17

Ik zit verdoofd door de schok in de ondergrondse. Vorige week was ik de held. Ik zou in de directie komen. Ik kreeg een bos bloemen.

En nu ben ik schandelijk geschorst.

Ze gaan een intern onderzoek houden. Ze vatten de zaak ernstig op. Jasmine keek verbijsterd toe terwijl ik mijn spullen uit mijn kluisje pakte, maar Trevor stond erbij, dus ze kon alleen snel ‘bel me!’ prevelen toen ik wegging.

Vervolgens bracht Trevor me helemaal tot aan de personeelsuitgang, alsof ik zou kunnen proberen iets te jatten of zo. Ik heb me nog nooit van mijn leven zo diep vernederd gevoeld.

Hoewel, misschien wel, bij nader inzien. Maar dit was beslist net zo erg als al die andere keren.

Geen ‘werknemer van het jaar’-geld. Geen opslag. Misschien niet eens een baan meer. Wat moet ik beginnen? Hoe moet ik het feest bekostigen? Ik probeer er kalm over na te denken, maar mijn borst verkrampt telkens van angst.

Kunnen we de wc’s misschien afzeggen, en tegen iedereen zeggen dat hij naar de wc moet gaan voordat hij naar het feest komt? Zouden pap en Martin voor uitsmijter willen spelen? Ik wil zelf best voor de parkeerservice zorgen, mocht de nood aan de man komen. O, god…

Ik zie mijn spiegelbeeld in het raam van de ondergrondse. Mijn ogen zijn groot en glazig. Ik lijk op een gestoorde krankzinnige. Misschien gaat het zo. Iemand besluit een surpriseparty te geven en dan bezwijkt hij onder de druk en stort zijn hele leven in. Misschien zijn surpriseparty’s wel de belangrijkste oorzaak van geestesziekten. Het zou me niets verbazen.

Ik heb met Minnie en Janice afgesproken bij station Waterloo, en wanneer ik ze zie, trek ik onwillekeurig een grimas, zo blij en zorgeloos zien ze eruit.

‘We hebben zo’n leuke ochtend gehad!’ zegt Janice enthousiast zodra ik bij haar ben. ‘Ja toch, Minnie? We hebben al mijn paastaarten gebakken en in de vriezer gezet.’

‘Dank je wel, Janice.’ Ik breng een zwak glimlachje op. ‘Ik stel het echt op prijs.’

Janice is echt een toppertje: zodra ze hoorde dat pap en mam naar The West Place gingen, bood ze aan op Minnie te passen wanneer ik moest werken. Ze heeft een hele kast vol speelgoed gekocht, al heb ik haar gesmeekt dat niet te doen, en Minnie allerlei nieuwe kinderversjes geleerd. Het enige minpuntje is dat ze nu nog nadrukkelijker tegen Jess over kleinkinderen schijnt te beginnen en diepe zuchten slaakt wanneer ze Minnies vingerverfwerkjes ophangt.

‘Het was me een genoegen! Je zegt het maar. En… heb je al iets van je moeder gehoord?’ vraagt ze aarzelend.

‘Nee, jij?’

Janice knikt. ‘Ze hebben het super! Het appartement moet schitterend zijn. Ze zijn al twee keer naar het toneel geweest en ze hebben een modderpakking genomen. Allebei tegelijk!’

‘Fijn.’ Ik sla mijn ogen neer. ‘Nou… ik ben blij dat ze het naar hun zin hebben.’

‘Praten jullie nog steeds niet met elkaar, lieverd?’ vraagt Janice bezorgd.

‘Ik denk het niet.’

Mam en ik hebben nog nooit niet met elkaar willen praten. Ik ken de spelregels niet, maar als ze me niets over een modderpakking vertelt, zullen we nog wel gebrouilleerd zijn.

‘Goed, ik laat jullie met rust…’ Janice geeft me Minnies wanten. ‘Ik ga naar een knutselbeurs, kerstinkopen doen. Waar gaan Minnie en jij naartoe?’

‘Green Park,’ zeg ik na een korte stilte. Het is min of meer waar. Het Ritz is vlak bij Green Park.

Als we op Piccadilly uit de ondergrondse komen, jagen er grijze wolken door de lucht, alsof ze hun kans hebben afgewacht, en opeens begint het te regenen. Ik zet Minnies capuchon op en sjok mismoedig verder. Wat me ook zou kunnen opfleuren, theedrinken met Elinor staat níét op de lijst.

Ze wacht ons op in dezelfde voorname suite als de vorige keer, gekleed in een ijsblauwe jurk, en er liggen drie nieuwe legpuzzels op tafel.

‘Mouw!’ Minnies hele gezicht licht op en ze rent naar Elinor toe om zich in haar armen te storten. Er trekt een flits van ontreddering en verwarring over Elinors gezicht, en ondanks mijn sombere stemming moet ik bijna giechelen.

‘Zo, Minnie,’ zegt Elinor onhandig, bijna kortaf. ‘Je kunt maar beter gaan zitten.’

Minnie hangt nog steeds aan haar, en Elinor geeft haar houterig een schouderklopje. Ik vraag me af of ze ooit eerder door een klein kind is geknuffeld.

Nou ja, door Luke, denk ik. Voordat ze hem in de steek liet. Bij de gedachte alleen al krijg ik buikpijn.

Er staat een uitgebreid theegarnituur op tafel, net als de vorige keer, maar ik ben te overstuur om te kunnen eten. Ik wil deze beproeving gewoon achter de rug hebben en weggaan.

‘Wacht even, Minnie,’ zegt Elinor als Minnie naast me op de bank klautert. ‘Ik heb speciaal voor jou een taart gekocht.’

Ze loopt naar een dressoir tegen de zijmuur. Als ze zich weer omdraait, nu met een zilveren blad met een stolp erop, heeft ze een zweem van blosjes op haar wangen en… zie ik daar een half minuscuul glimlachje? Is Elinor… opgewonden?

Ze zet het blad op tafel en tilt de zilveren stolp op.

O, lieve god. Wat kost zoiets?

Het is een hartvormige taart met perfect fondantglazuur, roze truffels en gekonfijte kersen in een symmetrisch patroon langs de rand en een volmaakt gespoten naam in het midden: Minnie.

‘Zie je?’ Elinor kijkt afwachtend naar Minnie. ‘Vind je hem mooi?’

‘Taart!’ zegt Minnie met een gulzige vonk in haar ogen. ‘Taart hébben!’

‘Het is niet zomaar een taart,’ zegt Elinor een tikje bits. ‘Het is een taart met jouw naam erop. Zie je dat niet?’

‘Elinor… ze kan nog niet lezen,’ leg ik tactvol uit. ‘Daar is ze nog niet oud genoeg voor.’

‘O,’ zegt Elinor van haar stuk gebracht. ‘Juist.’ Ze staat daar maar, nog steeds met die zilveren stolp in haar hand, en ik zie dat ze teleurgesteld is.

‘Maar hij is heel mooi,’ zeg ik snel. ‘Heel attent van je.’

Ik vind het echt ontroerend dat ze al die moeite heeft gedaan. Ik zou die taart zelfs graag op de foto zetten, maar wat zou ik dan tegen Luke moeten zeggen?

Elinor snijdt een punt af en geeft hem aan Minnie, die erop aanvalt en alles vol slagroom en kruimels smeert. Ik pak haastig wat servetjes om de troep in te dammen, maar tot mijn verbazing reageert Elinor minder verontwaardigd dan ik had verwacht. Ze vertrekt zelfs geen spier wanneer er een gekonfijte kers over de onberispelijke vloerbedekking van het Ritz rolt.

‘Goed, ik heb een paar nieuwe legpuzzels gekocht,’ zegt ze, en ze neemt een slokje thee. ‘Vooral deze van de Notre Dame is boeiend.’

De Notre Dame? Voor een kind van twee? Is ze niet goed snik? Wat is er mis met Maisy Muis?

Maar gek genoeg luistert Minnie gefascineerd naar Elinor, die haar uitleg geeft over grijstinten en de noodzaak met de randen te beginnen. Wanneer Elinor de puzzel uit de doos wipt, kijkt ze met grote ogen toe, en ze reikt alleen timide naar een stukje wanneer Elinor zegt dat het mag. Ze kijkt telkens vragend naar me, alsof ze wil dat ik meedoe, maar ik kan het niet opbrengen om zo’n stomme puzzel te maken. De spanning trekt door me heen als een stalen draad die steeds strakker wordt aangehaald. Wat moet ik doen? Wat moet ik doen?

Opeens gaat mijn mobieltje en ik spring bijna van de bank, zo nerveus ben ik. Stel dat het The Look is om te zeggen dat het onderzoek is afgerond en dat ik ontslagen ben? Stel dat het Luke is en hij Elinors stem hoort?

Maar als ik op het scherm kijk, zie ik dat het Bonnie is.

‘Neem me niet kwalijk, Elinor,’ zeg ik gehaast, en ik loop naar de andere kant van de immense kamer. ‘Ha, Bonnie, wat is er?’

‘Kind, ik heb niet veel tijd,’ zegt Bonnie gejaagd, ‘maar er is een probleem.’

‘Een probleem?’ Er trekt een schok door me heen. ‘Hoe bedoel je?’

Laat het iets kleins zijn, alsjeblieft. Laat het alsjeblieft zijn dat er nog iemand allergisch is voor nootjes. Ik kan er niets groots meer bij hebben…

‘Ik weet niet of je je ervan bewust bent, maar Luke probeert een afspraak te maken met Christian Scott-Hughes, de rechterhand van sir Bernard…’

‘… Cross,’ vul ik aan. ‘Ja, hij heeft het nergens anders meer over.’

‘Nou, ze hebben een datum geprikt, de enige datum dat Christian tijd heeft. Op 7 april.’

Ik voel een akelige scheut. ‘Hoe laat?’

‘Rond de lunch.’

Ik laat mijn ingehouden adem ontsnappen. ‘Nou, dan kan het toch…’

‘In Parijs.’

‘Parijs?’ Ik kijk vol afgrijzen naar het toestel.

‘Ze willen daar overnachten. Luke heeft me gevraagd de vlucht en een hotel te boeken.’

Nee. Nee. Het kan niet waar zijn.

‘Maar hij mág niet naar Parijs! Zeg maar dat zijn agenda vol zit! Of bel naar Christian Scott-Hughes’ kantoor en zeg…’

‘Becky, je snapt het niet.’ Bonnie klinkt net zo gekweld als ik me voel. ‘Christian Scott-Hughes is een drukbezet man. Deze afspraak was al een krachttoer. Als we die verzetten, duurt het weer een paar maanden. Ik kan het gewoon niet doen…’

‘En die hele zogenaamde training dan die je hebt bekokstoofd?’

‘Luke ziet ervan af. Het is niet belangrijk genoeg, zegt hij.’

Ik kijk zonder iets te zien naar een schilderij van een meisje met een rode hoed in een vergulde lijst. Het duizelt me. Luke mag niet op de dag van zijn feest naar Parijs. Het mag gewoon niet.

‘Je zult de afspraak toch moeten verzetten,’ zeg ik wanhopig. ‘Verzin maar iets. Wat dan ook!’

‘Ik heb het geprobeerd!’ Bonnie klinkt alsof ze aan het eind van haar Latijn is. ‘Geloof me maar, ik heb mijn best gedaan! Ik heb laten doorschemeren dat hij echt naar die training zou moeten gaan, ik heb een lunch met zijn sponsors verzonnen… Ik heb hem er zelfs op gewezen dat hij die dag jarig is. Hij lachte er gewoon om. Hij wil niet naar me luisteren. Becky…’ – ze zucht – ‘… ik weet dat je hem wilde verrassen, maar ik denk dat je hem de waarheid zult moeten vertellen.’

‘Nee!’ Ik kijk ontsteld naar het scherm.

‘Er zit niets anders op…’

‘Wel waar!’

‘Becky, is die verrassing echt zó belangrijk?’

‘Ja!’ roep ik uit, en opeens moet ik bijna huilen. ‘Ja!’ Ik weet dat ze me nu gestoord en onlogisch vindt, en misschien heeft ze gelijk, maar ik ga het nu niet opgeven.

Ik verbreek bevend de verbinding. Het is alsof die stalen draad weer een stukje strakker wordt gespannen, zodat ik nu bijna geen lucht meer krijg. Zonder te weten wat ik doe loop ik terug naar de bank, pak een gesuikerd broodje en prop het in mijn mond. Dan nog een. Misschien kan ik beter nadenken op suiker.

Hoe voorkom ik dat Luke naar Parijs gaat? Moet ik zijn paspoort verstoppen? Hem ontvoeren? Een geniaal, waterdicht excuus vinden dat hem thuishoudt?

Dan dringt het tot me door dat Elinor niet meer puzzelt, maar haar kille blik op mij laat rusten. Als ze nu zegt dat mijn schoenen sleets zijn, gooi ik dat broodje naar haar kop.

‘Rebecca, gaat het wel goed met je? Was het slecht nieuws?’

Ik doe in een reflex mijn mond open om te zeggen dat er niets aan de hand is, maar… ik kan het niet. Ik ben niet sterk genoeg om blij te blijven doen. Niet tegenover iemand die er niet eens toe doet.

‘Ik heb me wel eens beter gevoeld, eerlijk gezegd.’ Ik schenk mezelf beverig een kop thee in en mik er drie klontjes in, zodat de thee over de rand klotst.

‘Wil je misschien een cognacje? Of een sterke cocktail?’

Ik neem haar een tikje achterdochtig op. Elinor? Die mij een cocktail aanbiedt? Is het een steek onder water?

Nee. Haar gezicht staat ernstig. Ik geloof dat ze het meent. En weet je? Het is tijden geleden dat iemand me zo’n goed aanbod heeft gedaan.

‘Ja, graag,’ zeg ik dus. ‘Ik wil graag een sterke cocktail.’

Elinor geeft me de kaart van de roomservice. Ik bestel een cocktail met wodka, appelsap en appellikeur, die een nanoseconde later al wordt gebracht. Ik nip er dankbaar van en zodra de alcohol mijn bloed bereikt, voel ik me al iets beter. Pas halverwege houdt het beven op. God, ik zou wel drie van die dingen lusten.

Elinor zit nog bedaard te puzzelen, alsof er niets aan de hand is, maar dan kijkt ze kalm op en vraagt nog eens: ‘Heb je slecht nieuws gekregen?’

‘Zoiets.’ Ik neem nog een slokje van mijn cocktail. Iets aan het zitten in deze kamer werkt vervreemdend. Het is net alsof we compleet zijn afgezonderd van de echte wereld, alsof we in een luchtbel zitten. Niemand weet dat ik hier ben. Het is net alsof het allemaal niet echt is.

Opeens voel ik de overweldigende drang mijn hart uit te storten. Ik bedoel, aan wie kan Elinor het doorvertellen? Niemand.

‘Ik ben een feest voor Lukes verjaardag aan het organiseren.’ Ik roer in mijn cocktail. ‘Een grote surpriseparty. Over twee weken.’

Elinor vertrekt geen spier, al kan het niet makkelijk zijn om te horen dat je enige kind een surpriseparty krijgt zonder dat jij er iets vanaf weet, laat staan dat je bent uitgenodigd.

‘Ik kon je niet uitnodigen,’ vervolg ik botweg. ‘Dat weet je.’ Ook al had ik het gewild, voeg ik er niet aan toe.

Elinor beweegt haar hoofd ongeveer een millimeter, en ik ploeg door.

‘Er zaten allerlei haken en ogen aan.’ Ik wrijf over mijn gezicht. ‘Ik bedoel, ik stond al stijf van de stress, en nu heb ik net gehoord dat Luke een afspraak met ene Christian Scott-Hughes heeft gemaakt op de dag van het feest, in Parijs. En die wil hij niet verzetten. Hij kijkt al een eeuwigheid uit naar die ontmoeting. Zijn assistente weet zich geen raad meer en ik ook niet. Of ik verstop zijn paspoort, en dan wordt hij woest, of we verplaatsen het hele feest op de een of andere manier naar Parijs, of ik haal gewoon bakzeil en vertel hem hoe het zit…’

Ik doe er mismoedig het zwijgen toe. Ik wil het niet aan Luke vertellen, het is het laatste wat ik wil, maar ik heb het akelige gevoel dat het daarop uit zou kunnen draaien.

‘Ik heb het al die tijd geheimgehouden.’ Ik knabbel aan het partje van wodka doordrenkte appel. ‘Luke heeft geen idee wat ik in mijn schild voer. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen de verrassing te bederven, maar wat moet ik anders?’

Er wordt op de deur geklopt en er komt een ober binnen met een cocktail. Hij pakt zwijgend mijn lege glas, zet het volle ervoor in de plaats en zweeft weer weg.

Ik staar hem stompzinnig na. Gaat dat altijd zo hier? Of komt het door Elinor?

‘Bedoel je Christian Scott-Hughes, die voor sir Bernard Cross werkt?’ informeert Elinor, die niets heeft gezegd over de tweede cocktail.

‘Precies. Luke doet wanhopige pogingen Bernard Cross aan de haak te slaan voor een milieucliënt.’

Ik neem een slokje van mijn tweede cocktail, die net zo verrukkelijk is als de eerste, en kijk op om te zien of Elinor met me meeleeft. Als ze normaal was, had ze nu al ‘arm kind!’ gezegd of me zelfs geknuffeld, maar haar gezicht staat net zo strak en afstandelijk als altijd.

‘Ik ken Bernard wel,’ zegt ze uiteindelijk. ‘We hebben elkaar in Saint-Tropez op zijn jacht ontmoet. Een charmante man.’

Joepie. Net iets voor Elinor. Ik vertrouw haar mijn problemen toe, en het enige wat zij kan doen is snoeven op haar superieure netwerk. En trouwens, wéét Elinor eigenlijk wel wat het woord ‘charmant’ betekent? Misschien is ze in de war met ‘rijk’. Dat zou veel verklaren.

‘Je zult hem vast wel kennen,’ zeg ik. ‘Fijn voor je.’ Ik weet dat ik onbeschoft doe, maar het kan me niet schelen. Denkt ze dat ik er iets om geef op hoeveel stomme jachten ze is geweest? Ik vis het partje appel uit de tweede cocktail en prop het in mijn mond, maar niet voordat Minnie het heeft gezien.

‘Appel! Míjn appel!’ Ze probeert het partje uit mijn mond te plukken.

‘Nee, Minnie,’ zeg ik met mijn mond vol, en ik trek haar wriemelende vingertjes weg. ‘Dat is jouw appel niet. Het is een grotemensen appel en nu is hij weg.’

‘Míjn sap!’ Nu richt ze haar aandacht op de cocktail. ‘Sap hebben…’

‘Ik wil wel met Bernard praten,’ dringt Elinors kalme stem tot mijn oren door. ‘Ik zou hem de situatie kunnen uitleggen en zorgen dat de afspraak wordt verzet. Luke komt nooit te weten wie erachter zat.’

Ik kijk Elinor verrast aan. Ze zit er zo afstandelijk bij dat ik mijn oren bijna niet kan geloven. Biedt ze echt aan me te hélpen? Kan zij mijn probleem zomaar de wereld uit helpen?

Er sprankelt iets in mijn maag. Het voelt een beetje als hoop.

Maar ik weet nu al dat ik mijn enthousiasme moet beteugelen. Ik mag er niet eens aan denken, laat staan hopen, laat staan… Ik bedoel, we hebben het wel over Elinor. Elinor. Luke zou me vermoorden als hij zelfs maar wist dat ik hier met Minnie zit, laat staan dat ik dingen over zijn werk heb verteld, laat staan dat ik me hulp heb laten aanbieden…

‘Nee. Je kunt niets voor me doen. Het spijt me, maar het kan gewoon niet. Als Luke er ooit achter zou komen dat ik zelfs maar met je praat…’ Ik word overspoeld door een vertrouwde angst en ik sta op en zet mijn cocktail op tafel. ‘Ik ben hier al te lang. We moeten weg. Minnie, zeg maar “dag mevrouw”.’

‘Mouw!’ Minnie stort zich op Elinors benen.

‘Wat ga je dan doen?’ Ze fronst haar voorhoofd in een soort emotieloze belangstelling, alsof ik een van haar puzzels ben en ze wil weten hoe hij wordt.

‘Ik weet het niet,’ zeg ik moedeloos. ‘Ik zal er iets op moeten verzinnen.’

Ik kom terug in een leeg, stil huis. Op tafel ligt een briefje van Janice: Assistente Nanny Sue heeft gebeld. Terugbellen s.v.p. voor afspraak over Minnie.

Ik maak er in een reflex een prop van die ik in de afvalbak gooi, en dan zet ik thee voor mezelf en probeer de moed erin te houden. Kom op, Becky. Positief denken. Niet neerslachtig worden. Ik moet gewoon een oplossing verzinnen.

Maar hoewel ik extra veel suiker in mijn thee doe en met een potlood en papier aan tafel ga zitten, kan ik niets bedenken. Ik voel me blanco, leeg en verslagen. Net als ik me afvraag of ik nog een troostende cocktail voor mezelf zal mixen, wordt er gebeld. Ik loop verbaasd de gang in, doe open en zie een verweerde oude vent in een overall op de stoep staan. Hij heeft vieze handen en nog maar een stuk of drie tanden, en achter hem op de oprit staat een bestelbus.

‘Feesttent?’ zegt hij zonder enige inleiding.

Ik kijk hem even onzeker aan.

‘Hallo?’ Hij zwaait met een hand voor mijn gezicht. ‘Had je een feesttent besteld?’

‘Ja!’ Ik ben er weer bij. ‘Ja, graag!’

Eíndelijk eens goed nieuws. Dit is een teken! Nu zal alles zich ten goede keren. De gedachte aan de opbollende feesttent bij Janice in de tuin maakt me nu al opgewonden.

‘Dus jij bent van het bedrijf van Cliff?’ vraag ik terwijl de man de bestelbus openmaakt.

‘Met zijn verontschuldigingen. De meeste jongens moesten naar een noodklus in Somerset. Het is een gekkenhuis.’

‘Ik dacht dat het zo stil was,’ zeg ik verbaasd.

‘Er hebben mensen afgezegd, ja.’ Hij knikt. ‘En dan bedenken ze zich weer, hè? Dat gebeurt zo vaak. Het gros van onze tenten is naar het westen, maar Cliff zei dat je deze wel mocht hebben.’

Hij laadt een berg wit tentzeil uit op de inrit, en ik kijk er weifelend naar. Die tent is niet zo groot als ik had verwacht.

‘Is dat een feesttent?’

‘Een prieel, hè? Wat vochtplekken aan één kant, maar die krijg je er met bleek wel af.’ Hij is alweer achter het stuur gekropen en start de motor. ‘Tot ziens, meid.’

‘Wacht!’ roep ik. ‘Waar moet ik hem inleveren?’

Ik zie hem glimlachen.

‘Nee, het is goed zo. Deze mag je houden.’

De bestelbus rijdt weg en ik loop schoorvoetend naar de berg wit zeil. Misschien is hij groter dan hij lijkt.

‘Deken!’ Minnie stormt door de voordeur naar buiten, springt op het zeil en begint op en neer te hupsen.

‘Dat is geen deken! Het is een… tent. Kom er eens af, lieverd. Even kijken.’

Ik til behoedzaam een laag op en schrik. Het zeil eronder is groen uitgeslagen van de schimmel. Ik til nog een hoek op en ontdek een gapende scheur.

Ik voel me een beetje licht in mijn hoofd. Dit was een onderdeel van het feest waarvan ik dacht dat ik het had geregeld. Het gaat me uren kosten om dat zeil schoon te maken en de scheur te repareren.

En het is niet eens een echte feesttent. Dit ding is piepklein. Daar kan ik toch geen tweehonderd mensen in kwijt?

Mijn hele lichaam beeft van de samengebalde paniek, maar ik heb geen keus. Het is dit of niets.

‘Zo!’ zeg ik zo monter als ik kan tegen Minnie. ‘Zo… mammie moet dit schoonmaken, hè? Niet eraan zitten!’ Ik sla haar hand weg van de groene schimmel.

‘Pudding!’ blèrt ze boos. ‘Hébben!’

‘Dat is geen pudding! Het is vies!’

Ik pak rubberhandschoenen, bleekwater en een borstel uit het gootsteenkastje, installeer Minnie veilig voor de tv en zet het op een schrobben. Ik dacht dat het bleekwater die groene troep zó zou oplossen, net als in de tv-spotjes, maar nee. De schimmel heeft zich aan het zeil gehecht en is op sommige plekken aangekoekt met modder. Het moet er al jaren zitten. Na tien minuten stevig borstelen heb ik zo’n vijftien vierkante centimeter schoongemaakt, en dan leun ik uitgeput achterover.

Ik kan dit hele geval niet schoonmaken.

Maar ik moet wel. Ik heb geen geld voor iets anders.

Ik schrob nog eens tien minuten en gooi de borstel in het teiltje met zwart geworden water en bleekmiddel. Ik heb pijn in mijn rug. Mijn hoofd bonkt. Ik strijk mijn haar uit mijn verhitte gezicht, misselijk van angst. Pas nu dringt de realiteit ten volle tot me door, zo erg als het maar kan, zonder roze bril. Hoe kwam ik erbij dat ik helemaal in mijn eentje een immens feest kon organiseren? Het is te veel.

Ik kan wel janken.

Nee. Ik ga niet huilen.

Zonder erbij na te denken pak ik mijn mobieltje uit mijn zak en toets met mijn duim Suzes snelkiesnummer in.

Ik ga haar niet om hulp vragen, zo ver kan ik niet gaan, maar als ze het zelf áánbiedt… zeg ik ja.

‘Ha, Bex!’ klinkt het prompt.

‘Suze?’ zeg ik beverig. ‘Hoe is het nu?’

Ik begin niet meteen over het onderwerp. Ik wacht tot zij het feest ter sprake brengt en dan zie ik wel.

‘Ik ben nog steeds woest!’ zegt Suze fel. ‘Weet je wat ik vandaag heb gedaan? Ik heb alle leden van Tarkies team bij elkaar geroepen voor een vergadering en gevraagd: “Waar waren jullie? Waarom was er niemand bij de opnames?” En weet je wat het ergste is? Er was wél iemand bij!’ Suzes stem wordt schel van verontwaardiging. ‘Hij zei dat hij wel vond dat het er vreemd uitzag, maar dat hij dacht dat het de nieuwste mode was en zich er niet mee wilde bemoeien. Ik zeg je, Bex, ik word Tarkies manager. Heb je nog iets van Danny gehoord?’ voegt ze eraan toe. ‘Want ik bel hem telkens, maar hij belt niet terug.’

‘Nee, hij belt mij ook niet terug.’ Ik hoor een gil en een bons op de achtergrond.

‘Wilfie! Laat dat! Bex, ik moet ophangen. Hoe gaat het trouwens?’

Ze zegt niets over het feest.

En opeens voel ik me diep vernederd. Ik kan het haar niet vertellen. Ik kan niet vertellen dat ik tot aan mijn knieën in een vieze feesttent sta, zonder geld, zonder baan en zonder enig idee hoe ik dat feest voor elkaar moet krijgen.

‘Eh… goed! Ik spreek je nog wel, Suze…’ Ik verbreek de verbinding en blijf even doodstil zitten. Het wordt kil en donker. Ik zie een lamp aanfloepen bij Janice en krijg een idee. Ik scrol door mijn contactenlijst en bel Jess.

Ik vraag of ze thee komt drinken, en dan ziet ze de tent en biedt aan te helpen schoonmaken. Vast wel. Ik had haar meteen om hulp moeten vragen. Ze is tenslotte mijn zusje!

‘Ha, Jess!’ zeg ik gretig zodra ze opneemt. ‘Ben je in de buurt? Heb je zin in een kop thee of zo?’

‘Tom en ik zitten in Staffordshire,’ zegt ze, en ze klinkt ook ver weg. ‘Ik doe wat onderzoek in het museum hier. Ik kon Janice geen minuut meer verdragen. Heb je al van haar laatste stunt gehoord?’

‘Nou?’

‘Ze had onze condooms gestolen! Gejat! Ze ontkende, maar ik weet het zeker. Hoe komen ónze condooms anders in háár la terecht? Ik zei tegen haar: “Zeg nou niet dat ze van jou zijn, Janice, want dat geloof ik toch niet.” Ik bedoel, ze heeft waarschijnlijk nog nooit gehóórd van ethische Fair Trade-condooms, laat staan dat ze ze zou kopen. Het werd knallende ruzie. Martin schaamde zich zo dat hij zich in het boomhuis verstopte.’

Ondanks alles moet ik wel giechelen bij het idee van Jess en Janice die slaande ruzie maken om condooms.

‘We moesten dus een paar dagen weg,’ vervolgt Jess. ‘Becky, ik kan haar niet uitstaan. Wat moet ik beginnen? Jij boft maar met je afwezige schoonmoeder.’

‘Eh… ja.’ Ik slik. ‘Vast wel.’

‘Hé, mijn batterij is bijna leeg, zal ik later terugbellen?’

‘Oké!’ Ik probeer het luchtig te zeggen. ‘Groetjes aan Tom!’

Als het licht van mijn scherm dooft, lijkt de oprit donkerder dan ooit.

Ik laat mijn hoofd op mijn knieën zakken. Ik kan niet meer. Mijn laatste restje energie is opgeslorpt door die twee telefoontjes. Ik heb niets meer. Geen hoop, geen plannen, geen oplossingen. Hoe kwam ik erbij dat ik een feest kon geven? Ik moet krankzinnig zijn geweest.

Opeens rolt er een traan langs mijn neus, gevolgd door een tweede. Ik zal mijn nederlaag moeten erkennen. Ik zal het feest moeten afblazen. Er zit niets anders op. Het is gewoon te overweldigend immens. Ik kan het gewoon niet.

Ik snik en sla mijn handen voor mijn gezicht. Het is ongelooflijk dat ik het opgeef, maar wat moet ik anders?

Ik bel Bonnie om te vragen of ze alle gasten wil mailen. We verzinnen wel een smoes. Luke kan naar Parijs. Hij hoeft nooit te weten wat ik van plan was. Het leven gaat gewoon door. Het is de makkelijkste oplossing. Het is de enige oplossing.

‘Rebecca?’ Ik kijk met een ruk op, knipper met mijn ogen en zie een lange, schimmige gedaante voor me staan.

‘Elinor?’ De paniek is verstikkend. ‘Wat doe jij hier? Je mag hier niet komen! Ik woon hier! Stel dat Luke je ziet, of mijn ouders…’

‘Luke is er niet,’ zegt Elinor bedaard. Ze heeft de duifgrijze Chanel-jas aan die ik haar heb verkocht, met de ceintuur strak om haar middel. ‘Alleen Minnie en jij zijn thuis. Dat heeft mijn chauffeur nagetrokken voordat ik kwam.’

Haar chauffeur? Waar heeft ze die vandaan, van de Geheime Dienst of zo?

‘Ik zal het kort houden.’ Ze kijkt over mijn schouder, niet naar mij. ‘Ik wil je nogmaals mijn hulp aanbieden. Ik geloof dat je die overhaast hebt afgewezen, om redenen waar ik alleen maar naar kan gissen. Ik geloof dat je iemand nodig hebt die sir Bernard Cross persoonlijk kent. Ik kan hem vragen Lukes afspraak te verzetten, en ik weet zeker dat hij dat zal doen.’ Ze aarzelt. ‘Als je wilt dat ik dat voor je doe, laat het me dan weten, alsjeblieft.’

‘Dank je wel,’ zeg ik mat, ‘maar het hoeft niet meer. Ik ga het feest afblazen.’

Elinor kijkt me nu pas echt aan, en ik zie de verbazing in haar ogen verschijnen.

‘Afblazen? Waarom?’

‘Omdat ik het niet kan.’ Er biggelt weer een traan langs mijn neus. ‘Het is een ramp. Ik had via ruilhandel een feesttent bemachtigd, maar hij zit onder de schimmel, ik krijg hem nooit op tijd schoon en hij is nog te klein ook. En toen was mijn geld op, dus wilde ik opslag vragen, maar ik ben geschorst van mijn werk, en Luke moet toch naar Parijs…’ Ik wrijf in mijn ogen. ‘Wat heeft het voor zin? Waarom zou ik mijn best nog doen?’

Elinor laat haar kille blik over de tent glijden.

‘Heb je niemand die je kan helpen? Je vriendin Susan, wellicht?’

God, ik had geen idee dat ze Suzes naam zelfs maar kende.

‘Ik heb eigenlijk…’ Ik bloos. ‘Ik heb tegen al mijn vrienden gezegd dat ik geen hulp nodig had.’

Het is nu zo donker dat ik Elinor amper nog kan onderscheiden. Net als ik moed wil verzamelen om haar een kop thee aan te bieden, al hoop ik dat ze zal bedanken, zegt ze weer iets, nog houteriger en onhandiger dan anders.

‘Ik heb de laatste weken veel over ons gesprek nagedacht. Je hebt mensenkennis, Rebecca. Ik heb Luke nooit zomaar iets gegeven. Er waren altijd… verwachtingen aan verbonden. Nu wil ik hem graag iets geven. Onvoorwaardelijk. En daarom wil ik je helpen.’

‘Elinor…’ Ik trek een grimas. ‘Dat is heel vriendelijk van je, echt, maar het heeft geen zin, zoals ik al zei. Zelfs al gaat Luke niet naar Parijs, dan kan ik dit feest nog niet op tijd regelen.’ Ik til een schimmelige lap tentzeil op en laat hem vallen. ‘Moet ik híér tweehonderd mensen in ontvangen?’

‘Dus je gooit het bijltje er maar bij neer?’

Haar toon steekt. Waar maakt ze zich druk om? Het is haar feest niet. Ze is niet eens uitgenodigd.

‘Zoiets.’ Ik schokschouder. ‘Ja.’

‘Ik vind het zorgwekkend.’ Ze neemt me koel op. ‘Bij mijn weten heb je nog nooit iets opgegeven. Je kunt misleid zijn, ja. Ongepolijst, ja. Impulsief, ja. Dwaas, ja.’

Wil ze me opvrolijken?

‘Oké, dank je,’ onderbreek ik haar. ‘Ik snap het nu wel.’

‘Maar je bent altijd vasthoudend,’ vervolgt Elinor alsof ik niets heb gezegd. ‘Je weigert altijd je gewonnen te geven, hoe het ook tegenzit. Het is een van de dingen die ik altijd aan je heb bewonderd.’

Ze heeft me altijd bewonderd? Nou breekt mijn klomp.

‘Nou, maar misschien is dit gewoon te veel, oké?’ zeg ik vermoeid. ‘Misschien ben ik Supervrouw niet.’

‘Waar een wil is, is een weg, als je de middelen maar hebt.’

‘Ja, dat ís het hem nou juist!’ barst ik gefrustreerd uit. ‘Snap je het dan niet? Ik ben geschorst van mijn werk! Mijn creditcards zijn leeg! Ik heb verdomme geen…’

‘Ik heb de middelen,’ kapt Elinor me af.

Ik kijk haar even weifelend aan. Zegt ze daar… Ze bedoelt toch niet…

‘Ik heb de middelen,’ herhaalt ze. ‘We zouden het… samen kunnen doen.’

O, mijn god.

Sámen? Wil ze samen met mij een feest geven?

‘Elinor…’ Het is zo’n absurd idee dat ik bijna moet lachen. ‘Dat kun je niet menen. Luke zou… Hij zou…’

‘Luke hoeft het niet te weten. Hij komt er nooit achter.’ Ze zegt het zo gedecideerd dat ik haar verbijsterd aankijk. Ze meent het echt, hè?

‘Mammie!’ Minnie stormt het huis uit en blijft dan stokstijf staan. ‘Mouw!’ Ze stort zich verrukt in Elinors armen.

‘Elinor…’ Ik masseer mijn voorhoofd. ‘Je kunt niet doodleuk… Weet je wel hoe erg het is? Weet je wel hoe Luke zou reageren als…’

‘Dat weet ik heel goed. Daarom vraag ik jou om deze kans.’ Haar gezicht is net zo uitgestreken als altijd, maar plotseling zie ik een zenuwtrekje bij haar oog dat me nooit eerder is opgevallen.

Het kan natuurlijk ook door de schemering komen.

‘Ik kan Luke onmogelijk iets geven.’ Ze zegt het zonder een greintje zelfmedelijden. ‘Hij heeft me uit zijn leven gebannen. Hij wantrouwt me. Als ik probeerde hem iets te geven, zou hij het ongeopend terugsturen. Als jij mijn aanbod aanneemt, bied je me de kans Luke een onvoorwaardelijk cadeau te geven. Om het bij te leggen misschien zelfs.’ Elinor zwijgt even.

‘Het soort cadeau… dat zijn echte moeder hem zou hebben gegeven.’

Wát? Noemde ze Annabel zijn echte moeder?

Ik slik een paar keer. Het wordt me te heftig. Ik weet niet of ik dit aankan. Het was makkelijker toen Elinor nog gewoon die boze heks was die we nooit zagen.

‘Als je mijn aanbod afwijst,’ vervolgt ze zakelijk als altijd, ‘ontneem je me dat voorrecht.’

‘Puzzel?’ Minnie reikt hoopvol in Elinors tas. ‘Puzzel?’

‘Hier, Minnie.’ Elinor haalt een van de puzzels uit het Ritz uit haar tas en geeft hem aan Minnie. Dan kijkt ze me recht aan. ‘Alsjeblieft?’

Mijn gedachten schieten machteloos heen en weer, als een flipperbal. Ik kan niet… Ik mag niet… Ik zou…

Luke komt er nooit achter…

Nee, ik kán het niet…

Maar dan hoefden we niet af te zeggen… Luke zou zijn feest krijgen…

‘Misschien moet je erover nadenken,’ zegt Elinor. Ik kijk naar haar op alsof ik haar voor het eerst zie. Zoals ze daar staat, met het hengsel van haar dure tas in twee gehandschoende handen en haar dat iets opwaait in de wind, ziet ze er bleek, oud en schimmig uit. En bijna… deemoedig.

Dat is nog het onbegrijpelijkste van alles. Elinor Sherman, de voornaamste, verwaandste vrouw van de wereld, heeft me deze ene keer niet gecommandeerd, gekoeioneerd of me de les gelezen; ze heeft me iets gevraagd. En nu staat ze nederig mijn antwoord af te wachten.

Of zo nederig als je kunt zijn wanneer je van top tot teen in Chanel bent gekleed en je chauffeur op je wacht.

‘Oké,’ zeg ik langzaam, en dan grinnik ik naar haar. ‘Oké, Elinor. We hebben een deal.’

‘Dank je.’ Elinor aarzelt even. ‘Rebecca, ik wil nog iets zeggen. Ik weet dat je je vast had voorgenomen dit feest zelf te geven. Ik weet dat je trots bent op je onafhankelijkheid, maar je moet niet onderschatten hoeveel plezier het anderen doet Luke iets te geven, op wat voor manier dan ook.’

‘Mijn vriendin Suze zei ook al zoiets,’ zeg ik nadenkend. ‘Ze wilde wel helpen, maar het mocht niet van mij.’

Ik krimp onwillekeurig in elkaar bij de gedachte aan Suze die gekwetst zegt: ‘Het gaat niet altijd allemaal om jóú, oké? We denken echt niet dat je het niet kunt. Waar het om gaat, is dat Luke niet alleen jouw man is, maar ook onze vriend, en dat we iets voor hem wilden doen.’

Ze wilde echt graag helpen. En ik was te trots om haar hulp aan te nemen. Ik heb het nog steeds niet echt gevraagd, toch? Ik heb gewacht tot ze het zou aanbieden. Nou, geen wonder dat ze dat niet heeft gedaan.

Opeens voel ik me de grootste trut aller tijden.

‘Elinor, momentje…’ Ik loop weg, pak mijn mobieltje en bel Suze nog eens.

‘Bex?’ zegt ze verbaasd. ‘Gaat het wel?’

‘Suze, moet je horen,’ zeg ik gejaagd. ‘Het spijt me ontzettend. Had ik je maar meteen gevraagd me met het feest te helpen. Ik vond dat spritsidee geweldig, en Luke zou heel ontroerd zijn. En ik wilde alleen even zeggen…’ Ik slik iets weg. ‘Is het nog niet te laat? Wil je nog helpen?’

Het blijft even stil en dan zegt Suze: ‘Eerlijk zeggen, Bex. Heb je er een ongelooflijke puinhoop van gemaakt?’

‘Ja!’ zeg ik half lachend, half snikkend. ‘Klopt.’

‘Dan krijg ik vijf pond van Tarkie,’ zegt ze voldaan. ‘Goed, zeg maar wanneer, waar en wat ik moet doen.’

Kentish English Sparkling Wine
Huize Spandings
Mallenbury
Kent

Mw. R. Brandon

Dennenlust

Elton Road 43

Oxshott

Surrey

Mallenbury, 3 april 2006

Geachte mevrouw Brandon,

Hartelijk dank voor uw brief van 27 maart jongstleden.

Het doet me genoegen dat onze zending van vijftig flessen sprankelwijn u veilig heeft bereikt en dat u tijdens het proeven werd ‘getroffen’ door de krachtige, uitgesproken smaak. We zijn er heel trots op!

Ik heb er echter alle begrip voor dat u, zoals u zegt, de matigheids-beweging hebt ontdekt en hebt besloten uw feest alcoholvrij te houden. We zullen ervoor zorgen dat de flessen onverwijld worden opgehaald en wensen u een (nuchter) swingend feest toe!

Hoogachtend,

Paul Spry,

Marketingmanager

PS: We lanceren binnenkort een alcoholvrije sprankelwijn en ik stuur u hierbij tien flessen, met onze complimenten.