3
'Ruik je dat?' vroeg Danny Messer toen hij en Lindsay Monroe door de voordeur van de Wallen School stapten. Verderop in de gang wenkte een geïniformeerde agente en ze wees naar een kamer aan haar linkerkant. 'Wat moet ik ruiken?' vroeg Lindsay. 'Oud hout,' zei Danny. Hij duwde zijn bril naar boven. 'Scholen als deze willen die sfeer van oud hout hebben. Kijk die muren eens. Dit gebouw is misschien veertig jaar oud. Maar het ruikt alsof het er al honderdvijftig jaar staat. Ik denk dat ze die geur iedere morgen rondspuiten. Dan kunnen ze een paar duizend dollar meer vragen aan schoolgeld.' Ze waren bijna bij de agente. Hun voetstappen weerklonken op de donkere vloer. Danny stak zijn hand uit en deed de deur open waar de agente naar had gewezen. Lindsay had haar camera al voor de dag gehaald. Zowel Danny als Lindsay hadden handschoenen aan en keken goed waar ze liepen. Ze waren tot aan hun wieldoppen in het water hierheen gereden. Ze hadden erover gedacht de metro te nemen, maar hadden gehoord dat de treinen niet reden. Danny en Lindsay hadden niets tegen elkaar gezegd tijdens de rit. Danny had tegen de andere automobilisten gepraat en kritiek geuit op hun rijgedrag en hun traagheid. Lindsay had gezwegen omdat ze was gebeld door haar moeder in Montana. Haar moeder maakte zich zorgen om haar. Ze was verslaafd aan de weerzender. Het gesprek was niet goed verlopen. Danny praatte niet, in ieder geval niet tegen Lindsay, omdat zijn afspraak met Augusta Wallace al vier dagen niet door had kunnen gaan vanwege de regen. Hij had maanden achter Augusta, een mooie, slanke, donkerharige rechercheur, aan gelopen voordat ze eindelijk toegaf, maar de vertraging bracht haar duidelijk aan het twijfelen.
Hij merkte het aan haar schaarse woorden en korte glimlach in de gangen. Toen hij de plaats delict betrad, vervloekte Danny Messer de regen. Vervolgens wijdde hij zich geheel aan de dode man aan het bureau, met de potloden in zijn linkeroog en zijn hals. 'We zijn nog steeds lijken aan het uitgraven,' zei de brandweerman, die tegen de rode brandweerwagen leunde. Hij veegde langs zijn gezicht met de zware grijze handschoen en zette zijn helm af. Zijn achternaam was Devlin. Stella zag het aan het etiketje op zijn regenjas. Devlin was jong, lang, knap en moe. Dat was net zo duidelijk als de naam op zijn jas. Achter hem bevonden zich de restanten van Doohan's. Het was niet veel, een fragment van de bar, zo schuin dat de schijnbaar eindeloze regen er in een waterval van afliep. De poot van een stoel stak recht omhoog, alsof iemand hem in het puin had gezet om de plek aan te geven waar een lichaam begraven lag. Een koekenpan lag ondersteboven op een afgescheurde lap met ruitjes. De lap lag platgeregend over getande stukjes pleisterwerk en ander puin. Aan de voeten van Stella Bonasera lag een ongebroken en ongeopende fles Dewar's whisky. 'Als brand stelde het niet veel voor,' zei Devlin. 'Het was snel afgelopen. Het gebouw is in elkaar gezakt. Dat gebeurt nu voortdurend. Meestal daken. De regen laat ze instorten. Maar in dit geval kwam het niet door de regen.' 'Waarom denk je dat?' zei Sheldon Hawkes, die naast Stella stond. 'Door de balken van de draagmuren,' zei Devlin, en hij knikte naar de plek waar de muren hadden gestaan. 'Drie ervan hebben het op hetzelfde moment begeven, en dat is niet vanzelf gekomen. Je kunt het dynamiet nog ruiken, die vochtige, zoete geur.' 'Ik ken die geur,' zei Stella. 'Jullie krijgen een officieel rapport van het onderzoek naar de oorzaak van de brand,' zei Devlin. 'We kunnen er honden bij halen om de geur te detecteren, maar ik ben er zeker van.' 'De doden?' vroeg Hawkes.
'Die hebben we laten liggen waar we ze hebben gevonden,' zei Devlin. 'Dat is wat jullie willen, dus doen we dat ook.' 'Het is nodig om ons werk te kunnen doen,' zei Stella. 'Ik zal jullie even voorgaan,' zei Devlin, en hij zette zich af tegen de brandweerwagen. 'We komen mensen tekort. De helft van de mannen is naar een andere oproep. Je zou denken dat regen branden dooft in plaats van ze te veroorzaken.' Ze volgden hem en liepen voorzichtig over een vloer vol puin en scherp metaal. Devlin bleef even staan en wees naar een stuk zeildoek. 'We wisten niet of we ze in de regen moesten laten liggen of ze moesten bedekken om sporen veilig te stellen,' zei Devlin. 'Het zal erom hangen,' zei Stella. Ze had de capuchon van haar regenjas naar achteren geschoven om beter zicht te hebben op de plaats delict en de lijken die ze zou aantreffen. Haar haar viel voor haar ogen. Ze haalde haar vingers erdoor om het naar achteren te strijken. Toen haalde ze een breed elastiek uit haar zak en bond haar haar onhandig vast, waarbij de mouwen van haar regenjas zwaar tegen elkaar schuurden. Devlin glimlachte waarderend bij het zien van Stellas hoge voorhoofd en Griekse trekken. Stella was zich bewust van de bewondering van de brandweerman. Het was er niet de tijd voor en ook niet de plaats. Stella wist het. Devlin wist het. Ze wisten ook uit ervaring dat het de moeite niet was om zich schuldig te voelen over kleine, natuurlijke reacties. 'We hebben alle vier de doden geïdentificeerd. Ze hadden allemaal een portefeuille op zak,' zei Devlin. Hij haalde een aantekenboekje uit een binnenzak en schermde het met zijn jas af om de namen te kunnen lezen. 'Dit is Frank Zvitch,' zei Devlin. 'En die ernaast is Anthony DeLuca.' Stella trok het dichtstbijzijnde zeil weg en onthulde het hoofdloze lichaam van DeLuca. 'Daar' - Devlin wees - 'ligt Malcom Cheswith. Zo te zien was hij de kok.'
Stella trok een wenkbrauw op. 'Hij droeg een schort en hij had een brandplek op zijn handpalm. Hij lag net voor de keuken.' Stella knikte. 'Daar, waar de voordeur heeft gezeten,' Devlin wees naar een stuk zeil over een bolle gestalte, 'Henry Doohan, de eigenaar. Papieren in zijn zak.' 'Had hij de eigendomspapieren in zijn zak?' vroeg Stella. 'Eigendomspapieren, vergunningen, verzekering, inspectierapporten,' zei Devlin. 'Vreemd,' zei Stella. 'Zeker vreemd,' beaamde Devlin. 'Waarom zou hij die bij zich dragen?' Stella wilde dat ze tenten over alle vier de doden kon zetten, maar ze hadden maar één tent in de kofferbak, een kleintje waar maar één lichaam in kon en dat niet groot genoeg was om in te staan. 'Wij nemen het hier wel over,' zei ze, en ze haalde haar camera uit het koffertje dat ze had neergezet. Devlin knikte en maakte aanstalten om weg te gaan, terwijl hij met zijn hand in de zware handschoen over zijn gezicht ging. 'Nog één ding,' zei hij. 'Nogmaals, we moeten op de inspecteur wachten en ik kan het mis hebben, maar ik heb het idee dat de lading eerder is afgegaan dan de bedoeling was.' 'Dat zou kunnen,' beaamde Stella. 'Dynamiet is in droge toestand relatief veilig in gebruik, maar als het nat wordt, is het hoogst instabiel. Er is dan niet veel nodig om het af te laten gaan.' 'Dat dacht ik ook,' zei Devlin. 'Jij bent Grieks, nietwaar?' 'Klopt.' 'Dat dacht ik al,' zei hij met een glimlach, en toen liep hij weg. Ze schudde de regen uit haar gezicht en haar ogen en begon foto's te nemen. Ze wilde net voorstellen dat Hawkes de lichamen zou bekijken, maar toen ze over haar schouder keek, zag ze dat hij al naast het lijk van Henry Doohan hurkte. Hawkes had zijn koffertje naast zich op de grond gezet, boog zich over het lijk, veegde de regen uit zijn ogen en keek naar het gehavende en vuile gezicht van Doohan.
Hij draaide het lichaam op zijn zij. Hij was zeker van zijn zaak. Stella had net haar laatste foto genomen toen ze Hawkes hoorde roepen: 'Deze is neergeschoten.' Ze legde de camera weg en wilde naar de knielende Hawkes toe lopen, toen hij zei: 'Volgens mij hoor ik iets.' Hij wees naar een plek op een meter van Doohans lichaam. Stella veegde de regen uit haar gezicht en keek in de richting die Hawkes aangaf. Het was tijd om andere handschoenen aan te doen, maar het zou niet gemakkelijk zijn om de natte dingen uit te trekken. Een geluid. Een knal. Een diepe zucht van de aarde. Stella keek naar Hawkes om te zien of hij het had gehoord. Maar Sheldon Hawkes was verdwenen. 'Wat hebben we hier, Montana?' vroeg Danny aan Lindsay nadat ze de plaats delict hadden gefotografeerd. 'Maak de rest van mijn ochtend eens een beetje interessant.' Hij keek het leslokaal door, waar de dode leraar over zijn bureau lag. 'Ben je me weer aan het uittesten?' vroeg Lindsay, en ze sloeg haar armen over elkaar. 'Zou ik dat ooit doen?' zei hij met een grijns. 'Wanneer je maar kunt.' Ze glimlachte. Ze stonden achter in het scheikundelokaal tegen een wit bord waarop in zwarte markeerstift zorgvuldig een lijst chemicaliën was geschreven. Voor hen stonden drie tafels met leistenen werkbladen. Op elk werkblad bevonden zich branders, retorten, reageerbuisjes en een ingebouwde afvoerbak. De klas rook naar zwavel en een mix van chemicaliën die je ook wel in het forensische lab tegenkwam. Het verschil was dat het laboratorium van de Wallen School van een eeuw geleden leek. Maar zowel Danny als Lindsay wist dat deze indruk opzettelijk werd gewekt, net als in de gangen. De uitrusting was nieuw, schoon en modern. In de kastjes stonden honderden flessen en potten met nette etiketten en op elke tafel stonden twee computers met snelle internetverbindingen.
Achter deze tafels lag Alvin Havel, scheikundeleraar, voetbalcoach en, volgens de plaquettes die smaakvol aan de muur naast de enige deur hingen, al vier jaar Leraar van het Jaar. 'Iemand die heel sterk of heel kwaad was, of allebei,' zei Lindsay. 'Beide verwondingen. Ik neem een pak potloden mee als we teruggaan naar het lab.' 'Twee pakjes,' zei Danny. 'Oké,' stemde Lindsay toe. Er waren twee verschillende rode potloden in Alvin Havel gestoken. Die in zijn oog was een normale HB, die in zijn nek een extra dikke 2H. Ze hoefde er niet meer over te zeggen. Ze zou de potloden meenemen, een dood varken uit de koelcel halen en precies bepalen hoeveel druk er nodig was geweest om de potloden zo diep te krijgen als ze zaten. De doordringbaarheid van een varkenskarkas lag opmerkelijk dicht bij die van een mensenlichaam. 'En verder?' vroeg Danny, met zijn armen over elkaar. 'De wond in de hals is het eerst toegebracht. Die heeft hem gedood. Hij stond. Het potlood steekt recht in zijn hals. Als hij had gezeten, zou het naar beneden wijzen. Om recht te kunnen toesteken als hij zat, zou de moordenaar op zijn...' '... of haar...' knieën of hurken hebben moeten zitten. Dan kun je niet veel kracht zetten, en te oordelen naar hoe diep het potlood erin steekt, was het een harde klap.' 'Is dat alles?' vroeg Danny met een blik op de dode man. 'De bloedspetters uit de hals ondersteunen wat ik net heb gezegd.' 'En het potlood in het oog?' 'Dat zit niet zo diep,' zei ze. 'Er is iets eigenaardigs met die verwonding. Hij was al dood toen dat potlood in het oog werd gestoken. Geen bloedspetters. Geen kloppend hart.' 'Dus iemand heeft een dode man gestoken?' vroeg Danny. 'Misschien wist de dader niet dat hij dood was?' 'Er zat een potlood in zijn hals en zijn ogen stonden open. Moeilijk te missen.'
'Een raadsel,' beaamde Lindsay. 'Twee verschillende daders?' 'Misschien.' 'De moordenaar heeft bloed op zijn kleren gekregen, een heleboel...' 'Of op haar kleren.' 'De beveiligingscamera's,' zei ze. De beveiligingscamera's in de Wallen School waren niet verborgen, maar ook niet heel opzichtig aanwezig. Het doel was om de leerlingen te laten weten dat ze te allen tijde in de gaten werden gehouden. Danny kende scholen in de hele stad die namaakcamera's hadden laten monteren. Echte camera's waren te duur. De Wallen School zou echter geld genoeg hebben om de surveillance serieus te nemen. 'Niet in dit lokaal,' zei Lindsay. 'Leraren houden niet van camera's in de klas.' 'Academische vrijheid.' 'Zoiets. We gaan naar de banden kijken, maar eerst gaan we praten met de leraar die het lichaam heeft gevonden en met de leerlingen die in de klas waren toen Havel werd vermoord. Misschien hebben we geluk en krijgen we een Perry Mason.' Een 'Perry Mason' was een lukrake bekentenis door een moordenaar die heel overstuur, boos of wraakzuchtig was. Perry liet zich zelden in met de forensische wetenschap. Hij stuurde aan op bekentenissen in de rechtszaal, onvermijdelijk met succes. Geen toestanden. Danny vroeg zich af hoe het zou zijn zonder toestanden. Niets voor hem. Geen uitdaging. Hij hield van zijn werk. 'Dat mochten we willen,' zei Lindsay. 'Hij was een populaire man.' 'Niet bij iedereen.'