De winkel in tweedehands kleding op 9th Avenue was een straat verwijderd van een succesvol theater dat gespecialiseerd was in kleine musicals. De winkel was bij lange na niet zo chic als Gladys Mycrant had doen voorkomen, maar het was ook zeker geen standaard tweedehandszaak. Er hing een bordje in de etalage met de tekst: DRAAG WAT GISTEREN DOOR EEN BEROEMDHEID IS GEDRAGEN VOOR EEN TIENDE VAN HET GELD. Er was maar één klant, een jonge vrouw met een paraplu, die met veel gekrijs van de hangertjes rekken vol kleding bekeek. Gladys stond achter in de winkel bij drie hoge spiegels. Ze stond te praten met een vrouw van ongeveer haar eigen leertijd, die er ook uitzag als een verkoopster. Toen Gladys Don Flack zag, onderbrak ze haar gesprek en bleef met over elkaar geslagen armen staan kijken hoe hij op haar af liep. 'Zo te zien is het niet al te druk,' zei Flack. 'Misschien kunnen we nu even praten.' De andere vrouw, met een donker, Italiaans of Grieks uiterlijk, keek verbaasd. 'Het is een politieman,' legde Gladys uit. 'Mijn dochter is vanmorgen vermoord.' De mond van de andere vrouw viel open. 'Ik kan hem beter even te woord staan.' 'Ja. Ja. Ik...' stamelde de andere vrouw. 'Het is in orde,' zei Gladys. 'Neem me niet kwalijk.' De vrouw liep in de richting van de eenzame klant. 'Mevrouw Mycrant... ' 'Gladys, als je het beleefd en vriendelijk wilt houden. Mevrouw Mycrant als je dreigend en formeel wilt overkomen.' 'Beleefd en vriendelijk,' zei Flack.  

'Mooi.' 'We weten helemaal niets over uw dochter,' zei hij. 'We weten niet waarom iemand haar zou willen vermoorden.' 'Het zal wel geen willekeurige moord zijn,' zei ze. 'Niet tijdens een stortbui op het dak van uw flatgebouw, nadat ze een telefoontje kreeg en haastig is weggegaan.' 'Nee, dat is niet erg waarschijnlijk, hé?' 'Wat kunt u me over haar vertellen?' 'Patricia was slim en eigenzinnig en ze kon hard werken als ze iets had om aan te werken,' zei Gladys, en ze keek hem recht aan. 'Ze moet vrienden hebben gehad, mensen die ze kende, dingen waar ze belangstelling voor had,' probeerde hij. 'Ze mocht de paar mensen die ze kende niet zien.' 'Ze mocht ze niet zien?' 'Het was een van de eisen bij haar voorwaardelijke vrijlating,' zei Gladys. 'Mijn dochter was veroordeeld voor een seksueel misdrijf, zoals u ongetwijfeld weet.' 'Hij liep raar. Zo,' zei Dorrie, en ze demonstreerde het loopje van de hinkende man. Ze had hem door de gang zien komen. 'En hij glimlachte zo,' zei ze tegen Mac, terwijl ze een trieste glimlach trok. 'Was hij jong? Oud?' 'Oud, net zoals u, zo'n beetje,' zei ze. Ze zaten op de trap naar de eerste verdieping. Dorrie was de hele dag alleen met haar bal, haar speelgoed en de televisie. Er was vandaag geen school. Haar moeder werkte bij Jack the Steamer, zes straten verderop. Jack the Steamer had enkele tientallen illegale bedrijven waar vleesproducten - hotdogs, gyros, souvlaki - werden gemaakt voor illegale verkoopkarretjes. Jack the Steamer was gevestigd achter Wargo's Electronics. Vandaag kwamen de karretjes niet langs. Zelfs de wanhopigste verkopers met gezinnen en zonder werkvergunning zagen de zin er niet van in om weg te regenen. Bovendien, wie kocht er nu kniesjes in een stortbui? 

Toen Kovich binnenkwam, de geïniformeerde agent die de buurt kende, was Jack the Steamer er zeker van dat dit de laatste druppel was op de ergste dag van zijn leven. Kovich kwam echter geen arrestaties verrichten of een gratis koosjere maaltijd halen. Hij kwam voor Rena Prince, de moeder van Dorrie. In het flatgebouw waar Mac en Dorrie zaten, zes straten verderop, galmde een stem door de gangen boven, een mannenstem die een heftig betoog voerde in een taal die Mac niet verstond. 'Dat is Laird,' legde Dorrie uit. 'Hij is gek. Hij maakt zijn eigen woorden.' 'Praat hij vaak zo in zichzelf?' 'Heel vaak.' 'Deed hij dat vanmorgen ook, voordat je...' 'Ja. Hij doet niemand kwaad. Als hij uit zijn flat komt, is hij heel triest en heel aardig.' 'Net zo triest als de hinkende man?' Ja. 'Ken je iemand die heel erg oud is, nog ouder dan ik en de hinkende man?' 'O, ja. Jack. Hij is aardig. Als ik met mijn moeder naar haar werk ga, geeft hij me dingen om te eten. Wil je een geheim weten?' 'Graag,' zei Mac. 'Ik vind dat het stinkt bij Jack en het eten is smerig.' Op dat moment arriveerden agent Kovich en Rena Prince. De vrouw was niet ouder dan vijfentwintig, mager en bleek, en ze had een glad, knap gezicht. Haar haar was samengebonden. 'Ik laat Dorrie niet alleen,' zei ze, terwijl ze voor haar dochter ging staan en haar bij de hand nam. 'Toch, Dore?' 'Nee. Alleen als de school dicht is en je me niet naar Tanya in Brooklyn kunt brengen.' 'Agent,' zei Mac. 'Vind je het erg om Dorrie even terug te brengen naar haar flat?' 'Natuurlijk niet,' zei Kruger. 'Kom maar, Dorrie.' Hij stak zijn hand uit. Ze schudde van nee tegen de hand maar liep wel achter de agent aan door de gang. 

'We komen u niet arresteren wegens verwaarlozing,' zei Mac toen ze buiten gehoorsafstand waren. 'Een paar uur geleden is Timothy Byrold van IA vermoord. Dorrie heeft het lijk gevonden.' 'O,' zei Rena. 'Ik moet... ' 'Dit duurt maar een paar seconden,' zei Mac vriendelijk. 'Was het... ' begon ze. 'Het was geen aangenaam gezicht,' zei Mac. 'Dorrie lijkt er goed mee om te gaan.' 'Ze heeft veel te veel gezien. Een kind zou niet mogen zien wat zij allemaal heeft gezien.' Mac had het gevoel dat de vrouw niet alleen bedoelde wat haar dochter had gezien, maar wat ze zelf had gezien en ervaren. 'Kende u meneer Byrold?' 'Een beetje. Dorrie praatte vaker met hem dan ik. Hij leek heel onschuldig, maar hoe kun je dat in godsnaam echt weten?' Mac knikte. 'Had hij veel vrienden, bezoek?' 'Hij komt haast nooit die flat uit. Ik bedoel, kwam. Een keer in de week ging hij naar een soort bijeenkomst in het centrum, op woensdag geloof ik. Hij kreeg nooit bezoek. Hoewel, ik heb wel eens een man op zijn deur zien kloppen toen ik naar mijn werk ging, een maand geleden of zo.' 'Hoe zag die man eruit?' 'Hij zag er heel aardig uit. Een jaar of dertig. Schone broek, mooie trui. Gebouwd alsof hij veel sportte.' 'Hebt u hem goed kunnen zien?' 'Ja. Ik zei hem gedag. Zo veel knappe, schone kerels zie ik niet in mijn leven.' Ze keek de gang door, alsof ze de grenzen van haar bestaan wilde aangeven. 'Liet Byrold hem binnen?' 'Ja. Hij klopte. Tim zei: "Wie is daar?" Hij zei... "Don"? "Dom"? Dat weet ik niet meer.' 'Was dat de enige bezoeker?' 'De enige die ik ooit gezien heb. Tim deed de deur open. Die man hinkte naar binnen.' 

'Hinkte?' 'Ja, ik dacht dat hij zijn been had bezeerd of zoiets.' 'En zou u hem herkennen als u hem nog eens zag?' 'O, ja,' zei ze. 'Denkt u dat hij Tim vermoord heeft?' Mac gaf geen antwoord. Boven hen schreeuwde de luide Laird zijn onzin en toen stootte hij een triomfantelijke lach uit. Rena keek omhoog langs de trap en toen naar Mac. 'Welkom in onze wereld,' zei ze. 'Mag ik nu naar mijn kind?' 'Gaat uw gang,' zei Mac. Het verminkte lijk van Timothy Byrold was absoluut het werk van dezelfde persoon die Patricia Mycrant en James Feldt had vermoord. Voordat Mac vingerafdrukken had gezocht of het lichaam had onderzocht op haren die daar niet thuishoorden, voordat hij monsters had genomen van het bloed of de vingernagels van de dode man had schoongeschraapt, had hij met een dot in alcohol gedrenkte watten net genoeg bloed weggeveegd om te zien dat de letter A in Timothy Byrolds bovenbeen was gesneden. Het verbaasde Mac niet. Ze hadden Patricia Mycrant het eerst gevonden, een D. Daarna James Feldt, een A. En nu Timothy Byrold, weer een A. DAA. Maar dat was niet de chronologische volgorde van de moorden, maar die waarin de lijken waren gevonden. De eigenlijke volgorde was ADA. De naam die Feldt op zijn computer had getypt, luidde 'adam'. Rena Prince had een hinkende man Byrolds flat zien binnengaan. De man had zich geïdentificeerd als 'Don' of 'Dom'. Kon dat 'Adam' zijn geweest?' De hinkende moordenaar was nog niet klaar. Het was pas drie uur in de middag. Er was nog een heel stuk dag over en wie kon er zeker van zijn dat hij klaar zou zijn als hij 'Adam' had gespeld? Misschien was er ook nog een achternaam. Misschien kon Sid Hammerbeck nog iets bijdragen. Nadat hij met Dorrie en haar moeder had gesproken, ging Macs mobiele telefoon. Het was Leonard Giles. 'Kom jij binnen afzienbare tijd nog hierheen?' 'Ik ben onderweg,' zei Mac.

'Mooi. Er staat iets interessants op de beveiligingsbeelden van het Stanwick Oil Building.' 'Een hinkende man,' zei Mac. 'Een hinkende man,' beaamde Giles. 'Ik neem aan dat je niet helderziend bent.' 'Nee.' 'Geen goed beeld van zijn gezicht,' zei Giles. 'Hij droeg een capuchon. De bewaker weet niet hoe die hinkende man hem voorbij heeft weten te glippen. De bewaker is zeventig, draagt een sterke bril en moet vaak naar het toilet.' 'Dank je,' zei Mac. 'Wacht, je hebt nog niet alles gehoord,' zei Giles. 'Ik heb een paar computerspelletjes gespeeld en video's bekeken uit rehabilitatiecentra van mensen met permanent beenletsel.' 'Dat hinken,' zei Mac. 'Dat hinken,' beaamde Giles. 'Ik heb het beeld van die man in de gang over het beeld van die video's geprojecteerd.' 'En wat was het resultaat?' 'Onze hinkende man heeft een kunstbeen,' zei Giles. 'Weet je het zeker?' 'Ik ben heel goed op de hoogte van de verschillende oorzaken van letsel aan de benen. Een kunstbeen is een onhandig ding om te verbergen, maar met veel geduld en oefening is het mogelijk. En dat suggereert dat onze hinkende man zijn been in het laatste jaar of zo is kwijtgeraakt. Hij moet het nog leren.' 'Ik ben onderweg,' zei Mac. 'Dank je.' Mac pakte zijn koffertje en liep de gang door, terwijl de stem van de tierende Laird boven hem weerklonk. Zijn telefoon ging weer over. 'Ja.' 'Mac. Wat heb je daar?' 'Nog een lijk,' zei hij tegen Flack. 'En een verdachte. En jij?' 'Iets heel interessants over Patricia Mycrant, een mogelijk motief voor de moord. En meer.' Flack vertelde Mac wat hij van Gladys Mycrant had gehoord. 'Ga erop door,' zei Mac. 

'Doe ik,' zei Flack. 'Ben je binnen of buiten?' 'Ik wou net naar buiten gaan.' 'Dan staat je een verrassing te wachten op straat,' zei Flack. 'Het regent niet meer.' 'Nou, wat hebben we hier?' zei Danny met een blik op het computerscherm. Het scherm werd bijna geheel gevuld door het hoofd en de hals van een man met een staaf in zijn nek en een in zijn oog. Danny bewoog de muis en het hoofd begon langzaam te draaien. Hij klikte met de muis en de staven werden rood. Hij kon duidelijk zien hoe diep de staven in het hoofd en de hals staken. 'De wond in de hals, de eerste klap waaraan hij is overleden, vormt van achter naar voor een hoek van dertig graden,' zei Danny. 'Conclusie?' Lindsay balde haar rechterhand en duwde die naar Danny's nek. 'Als de moordenaar rechts was,' zei ze, 'en voor het slachtoffer stond, moet hij...' of zij...' vulde Danny aan. of zij,' beaamde Lindsay, 'behoorlijk sterk zijn geweest. De wond gaat ruim zevenenhalve centimeter door vlees en bot.' 'En dat met een potlood,' zei Danny. 'Een sterke moordenaar.' 'En Havel bleef gewoon staan.' 'Hij verwachtte het niet,' zei Lindsay. 'Dus als hij achter zijn bureau zit of staat en iemand komt uit de kast en komt op hem af met een scherp potlood in zijn hand...' '... dan blijft hij niet rustig staan wachten tot hij neergestoken wordt,' zei ze. 'Met een potlood,' zei Danny hoofdschuddend. 'Waarom gebruikte de moordenaar geen mes of een van de metalen staven in de kast?' 'Dat weet ik niet,' zei Lindsay. 'Misschien was hij niet van plan Havel te vermoorden. Hij ging op hem af, werd boos, pakte een potlood van het bureau en...' 'En als de moordenaar nu eens links was?' vroeg Danny. 

'Kijk naar die hoek,' zei ze. 'Dan moet hij van achteren zijn neergestoken en had de wond...' Ze demonstreerde het. '...naar voren moeten lopen.' Danny liet het hoofd naar voren komen. De staaf in de hals werd er langzaam uit getrokken. Het hoofd draaide opzij. De staaf ging er met een schok weer in. 'Hij moet gestaan hebben,' zei Danny. 'Of de moordenaar moet achter hem geknield hebben.' 'Niet waarschijnlijk,' 'Niet waarschijnlijk,' beaamde Danny. 'Maar hoe zit het met die andere wond, dat podood in het oog?' 'Toegebracht na Havels dood,' zei Lindsay. 'Wat had dat voor zin?' Danny raakte de toetsen van het toetsenbord voor hem aan en de staaf werd langzaam uit het oog getrokken. 'Geen hoek,' zei hij. 'Recht naar binnen, meer dan tien centimeter. Het lijkt wel alsof hij er met een hamer in is geslagen.' 'Geen hamer,' zei Lindsay. 'Maar wel iets anders. Het gummetje is er bijna afgescheurd.' Ze stak haar hand langs Danny heen uit naar het toetsenbord, sloeg wat toetsen aan en er verscheen een rapport op het scherm. Hij las het langzaam. 'Sporen van glas.' Hij leunde achterover, legde zijn handen achter zijn hoofd en keek naar haar. 'Hoe zou je het vinden om weer naar de school te gaan, Montana? Kijken wat we gemist zouden kunnen hebben?' 'Waarom niet?' 'Het regent niet meer,' zei hij. 'Zullen we onderweg een beker koffie halen?' 'Waarom niet,' zei ze weer. 'En laten we Stella even bellen om te horen hoe het met Hawkes is.' 'Het regent niet meer,' zei Hawkes. 'Maar de hemel komt nog steeds naar beneden,' antwoordde Custus met zijn ogen dicht. 

En hij had gelijk. Hawkes had de kogel die hij uit Custus' zij had gehaald in zijn hand. Hij liet hem in een plastic zakje vallen en deed het zakje in zijn koffertje. 'Hoe voel je je?' vroeg Hawkes. Custus lachte, verslikte zich en hoestte tot hij eindelijk weer rustig genoeg was om te zeggen: 'Perfect. Je hebt net een kogel uit mijn lijf gehaald in een niet bepaald steriele omgeving. Mijn enkel is gebroken en zit vast onder een balk. Het water stijgt, zodat ik waarschijnlijk zal verdrinken voordat ik een infectie oploop. Ik hoop dat je niet gaat voorstellen mijn been te amputeren om me hier uit te halen. Ik geef de voorkeur aan een rustig, met morfine gedempt af- scheid van deze aarde.' 'Ik ga je been niet afzetten,' zei Hawkes. 'Mooi. Heb ik goed begrepen dat je net langs operatieve weg mijn leven hebt gered?' 'Dat denk ik wel,' zei Hawkes. 'In ieder geval is het gevaar geweken.' 'Van de kogel tenminste.' 'Ga je me nog vertellen hoe het komt dat je bent neergeschoten?' 'Dat denk ik niet,' zei Custus. 'Het is me allemaal volkomen on- duidelijk.' Hawkes hoorde een geluid in de diepe duisternis dat klonk als het breken van een houten balk. Het feit dat het niet meer regende, betekende niet dat er geen water meer in het gat stroomde. Het was nu een bedrieglijk rustig watervalletje en de pomp kon de stroom amper aan. 'Je kunt maar beter proberen hier zelf weg te komen, dokter,' zei Custus. 'Dat wil niet zeggen dat jullie moeten ophouden met jullie pogingen om mij er ook uit te krijgen, maar wat heeft het voor zin om mijn lot te delen, als het zover komt? Ik heb de dood vaker om- armd dan een hert in het jachtseizoen. Dat geeft je de illusie dat je een lang en bewogen leven hebt geleefd.' 'Je hebt het wapen weggegooid,' zei Hawkes. 'Inderdaad.' 'Ik heb gezien waar je het heen gooide,' zei Hawkes.

Custus stootte een gesmoord lachen uit. 'En nu ga je proberen het te zoeken? Ik trek mijn voorstel dat je maakt dat je hier wegkomt in. Als je dan een dwaas wilt zijn, kun je net zo goed op je knieën naast een nog grotere dwaas doodgaan.' Hawkes haalde een potje pillen uit zijn koffertje, schudde drie pillen op zijn hand en zei: 'Doe je mond open.' 'Ik heb hem nog niet dicht gehad sinds we samen in dit gat zitten.' Custus deed zijn mond open en slikte de pillen door. 'Dank je,' zei hij. Hawkes kwam gebukt overeind en verdween met zijn zaklamp in de hand in de duisternis. 'Hij doet het ook nog,' verwonderde Custus zich. 'Ik heb vele dwazen gekend en ik heb zelf meer dan eens met de benaming geflirt, maar jij staat op het punt de trofee te winnen en voor het leven te behouden, wat in jouw geval niet lang belooft te zijn.' Om de voorspelling kracht bij te zetten kwam er een scheurende gil van de balk in het donker. Hawkes bleef even verstijfd staan en toen was hij weg. Custus pro- beerde zijn hoofd om te draaien om hem te kunnen volgen, maar hij zat te stevig vast. 'Hawkes,' riep een vrouw boven Custus. 'Hij is bezig,' riep Custus schor terug. 'Ik weet wat er gebeurd is,' zei Stella. Custus kon haar niet zien, maar hij hoorde aan haar stem wat ze waarschijnlijk bedoelde. 'Mag ik voorstellen dat jullie iemand naar beneden sturen om die koppige dokter hier weg te halen? Misschien heb je een dwangbuis nodig, want hij lijkt zeer gesteld te zijn geraakt op zowel mijn gezelschap als ons nieuwe onderkomen.' 'De brandweer is ermee bezig,' zei ze. 'Ze kunnen maar beter opschieten, anders zijn ze straks maar al te snel klaar,' zei Custus. 'Ik ben gesteld geraakt op dokter Hawkes.' 'Daar ben ik blij om,' zei Stella. 'Een vraag.' 'Ja,' riep Stella, die zich zo ver over het gat boog als ze kon. 

'Ben jij mooi?' 'Weergaloos,' zei Stella. 'En jij?' 'Ik ben niet mooi,' zei Custus. 'Ik ben een lege huls met een gebroken enkel en een gat in mijn zij, maar in mijn tijd, vorige week dus nog, vonden de dames me buitengewoon intrigerend.' 'Je hebt dit gebouw opgeblazen,' zei Stella. Custus gaf geen antwoord. 'Er zijn vier mensen omgekomen bij de ontploffing.' Custus gaf nog steeds geen antwoord. 'Een ander is voor de ontploffing doodgeschoten,' zei ze. 'Ik pleit half onschuldig aan alle aanklachten,' zei Custus. 'Als ik dit overleef, doe ik graag wat juist is. Dan hou ik opeens op met praten.' 'Jij hebt Doohan doodgeschoten,' zei Stella. Hawkes kwam voor de dag met een pistool in zijn hand en knielde naast Custus neer op het moment dat een balk een diepe zucht van verslagenheid slaakte en het opgaf. De muren en het plafond kwamen met een klap naar beneden. Het waterpeil steeg met een golf en grijswit stof vulde de lucht en Hawkes' neus en mond. Hawkes boog zich over Custus' gezicht om het te beschermen. Het gekraak en gerommel namen af, maar hielden niet op. Hawkes zag dat de ruimte in het gat waarin hij en Custus zich bevonden nu was gereduceerd tot ongeveer de omvang van de achterbank van een middelgrote auto. 'Zijn naam is Adam,' zei Mac. 'Hij hinkt omdat hij een kunstbeen heeft.' Hij en Flack zaten aan een bureau tegenover de psycholoog Paul Sunderland. Sunderland had witte tanden en een atletische bouw en alleen zijn al wat grijze, korte haar wees erop dat hij boven de veertig was. Aan de muur bij de deur, waar niemand ze kon missen, hingen de gebruikelijke diploma's. Op foto's aan de andere muren was Sunderland te zien in korte broek en met een helm op, met een hand op een fiets die volgens Flack meer dan duizend dollar had gekost. 

Sunderland had een kleine blauwe bal in zijn hand. Hij bleef in die bal knijpen en nam hem van tijd tot tijd in de andere hand. 'Ja,' zei Sunderland. 'Ik weet wie jullie bedoelen. Adam Yunkin.' 'En Patricia Mycrant, James Feldt en Timothy Byrold?' vroeg Flack. Sunderland aarzelde en keek naar de twee rechercheurs. 'De moeder van Patricia Mycrant heeft ons verteld dat ze bij u onder behandeling was,' zei Flack. Sunderland knikte. 'Patricia, James en Timothy zijn dood,' zei Flack. 'Vermoord.' 'We denken dat Adam Yunkin het heeft gedaan.' 'Vermoord?' herhaalde Sunderland. 'En hun geslachtsdelen zijn verminkt,' zei Mac. 'Patricia Mycrant was bij u onder behandeling omdat ze een seksueel misdrijf had gepleegd.' 'Ja,' zei Sunderland. 'Op bevel van de rechter.' 'En de anderen?' vroeg Flack. 'De anderen?' herhaalde Sunderland, die blijkbaar moeite had alles wat hem verteld werd te verwerken. 'Ze waren allemaal veroordeeld wegens zedendelicten. Mijn specialiteit. Adam is niet door de rechter doorverwezen. Hij is uit eigen beweging bij me gekomen.' 'Kenden ze elkaar?' vroeg Mac. 'Ja,' zei Sunderland. 'We hebben... hadden een wekelijkse groepssessie hier, in de kamer hiernaast.' 'Zaten er nog andere mensen in het groepje?' vroeg Flack. 'Ja, nog één. Ellen Janecek.' 'Ik ken die naam,' zei Flack. 'Dat is die lerares die een dertienjarige leerling heeft verleid.' 'Veertien,' zei Sunderland. 'Ik geloof dat hij nu zestien is. Ze heeft negen maanden in de gevangenis gezeten. Nu is ze weer vrij en ze vecht tegen een terugval.' 'Een terugval?' vroeg Flack. 'Ze wil nog steeds het liefst bij die jongen zijn. Zijn ze allemaal dood?' 'Ja,' zei Mac. 

'En Adam heeft het gedaan?' vroeg Sunderland. 'Ellen Janecek,' spoorde Mac aan. 'Ze boekt niet veel vooruitgang,' zei Sunderland. 'Normaal zou ik u dit niet vertellen over een patiënt, maar...' 'Haar adres,' zei Flack. Sunderland knikte en haalde een dik, in leer gebonden notitieboek uit zijn bureaula. 'Ik heb alles op mijn computer staan, maar die staat in een nis achter die deuren.' Hij knikte naar de deuren aan zijn linkerkant. 'Patiënten praten niet zo gemakkelijk met elektronica in de kamer. Vooral een computer is intimiderend. Hier.' Hij gaf Mac een blaadje papier waarop hij de adressen had geschreven van Ellen Janecek en Adam Yunkin. 'Wat kunt u ons vertellen over Adam?' vroeg Flack. 'Stil. Moeilijk aan het praten te krijgen. Bijna onmogelijk. Vreemde man.' 'Hoezo?' vroeg Mac. 'Hij sluit zich vrijwillig aan bij de groep en vervolgens zegt hij bijna niets. Ik ben van plan... ik was van plan hem nog een maand of zo te geven en daarna wilde ik hem vertellen dat hij moest gaan meedoen of moest overstappen op individuele sessies. Dat wilde hij niet.' 'Hij is mank,' zei Mac. 'Hoe komt dat?' 'Door de oorlog, zei hij, maar hij zei niet welke oorlog en ik denk dat er nog iets anders aan de hand was. Iets waar hij niet over wilde praten.' 'Dank u, dokter,' zei Mac, die opstond. Sunderland knikte begrijpend. 'Ik hoop dat jullie Adam vinden voordat... Dit is afschuwelijk, nietwaar?' 'Inderdaad,' zei Mac. 'U ziet zeker veel afschuwelijke dingen en getraumatiseerde mensen,' zei Sunderland. Flack was nu ook opgestaan. Hij voelde iets trekken in zijn borst. Het deed niet echt pijn. Hij weerstond de aandrang om zijn gezicht te vertrekken of het chirurgische litteken op zijn borst aan te raken. 

'Ik vrees van wel,' zei Mac. Sunderland haalde een handvol visitekaartjes uit een glanzend stalen rek achter zijn bureau. 'Ik ben ook gespecialiseerd in de behandeling van mensen die extreme geestelijke trauma's hebben opgelopen. Ik behandel veel verwanten van slachtoffers van elf september.' Flack wierp een blik op Mac in de wetenschap dat Macs vrouw een van die slachtoffers was, en vroeg zich af of Sunderland dat ook wist. Toen Sunderland hun de kaartjes toestak, nam Flack ze aan. 'Als u soms slachtoffers van een misdrijf tegenkomt die mijn hulp kunnen gebruiken...' zei de dokter. 'We zullen het in gedachten houden,' zei Mac. Sunderland liep om het bureau heen en begeleidde de twee rechercheurs naar de deur van het kantoor. 'Dit is een afschuwelijke zaak,' herhaalde hij toen hij de deur voor hen opendeed. 'Denkt u dat de media...' 'Ja,' zei Flack. 'Ze zullen me opsporen,' zei Sunderland. Hij zweeg even om erover na te denken. 'Misschien leidt het tot nog meer patiënten,' zei Flack. 'Daar dacht ik niet aan,' zei Sunderland verdedigend. 'Nee, natuurlijk niet,' zei Flack.