11
Het gaat door. Het gaat echt, definitief door. De uitnodigingen voor het feest zijn verstuurd! Er is geen weg terug meer.
Bonnie heeft gisteren de uiteindelijke gastenlijst naar mijn geheime feestaccount gemaild. Ik laat mijn blik erover dwalen en word opeens een tikje nerveus. Ik was vergeten hoeveel mensen Luke kent. Er zijn een paar heel belangrijke, volwassen mensen uitgenodigd, zoals de voorzitter van de raad van bestuur van Foreland Investments en de complete directie van de Bank of London. Er staat zelfs een hoogwaardige excellentie St. John Gardner-Stone op de lijst, wat heel beangstigend klinkt. Ik kan niet geloven dat Luke bevriend is met een bisschop. Ik heb hem even snel gegoogeld, en toen ik zijn enorme, wollige baard zag, vond ik het nog ongeloofwaardiger.
Er komen tweehonderd voorname, belangrijke mensen naar het feest, en ik heb nog niet eens een tent. Ik heb geen nieuwe reacties op mijn advertenties gekregen en ik kan met geen mogelijkheid een tent van zo’n chic bedrijf huren. Als ik eraan denk, verkrampt mijn maag van de zenuwen, maar ik moet optimistisch blijven. Het lukt me wel. Het moet gewoon. En ik heb de hapjes al, en de tafelconfetti van de Pondknaller, en ik heb al veertig pompons gemaakt…
Zou ik een feesttent kunnen máken? Van winkeltassen?
Opeens zie ik een perfecte patchwork feesttent voor me waarop honderden namen van ontwerpers oplichten…
Nee. Wel realistisch blijven. Mijn grens ligt bij pompons.
Er is wel een lichtpuntje: ik heb het fantastische plan opgevat het feest te laten sponsoren. Ik heb bergen brieven geschreven aan de marketingmanagers van bedrijven als Dom Perignon en Bacardi, waarin ik uitleg wat een geweldige kans het voor ze is om in één adem te worden genoemd met zo’n glamoureus, spectaculair evenement. Als een paar van die mensen ons gratis dingen sturen, zitten we al goed (en ik heb ze natuurlijk geheimhouding laten zweren. Als iemand zijn mond voorbijpraat, is hij er geweest).
Ik kijk zenuwachtig naar mezelf en klop een stofje van Minnies roze tweedjasje. We lopen over Piccadilly en ik ben nog nooit van mijn leven zo gespannen geweest. Nog tweehonderd meter, dan zijn we bij het Ritz, en in het Ritz zit Elinor in een suite te wachten, en daar gaan we nu naartoe.
Ik kan nauwelijks geloven dat ik dit heb gedaan. Ik heb een geheime ontmoeting bekokstoofd. Ik heb helemaal niets tegen Luke gezegd. Het voelt als hoogverraad, maar toch… voelt het ook alsof ik het gewoon móét doen. Ik moet Elinor een kans geven haar kleinkind te leren kennen. Eén kansje maar.
En als het een ramp wordt of als Elinor iets afgrijselijks zegt, vertrek ik gewoon met Minnie en doe alsof er nooit iets is gebeurd.
Het Ritz is nog net zo voornaam en mooi als altijd, en opeens herinner ik me die keer dat ik hier een afspraakje had met Luke, nog vóórdat we een relatie kregen. Stel je voor dat ik toen al had geweten dat we zouden gaan trouwen en dat we een dochter zouden krijgen. Stel je voor dat ik toen al had geweten dat ik hem uiteindelijk zou bedriegen door stiekem een afspraak met zijn moeder te maken…
Nee. Niet doen. Niet aan denken.
We lopen het Ritz in, waar een zwartharige bruid staat in een ongelooflijke hemdjurk met een lange glittersleep en een diadeem, en opeens giert de begeerte door mijn lijf. God, wat zou ik graag nog een keer trouwen.
Ik bedoel, met Luke, vanzelfsprekend.
‘Pin-ses.’ Minnie zet ogen als schoteltjes op en wijst met een mollig vingertje naar de bruid. ‘Pin-ses!’
De bruid draait zich om en glimlacht vriendelijk naar Minnie. Ze haalt een roze rozenknopje uit haar boeket, komt naar ons toe en geeft het aan Minnie, die naar haar lacht en dan naar de grootste, sappigste roos reikt.
‘Nee, Minnie!’ Ik pak net op tijd haar hand. ‘Dank je wel,’ zeg ik tegen de bruid. ‘Je ziet er beeldig uit. Mijn dochter denkt dat je een prinses bent.’
‘Pins?’ Minnie kijkt om zich heen. ‘Pins?’ De bruid kijkt me aan en lacht.
‘Daar is mijn prins, lieverd.’ Ze wijst naar een man in jacquet die over het gedessineerde tapijt komt aanlopen.
Jasses. Hij is klein, vierkant, kalend en in de vijftig. Hij lijkt meer op een pad dan op een prins. Ik zie aan de frons in Minnies voorhoofd dat ze niet overtuigd is.
‘Pins?’ vraagt ze weer aan de bruid. ‘Pins waar?’
‘Gefeliciteerd en nog een fijne dag!’ zeg ik snel. ‘We moeten maar eens gaan…’ Ik trek Minnie snel mee, maar haar hoge stemmetje blijft vragen: ‘Pins waar?’
Ik hoop half-en-half dat de man achter de balie zal zeggen: ‘Het spijt me, maar Elinor Sherman is niet aanwezig,’ en dat we de boel dan kunnen vergeten en lekker naar Hamleys kunnen gaan, maar ze heeft het personeel kennelijk voorbereid, want de man springt meteen in de houding en zegt: ‘Juist ja, het bezoek voor mevrouw Sherman,’ en gaat zelf met me mee in de lift omhoog. Voordat ik het goed en wel besef, sta ik in een voorname gang en klop met bevende hand op de deur.
Misschien was dit een verschrikkelijk idee. O, god. Dat was het, hè? Een verschrikkelijk, verschrikkelijk, slécht idee…
‘Rebecca.’ Elinor maakt de deur zo onverwacht open dat ik een gilletje van schrik slaak.
‘Hallo.’ Ik pak Minnies hand steviger beet en we gapen elkaar allemaal aan. Elinor is gekleed in wit bouclé met gigantische parels om haar nek. Ze lijkt nog dunner en kijkt met vreemd grote ogen van Minnie naar mij.
Ze is báng, besef ik opeens.
Alles staat op zijn kop. Ik was altijd doodsbang voor háár.
‘Kom binnen.’ Ze stapt opzij en ik loop met Minnie de kamer in, die schitterend is, met weelderige meubelen en uitzicht op Green Park, en er staat een tafel met koffie en een dure etagère met petitfours en van alles. Ik loods Minnie naar een harde bank en til haar erop. Elinor gaat ook zitten, en de stilte die dan valt, is zo geladen en onbehaaglijk dat ik wel kan krijsen. Dan haalt Elinor adem.
‘Wil je een kopje thee?’ vraagt ze aan Minnie.
Minnie zet alleen maar grote ogen op. Elinor lijkt haar te intimideren.
‘Het is earl grey,’ vervolgt Elinor. ‘Ik kan ook andere thee bestellen, als je dat liever hebt.’
Vraagt ze aan een kind van twéé wat voor thee ze wil? Heeft ze wel ooit contact gehad met een kind van twee?
Hm. Nee, waarschijnlijk niet.
‘Elinor…’ begin ik tactvol. ‘Ze drinkt geen thee. Ze weet niet eens wat thee is. Heet!’ roep ik er streng achteraan, want Minnie duikt op de pot af. ‘Néé, Minnie.’
‘O.’ Elinor lijkt van haar stuk gebracht.
‘Maar ze mag wel een koekje,’ zeg ik dus snel.
Ik vind die koekjes er ook wel lekker uitzien. En die cakejes.
Elinor pakt een koekje tussen haar vingertoppen, legt het op een schoteltje met een vergulde rand en geeft het aan Minnie. Is ze niet goed wijs? Een porseleinen schoteltje van onschatbare waarde van het Ritz… en een peuter? Ik zie al voor me hoe Minnie het schoteltje laat vallen of expres kapot gooit, hoe ze het koekje verkruimelt, er hoe dan ook een puinhoop van maakt, en ik zou het liefst mijn handen voor mijn ogen slaan.
Maar tot mijn verbijstering blijft Minnie kaarsrecht zitten, met het schoteltje op haar schoot en zonder het koekje aan te raken, nog steeds strak naar Elinor kijkend, die haar lijkt te fascineren. Elinor lijkt ook gefascineerd door Minnie.
‘Minnie, ik ben je grootmoeder,’ zegt ze vormelijk. ‘Je mag me wel… grootmoeder noemen.’
‘Goo-boe,’ zegt Minnie aarzelend.
Opeens slaat de paniek me om het hart. Minnie mag niet links en rechts ‘goo-boe’ zeggen. Dan wil Luke weten wie of wat ‘goo-boe’ is.
Ik kan niet eens doen alsof ze het over mam heeft, want Minnie noemt haar ‘oba’, wat iets heel anders is.
‘Nee,’ zeg ik snel. ‘Ik wil niet dat ze je grootmoeder of goo-boe of zoiets noemt, want dan zegt ze het thuis ook en dan komt Luke erachter. Hij weet niet dat ik hier ben.’ Ik voel de spanning op mijn stem slaan. ‘En hij mag het niet weten. Oké?’
Elinor zegt niets. Ze wacht tot ik ben uitgesproken, begrijp ik. Ik ben echt degene die hier de lakens uitdeelt.
‘Ze mag je…’ – ik zoek naar iets onschuldigs en onpersoonlijks – ‘… mevrouw noemen. Mevrouw. Minnie, dit is mevrouw. Kun je dat zeggen?’
‘Mouw.’ Minnie kijkt weifelend naar Elinor.
‘Ik ben mevrouw,’ zegt Elinor na een korte stilte, en opeens voel ik medelijden met haar, wat bespottelijk is, want het is allemaal haar eigen schuld omdat ze zo’n kreng van een ijskonijn is. Toch is het een beetje sneu om in een hotelsuite te zitten en als ‘mevrouw’ te worden voorgesteld aan je eigen kleinkind.
‘Ik heb een aardigheidje gekocht.’ Elinor staat abrupt op en loopt naar de slaapkamer. Ik grijp die kans aan om Minnies rok glad te strijken en een petitfour in mijn mond te proppen. God, wat zalig. ‘Alsjeblieft.’ Elinor houdt me stijfjes een doos voor.
Het is een legpuzzel van een impressionistisch schilderij. Tweehonderd stukjes.
Nou ja. Zo’n puzzel kan Minnie met geen mogelijkheid maken. Ze zal hem eerder opeten.
‘Mooi!’ zeg ik. ‘Misschien kunnen we hem samen maken!’
‘Ik vind puzzels leuk,’ zegt Elinor. Mijn mond zakt bijna open. Dit is nieuw. Ik heb Elinor nog nooit horen zeggen dat ze iets ‘leuk’ vond.
‘Nou, eh… dan maak ik hem open…’
Ik maak de doos open en schud de stukjes op tafel in de zekerheid dat Minnie ze zal weggrissen en in de theepot stoppen of zoiets.
‘Om een legpuzzel te maken, moet je systematisch te werk gaan,’ zegt Elinor tegen Minnie. ‘Eerst draaien we alle stukjes om.’
Elinor begint stukjes om te draaien en Minnie pakt een handvol.
‘Nee,’ zegt Elinor, en ze werpt Minnie zo’n soort ijzige blik toe die vroeger maakte dat ik het liefst door de grond wilde zakken. ‘Zo doe je dat niet.’
Minnie lijkt even te verstijven met de puzzelstukjes nog in haar knuistje geklemd, alsof ze probeert te peilen hoe serieus Elinor is.
Ze kijken elkaar strak aan en ze zien er allebei dodelijk vastberaden uit, ik denk zelfs…
O, mijn god, ze lijken op elkaar.
Ik geloof dat ik moet hyperventileren of dat ik ga flauwvallen of zoiets. Het is me nooit opgevallen, maar Minnie heeft dezelfde ogen, diezelfde vooruitgestoken kin en dezelfde heerszuchtige blik.
Mijn grootste nachtmerrie is werkelijkheid geworden. Ik heb een kleine Elinor gebaard. Ik pak een schuimgebakje en knabbel erop. Ik heb suiker nodig, tegen de shock.
‘Geef die stukjes maar aan mij,’ zegt Elinor tegen Minnie – en Minnie doet het.
Waarom gedraagt Minnie zich zo voorbeeldig? Wat is er aan de hand?
Elinor kijkt strak naar de puzzelstukjes die ze op tafel sorteert. Kolere. Ze vindt het echt leuk, hè?
‘Hoe gaat het met Luke?’ zegt ze zonder op te kijken, en ik verstijf.
‘Eh… goed.’ Ik neem een slokje thee en vind het opeens jammer dat er geen cognac in zit. Lukes naam maakt me al schichtig. Ik hoor hier niet te zijn; Minnie hoort hier niet te zijn; als Luke er ooit achter komt… ‘We moeten zo weg,’ zeg ik plompverloren. ‘Minnie, nog vijf minuten.’
Ik vind het ongelooflijk dat ik zo kordaat optreed. In het verleden was het altijd Elinor die op haar eigen voorwaarden binnenzeilde en weer vertrok, en wij mochten naar haar pijpen dansen.
‘Luke en ik hebben… onenigheid gehad.’ Elinor houdt haar hoofd resoluut over de puzzelstukjes gebogen.
Ik weet niet wat me overkomt. Elinor brengt zelden gevoelige familieonderwerpen ter sprake.
‘Ik weet het,’ zeg ik na een korte stilte.
‘Luke heeft karaktereigenschappen die ik…’ – ze zwijgt weer even – ‘… maar moeilijk kan begrijpen.’
‘Elinor, ik kan me er echt niet mee bemoeien,’ zeg ik opgelaten. ‘Ik kan er niet met je over praten. Het is iets tussen Luke en jou. Ik weet niet eens wat er is gebeurd, behalve dan dat je iets over Annabel hebt gezegd…’
Verbeeld ik het me, of trekt er iets over Elinors gezicht? Haar handen zijn nog bezig met de stukjes, maar haar ogen turen in het niets. ‘Luke… aanbad dat mens,’ zegt ze.
Weer ‘dat mens’. Ja, en dat is precies hoe Luke jou ook noemt, zou ik willen zeggen, maar dat doe ik natuurlijk niet. Ik neem nog een slok thee en kijk met stijgende verwondering naar Elinor. Wie weet wat er onder dat gelakte haar gebeurt. Heeft ze al die tijd over haar ruzie met Luke gepiekerd? Heeft ze eindelijk door hoe ze zichzelf tekort heeft gedaan? Beseft ze nu eindelijk wat ze al die tijd heeft gemist?
Ik heb nog nooit zo’n mysterie gekend als Elinor. Ik wil niets liever dan in haar hoofd kruipen, één keertje maar, om te zien wat haar drijft.
‘Ik heb haar maar één keer gezien.’ Elinor kijkt vragend op. ‘Ze leek me niet bijster verfijnd. Of elegant.’
‘Heb je dat tegen Luke gezegd?’ roep ik woedend uit. ‘Dat Annabel niet verfijnd of elegant was? Geen wonder dat hij je heeft laten zitten. Ze is overléden, Elinor. Hij is er kapot van.’
‘Nee,’ zegt Elinor, en nu zie ik echt een spiertje onder haar oog trillen. Het moet de enige vierkante millimeter zijn die niet is gebotoxt. ‘Dat heb ik niet gezegd. Ik probeer alleen maar te begrijpen waarom hij zo extreem reageerde.’
‘Luke reageert nooit extreem,’ zeg ik kwaad.
Oké, dat is niet helemaal waar. Ik moet toegeven dat Luke wel eens extreem op iets heeft gereageerd, maar zeg nou zelf. Ik heb zin om Elinor met haar zilveren theepot op haar kop te meppen.
‘Hij hield van haar,’ zegt ze nu, maar ik kan niet horen of het een constatering is of een vraag.
‘Ja! Hij was dol op haar!’ Ik kijk Elinor woest aan. ‘Natuurlijk!’
‘Waarom?’
Ik kijk haar achterdochtig aan. Probeert ze op de een of andere manier te scoren? Dan besef ik dat ze het meent. Ze vraagt me echt waarom.
‘Hoe bedoel je, waarom?’ snauw ik gefrustreerd. ‘Hoe kun je het vragen? Ze was zijn móéder!’
Er valt een doordringende stilte. Mijn woorden blijven in de lucht hangen. Ik voel een prikkelend, onprettig gevoel over me heen komen.
Want Annabel wás Lukes moeder natuurlijk niet. Strikt genomen is Elinor zijn moeder. In die zin dat Annabel wel wist hoe je moedert.
Elinor heeft er geen benul van wat het moederschap inhoudt. Anders had ze Luke en zijn vader nooit in de steek gelaten toen Luke nog heel klein was. Anders had ze hem de rug niet toegekeerd toen hij haar op zijn veertiende in New York opzocht. Ik zal nooit vergeten hoe hij me vertelde dat hij buiten haar appartementencomplex wachtte, ernaar snakkend die mythische, glamoureuze moeder te ontmoeten die hij nog nooit had gezien. Hoe ze ten slotte naar buiten kwam, onberispelijk en mooi als een vorstin. Luke zei dat ze hem aan de overkant van de straat zag staan, dat ze heel goed moest hebben geweten wie hij was… maar deed alsof ze hem niet herkende. Ze stapte gewoon in een taxi en reed weg. En ze zagen elkaar pas weer terug toen Luke al volwassen was.
Het is dus niet zo gek dat Elinor een beetje een obsessie voor hem werd. En uiteraard stelde ze hem keer op keer teleur. Annabel begreep het volkomen en bleef Luke met eindeloos geduld steunen, ook toen Luke ouder werd en in Elinors ban raakte. Ze wist dat hij zich liet verblinden door zijn biologische moeder; ze wist dat hij door haar gekwetst zou worden. Ze wilde hem alleen maar zo goed mogelijk beschermen, zoals iedere moeder zou willen.
Terwijl Elinor… Elinor heeft echt geen idee.
Ergens zou ik willen zeggen: ‘Weet je wat, Elinor? Vergeet het maar, je zult het toch nooit begrijpen.’ Maar iets in mij wil de uitdaging aannemen. Ik wil proberen haar te dwingen het te begrijpen, ook al is het een verloren zaak. Ik haal diep adem in een poging mijn gedachten op een rijtje te zetten. Het voelt alsof ik haar een vreemde taal wil leren.
‘Annabel hield van Luke,’ zeg ik uiteindelijk terwijl ik mijn servet steeds kleiner opvouw. ‘Onvoorwaardelijk. Ze hield van hem om al zijn goede eigenschappen en al zijn tekortkomingen. En ze hoefde er niets voor terug.’
Zolang ik Luke ken, heeft Elinor alleen belangstelling voor hem getoond wanneer hij iets voor haar kon doen, wanneer hij geld voor haar stomme goede doel kon inzamelen of zijn glorie op haar kon laten afstralen. Zelfs de bruiloft die ze voor ons in het Plaza had georganiseerd, draaide alleen om haar en háár status.
‘Annabel had alles voor Luke over.’ Ik kijk strak naar mijn servet. ‘En ze zou er nooit een beloning of prestatie voor hebben terugverwacht. Ze was trots op zijn succes, uiteraard, maar ze had hoe dan ook van hem gehouden. Wát hij ook maar had bereikt. Hij was gewoon haar zoon en ze hield van hem. En ze draaide de kraan van die liefde nooit dicht. Ik denk dat ze het niet eens had gekund.’
Ik voel een brok in mijn keel. We zagen Annabel zelden, maar haar dood heeft mij ook geraakt. Ik kan soms bijna niet geloven dat ze er niet meer is.
‘En trouwens, dat je het maar weet, ze was wél elegant en verfijnd,’ kan ik niet nalaten er een beetje vinnig aan toe te voegen. ‘Want toen Luke vaker naar New York ging en jou leerde kennen, zei ze alleen maar positieve dingen over je. Ze hield zoveel van Luke dat ze dat liever deed om hem gelukkig te maken dan hem ooit te laten voelen dat het haar kwetste. Dat is best een elegante en verfijnde manier om je te gedragen, als je het mij vraagt.’
Tot mijn afgrijzen zijn mijn ogen vochtig. Ik had hier niet aan moeten beginnen. Ik wrijf mijn tranen woest weg en pak Minnie bij de hand.
‘We moeten weg, Min. Bedankt voor de thee, Elinor.’
Ik zoek mijn tas. Ik moet hier weg. Ik trek Minnie niet eens haar jas aan, maar pak hem gewoon en loop ermee naar de deur. Dan slaat Elinors stem tegen mijn achterhoofd.
‘Ik wil Minnie graag nog eens zien.’
Tegen wil en dank draai ik me naar haar om. Ze zit stram op haar stoel, zo bleek en ondoorgrondelijk als altijd. Ik weet niet of ze wel iets heeft gehoord van wat ik heb gezegd, laat staan of het tot haar is doorgedrongen.
‘Ik zou het…’ zegt ze moeizaam. ‘Ik zou het zeer op prijs stellen als je zo vriendelijk zou willen zijn nog een ontmoeting tussen Minnie en mij te regelen.’
Ze zou ‘het zeer op prijs stellen’. God, de rollen zijn echt omgedraaid.
‘Ik weet het niet,’ zeg ik na een stilte. ‘Misschien.’
De gedachten buitelen door mijn hoofd. Dit was niet bedoeld als het begin van een soort routine. Het was als iets eenmaligs bedoeld. Ik heb toch al het gevoel dat ik Luke heb bedrogen. En Annabel. En iedereen. Wat dóé ik hier eigenlijk?
Tegelijkertijd kan ik het beeld niet van me afschudden: Minnie en Elinor die elkaar zwijgend aankijken, allebei even gefascineerd.
Als ik zorg dat ze elkaar nooit meer te zien krijgen, herhaal ik dan niet gewoon wat Luke is overkomen? Zal Minnie een complex krijgen en mij later verwijten dat ik haar de kans niet heb gegeven haar grootmoeder te zien?
O, god, het is allemaal veel te ingewikkeld. Ik trek dit niet. Ik wil een gewone, ongecompliceerde familie met oma’s die vriendelijke oude dametjes zijn die bij de haard zitten te breien.
‘Ik weet het niet,’ zeg ik nog eens. ‘We moeten weg.’
‘Tot ziens, Minnie.’ Elinor steekt een hand op, zo stram als de koningin.
‘Dag mouw,’ zegt Minnie vrolijk.
Opeens zie ik dat de zak van Minnies jurk vol puzzelstukjes zit. Ik zou ze terug moeten geven aan Elinor, anders zou ze een eeuwigheid kunnen proberen een incomplete puzzel te maken. En dat zou heel vervelend en frustrerend voor haar zijn, niet dan?
Als rijp, volwassen mens zou ik ze echt terug moeten geven.
‘Nou, tot ziens,’ zeg ik. Ik loop de kamer uit en trek de deur achter me dicht.
Ik word de hele weg naar huis overspoeld door schuldgevoel en paranoia. Ik mag níémand vertellen waar ik vandaag ben geweest. Ze zouden het toch niet begrijpen en Luke zou er kapot van zijn. Of hij wordt woest. Of allebei.
Op weg naar de keuken zet ik me schrap voor een kruisverhoor, want mam zal wel willen weten wat Minnie en ik de hele dag hebben uitgevoerd, maar ze kijkt gewoon op van haar stoel aan de keukentafel en zegt: ‘Hallo, schat.’ Iets aan haar hoge, gespannen stem maakt dat ik nog eens goed naar haar kijk. Haar wangen zijn ook verdacht rood, zie ik.
‘Ha, mam. Alles goed?’ Mijn blik zakt naar de donkerblauwe sok in haar hand. ‘Wat doe je daar?’
‘Nou.’ Kennelijk heeft ze zitten wachten tot ik het vroeg. ‘Zie je dat niet? Ik stop de sokken van je vader, aangezien we te nooddrúftig zijn om nieuwe te kopen…’
‘Dat heb je mij niet horen zeggen!’ Pap komt achter me aan de keuken binnen.
‘… maar nu zegt hij dat ze “niet te dragen” zijn!’ besluit mam. ‘Vind jij dit “niet te dragen”, Becky?’
‘Eh…’
Ik inspecteer de sok die ze me toesteekt. Ik wil niets lelijks over mams stopwerk zeggen, maar het ziet er een beetje bultig uit, met grote, dikke, knalblauwe wollen steken. Ik zou die sok in elk geval niet graag aantrekken.
‘Kun je geen nieuwe sokken kopen bij de Pondknaller?’ stel ik voor.
‘Nieuwe sokken? En wie zal dat betalen, als ik vragen mag?’ zegt mam schril, alsof ik heb geopperd dat pap de mooiste maatsokken met geborduurde initialen in Jermyn Street zou kunnen laten maken.
‘Nou, eh… Ze kosten maar een pond…’
‘Ik heb al sokken besteld bij John Lewis,’ zegt pap op een toon alsof de sok daarmee af is.
‘John Lewis!’ Mams stem wordt nog schriller. ‘O, dus nu hebben we geld genoeg voor John Lewis. Ik begrijp het al, Graham, voor jou gelden andere regels dan voor mij. Nou, als je maar weet hoe ik erover denk…’
‘Jane, stel je niet aan. Je weet net zo goed als ik dat een paar sokken ons de kop niet kan kosten…’
Ik neem Minnie onopvallend bij de hand en glip met haar de keuken uit.
Pap en mam zijn de laatste tijd heel prikkelbaar, vooral mam. Gelukkig heb ik Minnie op weg naar huis haar avondeten gegeven bij Pizza Express, zodat ze alleen nog in bad hoeft. Dan drinkt ze nog een glas melk en als ze dan in bed ligt, kan ik inloggen op mijn geheime e-mailaccount om te zien of er al reacties zijn…
‘Becky.’ Lukes stem maakt me zo aan het schrikken dat ik een meter de lucht in spring. Daar is hij al, op weg naar beneden. Waarom is hij zo vroeg thuis? Weet hij dat ik bij Elinor ben geweest? Vermoedt hij iets?
Niet doen. Kalm blijven, Becky. Hij vermoedt helemaal niets. Hij heeft een bespreking met een cliënt gehad in Brighton, meer niet.
‘Hé, hallo,’ zeg ik vrolijk. ‘Minnie en ik zijn net… weg geweest.’
‘Dat zie ik, ja.’ Luke kijkt me onderzoekend aan. ‘Hoe is het met mijn meisje?’ Hij is onder aan de trap aangekomen en tilt Minnie in zijn armen op.
‘Mouw,’ zegt Minnie ernstig.
‘Mouw?’ Luke kietelt haar onder haar kin. ‘Wat voor mouw, poppenkop?’
‘Mouw,’ herhaalt Minnie met grote, eerbiedige ogen. ‘Puz-zel.’
Argh! Sinds wanneer kan Minnie ‘puzzel’ zeggen? Waarom moet ze haar woordenschat juist nú uitbreiden? Welke andere woorden gaat ze er nog uitflappen? ‘Elinor’? ‘Ritz’? ‘Raad eens pappie, ik heb vandaag mijn andere oma gezien’?
‘Puz-zel.’ Dan plukt ze opeens de puzzelstukjes uit haar zak en laat ze aan Luke zien. ‘Mouw.’
‘Haha!’ zeg ik snel. ‘We hebben puzzels bekeken in de speelgoedwinkel en er was er een bij van de Mona Lisa. Ik denk dat ze daarom telkens “puzzel” en “mevrouw” zegt.’
‘Thee,’ voegt Minnie eraan toe.
‘En we hebben theegedronken,’ beaam ik wanhopig. ‘Wij samen. Alleen wij tweetjes.’
Zeg nou niet ‘goo-boe’, in godsnaam, zeg het niet…
‘Klinkt goed.’ Luke zet Minnie neer. ‘Trouwens, ik heb net een telefoontje gehad van Michaels assistente.’
‘Michael!’ zeg ik afwezig. ‘Wat leuk. Hoe is het met hem?’
Michael is een van onze oudste vrienden, en hij woont in Amerika. Hij is een eeuwigheid Lukes compagnon geweest, maar nu is hij min of meer met pensioen.
‘Ik weet het niet. Het was een beetje vreemd.’ Luke haalt een Post-it tevoorschijn en kijkt er niet-begrijpend naar. ‘De lijn was slecht, maar ik gelóóf dat zijn assistente iets over 7 april zei. Dat Michael niet naar het feest kon komen?’
Feest?
De wereld lijkt stil te staan. Ik staar Luke vol afgrijzen aan, als verlamd. Mijn hart bonst in mijn hoofd.
Hoe kwam Michaels assistente erbij om op te bellen? Ze had moeten mailen. Het hoort geheim te blijven. Heb ik dat er niet groot genoeg bij gezet? Heb ik het niet heel duidelijk gemaakt?
‘Had hij ons voor iets uitgenodigd?’ Luke kijkt me stomverbaasd aan. ‘Ik herinner me geen uitnodiging.’
‘Ik ook niet,’ breng ik na een stilte die zes uur lijkt te duren moeizaam uit. ‘Zo te horen is het een misverstand.’
‘We kunnen hoe dan ook niet naar Amerika.’ Luke kijkt met gefronst voorhoofd naar de Post-it. ‘Het is gewoon geen haalbare kaart. En volgens mij hebben we die dag al iets. Een trainingscongres of zo.’
‘Precies.’ Ik knik verwoed. ‘Precies. Goed, zal ik Michael erover terugbellen?’ Ik doe mijn uiterste best de Post-it uit Lukes hand te pakken zonder hem weg te grissen. ‘Laat het maar aan mij over. Ik wilde toch al vragen hoe het met zijn dochter is. Ze komt wel eens naar The Look als ze in Londen is.’
‘Uiteraard. Waar zou ze anders naartoe moeten?’ Luke glimlacht ontwapenend naar me, maar ik kan zijn glimlach niet beantwoorden.
‘Dus… zou jij Minnie in bad willen doen?’ Ik probeer het kalm te zeggen. ‘Ik moet even snel iemand bellen.’
‘Ja hoor.’ Luke draait zich om. ‘Kom op, Min, in bad.’
Ik wacht tot ze boven zijn en ren dan naar buiten om Bonnie te bellen.
‘Ramp! Catastrofe!’ zeg ik voordat ze goed en wel heeft opgenomen. ‘Een assistente van een gast heeft Luke opgebeld over het feest! Ik bedoel, ik heb de boel kunnen redden… maar als dat nou niet was gelukt?’
‘Hemeltje,’ zegt Bonnie ontdaan. ‘Wat vervelend.’
‘Ik had “niet opbellen” op de uitnodiging gezet!’ ratel ik bijna hysterisch. ‘Kan het nog duidelijker? Stel dat er meer mensen bellen? Wat moet ik dan?’
‘Becky, geen paniek,’ zegt Bonnie. ‘Ik zal er eens over nadenken. Zullen we morgen samen ontbijten en een plan opstellen? Ik zal tegen Luke zeggen dat ik iets later kom.’
‘Oké. Hartstikke bedankt, Bonnie. Tot morgen.’
Mijn hartslag komt langzaam tot bedaren. Echt, een surpriseparty organiseren is zoiets als de hele tijd zonder enige waarschuwing de honderd meter sprint moeten doen. Het is nog beter dan een personal coach.
Goh, misschien word ik wel superfit zonder er moeite voor te doen. Dat zou pas cool zijn.
Ik berg mijn mobieltje op en net als ik weer naar binnen wil gaan, hoor ik een auto achter me. Er rijdt een grote witte bestelbus de inrit op, wat vreemd is.
‘Hallo.’ Ik loop aarzelend naar de cabine. ‘Kan ik iets voor u doen?’
Een vent van achter in de veertig met donkere stoppels en een enorme, getatoeëerde onderarm in een T-shirt leunt door het zijraam.
‘Ben jij dat ruilmeisje? Becky?’
‘Hè?’ Ik kijk hem verbaasd aan. Wat is dit nou weer? Ik heb de laatste tijd geen advertenties geplaatst. Of hij moet de nieuwste Prada-zonnebril willen ruilen voor een blauwe Missoni-sjaal.
Wat me op de een of andere manier niet waarschijnlijk lijkt.
‘Mijn dochter had je toch een feesttent beloofd? Clare? Zestien?’
Is dit Clares vader? Opeens zie ik een akelige frons tussen zijn ogen. Shit. Hij ziet er best eng uit. Wil hij me uitfoeteren omdat ik zaken heb gedaan met een minderjarige?
‘Ja, maar…’
‘De aap kwam gisteren uit de mouw. Mijn vrouw wilde weten waar ze die tassen van jou vandaan had. Dat had Clare nooit mogen doen.’
‘Ik had niet in de gaten dat ze nog zo jong was,’ zeg ik snel. ‘Het spijt me…’
‘Denk jij dat zo’n feesttent maar een paar handtassen kost?’ zegt hij dreigend.
O, god. Denkt hij dat ik zijn dochter een poot wilde uitdraaien?
‘Nee! Ik bedoel… Ik weet het niet!’ Mijn stem slaat over van de zenuwen. ‘Ik hoopte gewoon dat iemand een feesttent had die hij niet meer nodig had, u weet wel, die maar ergens slingerde…’
Opeens dringt het tot me door dat het badkamerraam boven openstaat. Shit.
‘Kunnen we fluisteren, alstublieft?’ Ik ga dichter bij de cabine staan. ‘Het moet allemaal geheim blijven. En als mijn man naar buiten komt… dan komt u me fruit verkopen, goed?’
Clares vader kijkt me verbijsterd aan en zegt dan: ‘Wat zijn die tassen eigenlijk waard?’
‘Nieuw ongeveer duizend pond per stuk. Ik bedoel, het hangt ervan af hoe dol je op Marc Jacobs bent, denk ik…’
‘Duizend pond.’ Hij schudt ongelovig zijn hoofd. ‘Die meid is gestoord, verdomme.’
Ik durf hem niet bij te vallen of tegen te spreken. Trouwens, misschien heeft hij het wel over míj.
Clares vader kijkt me opeens weer recht aan. ‘Goed dan,’ verzucht hij. ‘Als mijn dochter jou een feesttent heeft beloofd, krijg jij een feesttent van me. Geen toeters en bellen, je zult hem zelf moeten opzetten, maar het is rustig momenteel. Ik regel wel iets voor je.’
Ik kan mijn oren bijna niet geloven.
‘Krijg ik een feesttent van u?’ Ik sla een hand voor mijn mond. ‘O, mijn god. Weet u wel dat u mijn redder in de nood bent?’
Clares vader lacht blaffend en reikt me zijn kaartje aan. ‘Een van mijn jongens neemt wel contact met je op. Zeg maar tegen hem wanneer en dat Cliff ervan weet, dan komt het in orde.’ Hij schakelt knarsend en rijdt achteruit weg.
‘Dank je wel, Cliff!’ roep ik hem na. ‘Wens Clare veel plezier met de tassen!’
Ik kan wel dansen. Ik kan wel juichen. Ik heb een feesttent! En hij kostte geen duizend pond, en het is allemaal geregeld. Ik wíst wel dat ik het kon.
Centrale
Afdelingseenheid
Monetair Beleid
Whitehall Place 180/4
Londen SW1
Mw. R. Brandon
Dennenlust
Elton Road 43
Oxshott
Surrey
Londen, 28 februari 2006
Beste Rebecca,
Dank je voor je snelle antwoord. Heel vriendelijk van je dat je je toestemming meteen hebt gegeven.
Om je vraag te beantwoorden: Monetaire economie is jammer genoeg geen geïllustreerd tijdschrift, en het heeft geen fotoredacteur of stylist. Ik zal de foto’s van de Missoni-jas, riem en laarzen die je had meegestuurd dan ook niet kunnen gebruiken, maar mijn dank voor de vriendelijke geste. Ik stuur ze je hierbij retour.
Met vriendelijke groet,
Edwin Tredwell,
Hoofd Beleidsresearch