,' zei ze. 'Het geeft niet.' 'Ik mocht die vent wel,' gaf Hawkes toe. 'Ik weet het,' zei ze. 'Ik ook. Plaats delict? 'Arrestantencel. Ik ben ermee bezig.' 'Wil je dat ik naar je toe kom?' 'Nee,' zei hij. 'Ik red het wel. Ik dacht alleen dat je het zou willen weten.' Hij hing op. Zij ook. De serveerster kwam met de rekening. Stella betaalde. Danny miste een lay-up. Hij miste omdat iemand die Jorge heette hem in het gezicht raakte en zijn sportbril af sloeg. Danny kwam overeind en zei: 'Overtreding.' Het was een onofficieel spelletje, vijf tegen vijf in de gymzaal van St. Paul. Je riep je eigen overtredingen af. Je team speelde zolang het bleef winnen. 'Gelul,' zei Jorge. Ze stonden nu recht tegenover elkaar. Jorges team was bang voor Jorge, want hij was nogal opvliegend. Danny had daar eerder bewijs voor gezien.
Hij hield er niet van om tegen of met Jorge te spelen. 'Niks geen overtreding, watje,' zei Jorge. Danny's teamgenoten, onder wie zijn vriend Vince, die speelde als een dolle, kwamen erbij staan. Danny had een pesthumeur. Hij had Karen Reynolds gearresteerd. Nee, hij en Lindsay hadden haar gearresteerd. De lange, blonde jonge vrouw met de prachtige, sterke benen en de zelfbewuste manier van doen was plotseling veranderd in een bang meisje. Ze was bijna gevallen. Lindsay had haar opgevangen. Karen Reynolds had met een rood en betraand gezicht naar hen opgekeken. 'Het was niet mijn bedoeling... Hij raakte me aan... Echt, ik probeerde tegen hem te zeggen... Ik wist dat Bill in de kast zat... Ik probeerde meneer Havel te zeggen dat hij me met rust moest laten... Hij zei dat hij erover na zou denken... Erover na zou denken... Ik... Hij pakte me vast... Daar in het lokaal... Ik... Ik deed het gewoon. Alstublieft... Mijn moeder... ' Danny had haar willen helpen, maar hij kon niets doen. Het was niet zijn taak om mensen te helpen die een moord hadden gepleegd. Hij had zijn werk gedaan en goed ook, maar hij voelde een enorme frustratie. En nu stond Jorge tegenover hem, Jorge, onder wiens vingernagels kleine maar duidelijke spoortjes cocaïne zaten. Jorge was groter dan Danny. Jorge had het lichaam van een gewichtheffer. Jorge was boos op de wereld en klaar voor de strijd. 'Achteruit, anders arresteer ik je,' zei Danny. 'Wat? Ben jij bij de politie?' 'Ik ben bij de politie en jij hebt coke onder je nagels.' Jorge draaide zijn hoofd opzij en keek naar Danny om te zien of hij blufte. Maar hij zag dat dat niet zo was. Jorge deed een stap achteruit en wees naar Danny met een vinger die zei: 'De volgende keer loopt het anders af.' 'Overtreding,' zei Danny. 'Ik krijg een vrij schot vanaf de lijn.' Jorge knikte, tijdelijk verslagen. Beide teams gingen achteruit. De confrontatie had minder dan een minuut in beslag genomen. Danny ging naar de lijn en dacht aan het huilende meisje.
Haar advocaten zouden het wel op zelfverdediging gooien. Misschien kwam ze ermee weg. Misschien moest dat ook. Hoe dan ook, haar leven was voor altijd veranderd en ze was pas achttien. Maar de beveiligingsmedewerker, Bill Hexton, zou niet worden vrijgesproken. Hij had een misdaad willen verdoezelen. Hij zou zijn baan kwijtraken en een gevangenisstraf krijgen. Het openbaar ministerie en een rechter zouden beslissen hoe lang. Spelers van beide teams gingen opzij in een rij staan met hun handen omhoog. Danny schoot en miste. Jorge ving de bal op en grijnsde. Danny Messer had zijn dag niet. Mac zat op het bed naast Keith Yunkin in de kleine, schone cel. Geen van beide mannen zei iets. Er was niets te zeggen. Keith had vier mensen vermoord. Hij had het gedaan voor zijn broer. Hij had het gedaan om de wereld te bevrijden van vier mensen die kinderen misbruikten. Mac zat naar de wand van de cel te kijken en rook de geur van mensen die hier geweest waren en die er nu waren. Hij las de graffiti die later in de week zouden worden weggeschrobd. Er waren nieuwe boodschappen en tekeningen. IK HEB DIT NIET GEDAAN. BIG RON. NIET EERLIJK. GEWOON NIET EERLIJK. OLLIE UIT ST. PAUL. WARREN WAS HIER Mac had al bijna een halfuur naar die muur zitten kijken. Hij hoorde de mensen in andere cellen hoesten en in zichzelf praten en luisterde naar de ademhaling van Keith Yunkin. Mac bleef geduldig zitten en ging op in zijn gedachten aan het verleden. Hij had de tijd. Toen deed Keith zijn mond open. 'Regent het nog?' 'Het is drie dagen geleden opgehouden,' zei Mac. 'Wie heeft de regen laten ophouden?' Daar had Mac geen antwoord op.