6
DJ Riggs stond in de portiek van Rhythm & Soul Music op 125th Street in Harlem. Behalve een paar gekken die zo snel mogelijk god mocht weten waar probeerden te komen, en die voor het merendeel uiteindelijk door de regen naar de dichtstbijzijnde portiek werden gejaagd, was er niemand op straat. DJ glimlachte. Die helse regen was een geschenk. Ze zouden verwachten dat hij naar het metrostation zou rennen. Daar was DJ te slim voor. DJ was zevenentwintig en had al twee keer gezeten, de laatste keer voor het verhandelen van drugs. Nog geen kwartier eerder hadden twee undercoveragenten een inval gedaan op zijn adres, DJ had door het raam weten te ontkomen en keek achterom in de wetenschap dat een derde en laatste gevangenisstraf hem op slechts honderd meter achtervolgde. De undercovers waren misschien sneller en beter in vorm geweest dan hij, maar DJ was zeer gemotiveerd. Hij had gerend tot de regen en zijn hijgende ademhaling hem vertelden dat rennen geen optie meer was. En toen had hij Rhythm & Soul gezien, nog niet open. Misschien ging hij op een dag als vandaag wel helemaal niet open. DJ bad niet dat het zou blijven regenen. Als er een god bestond, stond DJ duidelijk niet bij hem in een goed blaadje. En hij was ook niet slecht genoeg om hulp te krijgen van de duivel, dat dacht hij tenminste niet. Wacht tot het droog wordt. Blijf van de straat, buiten het zicht. Dan geven ze het wel op. DJ hoorde een kreet en wist aanvankelijk niet goed waar die vandaan kwam. Toen verbond hij de kreet met wat hij over het trottoir zag schuifelen. Een peuter met een donkere huid en een luier om, huilend, armen uitgestrekt naar iemand die er niet was. DJ kon niet zien of het een jongetje of een meisje was. Hij keek om zich heen, maar zag niemand. Waar kwam dat kind vandaan?
Het moest in de chaos van de stortbui bij zijn moeder zijn weggelopen. De peuter bevond zich nu op ongeveer zes meter afstand. Er kwam wel iemand, daar was DJ van overtuigd. Het kind werd alleen nat, het was niet gewond of zoiets, DJ ZOU zelf gewond kunnen raken als hij probeerde te helpen. Wat had het voor zin? Wat kon hij doen zonder gepakt te worden? Gewoon afwachten. De peuter waggelde verder. Toen maakte ontzetting zich meester van DJ. Hij zag dat de peuter van het trottoir was gestapt en door het snelstromende water in de goot ten val werd gebracht. Het kind werd door de stroming meegevoerd naar een put waarvan de opening beslist groot genoeg was om het kind op te slokken. Nu was het DJ die een kreet slaakte. Hij dacht er niet eens bij na toen hij uit de portiek sprong, want hij zag het kind langzaam naar de put drijven, naar het riool, naar de ratten, het vuil, een zekere dood. DJ rende en was bijna in tranen toen hij bij het kind was, recht voor de opening van de put. Hij pakte het kind bij de armen en hield het vast, ook al glipte het bijna weg. Hij trok de peuter op de stoep en voelde het hartje kloppen tegen zijn borstkas. Toen hij zijn ogen opendeed, zag hij de twee undercoveragenten over de straat naar hem toe hollen. Leonard Giles, het hoofd van het forensische lab, liet zijn rolstoel naar de computer rijden en bekeek de foto's die Hawkes van Custus had gemaakt. Hij had al proeven gedaan met de stukjes hout en de brokjes metaal en plastic die Stella hem had gestuurd. 'Ik denk dat het een bom was,' had Stella gezegd toen ze belde. 'Meer dan één bom.' 'Dus iemand heeft een bar opgeblazen?' vroeg Giles. 'Daar ziet het wel naar uit.' 'Is Al Qaida losgeslagen? Op zoek naar lukrake doelwitten om het land te terroriseren?' Het was niet grappig en Stella lachte niet.
Na een lange stilte zei Stella: 'Het is heel goed mogelijk dat Hawkes samen met de bommenlegger vastzit in een gat.' 'Ik ga ermee aan het werk,' had Giles kalm gezegd. Nu zat hij voor het grote computerscherm. Hij typte instructies in en er verscheen een geometrische vorm, een kring van o's en c's met zes H3c's eromheen. TATP, triaceton-triperoxide, het explosief dat was gebruikt voor de bommen in de Londense metro, dat was gevonden in de schoen van Richard Reid en dat de voorkeur had van Harnas, was hoogst instabiel. De kans dat de bommenmaker zichzelf opblies was net zo groot als dat hij de bom afmaakte en plaatste. Minstens twee bommenmakers in Ierland waren het slachtoffer geworden van hun eigen TATP-bom en meer dan veertig bommenmakers in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever waren omgekomen door het instabiele explosief. TATP kan worden gemaakt van gewone huishoudelijke stoffen als gootsteenontstopper, waterstofperoxide en aceton. Giles downloadde de informatie en sloeg ze op, en schoof toen een cd in de computer. De informatie op de cd had hij nog geen halfuur eerder als bijlage uit Londen ontvangen. Op het scherm verscheen de foto van een man zonder overhemd, met verward haar en een blauw linkeroog. Zijn borstkas was begroeid met haar en daardoorheen kronkelde een wirwar van littekens: wit, rood en opgezwollen. De man miste zijn linkerhand. Onder de foto van de man stond informatie over het soort explosieven waardoor de littekens veroorzaakt waren. Naast de foto's van de cd waren de foto's te zien die Hawkes van Custus had gemaakt. Custus verscheen nu met zijn blote borst naast de man met het rode haar en de ontbrekende hand. Giles bekeek langzaam de foto's op de cd die hij uit Londen had gekregen. Het kostte hem geen moeite de littekens van Custus terug te vinden op iemand anders, op verschillende mannen zelfs. Giles concludeerde dat de man die bij Hawkes in het gat zat minstens vier verschillende soorten bomexplosies had overleefd, waaronder nitroglycerine- en TATP-bommen.
'Absoluut,' zei Lindsay. Zij en Danny stonden in het laboratorium met de bebloede hoofden die Lindsay had getest. Een van de hoofden lag inmiddels in bijna dezelfde positie als waarin ze Alvin Havel hadden aangetroffen. Lindsay, die het commerciële kunstbloed niet vond voldoen, had haar eigen formule ontwikkeld, die ze voortdurend veranderde, op zoek naar de volmaakte structuur en kleur. Danny bekeek de bloedspetters, keek naar de foto's van de plaats delict die ze hem had gegeven en zei: 'Oké.' 'De steek in de hals is toegebracht terwijl hij stond,' zei ze. 'Bij die in het oog lag zijn hoofd op het bureau.' 'Toen was hij dood,' zei Danny. 'Al minstens tien minuten. Sid is het met me eens. Geen bloedverlies uit de oogwond. Hij was al dood.' 'En hoe verklaar je dat?' 'Een van de leerlingen heeft Havel vermoord, een tijdje gewacht, hem in het oog gestoken en is toen weggegaan.' 'Waarom?' vroeg hij. 'We hebben te maken met een heel boos iemand.' 'Niet noodzakelijk,' zei Danny. Lindsay keek hem afwachtend aan. Hij haalde een minitaperecorder uit zijn zak. 'Wayne O'Shea, de leerlingen noemen hem Brody,' zei Danny. 'Hij is degene die het lichaam gevonden heeft.' Danny zette de recorder aan. Hij spoelde door naar het nummer dat hij in zijn hoofd had geprent, stopte en begon het bandje af te spelen. Danny: En er was niemand in het lokaal of op de gang toen u naar binnen ging? O'Shea: Niemand. Danny: Wat hebt u... O'Shea: Ik zag Alvin. Ik zag... Ik zal nooit vergeten wat ik zag. Danny: En was u de hele les in uw eigen lokaal? O'Shea: Ja, ik ging vragen of Alvin mee ging lunchen en we hadden dat geluid gehoord door de muur heen. Dus...
Danny: Weet u of hij problemen had met een leerling, met andere leraren of met ouders? O'Shea: Iedereen mocht Alvin graag. Hij was slim, een goede leraar, misschien zelfs een fantastische leraar. Hij heeft de Wallen Prijs en de Dorwenski Prijs gewonnen en is door de leerlingen uitgeroepen tot favoriete leraar. De leerlingen keken tegen hem op. Danny: En u? O'Shea: Hij was hier mijn beste vriend. Ik zal hem missen. Wat er met hem gebeurd is, zal me nog lang blijven achtervolgen. Danny: Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien voordat u hem dood aantrof? O'Shea: Hij kwam uit de kast. Danny: Was hij homoseksueel? O'Shea: Nee, een echte kast, achter in het laboratorium achter het whiteboard. Je kunt het bord opzijschuiven. Hij gebruikte die kast als opslagplaats. Danny drukte op een knop. Het bandje kwam tot stilstand. 'Je hebt in de kast gekeken,' zei Lindsay. 'Ik heb in de kast gekeken.' Danny glimlachte. 'Goed dan,' zei Lindsay. 'Wat heb je daar aangetroffen?' 'Bloedsporen.' De hinkende man stond voor de deur en luisterde naar de voetstappen en de schaarse gegromde woorden in de flat. In de gang was het donker en het rook er naar urine en rottend voedsel. Hij was het gebouw binnengekomen door de haldeur, maar de hal had niet veel voorgesteld en de deur ook niet. Hij had buiten gestaan, met zijn capuchon op tegen de regen, en had opgekeken naar de woorden HECHT WAPENS die boven de deur in de grijze steen waren gebeiteld. Er waren tekenen dat iemand op een gegeven moment de moeite had genomen het kapotte slot van de haldeur te vervangen. De houten deurpost was gebarsten en het alweer kapotte slot zat los in een deur die alle moed had opgegeven.
De hal was net groot genoeg voor de achttien brievenbussen, waarvan sommige openstonden en andere waren afgesloten met kleine, onbeduidende hangsloten. Op sommige brievenbussen stonden namen in zwarte markeerstift. Bij andere waren de namen rechtstreeks in het dunne metaal gekrast. En op weer andere was helemaal geen naam te bekennen. Hij hoefde geen naam te hebben. Hij wist al in welke flat hij moest zijn. Hij was hier al eens eerder geweest. Deze keer zou het bezoek heel anders verlopen. Er was ook nog een binnendeur in de hal. Er zat geen slot op. Hij ging naar binnen en liep door de gang, langs een stapel kranten voor een van de deuren en een driewieler met een verbogen voorwiel voor een andere deur. Vage stemmen, gehuil, een boze uitroep, televisies met een meedogenloze dreun van gelach en applaus. De hinkende man bleef staan voor een deur in het donkere uiteinde van de gang. Hij klopte. Geen reactie, hoewel hij iemand achter de deur kon horen mompelen en ijsberen. Hij klopte nog eens, luider, veel luider. Het gemompel hield op. Het ijsberen hield op. 'Wie is daar? Wat moet je verdomme?' klonk een stem. 'Adam.' Stilte achter de deur. Toen ging hij een paar centimeter open. 'Adam?' Timothy Byrold deed de deur verder open en keek naar zijn bezoe- ker. Timothy, zonder shirt, in een wijde, vuile, witte schildersover- all, moest zich nodig scheren en zijn haar kammen. Hij was zo'n acht centimeter groter dan de hinkende man en ruim tien kilo zwaarder. Timothy leek de afkeuring van de man te voelen en ging met zijn hand door zijn dikke haar. Het enige resultaat was dat het vieze haar rechtop ging staan. Hij was net een clown die zich nog moest schminken. Geen beeld dat de hinkende man grappig vond. 'Wat doe jij hier?' vroeg Timothy. 'Mag ik binnenkomen?' 'Ik zou nog geen hond buiten laten staan met dit weer,' zei Timo- thy, en hij deed een stap achteruit.
De hinkende man stapte naar binnen en deed de deur achter zich dicht. De flat zag er ongeveer net zo uit ais de vorige keer dat hij hier geweest was. In de hoek stond een onopgemaakt bed met een doorzweet kussen en een ruwe kaki deken op een hoopje erop, de doorzakkende bank was eens oranje geweest maar had nu de kleur van vieze, gebrande schors, en verder waren er nog een houten tafeltje met twee stoelen en een gehavende ladekast met een kleine kleurentelevisie erop. Bij het enige raam stond een koelkast. Op de tafel stond een kom. In de kom lag zo te zien een hoop doorweekte Cheerios. Over het ontbijtproduct kroop een enkele grote zwarte vlieg. De kamer was net zo afstotelijk als de man. 'Het regent als een gek daarbuiten,' zei Timothy. 'Als een gek. Ik zit hier vast, ik kan niet weg. En de tv is kapot. Net alsof je in de cel zit. Snap je?' Ja. 'Ik ben eraan gewend om rond te lopen, dingen te vinden, mensen te ontmoeten,' zei Timothy, en hij wreef over zijn gezicht. 'Ik weet het.' 'Wat een rare tijd om op bezoek te komen,' zei Timothy. 'Rare tijd.' Timothy pakte drie tijdschriften van de bank en liet ze in een hoek op de vloer vallen om zijn gast een zitplaats te verschaffen. Toen draaide hij zich om en probeerde te glimlachen. 'Ik heb een paar blikjes cola.' 'Nee, dank je.' 'Ga zitten.' 'Nee, dank je.' 'Wat wil je dan?' 'Heb jij ooit een belofte gedaan?' 'Een belofte. Ja, natuurlijk. Dat moet wel. Iedereen belooft wel eens wat,' zei Timothy, die aanvoelde dat er iets vreemds was aan zijn bezoeker. 'Hou jij je aan je beloften?' 'Sommige, denk ik. Ik weet het niet.'
Timothy ging op de bank zitten en keek op. Toen zag hij wat er vreemd was. Zijn bezoeker droeg strakke witte handschoenen. 'Ik heb ook een belofte gedaan,' zei de hinkende man. 'Interessant,' zei Timothy. 'Weet je zeker dat je geen cola wilt? Weet je zeker dat je niet wilt ophouden met die wartaal of anders wilt maken dat je wegkomt?' 'Denk eraan, ik weet wat jij bent.' 'En ik weet wat jij bent,' zei Timothy. 'En wat dan nog? Kwam je daarover praten? Moet je een schouder hebben om op uit te huilen? Daar hebben we een plek voor, weet je nog? Een keer per week, weet je nog?' 'Ik weet het.' De hinkende man kwam naar de bank. Timothy stond op. De kille blik in de ogen van zijn bezoeker stond hem niet aan. 'Hoepel op,' zei Timothy. 'Of zeg verdomme iets interessants dat ergens op slaat.' De bezoeker deed nog een stap naar voren. Timothy stond met zijn benen uit elkaar gereed. Geweld was hem niet vreemd. Er waren momenten dat hij er zelfs van genoot. Hij verwachtte dat hij deze indringer er zonder probleem uit zou kunnen gooien. Dus stak hij zijn handen uit naar de poncho van de hinkende man. De hinkende man dook weg en kwam vanuit zijn gebukte houding weer overeind met een mes in zijn rechterhand. Hij deed een stap naar voren en stootte in dezelfde vloeiende beweging het lemmet tot aan het heft onder Timothy's oksel. Timothy gromde. Hij wist niet goed wat er gebeurd was en dacht dat hij een vuistslag had gehad en daardoor buiten adem was geraakt. Hij reikte naar het haar van de hinkende man, maar de man stootte zijn hand weg met een elleboog en gaf Timothy plotseling een korte slag in zijn nek. Timothy viel kreunend op de vloer, reikend naar iets waaraan hij zich kon vasthouden, wat hem overeind kon houden. De pijn onder zijn arm trok naar zijn borst. Hij zat verward en versuft op de vloer. Hij keek op naar zijn bezoeker, die hem tegen de borst schopte. Timothy kwam op zijn rug op de vloer terecht en probeerde hijgend weer op adem te komen.
'Je... je bent... mijn enige vriend,' fluisterde Timothy. 'Niet meer. Dat ben ik nooit geweest.' Timothy voelde dat de schouderbanden van zijn overall naar beneden werden getrokken. Toen voelde hij dat de overall werd uitgedaan. 'Wat?' stootte hij uit. 'Waarom?' 'Dat weet je net zo goed als ik.' Toen de volgende golf van pijn kwam, wilde Timothy gillen. Zijn mond ging open, maar er kwam niets uit. DJ Riggs had een handdoek over zijn schouders en een kop vieze koffie in zijn handen. Een van de agenten van Narcotica die hem hadden gepakt zat tegenover hem. De ander stond achter hem. DJ wist wat er verder ging gebeuren. Hij kende dit kamertje. Al die kamertjes en al die agenten waren hetzelfde. Ze hadden hem. Ze konden met hem spelen, de goede politieman en de slechte politieman, we weten wat je gedaan hebt, weet jij wat er nu met jou gebeurt, je hoeft niets te zeggen, maar het is beter voor je als je het wel doet. 'Je hebt een kind gered,' zei de agent aan de andere kant van de tafel. Hij was jonger, jonger dan DJ. Latijns-Amerikaans, lang haar. 'Laten jullie me nou gaan?' vroeg DJ. 'Dat had je gedacht,' zei de agent achter hem, een lange zwarte man die leek op iemand van de Yankees van wie DJ niet zo gauw de naam wist. 'Maar we zijn wel meer geneigd te luisteren naar wat je zou willen zeggen.' 'Oké, dan zeg ik dat ik een advocaat wil.' 'We kunnen je niet meer helpen als er eenmaal een advocaat bij is,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. DJ keek naar de muur. Hij had in zijn eentje het hele gesprek kunnen voeren. 'Ja, ja,' zei hij. 'En jullie willen me natuurlijk helpen.' 'Het was heel wat voor je om dat kind te redden en uit die portiek te komen, zodat we je konden zien. Heel wat,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Het stemt ons vriendelijk,' zei de zwarte agent achter hem. 'Oké,' zei DJ. 'Ik heb wel iets te vertellen. We spreken af dat ik weg kan als het iets goeds is.' 'Dan zou het wel heel goed moeten zijn,' zei de eerste agent. 'Dat is het ook,' zei DJ. 'Ik wil dat dit opgenomen wordt en ik wil jullie stemmen op die band horen, en ik wil dat mijn advocaat hoort wat we afspreken.' 'Niets officieels,' zei de eerste agent. 'Als je ons niet vertrouwt, kun- nen we geen zaken doen.
En er komt helemaal geen deal als je niet iets heel goeds te melden hebt.' DJ keek naar hem en zei: 'Ik heb het leven van dat kind gered.' 'Inderdaad,' beaamde de zwarte agent. 'Oké,' zei Riggs, en hij sloeg zijn armen over elkaar. 'Ik doe het.' 'Zeg op,' zei de zwarte agent. 'Kom maar met iets moois.' 'Terrorist,' zei DJ. Geen van de agenten leek op te zien van die informatie. 'Ik heb hem een paar ontstekingen bezorgd.' 'Jij handelt in drugs,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Ik ben een handelaar,' zei DJ. 'Ga verder,' zei de zwarte agent. 'Hij kwam naar mij toe. Ik weet niet hoe hij wist dat hij mij moest hebben. Blanke vent, jaar of vijftig, met zo'n Brits accent, weet je wel. Ik vroeg of hij ook bommen nodig had. Niet dat ik die had.' 'Natuurlijk niet,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Nog koffie?' 'Nee. Hij wilde alleen ontstekingen. Ik wist toevallig waar ik er een paar kon krijgen. Gestolen van een bouwplaats in Jersey.' 'Die man die ontstekingen zocht, had die ook nog een naam?' vroeg de zwarte agent. 'Iedereen heeft een naam,' zei DJ, 'maar niemand geeft me zijn echte naam en dat vind ik prima.' 'Is dat alles wat je hebt?' vroeg de Latijns-Amerikaanse agent. 'Hij belde met zijn mobiel. Hij wist niet dat ik hem kon horen. Hij praatte met iemand en zei dat degene met wie hij sprak rustig moest blijven en dat alles in orde kwam, dat hij hem 's morgens bij Doohan's zou treffen.'
'En wanneer vond dat gesprek plaats?' vroeg de zwarte agent. 'Gisteravond,' zei DJ. 'IS dit genoeg?' 'We zullen je verhaal controleren en met een hulpofficier van justitie gaan praten,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Kun je die Brit identificeren?' 'Nou en of,' zei DJ. 'Mag ik nu weg?' 'Je hebt een kind gered,' zei de zwarte agent. 'Je hebt ontstekingen verkocht aan een mogelijke terrorist,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Homeland Security zal met je willen praten.' 'En de FBi,'zei de zwarte agent. 'Hé, man, ik heb dat kind gered.' 'Dat klopt,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'We houden er rekening mee.' Hij keek over DJ's schouder en knikte. De deur achter DJ ging open en dicht. 'Ik wil een advocaat,' zei DJ. 'Het regent nog steeds heel hard,' zei de Latijns-Amerikaanse agent. 'Dan wordt hij nat. Ik zeg niets meer,' zei DJ. De Latijns-Amerikaanse agent stond op en gebaarde dat DJ dat ook moest doen. 'Hoe is het met dat kind?' vroeg DJ. 'Kan niet beter. Zijn moeder is verslaafd. Verloor hem uit het oog toen ze high was en toen is het kind weggelopen. Ze heet Linda Johnson. Ken je haar?' 'Ja,' zei DJ, en hij bedacht dat er een klein kansje bestond dat hij het leven van zijn eigen kind had gered.