Het lichaam van James Feldt werd ontdekt door een vrouw die Annabeth Edwards heette. 'Ontdekt' zou kunnen suggereren dat ze het lijk toevallig had aangetroffen of ernaar had gezocht. Maar eigenlijk kon ze het niet missen toen ze door de kantoren van Strutts, McClean & Berg liep. De deur van een van de kantoren stond open, wijd open te wachten tot zij ertegenaan duwde. Dat deed ze. Het kantoor was rood van het bloed en naast het bureau lag een lichaam waarvan de broek naar beneden was getrokken, zodat er een afgrijselijke verminking te zien was. Het sierde Annabeth dat ze niet de zak met een muffin met citroen en maanzaad en koffie met melk en drie pakjes zoetstof liet vallen. Annabeth herkende de man met de opoebril aan een oor niet. Ze werkte hier pas twee weken en was met dit rotweer gekomen om indruk te maken op partners die misschien toch op kantoor waren omdat ze daar iets dachten te vinden wat het risico op wegspoelen door de zondvloed waard was. Ze bleef met haar handen langs haar lichaam in de deuropening staan, want ze wist dat ze niet naar binnen moest gaan of iets moest aanraken. Het was niet nodig om te kijken of de man nog leefde. Dat was duidelijk niet zo. Toen viel haar in dat degene die dit op zijn geweten had er nog zou kunnen zijn. Ze bleef heel stil staan luisteren, maar hoorde alleen de regen tegen het raam vol bloedstrepen boven het hoofd van de dode man slaan. 'Dat krijg je nou als ijverige werkneemster,' zei ze hardop, en toen ging ze terug naar de receptie en zette de zak op de balie. Pas toen dacht ze aan de man in de hal beneden, die met gebogen hoofd naar buiten was gelopen toen zij was binnengekomen. Hun blikken hadden elkaar gekruist. Hij had geknikt. Zij ook. Annabeth pakte haar mobiele telefoon en belde. 

Een vrouw van de alarmcentrale nam op en verbond haar door. Een paar geïniformeerde agenten die al veertien uur aan het werk waren, gooiden hun bekers koffie weg en reden de zes straten naar de plaats delict. De melding van de moord verscheen ongeveer een uur nadat Annabeth Edwards had gebeld op het computerscherm van de technische recherche. 'Moet je zien,' zei Mac. Flack keek over zijn schouder naar het scherm. 'Verminking van de geslachtsdelen,' las Flack. 'Net als bij Patricia Mycrant,' zei Mac. 'Een beetje vergezocht. Iemand vermoordt een vrouw op een dak op 82nd Street en rent dan naar een kantoorgebouw in het centrum om een vent in een kantoor onder handen te nemen?' 'Ik heb een naar voorgevoel,' zei Mac, die achteroverleunde. 'Ik ook. Ik heb het gevoel dat we op weg zijn naar een dode man.' James Tuvekian, wiens vader neurochirurg was, was lang en zo mager als een anorexiapatiënt. Hij zat in de eetzaal van de Wallen School in een kaki broek en een roodbruin met geel gestreept poloshirt, met een glimlach op zijn gezicht. Geen grijns, geen geamuseerde glimlach, maar de glimlach van iemand die geleerd had een masker te dragen. 'Wat heb je gezien, James?' vroeg Danny. James tuitte zijn lippen en haalde zijn schouders op. 'Bedoelt u in het lokaal van meneer Havel?' 'Nee, gisteravond in de bioscoop,' zei Danny. 'Dat is niet grappig,' zei James. 'Nee,' beaamde Danny. 'Wat ik gezien heb? Niets. Meneer Havel stond achter de tafel iets onder de microscoop te leggen. Wij liepen naar buiten. Einde verhaal.' 'Iemand heeft hem vermoord.' 'Dat heb ik gehoord, ja. Hij liet ons eerder gaan.' 'Waarom?'

'Wie zal het zeggen? Misschien wilde hij met zichzelf spelen. Karen Reynolds zit bij mij in de klas. Hij had een oogje op haar. Ik denk niet dat hij er iets mee deed, maar hij keek en kwijlde.' 'En jij?' 'U bedoelt wat ik met Karen doe?' zei James. 'Ik kijk. Wie niet?' 'Rode potloden,' zei Danny, en hij legde de rode potloden op de houten tafel. 'Dat zie ik,' zei James. 'Wie gebruikt die?' 'Meneer Havel. Iedereen die er een nodig had, of de markeerstiften, kon er een pakken.' 'Doe je wel eens aan armworstelen?' 'Waarom zou ik?' 'Voor de lol.' Danny grinnikte en zette zijn elleboog op tafel. 'Vreemde politieman bent u. Nee, dank u.' 'Sport je?' 'Nee.' 'Oké. Laat me je handen zien.' Danny bekeek zijn handpalmen. Toen hij klaar was, stond James op. 'We spreken elkaar nog,' zei Danny. 'Ik verheug me er al op.' 'Stuur Karen naar binnen als je weggaat,' zei Danny. 'En zeg niets tegen haar.' 'Ik zeg nooit iets tegen haar. Ze praat niet tegen mij. Zo blijft onze liefde altijd een mysterie.' 'Bells Are Ringing', zei Danny. 'Houdt u van showdeuntjes?' vroeg de jongen. 'Ik heb een uitgebreide muzikale smaak,' zei Danny. 'Nog iets anders?' vroeg James. 'We hebben problemen hier in River City.' 'Ja,' zei de jongen. 'Denk aan de Maine, Plymouth Rock en The Golden Rule.' Danny duwde zijn bril recht en knikte toen de jongen de eetzaal uit liep. 

Terwijl hij wachtte op de volgende leerling, vroeg hij zich af hoe het met Hawkes zou zijn. Stella had hem telefonisch op de hoogte gebracht van de situatie en gezegd dat de brandweer haar had verzekerd dat ze hem eruit zouden krijgen. Danny vond dat ze had geklonken alsof ze daar niet helemaal zeker van was. Hij had haar gezegd hem te bellen als ze iets nodig had en wilde dat hij meer kon doen. Even later kwam Karen Reynolds binnen, die zonder daartoe te worden uitgenodigd ging zitten. Danny had een tengere, blonde tiener verwacht, zo'n stuk als Shirley Moretti uit zijn tijd op de middelbare school. Karen Reynolds was blond, maar ze leek helemaal niet op Shirley Moretti. Haar kortgeknipte haar zag er fris uit, net als de rest van Karen Reynolds. Ze was slank en gespierd en lang, ze had lange benen en ze droeg geen make-up. Ze straalde gezondheid uit. Karen Reynolds hoorde thuis op het strand in Californië of op een berg in Montana. 'Zwem jij?' vroeg Danny toen ze met rechte rug op de stoel zat. Ze had blauwe ogen en volmaakt witte tanden. 'Ja,' zei ze. 'Records?' vroeg hij. 'Een paar. Zwemt u ook?' 'Wij hadden geen zwembad op school. Ik zwom in de rivier.' 'De rivier? De Hudson?' 'Ik hield mijn mond dicht,' zei hij. Ze glimlachte. 'Wat heb je in het lokaal van meneer Havel gezien voordat hij jullie liet gaan?' 'Niets ongewoons.' 'Mocht je meneer Havel?' 'Ja,' zei ze. 'En hij mocht jou.' Het was een vaststelling, geen vraag. Ze zei niets. 'Was jij de laatste die vertrok?' 'Ja, dat geloof ik wel.' 'Er was niemand meer in het lokaal, behalve meneer Havel.' 

'Niemand,' zei ze. 'Ik ben nieuwsgierig. Wat doet je vader?' 'Mijn vader is dood,' zei ze. 'Neem me niet kwalijk.' 'Het geeft niet. Hij is overleden toen ik zeven was. Hij was diamanthandelaar en zwaar verzekerd. Mijn moeder heeft de zaak overgenomen.' 'Heeft meneer Havel ooit avances gemaakt?' 'Nee,' zei ze. 'Hij keek. Meer niet. Ik mocht hem graag. Hij was een fantastische leraar.' 'Heb je een vriendje?' 'Wilt u soms met me uit?' Ze glimlachte en probeerde misschien Danny van zijn stuk te brengen. 'Ik wacht nog een paar jaar,' zei hij. 'Heb je een vriendje?' 'Terry Rucker. Uit het eindexamenjaar. Terry is niet het jaloerse type en hij is vandaag niet naar school gekomen. Hij zit vast in Ithaca. Door de regen. Ze hebben gisteravond een basketbalwedstrijd gehad.' Danny knikte. 'Ik zou graag mijn moeder willen bellen voordat ik verder nog iets zeg.' 'Je bent achttien. We hebben geen toestemming van je moeder nodig om met je te praten.' 'U hebt niet gezegd dat ik op elk gewenst moment kan vertrekken tenzij u me arresteert.' 'Waarom zouden we je arresteren?' vroeg Danny. 'Heb jij meneer Havel vermoord?' 'Nee.' Het kwam er krachtig uit. Danny begon te denken dat ze groter was dan hij. 'We kunnen je vasthouden als we vermoeden dat je informatie achterhoudt,' zei hij. 'Een dergelijke aanklacht bestaat helemaal niet.' 'Wil jij soms jurist worden?' 'Ja,' zei ze. 

Nu was Danny er zeker van. Het meisje was groter dan hij. Hij bekeek haar handpalmen, wat ze zonder protest toestond. 'Je kunt gaan,' zei hij toen hij klaar was. 'Nee,' zei ze. 'Ik wil meewerken. Dus als u nog meer vragen hebt...' 'Nee, je kunt gaan.' Ze ging staan. Danny ook. Hij ging normaal niet staan als vrouwen de kamer in kwamen of uit gingen, maar ze had iets wat hem ervan verzekerde dat ze het verwachtte. Ze deed een paar stappen naar de deur, bleef toen staan en draaide zich om. 'Iedereen mocht meneer Havel graag,' zei ze. 'Niet iedereen,' zei Danny. Lindsay had een witte doek op de vloer van de kamer gelegd. Op de tafel voor haar lag een groot, dood varken. Naast het dode varken bevonden zich twee holle namaakhoofden met zakken bloed erin. Een van de hoofden stond rechtop, het andere lag op zijn zijkant. Lindsay droeg een witte jas en een veiligheidsbril en over haar haar zat een plastic chirurgenmuts. Ze was er klaar voor. Op de tafel lag een rij geslepen rode potloden van verschillend formaat. Lindsay pakte een van de dikkere potloden en stak het in de nek van het varken. Er kwam geen bloed uit. Een dag eerder was het bloed van het varken afgetapt. Ze liet het potlood in de nek van het varken zitten en bekeek de foto's van Alvin Havel en haar eigen aantekeningen over de diepte van de wond in zijn hals. Ze schudde haar hoofd, trok het potlood uit het varken, koos een ander potlood en stootte dat naar binnen, harder dan het eerste. Weer bekeek ze de foto's en haar aantekeningen. Dit begon erop te lijken, maar was het nog niet helemaal. Ze herhaalde het proces nog een keer en stootte het potlood nog harder in het karkas. Deze keer was het bijna volmaakt. Ze haalde het potlood weer uit de wond en stak er een dunne sonde in. Toen ze keek hoe diep de wond was, beet ze op haar onderlip en maakte een aantekening. Degene die Alvin Havel had gestoken, was sterk geweest, heel sterk. 

Het varken lag op een roestvrijstalen karretje. Lindsay deed de deur open, trok het karretje naar buiten en gaf het aan labtechnicus Chad Willingham, die gretig voor de deur op bericht stond te wachten. Lindsay liet hem haar aantekeningen zien. Ze wilde de kamer weer in lopen om zich aan de met bloedpakketjes gevulde hoofden op de tafel te wijden. 'Kan ik...' vroeg Chad. 'Ja, hoor,' zei Lindsay. Straks zou het kamertje vol bloed zitten en iemand zou dat moeten schoonmaken. Die iemand was Chad. Hij had het recht om ook aan de leuke dingen mee te doen. Sid Hammerbeck keek neer op het lichaam van Alvin Havel. De potloden zaten nog in het oog en de hals van de scheikundeleraar. Sid verwijderde de potloden voorzichtig en nam nota van de diepte van elke wond. De enige vraag was aan welke verwonding de leraar was overleden en wanneer dat was gebeurd. Sid bekeek voorzichtig de wond in het oog. Hij was opmerkelijk schoon, een rechte doorboring. Het slachtoffer had zich niet verzet of bewogen. Dit was geen wilde, paniekerige steek naar het oog. De man was al dood geweest toen iemand het potlood in zijn oog had gestoken. Sid bekeek zijn aantekeningen en belde Mac op zijn mobiele telefoon. Hij was in gesprek. 'Ze denken dat het plafond naar beneden gaat komen,' zei Stella in de mobiele telefoon. Ze zat in het compacte voertuig waarmee zij en Hawkes naar de plaats delict waren gereden. Het roffelen van de regen op het dak maakte het moeilijk te horen wat er gezegd werd. Ze zette het volume van haar telefoon hoger. 'Wanneer?' vroeg Mac. Hij stond in de lift naar de kantoren van Strutts, McClean & Berg in het Stanwick Oil Building. 'Dat weten ze niet. Over een uur, misschien,' zei ze. 

'Wat doen ze nu?' zei Mac. De lift stopte en hij stapte uit op de negentiende verdieping. 'Ze laten een slang in de kelder zakken om iets van het water eruit te pompen.' Stella keek door het raam naar de groep brandweermannen rond het gat. Een slang liep van hun wagen over het puin en verdween in het gat. 'En er is een slachtoffer met een kogelwond ter plekke?' 'Beter nog,' zei ze, 'de enkel van het slachtoffer zit vast onder een zware balk. Het water stijgt langzaam in het gat en ik krijg van Hawkes de indruk dat het slachtoffer het wellicht geen vijfenveertig minuten meer volhoudt.' Een politieman met open regenjas stond voor de deur. Mac knikte en liep hem voorbij. 'Kun je iets doen om Hawkes te helpen?' 'Nee,' zei Stella. 'Het is aan de brandweermannen. Ze pompen nu water uit het gat.' 'Loopt Hawkes gevaar?' 'Die lui lijken er vast van overtuigd dat ze hem er op tijd uit kunnen krijgen,' zei ze. 'Ik vertrouw ze.' 'Hou me op de hoogte,' zei Mac. Hij hing op. Stella eveneens. Ze moest dode mannen onderzoeken. De receptie van het juristenkantoor was leeg. In een gang aan de linkerkant zag Mac een tweede agent, een zwaargebouwde veteraan die Mac wel kende. 'Weaver,' zei Mac. 'Rechercheur Taylor,' antwoordde Weaver. 'Wat hebben we hier?' vroeg Mac. 'Dode man,' zei Weaver met een knikje naar het kantoor aan zijn linkerkant. Toen keek hij naar rechts en zei: 'De vrouw die het lijk gevonden heeft, zit daar in een kantoor. De dode man is James Feldt, accountant. De vrouw heet Annabeth Edwards.' Mac knikte, trok handschoenen aan en ging het kantoor binnen, waar het lichaam van James Feldt op hem wachtte. 

Weaver kwam niet achter hem aan. Er was daar niets wat hij nog eens wilde zien. In zijn zeventien jaar op straat had Weaver erge dingen gezien, heel erge dingen. Het schouwspel in het kantoor van Feldt stond beslist in zijn top vijf. Mac keek de kamer rond, zette zijn koffertje neer, haalde zijn camera voor de dag en begon foto's te nemen. De eerste nam hij van de vloer voor hem, waar hij overheen zou moeten lopen. Er lag bloed. Veel bloed. Mac ging naar voren. Voetafdrukken. Die van Weavers laarzen waren duidelijk te onderscheiden. Ze gingen naar het lichaam, waar Weaver moest hebben gecontroleerd wat hij al had geweten zodra hij de kamer was binnengekomen, namelijk dat James Feldt dood was. Er waren nog andere afdrukken, ongeveer maat 43. Mac bukte om er close-ups van te maken. Toen hij klaar was met het fotograferen van de kamer en het lichaam, deed Mac de camera weg en keek hij neer op de dode man. Net als de vrouw op het dak, Patricia Mycrant, was Feldt verminkt; zijn geslachtsdelen waren afgesneden nadat zijn broek naar beneden was getrokken. Mac keek onder de rechterarm van de man en toen onder de linker. Hij vond de snee onder de linkerarm, op bijna precies dezelfde plaats waar Patricia Mycrant was gestoken. Mac temperatuurde de dode en rolde hem toen op zijn zij om naar de lijkvlekken te kijken. De man was al minstens twee uur dood. Op zijn knieën veegde Mac met een wattenschijfje voorzichtig het bloed weg van de binnenkant van het bovenbeen van de dode. Hij vond wat hij zocht op bijna precies dezelfde plaats als waar hij het bij Patricia Mycrant had gezien. Het enige verschil was dat de letter die in het lijk was gesneden een A was in plaats van een D. 'Wat doen ze nu weer?' vroeg Connor Custus met een blik op de drukdoende brandweermannen. Het waterpeil was nog ruim een centimeter gestegen en er kraakte iets in het donker. Hawkes had het bloeden van de kogelwond in Custus' zij gestelpt met verbandgaasjes. Nu bekeek hij zijn handen en lichaam. 

'Je moet mijn been hebben,' zei Custus. 'En de kogelwond in mijn buik. De rest is misschien niet in topconditie, maar ik geloof dat het nog wel naar behoren functioneert.' Hawkes haalde een spuitbus uit zijn koffertje en spoot Custus' handpalmen in en de overgang tussen zijn duimen en zijn wijsvingers. Daarna bekeek hij beide handen onder zijn draagbare ALS. 'Aha, nu weet ik wat je zoekt,' zei Custus. Hawkes gaf geen antwoord. Custus trok zijn hand weg en liet hem in het water vallen. Hij deed hetzelfde met zijn andere hand. 'Ironisch,' zei Custus. 'Die vervloekte regen kan mijn dood worden, maar als dat niet gebeurt, zal het water een paar van mijn vele zonden wegwassen.' 'Zo gemakkelijk verdwijnen kruitsporen niet,' zei Hawkes. 'En je hoeft het wapen niet afgeschoten te hebben om moleculaire sporen van metaal op je handen te hebben. Je kunt het ook alleen vastgehad hebben.' 'Dat weet ik,' zei Custus. 'En als we dit overleven, zal ik tegen iedereen zeggen wat ik nu tegen jou zeg. Ik heb gisteren geschoten op een schietbaan in Erie, Pennsylvania. Ik stop als ik op reis ben altijd hier en daar om mijn vaardigheden op peil te houden.' 'En die vaardigheden heb je nodig voor... ' begon Hawkes. 'Ik ben freelance geldinner,' zei Custus. 'Ik ben gespecialiseerd in discussies onder vier ogen met mensen die hoge schulden hebben. Van tijd tot tijd wordt een van die nalatige lieden onredelijk. Maar ik heb nog nooit iemand hoeven neerschieten, waarvoor ik Sint Petrus en Sint-Paulus dank en mijn eigen professionele overredingskracht.' 'Als er een patroon op de greep van het wapen zit, en dat is meestal het geval,' zei Hawkes, 'kan dat sporen hebben achtergelaten op de hand.' 'Dan is het van essentieel belang om het wapen te hebben, nietwaar?' vroeg Custus. Er viel een stuk pleisterwerk naar beneden en een zwarte slang kronkelde over de muur van het gat. 

'Zie je die slang?' riep Devlin van boven. 'Ja,' riep Hawkes. 'Ik heb hem.' 'Leg hem in het water,' riep Devlin, 'en zoek iets om hem daar te houden.' 'Oké,' riep Hawkes. 'Niet aan de slang trekken,' waarschuwde Devlin. 'Leid hem alleen naar het water en zeg het als het uiteinde onder het wateroppervlak ligt.' Hawkes deed wat hem gezegd werd. 'Oké,' riep hij. 'We gaan rustig pompen,' zei Devlin. 'We willen geen trillingen veroorzaken. Begrijp je dat?' 'Ja, ik snap het,' zei Hawkes. Hij vond een gedraaid stuk metaaldraad dat vastzat in een blok beton. De slang paste tussen de ringen metaaldraad. Hawkes slaagde erin een ervan iets te verbuigen, zodat de slang op zijn plek bleef met het uiteinde in het water. 'Die littekens op je lichaam,' zei Hawkes tegen Custus. 'En op mijn armen en een hier in mijn nek,' zei Custus. Hij had zijn ogen gesloten vanwege de pijn in zijn been. 'Die heb je niet opgelopen bij een spelletje American football.' 'Nee, dat klopt.' 'Mag ik vragen waar ze dan vandaan komen?' 'Nee,' zei Custus. 'Ik wil niet onbeleefd zijn, maar ik wil niet dat je dat vraagt. En als je me nu even wilt verontschuldigen, ik kan iets doen om de pijn te verzachten. Dat heb ik in China geleerd. Mijn enkel voelt als verdoofd, mijn lichaam is koud, mijn hoofd is koortsachtig en dat geheimzinnige kogelgat in mijn zij begint te kloppen.' 'China?' 'Prachtige plaats om op vakantie te gaan, maar ik raad je aan geen katten en honden te eten. Te pezig.' 'Je probeert mijn vraag uit de weg te gaan,' zei Hawkes. 'Ik dacht dat ik het nogal handig deed,' zei Custus zuchtend. 'Goed. De littekens. Ik praat er niet graag over. Oorlogsverwondingen.' 

'Welke oorlog?' 'Dat hou ik voor mezelf,' zei Custus met een glimlach. 'Brandwonden,' zei Hawkes. 'Door ontploffingen. Verschillende ontploffingen. De littekens dateren van verschillende tijdstippen. In die littekens kunnen sporen van het explosieve materiaal gevonden worden en te oordelen naar de kleur en de mate waarin de verwondingen geheeld zijn, waren er op zijn minst drie verschillende explosieve materialen.' 'Ik heb nooit veel geluk gehad,' zei Custus. 'Nee, dat neem ik terug. Ik leef nog. Dat noem ik geluk, jij niet? Ik denk dat ik nu maar ga mediteren.' Hij trok zich in zichzelf terug of deed alsof. 'Is rechercheur Bonasera daarboven?' schreeuwde Hawkes. 'Ik haal haar wel even,' riep Devlin. 'Jullie moeten iets voor haar naar boven takelen.' 'Ik geloof niet dat we...' begon Devlin. 'Het is licht, een geheugenkaart uit een digitale camera. Een touwtje is goed genoeg.' Hawkes veegde de regen uit zijn ogen. Zijn benen begonnen stijf te worden. 'Hawkes?' riep Stella. 'Ik stuur foto's naar boven. Ga ermee naar het lab en zoek iemand die de littekens kan bekijken op het lichaam van de man hier beneden. Zijn naam is Connor Custus.' 'Doe ik,' zei Stella. Er bewoog iets achter hem. Hawkes draaide zich om en zag Custus iets de duisternis in gooien. Wat het ook was, het verdween met een plons. 'Dokter Hawkes,' zei Custus, 'je verstoort mijn meditatie.' Custus had zich een beetje op zijn zij gedraaid. Hawkes zag het bebloede verband net boven het water uitsteken. Hawkes pakte een klein voorwerp van zwart plastic uit zijn koffertje, dat ongeveer zo groot was als een zaklamp. Hij deed het aan en hield het tegen Custus' buik. 'Ik kan je verzekeren dat ik niet zwanger ben.'

Hawkes gaf geen antwoord. Hij ging langzaam met de metaaldetector over Custus' buik en zij. Het apparaat piepte. Hawkes bleef het bewegen. Er kwamen nog meer piepjes uit en ten slotte stootte het een aanhoudend en bijna woedend gepiep uit. Een klik en de metaaldetector zweeg weer. 'Ik denk dat de kogel in of vlak bij je galblaas of je lever zit.' 'Overleef ik het?' vroeg hij. 'Als de kogel op zijn plek blijft. Tot dusver wijst het bloedverlies niet op een plotselinge scheur in een ader.' 'Maar dat zou kunnen gebeuren,' zei Custus. Ja. 'En je denkt erover me open te snijden en die kogel uit mijn zij te halen.' 'Ja,' zei Hawkes. 'Hij kan daar niet blijven zitten.' 'Heb je al eerder kogels uit organen gehaald?' 'Ja,' zei Hawkes. 'Vaak?' 'Vaak.' Wat hij de lijkbleke Custus niet vertelde, was dat bijna alle mensen uit wier lichaam hij kogels had verwijderd, dood waren geweest. De laatste van de vier leerlingen die die morgen bij Alvin Havel in de klas hadden gezeten, was Cynthia Parrish. Ze liep over de vloer van de eetzaal en haar schoenen tikten in hetzelfde ritme als de regen tegen de ramen. Danny had alles zo neergezet dat elke leerling een heel eind naar de tafel moest lopen. Je kon een boel zien aan iemands loop. Dit meisje liep met verend zelfvertrouwen. Cynthia Parrish had rood haar en sproeten en zag er leuk uit. Haar tanden waren wit en haar lach was gewoon perfect. Ze droeg geen make-up. Haar marineblauwe rok reikte tot over haar knieën en haar witte Wallentrui was een maat te groot. Ze had de mouwen tot boven haar ellebogen omhoog geschoven. Danny wist dat Cynthia Parrish in het tweede jaar zat, maar lessen volgde op het niveau van de hoogste klas en de universiteit en verreweg de slimste leerling in de school was. 

Dat bleek duidelijk uit het dossier dat voor hem lag. Ze bleef met haar handen op haar schoot zitten wachten. 'Kan ik je handen bekijken?' vroeg hij. 'U bedoelt "mag ik je handen bekijken", zeker? Ik twijfel er niet aan dat u het kunt.' 'Mag ik je handen bekijken?' vroeg Danny. 'Ja, hoor,' zei ze, en ze stak hem haar handen toe. 'U zult er sporen op aantreffen van chemicaliën, dezelfde chemicaliën die u op de handen van de andere leerlingen in de klas van meneer Havel zult vinden.' Danny bekeek haar handen, nam een monster van het residu op haar handpalmen en deed dat in een doorzichtig plastic zakje. 'Enig idee wie meneer Havel vermoord heeft?' vroeg hij. 'Dat wel,' zei ze. 'Maar ik geloof niet dat ik het u zal vertellen. Ik heb het waarschijnlijk mis en u vroeg of ik "enig idee" had. "Enig idee" kan iemand een hoop problemen bezorgen.' 'Mocht je meneer Havel?' 'Iedereen mocht meneer Havel,' zei ze. 'Hij deed er moeite genoeg voor. Hij had zich kandidaat kunnen stellen voor het Congres. Als tieners mochten stemmen, had hij alle tienerstemmen gekregen.' 'Maar niet die van jou,' zei Danny, en hij keek het meisje recht aan. 'Niet die van mij,' beaamde ze, en ze maakte een ploppend geluidje met haar lippen. 'Waarom niet?' 'U wilt dat ik kwaad spreek van de doden.' 'Gewoon de waarheid is prima.' 'Hij gaf me een ongemakkelijk gevoel. Alsof hij een van die enge figuren was uit Invasion of the Body Snatchers. U weet wel, een brede lach en een vriendelijk woord, maar er ontbrak iets aan of er school iets achter.' 'Er school iets achter?' 'Ik heb een levendige verbeelding,' zei ze schouderophalend. 'Wie was de laatste die de klas uit ging?' vroeg Danny. 'Ik,' zei ze. 'Maar iedereen kan zich hebben omgedraaid en terug zijn gegaan. Zal ik u een suggestie doen?'

'Ga je gang,' zei Danny. 'Controleer de kleren van iedereen in die klas op bloed,' zei ze. 'Die van jou ook?' 'Waarom niet?' 'Bedankt voor het idee.' 'U doet het al, nietwaar, kijken of er ergens bloed op zit, bedoel ik?' Hij boog zich over het koffertje op de vloer en haalde er een zaklamp uit die blauw licht gaf. Het was donker in de eetzaal, donker genoeg om dingen zichtbaar te maken met de lamp. Hij zette hem aan en richtte hem op haar. Niets te zien. 'Heb je je vandaag nog omgekleed?' 'Nee,' zei ze. 'Ik kan het aan de andere leerlingen vragen,' zei Danny. 'Denkt u dat die nog weten wat ik vanmorgen aanhad? U hebt het verkeerde meisje voor u.' 'Oké, maar hoe zit het dan met de anderen? Hebben die zich omgekleed?' 'Ik zou het niet weten,' zei ze. 'Volgens mij dragen ze nu hetzelfde als in de les, maar ik heb er niet echt op gelet.' 'Je mag ze niet erg, of wel soms? Jij bent het pientere meisje. De anderen zeggen dingen...' 'Rechercheur,' zei ze met een glimlach. 'U bevindt zich op de verkeerde school. Dit is geen school waar een nerd met de nek wordt aangekeken. Ik kan het prima vinden met de andere leerlingen en ik heb een heleboel vrienden. Mijn vriendje zit in het hardloopteam en ik in het veldloopteam. Onze school heeft bij de wedstrijden tussen privéscholen in New York de onderdelen geschiedenis, wiskunde en literatuur gewonnen. Ik was de aanvoerster, de jongste ooit. Een groot aantal leerlingen stonden achter ons. Hoe vreemd het u ook mag lijken, ik ben een populair meisje.' 'Een groot aantal leerlingen stond achter ons,' zei Danny. Hij duwde zijn bril omhoog. 'Een groot aantal" is enkelvoud.' Cynthia Parrish glimlachte. 'Meneer Havel is dood,' zei Danny. De glimlach vervaagde. 'Dat weet ik.' 'Wat weet je?' 'Hij had moeite zich het periodieke stelsel te herinneren,' zei ze. 'Hij is al een tijdje afwezig.' 'Hoe lang?' 'Een paar maanden,' zei ze. 'Weet je waarom?' 'Nee,' zei ze. 'Maar hij was anders. Er was iets gebeurd. Hij had moeite zijn aandacht bij de les te houden. Hij heeft me zeven keer gevraagd de les over te nemen. Ik en de andere leerlingen vonden dat prima. Hij deed alsof hij me de kans wilde bieden les te geven. Maar dat was het niet. Hij was er zelf niet toe in staat.' 'Wil je lerares worden?' vroeg Danny. 'Niet meer,' zei ze.