10

Ha. Fraai nannybureau is dat. Ik overweeg een klacht in te dienen bij de Nanny Ombudsman. Nannybureaus horen vertrouwelijk te zijn. En discreet. Het verhaal over de moeder en de wortels schijnt aan elk nannybureau in de stad doorgestuurd te zijn. Suze belde me schuldbewust op en zei dat iedereen op St. Cuthbert’s het erover had en dat het het nieuwe broodje aap is, alleen eindigt het er nu mee dat Kyla en ik elkaar met wortels bekogelen.

Luke was niet onder de indruk, hoe vaak ik hem ook uitlegde dat Kyla sowieso volkomen ongeschikt voor ons was. En het bureau zegt dat het ‘lastig’ zou kunnen worden om een nieuwe Ultimate Nanny voor ons te vinden. Ik moest mam dus vragen in te springen en toen zei ze gepikeerd: ‘O, dus nu ben ik wel goed genoeg?’

Om het nog erger te maken heb ik gisteren eindelijk eens goed naar mijn goedkope feestspullen van de Pondknaller gekeken. Ik maakte eerst een pakje plaatskaartjes open… en die waren voorbedrukt met de tekst HARTELIJK GEFELICITEERD, MIKE. Alle tweehonderd.

Ik heb even overwogen Luke de bijnaam Mike te geven. Ik bedoel, waarom zou hij geen bijnaampje mogen hebben? En waarom zou dat niet Mike zijn? Ik dacht dat als ik hem in lieve mailtjes Mikey noemde en pap en mam overhaalde hem Mike te noemen en ik misschien zelfs een paar keer ‘o, Mike, Mike!’ hijgde tijdens het vrijen, hij er waarschijnlijk wel vóór het feest aan gewend zou zijn.

Maar toen bleek op de servethouders GEFELICITEERD, LORRAINE te staan, dus dat plan heb ik maar laten schieten.

Er zijn in elk geval nog een páár lichtpuntjes. Mijn ruilhandel is nu al een triomf. Jess heeft gelijk, het is fantastisch! Waarom kopen mensen in vredesnaam nog iets als je ook kunt ruilen? Ik heb bergen reacties op mijn advertenties gekregen en ik heb vanavond een paar afspraken. Als het zo doorgaat, heb ik dat hele feest in een mum van tijd geregeld, gratis en voor niets!

Jess heeft me ook links gestuurd naar een paar websites met groene decoratie-ideeën en hoewel de meeste waardeloos zijn, heb ik iets heel cools gevonden. Je kunt oude plastic tassen aan repen knippen en daar pompons van maken, en die zien er echt goed uit. En ze zijn gratis! Die ben ik dus begonnen te maken wanneer Luke er niet is. Gelukkig heb ik al een redelijke hoeveelheid plastic tassen. De pompons van Selfridges-tassen zijn geweldig, met al dat vrolijke geel, en de groene van Harrods zien er ook chic uit. Nu alleen nog een paar witte. (Misschien moet ik daarvoor inkopen gaan doen bij de delicatessenwinkel van Harvey Nichols. Het is daar best duur, maar dat is de prijs die je betaalt voor je ecologisch verantwoorde gedrag.)

En dan is er nog een groot lichtpunt: ons nieuwe huis, dat nog steeds lijkt door te gaan. Ik ben er in mijn lunchpauze naartoe gegaan om Suze een rondleiding te geven, en het ziet er nog beter uit dan ik me herinnerde.

‘Bex, het is super!’ Suze stommelt met een opgetogen gezicht de trap af. ‘Wat is het lícht! En boven is het gigantisch! Al die slaapkamers! Ze lijken uit het niets op te duiken!’

‘Ongelooflijk, hè?’ zeg ik stralend van trots.

‘Zo zie je maar wat architecten kunnen.’ Ze schudt verwonderd haar hoofd. ‘En geen addertjes onder het gras? Geen haken en ogen?’

Die arme Suze heeft het tragische verhaal aangehoord van alle andere huizen die we wilden kopen.

‘Geen vuiltje aan de lucht! Volgende week is de overdracht en twee weken daarna kunnen we erin. We hebben de verhuizers al besteld en alles.’ Ik lach stralend naar Suze. ‘Dit is voorbestemd.’

‘Wat zul je opgelucht zijn.’ Suze geeft me een knuffel. ‘Ongelooflijk dat je nu eindelijk een huis hebt gevonden!’

‘Ik weet het.’ Ik trek aan haar mouw. ‘Kom mee, de tuin bekijken!’

We lopen over het gazon naar de achtertuin, waar een grote eikenboom staat. Er zijn ook een schommel en allerlei klimtuig op een ondergrond van snippers boomschors.

‘Je kinderen kunnen hier allemaal komen spelen,’ verkondig ik trots.

‘Dat zullen ze zalig vinden!’ Suze gaat op de schommel zitten en zet af.

‘Hoe is het met Ernie?’ schiet het me plotseling te binnen. ‘Hoe was het gesprek op school?’

‘Dat hebben we nog niet gehad.’ Suzes gezicht betrekt. ‘Ik zie er als een berg tegen op. Ik moet volgende week voor een tentoonstelling naar school en ik weet zeker dat de directrice me dan in mijn kraag grijpt…’ Ze breekt haar zin af. ‘Hé, Bex, heb je geen zin om mee te gaan? Je zou mijn buffer kunnen zijn. Ze kan toch niet gemeen tegen me doen waar jij bij staat?’

‘Natuurlijk ga ik met je mee!’ Eerlijk gezegd popel ik om die directrice eens de wind van voren te geven.

‘Het is een kunsttentoonstelling. De leerlingen hebben allemaal schilderijen gemaakt en wij gaan koffiedrinken en ze bekijken,’ vertelt Suze. ‘En dan moeten we de school een donatie geven.’

‘Ik dacht dat je al schoolgeld betaalde,’ zeg ik verbaasd. ‘Waarom moet je een donatie geven?’

‘Het schoolgeld is nog maar het begín,’ zegt Suze op een toon alsof ik er niets van snap. ‘Dan zijn er nog de inzamelingen en de goede doelen van de school en de collectes voor de docenten. Ik doe niets anders dan cheques uitschrijven.’

‘En dan doen ze ook nog eens gemeen tegen je?’

‘Ja,’ zegt Suze sip. ‘Maar het is een uitstekende school.’

God, dat hele gehannes met die school lijkt me een nachtmerrie. Misschien kan ik een alternatief vinden. Misschien kan ik Minnie thuis onderwijzen. O nee, niet thuis. Dat zou saai zijn. Ik kan haar lesgeven bij… Harvey Nicks! God, ja. Perfect. Ik zie me al met een café latte aan een tafeltje zitten terwijl ik Minnie interessante cultuurfeitjes uit de krant voorlees. We zouden kunnen rekenen met suikerklontjes en aardrijkskunde doen we in de zaal met internationale ontwerpers. De mensen zouden me ‘het meisje dat haar kind lesgeeft in Harvey Nicks’ noemen en ik zou een hele internationale trend in gang kunnen zetten van warenhuisonderwijs…

‘Hé, Bex.’ Suze, die niet meer schommelt, tuurt wantrouwig naar mijn fluwelen topje. ‘Is dat mijn topje? Heb ik je dat niet geleend toen we net bij elkaar gingen wonen?’ Ze komt van de schommel. ‘En toen ik het terug wilde hebben, zei jij dat het per ongeluk in een kampvuur was verbrand, dat topje?’

‘Eh…’ Ik zet in een reflex een stap achteruit.

Er gaat me een lichtje op. Waarom heb ik gezegd dat het was verbrand? Ik weet het niet meer, het is te lang geleden.

‘Ja!’ Suze kijkt nog eens goed. ‘Het is dat topje van Monsoon! Ik had het van Fenny geleend en jij had het weer van mij geleend en je zei dat je het niet meer kon vinden en toen zei je dat het was verbrand! Weet je wel hoe Fenny erover heeft gezeurd?’

‘Ik geef het je wel terug,’ zeg ik snel. ‘Sorry.’

‘Nu hoeft het niet meer.’ Ze neemt me ongelovig op. ‘Waarom draag jij het eigenlijk nog?’

‘Omdat het tussen mijn kleren zat,’ zeg ik mismoedig. ‘En ik heb beloofd al mijn kleren drie keer te dragen voordat ik weer ga shoppen.’

‘Wát?’ zegt Suze overdonderd. ‘Maar… waarom?’

‘Nadat de bank failliet was gegaan, hebben we een afspraak gemaakt. Luke koopt geen nieuwe auto en ik geen nieuwe kleren. Pas in oktober weer.’

‘Maar Bex…’ Suze kijkt me bezorgd aan. ‘Is dat niet slecht voor je gezondheid? Ik bedoel, is het niet geváárlijk om cold turkey af te kicken? Ik heb er een keer een tv-programma over gezien. Je wordt helemaal rillerig en je krijgt black-outs. Voel je je niet beverig?’

‘Ja!’ Ik kijk haar gefascineerd aan. ‘Toen ik laatst langs de uitverkoop van Fenwicks liep, begon ik helemaal te trillen!’

O, mijn god. Het was niet in me opgekomen dat ik mijn gezondheid in gevaar kon brengen door niet meer te shoppen. Moet ik naar de dokter?

‘En hoe zit het met Lukes feest?’

‘Sst,’ sis ik, en ik kijk achterdochtig om me heen in de lege tuin. ‘Je hoeft het niet van de daken te schreeuwen! Wat is er met het feest?’

‘Koop je geen nieuwe jurk?’ fluistert Suze.

‘Natuurlijk wel…’ Dan dringt het tot me door.

Ik had er nog niet aan gedacht. Ik kan geen nieuwe jurk kopen voor Lukes feest, hè? Niet zolang we nog een afspraak hebben.

‘Nee,’ geef ik toe. ‘Ik kan geen nieuwe jurk kopen. Ik zal iets ouds moeten dragen. Beloofd is beloofd.’

Opeens voel ik me een beetje mat. Ik bedoel, niet dat ik dat feest wilde geven om een nieuwe jurk te kunnen kopen, maar toch.

‘En… hoe gaat het met het feest?’ verbreekt Suze de stilte.

‘Heel goed!’ zeg ik prompt om haar af te schepen. ‘Prima. Zodra de uitnodigingen klaar zijn, zal ik je er een sturen.’

‘Fijn! En… heb je geen hulp nodig of zo?’

‘Hulp?’ zeg ik een beetje kattig. ‘Waarom zou ik hulp nodig hebben? Ik heb alles in de hand.’

Ik zal haar eens iets laten zien. Wacht maar tot ze mijn plastic pompons ziet.

‘Uitstekend! Nou, ik verheug me erop. Het wordt vast super.’ Ze begint weer te schommelen en mijdt mijn blik.

Ze gelooft me zeker niet? Ik weet wel zeker dat ze me niet gelooft. Net als ik het haar voor de voeten wil gooien, hoor ik een kreet.

‘Daar zijn ze! Die duivels!’ Een rood aangelopen, gebarende man van middelbare leeftijd loopt uit het buurhuis naar ons toe.

‘Wie is dat?’ vraagt Suze zacht.

‘Geen idee,’ zeg ik. ‘We hebben de buren nooit gezien. De makelaar zei dat er een oude man naast ons woonde. Hij was ziek en kwam nooit buiten…’ Ik richt me tot de man. ‘Kan ik iets voor u doen?’

‘Voor me doen?’ Hij kijkt me woedend aan. ‘Je zou me kunnen uitleggen wat je met mijn huis hebt gedaan! Ik bel de politie!’

Suze en ik kijken elkaar angstig aan. Kom ik naast een gek te wonen?

‘Ik heb niets met uw huis gedaan!’ roep ik terug.

‘Nou, wie heeft mijn slaapkamers dan gestolen?’

Pardon?

Voordat ik iets terug kan zeggen, stormt onze makelaar de tuin in. Hij heet Magnus, draagt krijtstreeppakken en heeft een zachte, discrete stem.

‘Mevrouw Brandon, ik regel dit wel. Is er een probleem?’ vervolgt hij tegen de man. ‘Meneer…?’

‘Evans.’ De man loopt naar Magnus toe en ze voeren een gesprek over het tuinhek, waarvan ik niet meer dan flarden opvang. Aangezien in die flarden ook de woorden ‘rechtbank’, ‘schande’ en ‘beroving op klaarlichte dag’ voorkomen, weet ik niet meer hoe ik het heb.

‘Er zal toch niets aan de hand zijn?’ vraag ik angstig aan Suze.

‘Natuurlijk niet,’ zegt ze geruststellend. ‘Het zal wel een misverstandje tussen buren zijn. Zo’n gevalletje dat je met een kop thee kunt oplossen. Misschien gaat het over… de heg!’ zegt ze gehaast wanneer meneer Evans met zijn gebalde vuist naar Magnus begint te zwaaien.

‘Kun je je zo druk maken om een heg?’ vraag ik weifelend.

Het gesprek wordt luider en de flarden worden langer.

‘… zelf een moker pakken… kwaaie duivels moeten straf hebben…’

‘Uitstekend.’ Magnus loopt lijkbleek over het gras naar ons toe. ‘Mevrouw Brandon, er doet zich een probleempje voor met betrekking tot de slaapkamers van uw woning. Volgens deze buurman zijn er een paar… onttrokken aan zijn pand.’

‘Hè?’ Ik gaap hem wezenloos aan.

‘Hij gelooft dat iemand de tussenmuur heeft uitgebroken en… zijn slaapkamers heeft gestolen. Drie, om precies te zijn.’

Suze snakt naar adem. ‘Ik vónd het al zo groot!’

‘Maar u had gezegd dat er acht slaapkamers waren! Het stond in de brochure!’

‘Dat is waar.’ Magnus lijkt zich steeds onbehaaglijker te voelen. ‘De projectontwikkelaar had ons verteld dat het huis acht slaapkamers telde en we hadden geen reden om daaraan te twijfelen…’

‘Dus hij heeft gewoon de muren boven eruit gesloopt en alle kamers ingepikt zonder dat iemand het in de gaten had?’ Ik gaap Magnus ongelovig aan.

Hij kijkt nog ongeruster.

‘Ik geloof dat de projectontwikkelaar de benodigde vergunningen heeft gekregen van de gemeente…’

‘Hoe dan?’ Meneer Evans, die duidelijk genoeg heeft van het wachten, doemt voor ons op. ‘Door documenten te vervalsen en smeergeld uit te delen zeker! Ik kom terug uit Amerika, ga naar boven om een tukje te doen en wat zie ik? Mijn halve bovenverdieping is weg! Dichtgemetseld! Iemand heeft mijn huis gestolen!’

‘Waarom heeft niemand dat gezien?’ vraagt Suze stoer. ‘Was het niet een beetje achteloos van u om dat zomaar te laten gebeuren?’

‘Mijn vader is doof en zo goed als blind!’ Meneer Evans lijkt steeds bozer te worden. ‘Zijn verzorgers lopen in en uit, maar die weten toch nergens van? Misbruik maken van weerloze mensen, dat is het.’ Hij is bijna paars en zijn gelige ogen staan zo dreigend dat ik er bang van word.

‘Het is mijn schuld niet! Ik heb niets gedaan! Ik wist het niet eens! En u mag uw slaapkamers houden,’ voeg ik er in een opwelling aan toe. ‘Of… misschien kunnen we ze van u kopen? Weet u, we zijn radeloos. We wonen bij mijn ouders in en we hebben een kind van twee…’

Ik kijk wanhopig naar meneer Evans, maar die laat zich niet vermurwen. Hij lijkt zelfs nog moordlustiger dan daarnet.

‘Ik ga mijn advocaat bellen.’ Hij draait zich op zijn hakken om en beent terug naar zijn huis.

‘Wat houdt dit in?’ vraag ik kwaad. ‘Hoe gaat het nu verder?’

Magnus durft me niet eens aan te kijken.

‘Ik vrees dat het een ingewikkelde zaak is. We zullen de akten moeten bekijken, juridisch advies inwinnen, misschien moet het huis in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht, of mogelijk kunnen we iets regelen met meneer Evans… Ik denk dat u de verkoper met succes kunt aanklagen en er zou sprake kunnen zijn van fraude…’

Ik kijk hem met stijgende ontzetting aan. Ik wil geen fraudezaak, ik wil een huis.

‘Dus de overdracht gaat niet door, volgende week?’

‘Ik ben bang dat de hele verkoop voorlopig van de baan is.’

‘Maar we moeten een huis hebben!’ jammer ik. ‘Dit is ons vijfde huis al!’

‘Het spijt me.’ Magnus pakt zijn gsm. ‘Neem me niet kwalijk, ik moet onze juridische afdeling op de hoogte stellen.’

Hij loopt weg en ik kijk naar Suze. We zeggen even geen van beiden iets.

‘Ongelooflijk,’ zeg ik ten slotte. ‘Rust er een vloek op ons?’

‘Het komt wel goed,’ zegt Suze hoopvol. ‘Iedereen sleept iedereen voor de rechter en dan krijgen jullie uiteindelijk je huis. En als je toch nog een tijdje bij je moeder moet blijven, is ze vast dolblij.’

‘Nee!’ zeg ik radeloos. ‘Dan wordt ze woest! Suze, ze heeft helemaal geen legenestsyndroom. We zaten er faliekant naast.’

‘Hè?’ zegt Suze verbluft. ‘Maar ik dacht dat ze jullie ontzettend zou missen en dat ze suïcidaal zou worden.’

‘Ze deed maar alsof! Ze telt de dagen tot we weggaan! De hele buurt kijkt ernaar uit!’ Ik grijp wanhopig naar mijn hoofd. ‘Wat moet ik nou doen?’

We kijken allebei zwijgend om ons heen in de winterse tuin.

Misschien kunnen we iets kraken, bedenk ik. Of we zetten een grote tent op in de tuin en dan maar hopen dat niemand ons ziet. We zouden alternatievelingen kunnen worden en in een nomadentent gaan wonen. Ik zou mezelf Regenboog kunnen noemen en Luke zou Wolf kunnen heten en Minnie Rent-over-gras-op-band-schoentjes.

‘Wat ga je doen?’ verstoort Suze een fantasie waarin we bij een kampvuur zitten en Luke, die WOLF op zijn knokkels getatoeëerd heeft, in een oude leren broek houthakt.

‘Kweenie,’ zeg ik radeloos. ‘Ik zal er iets op moeten verzinnen.’

Bij thuiskomst tref ik mam en Minnie in de keuken aan, waar ze cakejes versieren, allebei met een schort voor. (Mam heeft die decoratieset bij de Pondknaller gekocht. De cakejes ook.) Ze gaan zo tevreden op in hun werk dat ze me niet zien, en gek genoeg zie ik zonder enige waarschuwing Elinor weer voor me in die paskamer, oud en triest en eenzaam en naar haar kleinkind vragend.

Ze heeft Minnie niet meer gezien sinds het kind nog in de wieg lag. Ze heeft al ontzettend veel van Minnies leventje gemist. Ik weet dat het haar eigen schuld is, en dat ze een loeder is, maar toch…

O, god. Ik voel me zo verscheurd. Moet ik zorgen dat Minnie haar leert kennen? Niet dat ik me kan voorstellen dat Elinor cakejes zou versieren, dat niet, maar ze zouden iets samen kunnen doen. De Chanel-catalogus doornemen, misschien.

Minnie sprenkelt zo geconcentreerd veelkleurige hageltjes over haar cakejes dat ik haar niet wil storen. Ze is rood van inspanning, haar neusje rimpelt en er zit glazuur met hageltjes aan haar wang geplakt. Terwijl ik naar haar kijk, lijkt mijn hart te smelten. Ik zou de rest van mijn leven kunnen kijken hoe zij met dat potje schudt. Dan krijgt ze me opeens in het vizier en haar gezicht licht op.

‘Mammie! Hazeltjes!’ Ze houdt trots het potje in de lucht.

‘Goed zo, Minnie! Heb jij al die cakejes versierd?’ Ik buk me en geef haar een zoen. Haar wangen zijn bestoven met poedersuiker – eigenlijk lijkt de hele keuken bedekt te zijn met een laagje poedersuiker.

‘Eten.’ Minnie biedt me hoopvol een cakeje aan. ‘Hazeltjes eten.’ Ze begint het cakeje in mijn mond te proppen.

‘Jummie!’ Er vallen kruimels op mijn kin en ik kan mijn lachen niet inhouden. ‘Lekker.’

‘Zo, Becky!’ Mam kijkt op van haar slagroomspuit. ‘Hoe was het huis?’

‘O!’ Ik land weer op aarde. ‘Mooi.’

Wat min of meer waar is. Het is mooi, alleen is de helft gestolen.

‘En de verhuizing is definitief?’

‘Nou…’ Ik wrijf wat hageltjes van mijn neus. ‘Er zou een béétje vertraging kunnen optreden…’

‘Vertraging?’ Mam klinkt meteen gespannen. ‘Wat voor vertraging?’

‘Ik weet het nog niet,’ krabbel ik haastig terug. ‘Misschien is het niets.’

Ik neem mam aandachtig op. Haar schouders zijn gespannen. Dat is geen goed teken.

‘Tja, áls er vertraging is,’ zegt ze uiteindelijk, ‘kunnen jullie natuurlijk hier blijven. We zouden het niet anders willen.’

O, god, wat klinkt ze ondraaglijk nobel en opofferingsgezind.

‘Zo ver komt het vast niet!’ zeg ik snel. ‘Maar als het er toch van komt, kunnen we altijd… huren?’ Ik krijg het amper uit mijn keel – en ja hoor, ze hapt als een haai die bloed ruikt.

‘Huren? Jij gaat niet huren, Becky, dat is weggegooid geld!’

Mam is pathologisch tegen huren. Telkens wanneer ik probeerde voor te stellen dat Luke en ik iets zouden kunnen huren, gedroeg zij zich alsof we opzettelijk geld wilden betalen aan een verhuurder, alleen maar om haar te pesten. En wanneer ik te berde breng dat het op het vasteland van Europa doodnormaal is om te huren, haalt zij haar neus op en zegt neerbuigend: ‘Het vasteland!’

‘Becky, is er een probleem?’ Mam houdt op met slagroom spuiten en kijkt me nu pas echt aan. ‘Gaan jullie nou verhuizen of niet?’

Ik kan haar de waarheid niet vertellen. We zullen gewoon moeten vertrekken. Hoe dan ook.

‘Natuurlijk gaan we verhuizen!’ zeg ik monter. ‘Uiteraard! Ik zei alleen dat er een beetje vertraging zou kunnen optreden, maar dat gebeurt waarschijnlijk niet. Over drie weken zijn we weg.’ Ik ren de keuken uit voor ze nog iets kan vragen.

Oké. Ik heb dus drie weken om het probleem met het huis op te lossen. Of een andere oplossing te vinden. Of een nomadentent te kopen.

God, wat zijn die nomadententen duur. Ik heb er net op internet naar gezocht. Duizenden ponden voor een lapje tentzeil. Ik weet dus niet of we dat wel gaan doen. Ik weet helemáál niet wat we gaan doen.

Maar daar wil ik nu niet aan denken, want ik ga voor het eerst ruilhandelen. Pap en mam zijn uit, Luke heeft een zakendiner en Minnie ligt in bed, dus ik heb het rijk alleen. Spannend! Dit is het begin van een heel nieuwe manier van leven. Zero-consumptie, milieuvriendelijk, ethisch ruilen binnen de plaatselijke gemeenschap. Zoals het leven zou móéten zijn. Misschien ga ik wel nooit meer shoppen. De mensen zouden me ‘het meisje dat nooit shopt’ noemen.

Mijn eerste ruiler, Clare, komt om zeven uur met een feesttent, en zij krijgt van mij twee tassen van Marc Jacobs, wat me een eerlijke ruil lijkt, vooral omdat ik die tassen toch nooit meer gebruik. Ik heb ze in vloeipapier gewikkeld en in de oorspronkelijke verpakking gestopt, en voor de aardigheid heb ik er een Marc Jacobs-sleutelring bij gedaan. Het enige probleem dat ik kan voorzien, is dat die tent, als hij echt groot is, misschien moeilijk in de garage te stouwen is, maar het lukt me vast wel.

Daarna komt Daryl de vuurvreter, die zijn diensten aanbiedt in ruil voor een Luella-enveloptasje (wat een beetje vreemd lijkt, maar misschien wil hij het voor zijn vriendin hebben of zo). En dan komt er een jongleur voor een paar Gina-sandalen. En een vrouw die hapjes maakt die ze aanbiedt in ruil voor een jas van Missoni (daar zal ik met pijn in mijn hart afstand van doen, maar op de jas van Banana Republic die ik eerst had aangeboden, kwam geen enkele reactie).

Die vuurvreter vind ik het spannendst. Hij heeft beloofd me een demonstratie te geven en alles. Misschien komt hij wel in glitterkostuum! De bel gaat en ik ren opgewonden naar de voordeur. Dat moet de feesttent zijn!

‘Hallo!’ Ik zwaai de deur open, half-en-half verwachtend een grote feesttent in bruiloftsstijl te zien, helemaal opgezet en verlicht in de voortuin.

‘Hoi.’ Een mager meisje neemt me zijdelings op. Ze is maar een jaar of zestien, met een gordijn sluik haar aan weerszijden van haar bleke gezicht, en ze lijkt geen feesttent bij zich te hebben, of ze moet hem wel heel klein hebben opgevouwen.

‘Ben jij Clare?’ vraag ik confuus.

‘Ja.’ Ze knikt en ik krijg een vleug pepermuntkauwgom in mijn neus.

‘Kom jij een feesttent voor twee tassen van Marc Jacobs ruilen?’

Het blijft lang stil, alsof ze erover na moet denken.

‘Mag ik de tassen zien?’ vraagt ze dan.

Dit loopt niet helemaal zoals ik had verwacht.

‘Mag ik de tent zien?’ pareer ik. ‘Hoe groot is hij? Passen er tweehonderd mensen in? Is hij gestreept?’

Het blijft weer stil.

‘Mijn pa verhuurt feesttenten,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ik kan er wel een voor je ritselen, ik zweer het.’

Ze kan er wel een rítselen? Wat is dit voor stomme ruilhandel?

‘Je had hem zullen brengen!’ zeg ik verontwaardigd.

‘Ja, nou, dat ging dus niet, oké?’ zegt ze narrig. ‘Maar het komt wel goed. Wanneer moet je hem hebben? Zijn dat de tassen?’ Ze heeft haar begerige oog op de Marc Jacobs-tassen aan mijn voeten laten vallen.

‘Ja,’ zeg ik onwillig.

‘Mag ik even kijken?’

‘Ach, ja.’

Ze pakt de eerste uit, een grote grijze, en snakt naar adem. Haar hele gezicht licht op. Ik leef onwillekeurig met haar mee. Ik kan zien dat ze ook een handtassenliefhebster is.

‘God, wat mooi. Ik móét hem hebben.’ Ze heeft hem al over haar schouder gehangen en draait hem alle kanten op. ‘Waar is de andere?’

‘Hé, je krijgt ze alleen in ruil voor een feesttent…’

‘Ha, Daryl.’ Clare steekt haar hand op naar een andere slungelige tiener die het pad op komt, een jongen in een strakke spijkerbroek met zwartgeverfd haar en een rugzak.

Is dát de vuurvreter?

‘Ken je hem?’ zeg ik een tikje ongelovig.

‘We zitten samen op de modeacademie.’ Clare kauwt op haar kauwgom. ‘Daar hebben we je advertenties gezien.’

‘Hoi.’ Daryl sjokt naar ons toe en steekt een slap handje naar me op. ‘Ik ben Daryl.’

‘Ben jij echt vuurvreter?’ Ik neem hem sceptisch op. Ik had me een mannelijker type voorgesteld, zonnebankbruin met hagelwitte tanden en in een string met lovertjes. Maar ik mag niet zo bevooroordeeld zijn. Misschien is hij in het circus opgegroeid of zo.

‘Ja.’ Hij knikt een paar keer en knijpt nerveus met zijn ogen.

‘En jij wilt mijn Luella-enveloptasje hebben?’

‘Ik verzamel stukken van Luella.’ Hij knikt vurig. ‘Ik ben gek op Luella.’

‘Daryl ontwerpt tassen,’ mengt Clare zich in het gesprek. ‘Hij is heel getalenteerd, zeg maar. Waar heb je die gekocht?’ Ze kijkt weer verliefd naar de Marc Jacobs-tas.

‘Bij Barneys in New York.’

‘Barneys?’ hijgt ze. ‘Ben je daar geweest? Hoe is het?’

‘Ik heb er zelfs gewerkt.’

‘Dat bestáát niet.’ Nu kijkt Daryl me met grote ogen vol ontzag aan. ‘Ik ben aan het sparen voor een reis naar New York.’

‘Wij allebei.’ Clare knikt verwoed. ‘Ik was vóór Kerstmis tot honderdzestig pond gekomen, maar toen kwam de uitverkoop. En ik ben bij Vivienne Westwood geweest.’ Ze trekt een gekweld gezicht.

‘Ik ben bij Paul Smith geweest,’ zegt Daryl met een zucht. ‘Nu zit ik weer op dertig pond.’

‘Ik zit op min tachtig,’ zegt Clare mismoedig. ‘Ik moet mijn vader terugbetalen. Hij had iets van: “Wat moet je met nog een jasje?” en ik had iets van: “Pap! Het is wel Vivienne Wéstwood, hoor!” En hij keek me zo aan van: huh?’

‘Ik weet precies hoe je je voelt,’ flap ik er meelevend uit. ‘Ze snappen het gewoon niet. Welk jasje was het? Toch niet dat ongelooflijke rode met de voering?’

‘Ja!’ Haar gezicht licht op. ‘Die was het! En die waanzinnige schoenen… Ik moet ergens een foto hebben…’ Ze pakt haar mobieltje en begint te scrollen.

Ze is net zoals ik! Ik heb ook foto’s van al mijn lievelingskleren.

‘Mag ik de Luella even vasthouden?’ vraagt Daryl verlegen terwijl ik Clares Westwood-schoenen bewonder.

‘Natuurlijk! Alsjeblieft.’ Ik geef hem het tasje en hij kijkt er eerbiedig naar. ‘Zo… misschien moeten we maar eens ter zake komen. Kun je een demonstratie vuurvreten geven? Het is voor een feest. Het moet er echt cool uitzien.’

Het blijft heel even stil. ‘Ja, oké,’ zegt Daryl dan. ‘Ik zal het laten zien.’

Hij zet zijn rugzak op de grond, rommelt er even in en haalt er een lange houten stok uit, die hij met een zippo aansteekt.

Dat lijkt helemaal niet op een echte vuurvretersstok. Het lijkt op een stuk bamboe uit de tuin.

‘Kom op, Daryl,’ zegt Clare, die geconcentreerd toekijkt. ‘Je kunt het.’

Daryl legt zijn hoofd in zijn nek, zodat ik zijn magere hals kan zien, en heft de stok. Met bevende hand brengt hij de vlam tot op een paar centimeter van zijn mond, krimpt in elkaar en trekt de stok weg.

‘Sorry,’ mompelt hij. ‘Best heet.’

‘Je kunt het!’ zegt Clare weer bemoedigend. ‘Kom op. Denk maar aan Luella.’

‘Oké.’ Hij doet zijn ogen dicht en lijkt moed te verzamelen. ‘Ik kan het. Ik kan het.’

De stok staat nu half in brand. Oké, die jongen kan geen echte vuurvreter zijn.

‘Wacht!’ roep ik wanneer hij de vlammende stok weer naar zijn mond brengt. ‘Heb je dit wel vaker gedaan?’

‘Ik heb het van YouTube afgekeken,’ zegt Daryl. Het zweet parelt op zijn voorhoofd. ‘Ik kan het wel.’

YouTube?

‘Uitblazen, Daryl,’ zegt Clare nerveus. ‘Denk erom, úítblazen.’

Hij heft de stok weer, met bevende hand. Een oranje vlammenzee laait op. Straks steekt hij ons allemaal nog in de fik.

‘Kom op,’ prevelt hij in zichzelf. ‘Kom op dan, Daryl.’

‘Hou op!’ roep ik vol afgrijzen. ‘Straks bezeer je je nog! Hé, je mag die tas wel hebben, oké? Je kríjgt hem van me! Als je je gezicht maar niet brandt!’

‘Echt waar?’ Daryl, die er een beetje wit en beverig uitziet, laat de stok zakken en maakt een sprongetje als de vlam langs zijn hand likt. ‘Au! Kut!’ Hij laat de stok vallen en schudt met zijn hand, en we zien de vlam langzaam doven.

‘Je bent helemaal geen vuurvreter, hè?’ zeg ik uiteindelijk.

‘Nee.’ Hij schuifelt met zijn voet. ‘Ik wilde dat tasje gewoon hebben. Mag ik het echt meenemen?’

Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Als ik een advertentie zag waarin een designertas werd aangeboden in ruil voor vuurvretersdiensten, zou ik waarschijnlijk ook net doen alsof ik kon vuurvreten. Toch voel ik me een beetje ontgoocheld. Hoe moet het nu met Lukes feest?

‘Oké,’ zeg ik met een zucht. ‘Neem maar mee.’

Ik kijk naar Clare, die hoopvol terugkijkt, met haar arm nog om de grijze tas van Marc Jacobs. Eerlijk gezegd gebruik ik allebei die tassen niet meer. En iets zegt me dat ik er nooit een feesttent voor zal krijgen.

‘En Clare, jij mag die tassen van Marc Jacobs houden, als je ze wilt hebben.’

‘Heftig!’ Ze knapt bijna van blijdschap. ‘Zeker weten? Zal ik… je auto wassen of zo?’

‘Nee, dank je!’ Ik schiet tegen wil en dank in de lach.

Clare straalt helemaal. ‘Dit is echt waanzinnig. O, kijk, daar komt Julie.’

‘Zeg maar niets meer,’ zeg ik. ‘Ook een vriendin van jullie.’

Een blond meisje met drie gekleurde ballen in haar handen komt het tuinpad opgelopen.

‘Hallo!’ Ze glimlacht onzeker. ‘Ik ben de jongleur. Voor de Ginasandalen.’

‘Kun je jongleren?’ vraag ik bot.

‘Nou…’ Ze kijkt gespannen naar Clare, die een grimas naar haar trekt en haar hoofd schudt. ‘Eh… Ik ben een snelle leerling.’

Daryl, Clare en Julie lopen samen weg en ik zak op het stoepje, sla mijn armen om mijn knieën en staar in het niets. Ik moet me wel somber voelen. Mooie ruilhandel was dat. Ik bedoel, niet dat ik met tegenzin spullen weggeef, het was zelfs een genoegen om te zien dat mijn dingen een goed tehuis kregen. En ze waren alle drie heel dankbaar.

Maar toch was het niet echt een geslaagde transactie, hè? Ruilhandel is waardeloos, als je het mij vraagt, en ik snap niet waarom ik Jess ooit heb geloofd. Ik ben drie tassen en een paar sandalen lichter en het heeft me niets opgeleverd. Het feest is nog niets opgeschoten… en we hebben geen huis… en we moeten hier weg… Mijn hoofd zakt steeds verder naar voren, en het dringt niet meteen tot me door dat een vriendelijke stem zegt:

‘Rebecca?’

Ik kijk op en zie een vrouw in een net mantelpakje met een dienblad.

‘Ik ben Erica,’ zegt ze. ‘Van Oxshottmarketplace.com? Met de hapjes in ruil voor de Missoni-jas? Ik heb een paar dingen meegebracht, dan kun je kiezen.’

Ik hijs me moeizaam overeind en neem Erica wantrouwig op. ‘Kun je wel echt koken?’

Erica lacht en gebaart naar het blad. ‘Proef zelf maar,’ zegt ze.

Ik pak zonder iets te zeggen een hapje en zet mijn tanden erin. Het is een pasteitje met garnaal en chili en het is heerlijk, net als het broodje avocado met mozzarella.

Tegen de tijd dat ik alles heb geproefd, voel ik me een miljoen keer beter. Erica is een echte cateraar! Ze gaat van alles maken en ze dient het zelf op. En die Missoni-jas staat haar ook nog eens prachtig, helemaal wanneer ik er een lakleren ceintuur en een paar hoge, glimmende Prada-laarzen bij heb gedaan (ze snijden altijd in mijn schenen en ik draag ze toch nooit) en haar een ander kapsel heb gegeven.

En ze zei dat als ik haar de catering voor het hele feest wilde laten verzorgen, ze best nog wat meer wilde ruilen!

Ik gloei van trots. Het is gelukt! Kijk mij nou. Ik doe aan ruilhandel binnen mijn plaatselijke gemeenschap, milieuvriendelijk en nobel, en ik gebruik alles wat de aarde te bieden heeft zoals het was bedóéld. Zonder geld, zonder creditcards en zonder verspilling. Wacht maar tot Jess het hoort!

Ik drentel tevreden naar binnen en kijk even bij Minnie. Dan zet ik mijn laptop aan en kijk gewoon uit belangstelling op Erica’s website. Wauw. Het is echt indrukwekkend. Daar staat ze, helemaal chic en professioneel in haar schort. En daar is een bladzij met aanbevelingen… en een lijst met feestmenu’s… en…

Wát?

Ik kijk geschokt naar de webpagina. Dit is niet te geloven.

De Missoni-jas, Prada-laarzen en ceintuur die ik heb geruild, waren samen minimaal zestienhonderd pond waard… en hier staat dat ik exact dezelfde hoeveelheid hapjes voor twaalfhonderd pond had kunnen krijgen als ik de ‘Speciale Hapjesdeal’ had genomen.

Ik heb vierhonderd pond te veel uitgegeven. Geen wonder dat ze zo gretig was.

Ik sluit ziedend de computer af. Ik had van het begin af aan gelijk. Ruilhandel is een stom, waardeloos systeem en het is niet zómaar uit de mode geraakt en ik doe dit nooit, maar dan ook nooit meer. Er is toch niks mis met geld?

DR. JAMES LINFOOT
HARLEY STREET
36 LONDEN W1

Rebecca Brandon

Dennenlust

Elton Road 43

Oxshott

Surrey

Londen, 17 februari 2006

Beste Rebecca,

Dank voor je brief van 15 februari jl.

Ik ben inderdaad hart-longarts, en het speet me van je symptomen te horen. Het lijkt me echter niet waarschijnlijk dat ze zijn veroorzaakt door ‘cold turkey afkicken van het shoppen’.

Ik ben het niet met je eens dat het onontkoombaar is ‘een paar dingen te kopen in het belang van je gezondheid’, en ik kan je ook geen recept verstrekken ‘om te gaan shoppen’.

Wanneer de symptomen aanhouden, raad ik je aan je huisarts te consulteren.

Met vriendelijke groet,

Dr. James Linfoot

Centrale Afdelingseenheid
Monetair Beleid

Whitehall Place 180/4
Londen SW1

Mw. R. Brandon

Dennenlust

Elton Road 43

Oxshott

Surrey

Londen, 20 februari 2006

Beste Rebecca,

Dank je voor je brief van 16 februari.

Ik begrijp je onvrede met betrekking tot je recente ruilhandelervaring. Als ik de kans krijg, zal ik de minister inderdaad waarschuwen dat ‘ruilhandelen uiteindelijk toch niet de juiste weg is’. Maak je geen zorgen: hij is nog niet begonnen ‘al onze spullen met die van Frankrijk te ruilen’.

Mocht het een troost zijn: de onvolkomenheden van niet-liquide financiële instrumenten zijn altijd een bron van frustratie geweest voor investeerders. Toevallig werk ik momenteel aan een verhandeling getiteld ‘Een geschiedenis van de taxatie en prijsstelling van niet-liquide investeringen sinds 1600’ voor Monetaire economie. Met jouw toestemming zou ik graag jouw voorbeeld van de teleurstellende ruilhandel gebruiken om mijn stuk wat ‘jeu’ te geven. Mocht je dat willen, dan zal ik je uiteraard in een voetnoot vermelden.

Met vriendelijke groet,

Edwin Tredwell,
Hoofd Beleidsresearch

Alaris Publicaties bv

Postbus 45
Londen E16 4JK

Mw. R. Brandon

Dennenlust

Elton Road 43

Oxshott

Surrey

Londen, 27 februari 2006

Beste Rebecca,

Bedankt voor je demo-cd ‘Becky’s inspirerende toespraken’, die we inmiddels hebben beluisterd. De toespraken waren heel geanimeerd en sommige anekdotes hoogst vermakelijk.

Je stelt dat je ‘diepe, spirituele boodschap luid en duidelijk overkomt’. Helaas waren wij er na verschillende malen aandachtig luisteren nog niet precies achter wat je boodschap inhield. Je teksten leken verschillende boodschappen te behelzen, waarvan sommige tegenstrijdig waren.

Om die reden zullen we geen twaalfdelige cd-box uitgeven waarvoor we tv-reclame gaan maken, zoals jij voorstelt.

Hoogachtend,

Celia Hereford,
Redacteur Mind-Body-Spirit