Hoofdstuk 6
Hoe voel je je, Anton?’ riep mevrouw Wyzek van haar stoel bij het keukenraam.
Tony leunde uit de badkamer waar hij zich stond te scheren, er zat nog zeep op zijn kin en bij zijn oren. Hij keek de keuken in en knipoogde tegen zijn moeder. ‘Ik voel me prima, ma,’ zei hij. ‘Je moet alleen niet zo gillen wanneer ik me sta te scheren.’ Hij hield het scheermes omhoog. ‘Dit ding is scherp.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zei zijn moeder en bewoog haar voeten heen en weer in de pan met koud water. ‘Het is zo heet en je hebt de hele dag moeten werken.’
‘Het kon me niet schelen,’ zei Tony. ‘En op die manier word ik tenminste niet dik.’
Mevrouw Wyzek keek naar haar zoon en glimlachte. Een tijd lang was hij een vreemde geweest en nu was hij haar zoon weer. Hoe en waarom de verandering had plaatsgevonden durfde ze niet te vragen, maar morgen, net als iedere zondag de afgelopen vijf, zes maanden, zou ze dankgebeden opzeggen voor de verandering in Anton.
Had zijn vader nog maar geleefd om de verandering te kunnen zien. Maar hij was erg jong gestorven, in Tarawa, toen Anton nog maar een kind was en hij had haar ontzetting, angst en verwarring omdat ze niet begreep waarom hij en alle andere jongens in deze verschrikkelijke buurt schooiers en misdadigers moesten worden, niet meegemaakt.
Toen was de verandering gekomen en Anton was de zoon geworden die ze gehoopt had na haar huwelijk te krijgen, de zoon die ze als kleine jongen gekend had, de zoon voor wie ze gebeden had terwijl haar kussen nat was van de bittere tranen die ze vergoot omdat hij een huis had waar hij alleen maar kwam als hij genoeg had van de straat. Wat het ook was - haar gebeden of iets anders dat met Anton gebeurd was - ze was dankbaar, innig dankbaar, op ieder moment van de dag en de nacht.
Mevrouw Wyzek keek naar de kleine ventilator die Anton op de gasbuis had gemonteerd en knikte tevreden over het zoemen van de motor en de koele luchtstroom die hij door de halve keuken blies. Door de ventilator en haar voeten in het koude water voelde ze zich erg comfortabel en gelukkig. ‘Drinken we samen iets voor je vanavond uitgaat?’ vroeg ze.
‘Natuurlijk, ma. Als ik me aangekleed heb. Hoe laat is het?’
‘Bijna halfnegen.’ Ze deed haar rechterhand omhoog en hield hem in de koele luchtstroom van de ventilator. ‘Ik voel me zo prettig.’
‘Mooi.’ Tony knipoogte. ‘Mag ik me eerst verder scheren?’
‘Ja, Anton,’ zei zijn moeder. ‘Wees voorzichtig. Snij je niet.’
De spiegel was beslagen door de hitte van de badkamer en Tony veegde het glas met de zijkant van zijn hand schoon voor hij naar voren leunde en zijn mondhoek optrok om bij een moeilijke plaats te komen, die hij vaak vergat. Hij liet het warme water over het mes lopen, fronste zijn wenkbrauwen tegen zijn spiegelbeeld, leunde met beide handen op de wasbak en vroeg zich af hoe alles vanavond precies zou gaan. Tot nu toe kon hij geen antwoord op die vraag geven en hij dacht weer aan zijn afspraak met Maria.
Zijn lippen vormden haar naam, hun vorm beviel hem. Maria was een naam die deed denken aan de zon, de maan, sterren en liefde.
Hoe hij ook zijn best had gedaan, het was moeilijker om aan Maria te denken dan aan de Jets en de Sharks. Baby-John was die middag tegen drie uur in de drugstore gekomen om een nieuw stripboek te kopen en fluisterde dat hij namens alle jongens sprak en dat ze zeker blij zouden zijn hem bij de Jets terug te zien; zelfs al was hij niet door Riff uitgekozen om tegen Bernardo te vechten. De Jets wisten dat ze op hem konden rekenen en dat Riff wilde dat Tony om negen uur naar ze toe zou komen, ze waren dan onder het viaduct.
‘Ik heb net een nieuwe ijsprikker gejat,’ had Baby-John trots gezegd. ‘En ik heb een huls gemaakt zodat ik hem op mijn rug kan hangen. Als die smerige Sharks het er niet mee eens zijn dat Diesel hun man aftuigt, beginnen we met hun. En ik zal Pepe en Nibbles voor mijn rekening nemen.’ Hij voelde aan het korstje op zijn oor. ‘Ik duw hem er dwars doorheen zodat ze oorbellen dragen net als hun meisjes.’
Hij had Baby-John een gratis koud flesje limonade gegeven en hem gezegd dat hij vanavond niet moest gaan. Maar hij wist dat Baby-John niet naar hem zou luisteren; integendeel, hij zou de andere Jets zo gauw mogelijk gaan vertellen wat hij gezegd had. Een stel, Action en Diesel zeker, zouden zeggen dat hij een echte lafaard geworden was en niet op zou komen dagen. Riff zou zich er rot door voelen, dus of hij wilde of niet, om Riff moest hij gaan.
Om vijf uur had hij zijn loon gekregen, vijftig dollar voor vijftig uur, en bij de groothandelaar een elektrische ventilator gekocht. Hij was er mee naar huis gerend en had vlug een bad genomen, want jezelf opknappen in de kelder van de drugstore was erg onhandig. Hij had tegen zijn moeder gezegd dat hij geen honger had, dat het te heet was om te eten en dat hij straks terug zou komen.
Om halfzes had hij zich achter de deur van een huis tegenover de winkel voor bruidsjaponnen verstopt tot hij de eigenares van de zaak weg zag gaan en nog voor zessen zag hij het welgevormde vriendinnetje van Bernardo de deur uitkomen. Hij had gevloekt toen Anita terugliep en op de deur klopte, die Maria opendeed, maar Anita was ten slotte weggegaan.
Zijn hart bonsde zo hard dat het geluid in zijn oren dreunde en Tony rende naar de achterdeur van de winkel.
Ja, het was hetzelfde meisje dat gisteravond met hem in de wind gezweefd had en zwijgend gaf zij hem haar hand en hij volgde haar de winkel in.
‘Ik dacht dat het nooit zes uur zou worden.’
‘Ik keek ook aldoor op de klok,’ zei Maria. ‘De minutenwijzer bewoog niet.’
‘Daar vond ik het ook op lijken.’ Hij zweeg en keek rond in de winkel. ‘Het is hier niet zo warm.’
‘Dat zei de senora ook. Ze zei dat het hier koeler was dan in haar flat. Ik dacht dat ze nooit naar huis zou gaan.’
Tony voelde aan een lapje witte zijde. ‘Maar ze ging toch. Toen zag ik dat andere meisje terugkomen.’
‘Anita?’
‘Ik geloof dat ze zo heet,’ zei hij. ‘Bernardo’s meisje.’
‘Ja, Anita. Ze wilde dat ik met haar mee naar huis ging.’ Maria zwaaide haar armen opzij om Anita na te doen. ‘Weetje hoe ze de senora noemt?’
‘Een oud lijk?’
‘Dat en ook nog iets anders. Een bruja.’
‘Wat is dat?’
Maria giechelde. ‘Een heks.’
‘Dat is niet slecht,’ zei Tony. ‘Maar ik geloof niet dat er een bezemsteel is die haar kan dragen.’
Maria giechelde. ‘Dat moet ik aan Anita vertellen. Ze wilde dat ik met haar mee naar huis ging, want dan zou ik een’ - ze dacht even na -‘schuimbad? kunnen nemen.’
‘Doe heeft vandaag een heleboel daarvan verkocht. Ik had een cadeautje voor je mee moeten nemen. Welk merk gebruikt Anita?’
‘Zwarte Orchidee.’
Tony schudde zijn hoofd omdat de naam niet bij haar paste. ‘We hebben betere merken in voorraad,’ zei hij. ‘Morgen zal ik wat voor je meenemen. En nog een paar andere dingen.’
‘Dat moet je niet doen, Anton.’
‘Waarom niet, Maria?’
Maria bestudeerde het patroon dat op de kniptafel lag. ‘Anita is naar huis gegaan om zich mooi en opwindend te maken.’ ‘Hoezo?’
Maria keek hem aan, haar mondhoeken had ze omlaag getrokken. ‘Voor Bernardo, na het gevecht. “Waarom moeten ze vechten?” vroeg ik haar. En weet je wat ze zei? Ze zei dat jongens vechten voor de opwinding die zo groot wordt dat dansen en’ -ze stopte en bloosde - zelfs meisjes daar niet aan kunnen tippen. Anita zegt dat mijn broer na een gevecht zo gezond is dat ze eigenlijk geen Zwarte Orchidee hoeft te gebruiken.’ Ze wachtte even. ‘Anita weet dat je hier komt. Het was de enige manier om haar weg te krijgen.’
‘Ik begrijp het.’ Tony was ernstig. ‘En wat zei ze?’
‘Dat jij en ik - dat we allebei gek zijn. Stapelgek.’
‘Dus ze ziet net zo min als Bernardo graag dat ik met je omga?’
Maria schudde haar hoofd en haar ogen zeiden Tony dat zelfs als dit Anita’s mening geweest was, zij hem niet gedeeld zou hebben. ‘Ze zei dat we niet goed bij ons hoofd waren als we dachten dat we met elkaar om konden blijven gaan. Ze zei dat het onmogelijk was.’
‘Zie je dat ze het bij het verkeerde end heeft?’ vroeg Tony. ‘Ze staat aan onze kant,’ zei Maria. ‘Maar ze maakt zich ook ongerust over ons.’
‘We zijn onkwetsbaar, Maria. Jij en ik. En ik zal je vertellen waarom.’ Hij legde zijn handen, die plotseling klam waren, zacht op haar schouders en bewoog zijn hoofd zodat hij haar recht in de ogen keek. ‘Omdat we nog steeds op een wolk zitten. En dat soort magie verdwijnt niet.’
‘Magie is ook zwart en duivels.’ Ze huiverde. ‘Anton - Tony, ik moet het weten. Zegje me de waarheid?’
‘Nu en altijd.’
‘Ga je naar dat gevecht?’
Hij zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Tot je het vroeg wist ik het nog niet zeker. Ik zat erover in. Nu niet meer. Het antwoord is nee. Het enige wat ik vanavond ga doen, is naar huis gaan, me verkleden en naar jou toekomen.’
‘Voor je naar me toekomt, moet ik met mijn vader en moeder praten.’ Ze was kordaat. ‘En voor ik dat doe, moet jij het gevecht verhinderen.’
‘Ik heb het verhinderd,’ hield hij vol. ‘Gisteravond. Het wordt niets anders dan een vuistgevecht. En Bernardo kan niet echt gewond raken.’
‘Nee.’ Ze bleef haar hoofd schudden. ‘Geen enkel gevecht is goed voor ons.’
‘Maria, ik ben hier al langer dan jij. Ik bedoel...’ Hij stopte, een beetje in de war, want hij had gezien hoe ze huiverde. ‘Ik bedoel dat het gevecht niets met ons te maken heeft. Er zal niets gebeuren,’ herhaalde hij. ‘Niets. En lach weer. Alsjeblieft.’
‘Alleen als je dit voor me doet,’ zei ze. ‘Het is niet voor mij, maar voor ons dat ik het vraag. Je moet het verhinderen.’
‘Je vraagt het voor ons,’ zei hij. ‘Dus ik doe het.’
‘Kun je dat?’ Ze bedankte hem door zijn handen te grijpen. ‘Kun je het echt?’
‘Wil je zelfs geen vuistgevecht? Dan komt er geen. Watje ook zegt, ik zal zorgen dat het gebeurt,’ blufte hij.
‘Ik geloof je.’ Ze klapte vol ontzag in haar handen. ‘Je hebt toverkracht.’
Het was het juiste ogenblik om haar te omarmen, haar weer in zijn armen te houden en ze leunde met haar hoofd tegen zijn schouder alsof ze vermoeid was door de warmte. ‘Zou je de witte jurk weer kunnen dragen? Weet je, ik heb geen tijd gehad om er goed naar te kijken.’
‘De witte jurk?’
‘De witte jurk.’ Zijn lippen raakten haar oor terwijl hij haar naam fluisterde. ‘Vanavond wanneer ik bij je kom.’
‘Je kunt niet bij me komen!’ Ze was bang. ‘Mijn mama...’
‘... gaat kennis maken met mijn moeder,’ viel hij haar in de rede. ‘Maar eerst wil ik jouw moeder leren kennen, zodat ik haar mee kan nemen als ik jou aan mijn moeder voorstel. Zie je, Maria, ik heb er ook een. Mijn vader is al heel lang dood.’ ‘Wat erg, Anton.’ Maria maakte zich uit zijn armen los en Tony liet haar onwillig gaan. ‘Ik weet het niet,’ zei ze aarzelend.
‘Maar ik wel.’ Hij voelde zich erg zeker. ‘Let goed op,’ zei hij en wreef langs zijn armen alsof hij zijn mouwen oprolde. ‘Ik heb niets te verbergen. En jij zei dat ik toverkracht had? Goed’ – hij wees naar een etalagepop waar een bleekgele sjaal omheen gedrapeerd was. Hij zwaaide met zijn vingers naar de pop en keerde zich toen naar Maria. ‘Mijn moeder. Zie je, ze komt uit de keuken om goedendag te zeggen. Daar is ze meestal wanneer ze thuis is. In de keuken.’
‘Ze is wel elegant gekleed voor de keuken,’ fluisterde Maria eerbiedig.
‘Omdat ik haar verteld heb dat je in je witte jurk zou komen.’ Tony stond achter de pop en bewoog hem heen en weer. ‘Zie je, ze bekijkt je van top tot teen. Zegt zo’n beetje tegen zichzelf dat je... wel leuk bent. Een beetje mager, maar als Tony je zo mooi vindt, vindt zij dat ook.’
Maria maakte met haar handen het figuur van een dikke vrouw in de lucht. ‘Is ze...?’
‘Het kan haar niet schelen wanneer je zegt dat ze... stevig gebouwd is. Zeg alleen nooit dat ze dik is.’
‘Dat zal ik niet zeggen,’ zei Maria en huppelde naar een andere etalagepop die dunner was. ‘Dit is mijn mama.’ Ze gluurde om de pop heen en lachte tegen Tony. ‘En ik lijk op haar.’
‘Dag, mevrouw Nunez, mijn zoon Tony heeft me alles over uw dochter verteld. En ik moet zeggen dat ze net zo aardig is als hij gezegd heeft.’
‘Dank u, mevrouw Wyzek.’ Maria ging helemaal in het verrukkelijke spel op en bewoog haar pop heen en weer. ‘Dit is mijn echtgenoot, meneer Nunez.’
‘Hoe maakt u het, mevrouw Wyzek?’
‘Hoe maakt u het, meneer Nunez? Ik wil met u praten over mijn zoon. Ziet u, hij is stapelgek - ik bedoel, verliefd op uw dochter. En hij zou met u over Maria willen praten.’
‘We zullen eerst over Tony praten,’ zei Maria. ‘Gaat hij naar de kerk?’
‘Vroeger wel. En hij gaat het weer doen.’ Tony kwam achter de pop vandaan en knielde ervoor. ‘Mag ik de hand van uw dochter?’
Maria kwam langzaam achter de pop vandaan, ze staarde een ogenblik gespannen en klapte toen in haar handen. ‘Hij zegt ja! Mijn moeder ook! Nu moet je het aan jouw moeder vragen.’
‘Dat heb ik al gedaan.’ Hij greep Maria’s hand en kuste haar vingers. ‘Ze zoentje nu op allebei je wangen.’
‘Ze willen dat we in de kerk trouwen.’
‘Dat wil mijn moeder ook,’ zei Tony. Nadenkend krabde hij op zijn hoofd. ‘Ik zal de pastoor een heleboel moeten uitleggen. Maar wanneer hij jou ziet, zal hij ‘Anton...’
‘En wat ik tegen je ga zeggen over beminnen en vereren en trouw blijven tot in de dood, zal ik allemaal menen. Dus help me, Maria. En het zal het eenvoudigste zijn wat ik ooit gezworen heb.’
‘Ik hou van je, Tony. En ik wil alleen maar dat jij gelukkig wordt.’
‘We zullen allebei gelukkig worden,’ verbeterde hij. ‘Zo zal het worden. Dat zweer ik.’
‘Dan zweer ik het ook.’ Ze kuste hem weer, nog zachter en stapte achteruit en keek hem aan met glimlachende ogen en lippen. ‘Ik zal de witte jurk dragen,’ zei ze. ‘En zal wachten tot je naar mijn huis komt nadat je het gevecht hebt tegengehouden.’
‘Tiet is zo gebeurd,’ zei Tony. Hij keek verbaasd naar de klok. ‘Het is bijna zeven uur. Je vader en moeder zullen zich wel ongerust gaan maken. Ik zal je naar huis brengen.’
‘Nee, je moet door de achteruitgang naar buiten gaan,’ zei ze. ‘Ik zal de winkel afsluiten en het luik naar beneden doen. Tony, wat moet ik tegen mijn vader en moeder zeggen - ik bedoel, als ik die witte jurk aantrek?’
‘dat je met een jongen uitgaat, die je komt afhalen,’ legde hij geduldig uit. ‘En wanneer ik kom, zien ze dat ik het ben.’
Hij voelde zich zo fijn dat hij ging wandelen en tegen de hele wereld glimlachte, zodat er nog een uur voorbijging zonder dat hij iets deed. Toen hij thuiskwam drong zijn moeder erop aan dat hij ten minste iets kouds zou drinken. Pas nadat hij een glas melk in twee teugen had leeggedronken, kon hij naar de badkamer ontsnappen. ‘Ma,’ riep hij terwijl hij zijn scheermes voor de laatste keer schoonspoelde, ‘hoe laat is het?’
‘Bijna kwart voor negen, Anton.’
‘Ik moet opschieten,’ zei hij en rende van de badkamer naar zijn slaapkamer.
‘Trekje je nieuwe pak aan?’
‘Het staat je goed,’ zei ze. ‘Ik vind het prettig dat je wat meer aandacht aan je kleren gaat besteden. Maar ik hoop dat je je schoenen wel even goed laat poetsen.’
‘Dat zal ik doen,’ riep hij en deed een das onder zijn boord; bij nader inzien stopte hij hem echter in zijn jaszak en besloot hem om te doen vlak voor hij bij Maria was. Misschien zou hij, als alles goed ging, Bernardo precies kunnen vertellen hoe de zaken ervoor stonden en als hij niet wilde luisteren, dan zou iemand een beetje redelijkheid in hem moeten slaan, wat zijn werk was, niet dat van Diesel. Vlug, zei hij tegen zijn spiegelbeeld, hoe sneller je bij de grote weg bent, hoe sneller je Maria weer ziet.
Riff gooide zijn bierblikje opzij, veegde zijn lippen af en keek weer op zijn horloge. Het was tien voor negen en tijd om weg te gaan.
‘Goed,’ zei hij tegen de gespannen, zenuwachtige Jets, ‘we verspreiden ons en gaan naar de grote weg. En kijk in jezusnaam uit voor Schrank. Hij heeft me de hele dag op de hielen gezeten.’
De Jets losten in de duisternis op. In de volgende straat gaf Bernardo dezelfde bevelen aan de Sharks.
‘Moet je vannacht thuiskomen?’ vroeg hij Anita.
Ze drukte zich tegen hem aan en draaide langzaam met haar heupen. ‘Ik heb tegen mijn moeder gezegd dat ik bij Maria blijf slapen. Ze vond het goed. Maar waar gaan we heen?’
‘We zien wel,’ zei hij. ‘Ik moet opschieten.’
‘Pas goed op, ’Nardo. En schiet op. Ik blijf hier op je wachten.’ Bernardo zwaaide nog eens naar haar en liep de straat uit. Een blok verder bleef hij in een portiek staan om zijn stiletto te controleren. De scherpe klik toen het lemmet naar buiten sprong en vastzat, gaf hem een gevoel van veiligheid. Met dit mes zou hij diep in de vijandige wereld steken.
Want het mes maakte hem net zo groot als iedereen, groter, want het kon iedereen tot zijn lengte afsnijden, iemand in kleine stukjes snijden, stukjes die hij opzij kon trappen. Bernardo stopte het mes weg.
Hij was niet van plan het vanavond te gebruiken, maar als de Jets dachten dat hij het spelletje niet mee kon spelen, als ze iets probeerden uit te halen, zouden ze voor een grote verrassing komen te staan. Een verrassing van achttien centimeter.
Bernardo wachtte voor een auto die hem passeerde, toen schoot hij de weg over en zette zijn hielen diep in de grond terwijl hij de helling afliep, want dit was niet het moment om een enkel te verzwikken. Zijn ogen waren aan de duisternis gewend en hij zag dat sommige Jets ondanks de hitte hun jacks over hun T-shirts aanhadden.
Met een scherp signaal kondigde hij zichzelf aan, hoorde Chino en Pepe zijn naam roepen en hoorde een van de Jets zeggen dat de chefluis eindelijk op kwam dagen. Luis... op een dag wanneer hij tijd had, zou hij ze laten zien wat een luis kon doen. Man, dan zou het bloed pas werkelijk vloeien.
‘Verspreiden,’ beval hij de Sharks. ‘En let goed op mij. Als ze iets beginnen...’
‘We zullen uitkijken, ’Nardo,’ zei Toro. ‘We vertrouwen ze voor geen cent.’
‘Ik zal als je secondant optreden,’ zei Chino terwijl Bernardo zijn overhemd uitdeed.
‘Mooi,’ zei Bernardo. Hij spande de spieren van zijn rug en schouders en voelde naar het mes in zijn zak. ‘Kom.’
‘Onze man is klaar,’ riep Chino.
‘De onze ook,’ zei Riff. ‘Laat hem naar het midden komen om een hand te geven.’
Bernardo spuugde in het donker. ‘Waarvoor?’
‘Omdat het zo hoort,’ zei Riff, nadat hij met de Jets had gelachen om die stomme Portoricanen.
‘Nog meer beleefdheden?’ vroeg Bernardo. ‘Kijk...’ Hij wees naar Diesel en Riff, maar sloot alle Jets en iedereen die net zo was als zij er bij in. ‘Ik hou niet van dat schijnheilige gedoe dat jullie er in dit land op na houden. Elk van jullie haat elk van ons...’
‘Je hebt volkomen gelijk,’ onderbrak Riff hem.
‘... en wij haten jullie nog twee keer zo erg. Ik drink niet met iemand die ik haat.’ Bernardo spuugde weer. ‘Dus geef ik iemand die ik haat ook geen hand.’ Met zijn vuisten omhoog en op alles voorbereid, stapte hij behoedzaam naar voren.
‘Best,’ zei Riff, ‘als je het zo wilt.’ Hij ging opzij en gaf Diesel een teken. ‘Je kunt je gang gaan.’
Diesel kwam wat traag naar voren terwijl hij schold en zijn rechtervuist open en dicht deed. Hij was zwaarder dan Bernardo en het licht was niet zo goed als hij gehoopt had; maar hij was ervan overtuigd dat hij alles wat Bernardo zou proberen kon opvangen. Toch was hij op zijn hoede, want hoewel de luis licht was, had hij de reputatie harde meppen te geven. Bernardo had een grote naam als straatvechter en sommige mensen zeiden dat wanneer hij de haat uit zijn stijl kon krijgen, echt zakelijk en hard was, hij op z’n minst een goede tv-vedergewicht zou kunnen worden, omdat hij kon slaan als een lichtgewicht.
Diesel gaf een stoot met zijn linkervuist, om het terrein te verkennen, de luis ontdook hem door een stap naar achteren te doen voor hij met zijn eigen linkervuist aanviel en Diesel weerde de klap makkelijk af. Diesel haalde weer links uit, maakte een schijnbeweging alsof hij een rechtse wilde geven en deed zijn hoofd op tijd opzij om Bernardo’s vuist te ontduiken, die alleen langs zijn oor schampte.
De luis probeerde hem knock-out te slaan, wat betekende dat hij niet op het lichaam zou slaan en dit kwam Diesel goed uit omdat Bernardo met zijn handen omhoog zou vechten. Als hij een flinke stoot in Bernardo’s maag kon geven, zou de luis als een lucifer dubbelslaan en een hoek onder zijn kin zou hem overeind helpen, daarna zou hij een harde stoot op zijn mond krijgen, die op z’n minst drie of vier van die mooie witte tanden uit zijn mond zou breken.
Diesel ving Bernardo’s korte linkse op zijn schouder op en stootte met zijn eigen linkse in Bernardo’s ribben. De klap verloor zijn kracht omdat Bernardo meedraaide, maar niet voor zijn eigen linkervuist Diesels lip raakte, die op begon te zwellen.
Bernardo wist dat de Amerikaan hard was en toen zijn vuist