12

Deze keer hebben we in een restaurant in het centrum afgesproken, ver weg van Lukes kantoor. Wanneer ik aankom, zie ik Bonnie al aan een tafel in een hoek zitten, onberispelijk in een koraalroze pakje en de oorbellen met pareltjes die ik Luke als verjaardagscadeautje aan haar heb laten geven. Ze lijkt zich prima op haar gemak te voelen, zoals ze daar bedaard in haar eentje met geheven hoofd thee zit te drinken. Alsof ze altijd alleen in restaurants zit.

‘Wat staan die oorbellen je goed!’ zeg ik terwijl ik op het bankje tegenover haar schuif.

‘Ze zijn prachtig!’ zegt Bonnie, en ze raakt er een aan. ‘Ik hoop dat je mijn bedankbriefje hebt ontvangen, Becky. Hoe heb je dat in hemelsnaam voor elkaar gekregen?’

‘Ik heb het heel subtiel aangepakt,’ zeg ik trots. ‘Ik had ze op internet gevonden en toen zei ik tegen Luke dat ik ze voor mezelf wilde hebben. En toen zei ik: “Nee, toch niet. Ze zijn beter voor iemand met een donkerder haarkleur, zoals je assistente Bonnie, misschien”!’

Ik verzwijg wijselijk dat ik het een keer of vijf heb moeten zeggen, steeds luider, voordat Luke zelfs maar opkeek van zijn laptop.

‘Je bent er heel bedreven in,’ zegt Bonnie met een zucht. ‘Ik heb minder geluk gehad met je fitnesszaaltje in de kelder, jammer genoeg. Ik heb wel geprobéérd het ter sprake te brengen…’

‘O, laat maar. Het huis is voorlopig toch van de baan.’ Ik pak de kaart en leg hem afwezig weer weg. ‘Ik maak me meer zorgen om het feest. Het is toch ongelooflijk wat er gisteren is gebeurd?’

‘De mensen zijn zo laks als het om uitnodigingen gaat.’ Bonnie klakt afkeurend met haar tong. ‘Ze lezen ze nooit goed.’

‘Wat moet ik nu doen?’ Ik hoop dat Bonnie al een slimme oplossing heeft bedacht, en ja hoor, ze knikt kalm.

‘Ik heb een idee. We nemen persoonlijk contact op met alle gasten, benadrukken nog eens dat het feest topgeheim moet blijven en voorkomen zo dat er meer ongelukken gebeuren.’

‘Ja,’ zeg ik peinzend. ‘Ja, dat is een goed plan. Ik zal de lijst morgen meenemen naar mijn werk.’

‘Mag ik voorstellen dat ik de telefoontjes afhandel?’ zegt Bonnie omzichtig. ‘Als jij het doet, wekt dat de indruk dat jij de contactpersoon bent, maar dat moet je juist níét zijn. We moeten je zoveel mogelijk afzonderen van de gasten om meer vergissingen te voorkomen.’

‘Maar dat is veel te veel werk! Dat red je niet!’

‘Ik vind het helemaal niet erg. Heus, ik doe het graag.’ Ze aarzelt even. ‘Ik vind het zelfs leuk!’

‘Nou… bedankt!’

Er draait een ober om ons heen en ik bestel een dubbele cappuccino, want ik heb behoefte aan cafeïne. Zo’n feest is meer werk dan ik had gedacht. Ik heb spierpijn in mijn handen van het verknippen van plastic tassen voor pompons (ik heb er nu tweeënzeventig) en ik ben continu bang dat Luke per ongeluk mijn map met aantekeningen vindt. Ik heb vannacht gedroomd dat hij thuiskwam, net toen ik in een enorme beslagkom stond te roeren voor zijn verjaardagstaart, en toen moest ik doen alsof het voor het ontbijt was en hij zei telkens: ‘Maar ik wil geen taart als ontbijt.’

Het was een stomme droom, want ik ga écht geen taart voor tweehonderd man bakken.

O, god, dat moet ik ook op de lijst zetten. Taart bestellen.

‘Becky, lieverd, maak je niet zo druk,’ zegt Bonnie alsof ze mijn gedachten kan lezen. ‘Er gebeuren altijd onverwachte dingen, maar volgens mij heb je het feest goed in de hand. Weet je,’ vervolgt ze zacht, ‘Lukes personeel is heel loyaal. Iedereen is blij met deze kans om hem te laten merken hoe hij wordt gewaardeerd.’

‘O!’ Ik voel een warme tinteling. ‘Nou, gelukkig maar.’

‘Ik heb nog nooit een baas gehad die zo vastberaden voor zijn personeel opkomt. Als er lastige klanten of klachten zijn, wil Luke de problemen altijd zelf oplossen. Zijn naam staat boven de deur, zegt hij, dus moet hij de kritiek over zich heen laten komen. Dat kan natuurlijk ook een zwakte zijn,’ voegt ze er bedachtzaam aan toe, en ze neemt nog een slokje thee. ‘Volgens mij zou hij meer moeten delegeren.’

Ik bekijk Bonnie opeens met andere ogen. Hoeveel merkt ze op terwijl ze stilletjes in haar hoekje naar iedereen kijkt?

‘Die nieuwe koolstof-weet-ik-veel cliënt klinkt cool,’ zeg ik in de hoop haar meer informatie te ontlokken.

‘O, ja. Luke was er heel blij mee. Hij probeerde natuurlijk er niet te veel van te verwachten, maar ik merk het altijd wanneer een bespreking echt belangrijk voor hem is…’ – Bonnie glimlacht fijntjes – ‘… want dan strikt hij zijn stropdas opnieuw.’

‘Ja!’ roep ik opgetogen, want ik herken het. ‘Dat doet hij thuis ook!’

We glimlachen naar elkaar en ik neem een slokje cappuccino. Ergens voelt het raar om achter Lukes rug om over hem te praten, maar het is ook heel prettig om een vertrouwelinge te hebben. Niemand anders kent Lukes hebbelijkheidjes zo goed.

‘Raak je altijd bevriend met de vrouw van je baas?’ Ik kan me niet bedwingen. ‘Of met de man?’

‘Niet echt.’ Ze lijkt het bijna grappig te vinden. ‘Die vrouwen zien mij niet als… een geschikte vriendin, denk ik.’

Ik heb foto’s gezien van lady Zara Forrest, de vrouw van Bonnies vorige baas. Ze heeft een kuuroord in Notting Hill en wordt constant geïnterviewd. Ik kan me inderdaad niet voorstellen dat ze met Bonnie op stap zou gaan.

‘Tja, het zal wel logischer zijn dat je bevriend raakt met andere mensen binnen het bedrijf,’ zeg ik snel. ‘Er lijkt een prima sfeer te hangen…’

‘Ja,’ zegt Bonnie. ‘Al zit ik natuurlijk in een lastige positie, als Lukes assistente. Ik moet bepaalde dingen voor me houden, en dat schept afstand tussen mij en de anderen.’ Ze glimlacht. ‘Zo gaat dat altijd.’

Ze is eenzaam.

Het komt als een klap aan. Ze zou natuurlijk een druk sociaal leven buiten haar werk kunnen hebben, maar op de een of andere manier betwijfel ik dat. Luke heeft me ooit verteld dat ze altijd beschikbaar is in het weekend, dat ze zijn mails altijd binnen het uur beantwoordt en dat hij daar zo blij om is. Misschien is het fantastisch voor hem, maar hoe zit het met haar?

‘Nou, ik vind het echt fijn dat wíj elkaar wel beter hebben leren kennen,’ zeg ik hartelijk. ‘Ik had toch gezegd dat we een goed team zouden zijn? Trouwens, ik ben bezig met de aircosituatie.’

Het is véél te koud in Lukes kantoor. Het verbaast me niets dat Bonnie er zit te rillen.

‘Dank je wel!’ Ze lacht met kuiltjes in haar wangen. ‘Kan ik ook nog iets voor jou doen?’

‘Er moet iets zijn…’ Ik neem een slok koffie terwijl ik erover nadenk. ‘O ja! Weet je wel, die nieuwe douchegel van Luke? Vind je die niet stinken?’

‘Douchegel?’ Bonnie lijkt ervan te schrikken. ‘Tja, ik mag niets zeggen…’

‘Je moet het hebben geroken. Die met rozemarijn en ginseng? Ik vind het vreselijk, maar hij zegt dat hij er wakker van wordt. Nou, als jij zegt dat je het ook vreselijk vindt, houdt hij er misschien mee op.’

‘Lieve Becky.’ Bonnie kijkt me aan. ‘Ik kan echt niet over iets zo intiems als douchegel beginnen.’

‘O, jawel! Natuurlijk wel! Neem maar van mij aan dat Luke een hoge dunk heeft van jouw mening. Hij zou zich niet beledigd voelen. En die blauwe stropdas met autootjes van hem, kun je tegen hem zeggen dat die ook afgrijselijk is?’

‘Becky, echt…’

‘Kom op.’ Ik glimlach innemend naar haar, als echtgenote en assistente onder elkaar. ‘Jij moet die das toch ook hopeloos vinden?’

‘Nou…’ Bonnie lijkt zich niet op haar gemak te voelen. Natuurlijk niet. Ik pak mijn koekje uit en vermaal het peinzend.

Dan krijg ik opeens een geweldige inval. Ze zou Luke op nog een heel belangrijke manier voor me kunnen beïnvloeden. Eventueel.

‘Bonnie… ben jij enig kind?’ vraag ik.

‘Nee, ik heb een broer.’

Perfect!

‘Nou, als je de kans krijgt… zou je dan tegen Luke kunnen zeggen dat je broer heel belangrijk voor je is? En zou je hem dan kunnen vragen of hij meer kinderen wil na Minnie en zeggen dat je het heel fijn zou vinden als hij dat wilde? En dat hij een beetje moet opschieten?’

Bonnie zit erbij alsof ze het in Keulen hoort donderen.

‘Becky! Dat zijn echt mijn zaken niet. Ik kan echt niet…’

‘Ja, dat kun je wel!’ zeg ik bemoedigend. ‘Ik wil dolgraag nog een kind, en ik weet dat hij het diep in zijn hart ook wil, en naar jou luistert hij wel.’

‘Maar…’

‘Alleen als de gelegenheid zich voordoet,’ zeg ik geruststellend. ‘Als het toevallig ter sprake komt. Zullen we afrekenen?’

Als we buiten staan, geef ik Bonnie in een opwelling een zoen.

‘Hartstikke bedankt voor alles, Bon. Je bent top!’

Ik had een eeuwigheid geleden al vriendschap met Bonnie moeten sluiten. De volgende keer laat ik haar tegen Luke zeggen dat hij met me naar Mauritius moet.

‘Welnee.’ Ze lijkt nog een tikje nerveus, maar ze glimlacht naar me. ‘En maak je maar niet druk om het feest. Ik weet zeker dat Luke niets vermoedt.’

‘Dat weet ik nog zo net niet.’ Ik kijk in een aanval van paranoia naar links en naar rechts. ‘Had ik je al verteld dat ik hem na onze lunch ben tegengekomen? Ik zei tegen hem dat ik me had laten botoxen, maar hij geloofde me niet, en nu kijkt hij telkens naar me alsof hij weet dat ik iets in mijn schild voer…’ Ik zie Bonnies gezicht. ‘Wat is er?’

‘Nou snap ik het!’ roept ze uit. Ze trekt me uit de stroom voetgangers op de stoep. ‘Becky, toen Luke die middag terugkwam op kantoor, vroeg hij me of er dure kledingwinkels in de buurt waren geopend. Ik dacht dat het een soort marktonderzoek was, maar nu vraag ik me af of hij dacht dat je stiekem…’ Ze doet er tactvol het zwijgen toe.

‘Had geshopt?’ zeg ik ongelovig. ‘Dacht hij dat ik liep te shóppen?’

‘Het zou kunnen, nietwaar?’ Haar ogen twinkelen. ‘Het zou een goede dekmantel zijn.’

‘Maar… je begrijpt het niet! Ik heb Luke beloofd dat ik niet meer zou gaan shoppen! We hebben een afspraak sinds die bank failliet is gegaan! En daar hou ik me aan!’

Het duizelt me, zo verontwaardigd ben ik. Dacht Luke dat ik mijn belofte had gebroken en me indekte met een verhaal over botox? Keek hij daarom de hele tijd zo achterdochtig naar mijn tas?

Ik heb zin om zijn kantoor binnen te marcheren, hem mijn tas bij wijze van handschoen toe te werpen en te verklaren: ‘Rebecca Brandon geboren Bloomwood houdt altijd woord, heer!’ En misschien nodig ik hem dan uit voor een duel.

‘O, jee.’ Bonnie kijkt me zorgelijk aan. ‘Becky, het was maar een veronderstelling…’

‘Nee, ik weet zeker dat je gelijk hebt. Hij denkt dat ik liep te shoppen. Nou, prima. Hij denkt maar.’ Ik steek fier mijn kin in de lucht. ‘Ik kan het als dekmantel gebruiken.’

Als Luke me ervan verdenkt dat ik in het geniep aan het shoppen ben, zal hij niet op het idee komen dat ik stiekem een feest organiseer. Ik loop vastbesloten de straat uit. Als Luke denkt dat ik ‘shop’… dan ga ik ‘shoppen’ ook. Niet te zuinig.

Als ik Luke die avond thuis hoor komen, ben ik er klaar voor. Ik heb een nooit eerder gedragen appelgroene trui aan (een grote miskoop, wat bezíélde me?) waar het prijskaartje nog aan hangt. Daaroverheen draag ik die leren jas uit de uitverkoop waar ik het Whistlesmerkje zorgvuldig weer zo aan heb bevestigd dat het uit de mouw piept, plus een sjaal, een ketting en een knaloranje ceintuur die ik geen van alle ooit heb aangehad.

Ik bedoel, ik was wel van plan ze te dragen. Je weet wel. Als het juiste moment zich aandiende.

Ik heb een paar chique plastic tassen gepakt die boven in de kast lagen en ze zo onder de keukentafel gezet dat je ze net kunt zien. Ik heb wat vloeipapier met het Prada-logo in de afvalbak in de keuken gegooid en een paar oude bonnetjes half achter de magnetron verstopt. Minnie, die me in haar pyjama en ochtendjas op de voet volgt, kijkt verwonderd toe terwijl ze een broodje honing eet. Zodra ik Luke naar de keuken hoor komen, zeg ik voor de zekerheid ‘sst!’ tegen haar.

‘Sst!’ zegt ze me prompt na, en ze drukt een vinger tegen haar lippen. ‘Sst, mammie!’ Ze kijkt er zo ernstig bij dat ik onwillekeurig in de lach schiet. Dan neem ik mijn mooiste fashionista-houding in bij de roestvrijstalen koelkast en doe alsof ik mezelf bekijk. Wanneer Luke binnenkomt, maak ik een overtuigend sprongetje.

‘Luke, je maakt me aan het schrikken!’ zeg ik betrapt. Ik trek haastig de leren jas uit, waarbij ik ervoor zorg dat het roze merkje goed zichtbaar is. ‘Ik was gewoon, eh… Het is niets. Helemaal niets!’ Ik prop de jas op en hou hem achter mijn rug. Luke neemt me bevreemd op, loopt naar de koelkast en pakt een biertje.

Goh. Misschien had ik de bonnen in de koelkast moeten verstoppen.

Nee. Te doorzichtig.

‘Sst, pappie!’ zegt Minnie gewichtig tegen Luke, met haar vinger nog op haar lippen. ‘Verstoppie.’

Ze dacht dat ik verstoppertje aan het spelen was. Het is haar lievelingsspelletje, alleen wordt het iets anders gespeeld. Je telt maar tot drie en je moet tegen haar zeggen waar je je gaat verstoppen. En als het haar beurt is, verstopt ze zich altijd op dezelfde plek, namelijk midden in de kamer.

‘Ik kom zo spelen, poppenkop.’ Luke neemt een teug bier. ‘Boeiend truitje,’ zegt hij met opgetrokken wenkbrauwen. Gelijk heeft hij, want ik ben net een zuurtje.

‘Dat is stokoud!’ verdedig ik me meteen. ‘Ik heb het een eeuwigheid geleden gekocht. Vraag maar aan Suze. Bel haar maar op als je me niet gelooft. Toe dan!’

‘Becky…’ Luke lacht. ‘Ik heb nooit gezegd dat ik je niet geloof. Waarom ben je zo wantrouwig?’

‘Omdat… Zomaar!’ Ik loop naar de tafel en schop de tassen er opvallend onopvallend onder. Ik zie Lukes ogen naar beneden flitsen en de tassen spotten.

Ha! Het werkt!

‘Zo, wat heb je vandaag gedaan?’ vraagt hij vriendelijk.

‘Niks! Ik ben nergens geweest! God, je ondervraagt me altijd zo, Luke.’ Ik stop de ketting onder mijn trui alsof ik hem wil verbergen.

Luke doet zijn mond open om iets te zeggen, maar bedenkt zich en trekt een bierblikje uit het plastic.

Gooi het weg… smeek ik geluidloos. Toe dan, gooi het weg…

Yes!

Ik zou choreograaf moeten worden. Net als Luke de afvalbak open wil maken, spring ik op hem af en leg precies op tijd mijn hand op het handvat.

‘Laat mij maar,’ zeg ik supernonchalant. ‘Geen punt. Ik doe het wel.’

‘Ik gooi dit gewoon weg,’ zegt Luke verwonderd. Hij tilt het deksel weer op en ik laat hem een blik op het Prada-vloeipapier werpen voordat ik het handvat weer pak.

‘Ik zei toch dat ik het wel zou doen!’ zeg ik verhit.

‘Becky, het is al goed.’ Hij trekt het deksel helemaal open en het vloeipapier wappert met de tocht omhoog alsof het wil zeggen: daar ben ik! Kijk dan naar me! Prada!

We kijken er allebei zwijgend naar.

‘Goh, wat doet dat hier?’ roep ik dan met een hoge, gekunstelde stem, en ik duw het papier weer in de bak. ‘Dat is oud. Echt heel oud. Ik bedoel, ik zou niet weten wanneer ik voor het laatst bij Prada ben geweest. Of iets van Prada heb gekocht. Of zoiets!’

Ik struikel over mijn woorden en ik heb nog nooit zó schuldig geklonken.

Ik begin me zelfs schuldig te vóélen. Ik voel me alsof ik net mijn hele creditcard heb geplunderd en al mijn aankopen onder het bed heb verstopt.

‘Becky…’ Luke haalt een hand over zijn voorhoofd. ‘Wat is er in godsnaam aan de hand?’

‘Niets!’

‘Niets.’ Hij werpt me een sceptische blik toe.

‘Echt niets.’ Ik probeer resoluut en zelfverzekerd te klinken, hoewel ik me begin af te vragen of ik het er niet te dik op heb gelegd.

Misschien is hij er geen moment in getrapt. Misschien denkt hij: zo, ze is in elk geval níét wezen shoppen dus wat zou ze dan proberen te verbergen? Ha, ik weet het al, een feest.

We kijken elkaar even woordeloos aan. Ik hijg en klem mijn hand nog om het handvat van de afvalbak.

‘Gevonden?’ verbreekt Minnies stem de betovering. Ze staat midden in de kamer, met haar handen stevig tegen haar ogen gedrukt, want zo verstopt ze zich.

‘Becky!’ Pap duikt in de deuropening op. ‘Lieverd, je kunt beter even komen. Er is een bestelling voor je.’

‘O, goh,’ zeg ik verbaasd. Ik verwacht niets. Wat kan het zijn?

‘Gevonden?’ jengelt Minnie. ‘Gevónden?’

‘Gevónden!’ zeggen Luke en ik snel als uit één mond. ‘Goed zo, Minnie!’ voeg ik eraan toe wanneer ze haar ogen opendoet en stralend van trots naar ons kijkt. ‘Heel goed verstopt!’ Ik kijk weer naar pap. ‘Van wie is die bestelling?’

‘Het is een busje van fashionforwardgirl.com,’ zegt pap terwijl we met hem meelopen. ‘Ik geloof dat het best veel is.’

‘Echt?’ Ik frons mijn voorhoofd. ‘Dat kan niet kloppen. Ik heb niets op fashionforwardgirl.com besteld. Ik bedoel, de laatste tijd niet.’

Ik zie dat Luke me onderzoekend opneemt en voel dat ik begin te blozen. ‘Echt niet, oké? Het moet een vergissing zijn.’

‘Pakket voor Rebecca Brandon,’ zegt de koerier wanneer ik bij de voordeur ben. ‘Als u hier even wilt tekenen…’ Hij houdt me een elektronisch apparaatje en een stylus voor.

‘Wacht even!’ Ik steek mijn handen op. ‘Ik teken niets. Ik heb niets bij fashioforwardgirl.com besteld! Ik bedoel, ik kan me niet herínneren dat ik iets heb besteld…’

‘Toch wel,’ zegt de bezorger verveeld, alsof hij het vaker heeft gehoord. ‘Zestien stuks.’

‘Zéstien?’ Mijn mond zakt open.

‘Ik zal u de orderbevestiging laten zien, als u wilt.’ Hij trekt een vertwijfeld gezicht en loopt naar zijn busje.

Zestien stuks?

Oké, dit slaat nergens op. Hoe kan ik nou zestien dingen hebben besteld bij fashionforwardgirl.com en me er niets van herinneren? Word ik seniel?

Daarnet deed ik nog alsof ik me schuldig voelde over mijn shopgedrag, en nu wordt het allemaal werkelijkheid, als in een boze droom. Hoe kan dit? Ligt het aan mij?

Dan zie ik opeens dat Luke en pap elkaar over mijn hoofd heen veelbetekenend aankijken.

‘Ik heb het niet gedaan!’ zeg ik overstuur. ‘Ik heb niets besteld! Het moet een bizarre computerfout zijn.’

‘Becky, niet weer die smoes van de computerfout,’ zegt Luke verveeld.

‘Het is geen smoes, het is echt zo! Ik heb dit niet besteld.’

‘Nou, íémand moet het gedaan hebben…’

‘Misschien is mijn identiteit gestolen.’ Dan krijg ik een idee. ‘Of misschien heb ik geslaapshopt!’

O, mijn god. Nu valt alles op zijn plaats. Dit verklaart alles. Ik ben een geheime slaapshopper. Ik zie voor me hoe ik geluidloos uit bed stap, met een glazige blik in mijn ogen naar beneden ga, de computer aanzet, mijn creditcardgegevens invoer…

Maar waarom heb ik dan die waanzinnige tas van Net-à-Porter niet gekocht waar ik naar smacht? Heeft mijn slaapshoppende ik dan geen smaak?

Zou ik mijn slaapshoppende zelf een briefje kunnen sturen?

‘Sláápshoppen?’ Luke trekt een wenkbrauw op. ‘Die is nieuw.’

‘Nee, niet waar,’ repliceer ik. ‘Slaapwandelen is een gangbare aandoening, Luke, zoek het maar op. En ik neem aan dat slaapshoppen ook heel gewoon is.’

Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik geloof dat het waar is. Het zou zoveel verklaren. Ik begin zelfs een beetje rancuneus te worden ten opzichte van al die mensen die het me in de loop der jaren moeilijk hebben gemaakt. Ik wil wedden dat ze wel een toontje lager zouden zingen als ze wisten dat ik aan een heel bijzondere medische aandoening lijd.

‘Het is heel gevaarlijk om een slaapshopper wakker te maken,’ leg ik Luke uit. ‘Dat kan een hartaanval veroorzaken. Je moet de patiënt gewoon zijn gang laten gaan.’

‘Aha.’ Lukes ene mondhoek trekt. ‘Dus als jij in je pyjama de hele winkel van Jimmy Choo leegkoopt, moet ik je je gang laten gaan omdat je anders doodgaat aan een hartinfarct?’

‘Alleen als het midden in de nacht is en ik glazig uit mijn ogen kijk,’ verduidelijk ik.

‘Lieveling.’ Luke lacht blaffend. ‘Het is altijd midden in de nacht en je kijkt er altijd glazig bij.’

Hij durft wel.

‘Ik kijk niet altijd glazig!’ stuif ik op, en dan komt de bezorger terug.

‘Kijk maar.’ Hij stopt een vel papier in mijn hand. ‘Zestien jassen van Miu Miu, groen.’

‘Zestien jassen?’ Ik kijk ongelovig naar het papier. ‘Waarom zou ik in vredesnaam zestien jassen bestellen, allemaal in dezelfde maat en dezelfde kleur?’

Eerlijk gezegd heb ik die jas online bekeken, en ik heb hem zelfs in mijn winkelwagentje gelegd, maar ik heb nooit echt…

De gedachte maakt plotseling plaats voor een verschrikkelijk beeld. Mijn laptop, open in de keuken. Op die pagina. Minnie, die op een stoel klautert…

O, mijn god, dit kan niet waar zijn.

‘Minnie, heb jij op de toetsen van mammies computer gedrukt?’ Ik kijk haar onthutst aan.

‘Dat meen je niet,’ zegt Luke verbijsterd. ‘Dat kan ze niet!’

‘O, jawel! Ze kan met gemak een muis bedienen. En fashionforwardgirl werkt met één muisklik. Als ze maar lang genoeg op het toetsenbord heeft gerammeld en vaak genoeg heeft geklikt…’

‘Wil je zeggen dat Mínnie die jassen heeft besteld?’ Pap is al net zo verbijsterd als Luke.

‘Nou, als ík het niet heb gedaan, en Lúke was het ook niet…’

‘Waar wilt u ze hebben?’ onderbreekt de bezorger ons. ‘Achter de deur?’

‘Nee, ik wil ze niet! Neem ze maar mee terug.’

‘Dat zal niet gaan.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Als u ze wilt retourneren, moet u ze aannemen, het retourformulier invullen en ze terugsturen.’

‘Maar waarom zou ik ze aannemen?’ zeg ik gefrustreerd. ‘Ik wíl ze niet.’

‘Nou, als u weer eens iets niet wilt, raad ik u aan het niet te bestellen,’ zegt de bezorger, en hij lacht schor om zijn eigen geestigheid. Voor ik het goed en wel besef, tilt hij een grote doos uit de laadruimte van de bestelbus. Een doos ter grootte van pap.

‘Zijn dat ze allemaal? Dat valt eigenlijk wel mee…’

‘Dat is er één,’ helpt de bezorger me uit de droom. ‘Ze worden allemaal afzonderlijk verpakt en hangend aan een roe afgeleverd.’ Hij heeft de volgende doos al te pakken. Ik kijk vol afgrijzen toe. Wat moeten we met zestien gigantische jassen in dozen?

‘Je bent heel stout, Minnie.’ Ik kan het niet laten mijn frustratie op haar af te reageren. ‘Je mag geen Miu Miu-jassen op internet bestellen. En ik ga… je zakgeld deze week inhouden!’

‘Míjn doos!’ Minnie reikt hebberig naar de dozen, met haar broodje honing nog in haar hand.

‘Wat is dit allemaal?’ Mam komt naar buiten. ‘Wat stelt dat voor?’ Ze gebaart naar de enorme dozen, die op een rij rechtopstaande doodskisten lijken.

‘Een misverstand,’ zeg ik gejaagd. ‘Ze blijven niet. Ik stuur ze zo snel mogelijk terug.’

‘Dat is acht…’ De bezorger zet weer een doos neer. Ik zie hem gnuiven.

‘Het zijn er zestien in totaal,’ zegt pap. ‘Misschien passen er een paar in de garage.’

‘Maar die is al vol!’ zegt mam.

‘Of in de eetkamer…’

‘Nee.’ Mam schudt wild met haar hoofd. ‘Nee. Nee. Becky, het is echt welletjes, hoor je? Het is afgelopen! We kunnen je spullen niet meer aan!’

‘Het is maar voor een paar dagen…’

‘Dat zeg je altijd! Dat zei je ook toen je hier kwam wonen. We kunnen het niet meer! We kunnen je spullen niet meer aan!’ roept ze hysterisch.

‘Het is nog maar drie weken, Jane.’ Pap pakt haar schouders. ‘Kom op. Drie weken. Dat redden we wel. We gaan de dagen een voor een aftellen, weet je nog? Dag voor dag. Ja?’

Het is alsof hij haar door een bevalling loodst, of door een krijgsgevangenenkamp. Staat ons verblijf hier voor hen gelijk aan een krijgsgevangenenkamp?

Opeens schaam ik me rot. Ik kan dit mam niet langer aandoen. We moeten hier weg. We moeten nu meteen weg, voordat ze krankzinnig wordt.

‘Het is geen drie weken meer!’ zeg ik gejaagd. ‘Het is nog maar… drie dagen! Dat wilde ik jullie net vertellen. We gaan over drie dagen weg!’

‘Drie dagen?’ herhaalt Luke ongelovig.

‘Ja! Drie dagen!’ Ik durf hem niet aan te kijken.

Drie dagen, dat moet genoeg zijn om onze spullen in te pakken. En een huurhuis te vinden.

‘Wat zeg je?’ Mam kijkt op van paps borst. ‘Drie dagen?’

‘Ja! We konden opeens in het huis, dus we gaan weg. Dat wilde ik al eerder vertellen.’

‘Ga je echt over drie dagen weg?’ hakkelt mam, alsof ze het niet durft te geloven.

‘Erewoord.’ Ik knik.

‘Halleluja,’ zegt de bezorger. ‘Wilt u hier tekenen, dame?’ Dan kijkt hij opeens naar zijn bus. ‘Hé! Jongedame!’

Ik volg zijn blik en snak naar adem. Shit. Minnie is in de cabine van de bus geklauterd.

‘Rijden!’ roept ze opgetogen met haar handen op het stuur. ‘Ikke rijden!’

‘Sorry.’ Ik ren erheen. ‘Minnie, wat doe je nou…’ Ik sla een hand voor mijn mond.

Het hele stuur zit onder de honing. De voorbank, het zijraam en de versnellingspook zijn versierd met honing en kruimels.

‘Minnie!’ fluister ik woedend. ‘Stoute meid! Wat heb je gedáán?’ Dan krijg ik een verschrikkelijk idee. ‘Waar is je broodje? Wat heb je ermee gedaan? Waar heb je…’

Mijn blik valt op het ingebouwde cassettedeck.

O, shitterdeshit.

De bezorger was verbazend aardig, in aanmerking genomen dat hij net zestien jassen had afgegeven bij een vrouw die ze niet wilde, waarna de dochter van die vrouw een broodje honing in zijn cassettedeck propte. Het kostte maar iets van een halfuur om alles schoon te krijgen en we hebben hem een super-de-luxe vervanging aangeboden.

De bestelbus rijdt weg. Pap en mam lopen naar de keuken om thee te drinken en Luke sleept me zo ongeveer mee naar boven.

‘Drie dagen?’ fluistert hij. ‘Gaan we over drie dagen verhuizen?’

‘Het moet wel, Luke! Moet je horen, ik heb het allemaal uitgedacht. We zoeken een huurhuis, we zeggen tegen mam dat we naar ons nieuwe huis gaan en iedereen is blij.’

Luke kijkt me aan alsof ik niet goed wijs ben.

‘Maar dan wil ze komen kijken, Becky. Had je daar niet aan gedacht?’

‘We verbieden het! We stellen het uit tot het huis is ingericht. We zeggen dat alles eerst perfect moet zijn. Luke, we hebben geen keus,’ zeg ik afwerend. ‘Als we hier nog langer blijven, krijgt ze een zenuwinzinking!’

Luke pruttelt iets. Het klinkt een beetje als: ‘Je bezorgt míj een zenuwinzinking.’

‘Nou, weet jij iets beters?’ zeg ik, en Luke is stil.

‘En Minnie?’ vraagt hij uiteindelijk.

‘Hoe bedoel je? Die gaat met ons mee, natuurlijk!’

‘Dat bedoelde ik niet.’ Hij klakt met zijn tong. ‘Ik bedoel, wat gaan we eraan doen? Jij bent toch net zo verontrust over wat er daarnet is gebeurd als ik?’

‘Dat broodje honing?’ zeg ik verbluft. ‘Kom op, Luke, chillen. Het was gewoon een ongelukje, dat hebben alle kinderen wel eens…’

‘Je wilt het niet zien! Becky, ze wordt met de dag wilder. Ik vind dat we drastische maatregelen moeten nemen, en jij?’

Drastische maatregelen? Wat bedoelt hij daar nou weer mee?

‘Nee, dat vind ik niet.’ Er loopt een rilling over mijn rug. ‘Ik vind niet dat ze “drastische maatregelen” nodig heeft, wat dat ook moge zijn.’

‘Nou, ik wel.’ Zijn gezicht staat ernstig en hij kijkt me net niet recht aan. ‘Ik ga een paar mensen bellen.’

Wie?

‘Luke, Minnie is echt geen probleemkind, hoor,’ zeg ik met een plotseling beverig stemmetje. ‘En wie wil je eigenlijk bellen? Je mag niemand bellen zonder eerst met mij te overleggen!’

‘Je zou het toch niet goedvinden,’ zegt hij vertwijfeld. ‘Becky, een van ons tweeën moet ingrijpen. Ik ga een paar pedagogen raadplegen.’ Hij pakt zijn BlackBerry en kijkt naar het scherm, en er knapt iets in me.

‘Hoezo, pedagogen? Wat bedoel je?’ Ik gris de BlackBerry uit zijn hand. ‘Zeg op!’

‘Geef terug,’ zegt hij met een harde, schorre stem en hij pakt me het toestel af.

Ik kijk hem geschrokken aan. Mijn wangen gloeien. Hij meende het echt. Ik mocht het niet zien. Gaat het om Minnie of… om iets anders?

‘Wat is er zo geheim?’ vraag ik uiteindelijk. ‘Luke, wat verberg je voor me?’

‘Niets,’ snauwt hij. ‘Werk onder handen. Ruwe opzetjes. Gevoelig materiaal. Ik wil niet dat iemand anders het ziet.’

Ja hoor. Zijn ogen flitsen telkens naar zijn BlackBerry. Hij liegt. Ik weet het zeker.

‘Luke, je verbergt iets voor me.’ Ik slik moeizaam. ‘Dat voel ik. We zijn een stel! We horen geen geheimen voor elkaar te hebben!’

‘De pot verwijt de ketel!’ Hij legt zijn hoofd in zijn nek en schatert. ‘Lieveling, ik weet niet of je hebt geshopt, of een enorme schuld hebt, of je echt laat botoxen… maar er is iets gaande wat ik niet mag weten. Ja toch?’

Shit.

‘Niet waar!’ roep ik fel. ‘Absoluut niet!’

Laat hem denken dat ik heb geshopt, alsjeblieft, laat hem denken dat ik heb geshopt…

Na een akelige, tintelige stilte haalt Luke zijn schouders op.

‘Ook goed. Nou, dan heeft niemand iets te verbergen.’

‘Prima.’ Ik steek mijn kin naar voren. ‘Mee eens.’