19

‘Bureau van de lijkschouwer. Rechercheur Walker.’

‘Hallo, Burt. Met Kinsey. Ida Ruth zei dat ik je moest bellen.’

‘Mooi. Blij dat ze je te pakken heeft gekregen. Een ogenblikje, dan pak ik even mijn aantekeningen erbij.’

Op de achtergrond hoorde ik het geritsel van papieren. Blijkbaar legde hij zijn hand over het mondstuk terwijl hij op gedempte toon met iemand overlegde en toen weer aan de lijn kwam.

‘Sorry. We hebben zojuist de lijkschouwing op Morley beëindigd. Hij blijkt gestorven te zijn aan acute nierinsufficiëntie, met daarnaast verschijnselen van leverbeschadiging, cardiovasculaire beschadigingen met stremming van de bloedsomloop, weefselversterf -’

‘Veroorzaakt door wat?’

‘Daar kom ik zo aan toe. Ik zou toch met Wynington Blake bellen na ons gesprek van gisteren? Ik heb met de begrafenisondernemer gesproken. Ik wilde hem laten weten wat er aan de hand was en ik was benieuwd of hem misschien iets bijzonders opgevallen was. Hij zegt dat Morley, toen hij binnengebracht werd, “opvallend geel” zag.’

‘Vanwege het drinken?’

‘Dat was ook mijn eerste gedachte, maar toen heb ik wat onderzoek gepleegd. Ik heb die verzameling huishoudelijke en tuinartikelen die jij afgegeven hebt, eens nader bekeken. Dat stuk gebak zat me dwars omdat het plantaardig was. Van het grootste deel van die andere spullen zag ik niet hoe iemand dat zonder het te merken binnen zou kunnen krijgen. Ik heb wat naslagwerken geraadpleegd en ik zal je vertellen tot welke conclusie ik gekomen ben. En die wordt door de autopsie bevestigd. Heb je wel eens gehoord van Amanita phalloides?

‘Klinkt als de geslachtsdaad. Wat is dat in vredesnaam?’

‘De groene knolzwam. Amanita verna is een andere mogelijkheid. Dat is een andere soort uit dezelfde familie, ook wel bekend als de voorjaarsamaniet. Allebei zijn ze dodelijk. Te oordelen naar dat baksel - hoe je het ook wilt noemen - ziet het ernaar uit dat iemand een Amanita-strudel voor hem klaargemaakt heeft.’

‘Klinkt sinister.’

‘Dat is het ook. Moet je horen. Als je een muis injecteert met één vijftigmiljoenste gram phalloïdine, is dat binnen een of twee dagen dodelijk. Om een mens te doden heb je aan vijftig gram Amanita voldoende.’

‘Jezus.’

‘En beide soorten zouden precies die symptomen veroorzaken die jij bij Morley beschreven hebt. En wat heel interessant is, het binnenkrijgen van dat spul kan gevolgd worden door een incubatietijd van zes tot twintig uur. Daarna treedt er misselijkheid, buikpijn, braken en diarree op, en cardiovasculaire stagnatie.’

‘Dus als hij halverwege de zaterdag ziek werd, zou hij het spul binnengekregen kunnen hebben ergens tussen zaterdagochtend vroeg en de vrijdag daarvoor.’

‘Daar ziet het wel naar uit.’

‘Waar zou je die krengen moeten vinden? Groeien ze hier in de omgeving?’

‘Volgens de literatuur in oostelijk Noord-Amerika en langs de kust van de Grote Oceaan, in de nazomer en de herfst. Daar zou het een beetje laat voor zijn, maar ik neem aan dat het mogelijk is. Verna schijnt algemeen voor te komen in loof- en naaldbossen. Ze kunnen solitair groeien, of in groepjes of kringen. Aan de Westkust schijnen ze zeldzaam te zijn, maar iemand zou ze uit een ander deel van het land mee hebben kunnen nemen. Gedroogd of ingevroren of zo. Waar heb je dat gebak gevonden, bij hem thuis?’

‘In de prullenmand op zijn kantoor in Colgate. Ik had de gebaksdoos de eerste keer dat ik er kwam al gezien, maar toen heb ik er helemaal niet bij stilgestaan.’

‘Enig idee hoe dat gebak daar gekomen is?’

‘Daar heb ik niet naar gevraagd. Ik heb de doos gewoon samen met alle andere troep in de vuilniszak gestopt. Ik ging ervan uit dat hij het gebak onderweg had gekocht. Betty, van de schoonheidssalon, zegt dat-ie stiekem allerlei etenswaren mee naar binnenbracht. Hij had een week op streng dieet gestaan, maar ze had hem gezien met donuts en Chinees eten, allerlei ongezonde troep, dus die gebaksdoos was niet zo vreemd. Misschien heeft iemand die doos gebracht en hem voor de deur neergezet -’

Burt viel me in de rede. ‘Ik zal je nog iets anders vertellen. Volgens de gegevens die ik hier voor me heb, treedt er een korte verbetering in. Weet je nog dat je me vertelde dat hij zich op een gegeven moment weer wat beter voelde? Met een Amanita-vergiftiging lijkt het soms alsof de toestand van de patiënt verbetert.’

‘Je hebt het over zondagochtend,’ zei ik.

‘Ja. In feite zou de schade tegen die tijd al aangericht zijn. Dit gif vernielt je lever, breekt bloedlichaampjes af, veroorzaakt bloedingen in het spijsverteringsstelsel. Waarschijnlijk had hij bloederige ontlasting en gaf hij ook bloed op, hoewel hij daar volgens jou niets over gezegd heeft. Of hij vond het onbelangrijk, of hij wilde zijn vrouw niet ongerust maken. Weet je, zelfs al zou hij naar de Eerste Hulp zijn gegaan, dan hadden ze nog niets voor hem kunnen doen.’

‘Hij moet zich vreselijk beroerd hebben gevoeld. Waarom heeft hij niet geprobeerd om hulp te krijgen?’ vroeg ik.

‘Moeilijk te zeggen. De ernst van de symptomen hangt waarschijnlijk af van de hoeveelheid die hij ervan gegeten heeft. Hij heeft misschien eerst wat geproefd, besloten dat het bedorven was of zoiets en de rest in de prullenmand gegooid. Heb je Morley wel eens zien eten? Dat ging in een tempo! Hij beroemde zich er altijd op hoe snel hij zijn voedsel kon verstouwen.’

‘Iemand moet hem behoorlijk goed gekend hebben.’

‘Dat hoeft niet. Hij maakte er geen geheim van. Hetzelfde met zijn gezondheid. Hij had het altijd over zijn hartkwaal en zijn gewicht.’

‘Hoe zit het met die paddestoelen? Kun je die op het eerste gezicht herkennen?’

‘Alleen als je weet waar je op moet letten. Ik zal je voorlezen wat er staat. “A. verna is puur wit. A. phalloides is geelachtig groen tot groen. Van allebei zijn de lamellen wit en zitten niet aan de steel vast.” Eens kijken. De jonge paddestoel van deze soort is door een vlies omhuld, het zogenaamde velum universale, dat resteert als een zak om de steelvoet. Als je ze plukt, moet je ze ruim uitgraven omdat het zakje soms verborgen zit in de grond. Op de illustratie ziet het eruit als een champignon die uit een ei barst. Verder is hij slijmerig. Wil je nog meer weten?’

‘Het belangrijkste heb ik nu wel zo’n beetje. Als de moordenaar er een kluitje van in de tuin had groeien, dan zou de rest inmiddels toch al verdwenen zijn. Wat gebeurt er nu verder?’

‘Ik heb het restant van het gebak opgestuurd naar het Chemisch Toxicologisch Instituut in Foster City voor nadere analyse. Het kan wel een tijdje duren voor we van ze horen, maar ik heb zo het gevoel dat ze ons vermoeden zullen bevestigen. Ik heb ook met Moordzaken gebeld, maar misschien wil je zelf met inspecteur Dolan praten. Geloof mij maar, het echte werk begint nu pas. Het moeilijkste bij een gifmoord is het wettig en overtuigend bewijs te leveren dat er een misdaad gepleegd is. Je moet aantonen dat de dood veroorzaakt is door een vergif dat de overledene met voorbedachten rade en met boos opzet door de verdachte is toegediend. En dat wil zeggen dat er geen ruimte mag zijn voor “gerechtvaardigde twijfel”. Hoe ga je in deze zaak de moordenaar met de misdaad in verband brengen? Iemand bakt een strudel en levert het verdomde ding af. Morley komt op zijn kantoor: “O, hé, is dit voor mij?” Waarschijnlijk heeft niemand gezien waar het vandaan gekomen is, dus het komt erop neer dat we straks hooguit wat aanwijzingen hebben maar geen spoor van bewijs. We hebben niet eens een verdachte.’

‘Ja, ik weet het,’ zei ik.

‘Nou ja, je moet ergens beginnen. Ik bel je wel zodra we meer weten. In de tussentijd zou ik maar geen zelfgebakken lekkernijen van wie dan ook eten.’

‘Ik zal het proberen. En bedankt, Burt.’

Tegen de tijd dat ik de hoorn neerlegde, waren mijn handen koud. Gedurende de afgelopen maanden had Morley gepraat met een aantal mensen dat betrokken was bij de moord op Isabelle Barney. Wat had hij ontdekt dat de aanleiding was geweest tot zijn eigen dood? Het moest iets belangrijks zijn geweest. Een gifmenger wordt als een van de slimste en doortraptste soorten moordenaars beschouwd, voornamelijk omdat vergif, qua methode, kennis, vakkundigheid, een zorgvuldige beraming en vernuft vereist. Men vergiftigt niet in een opwelling. Een gifmoord is geen impulsieve misdaad. De heimelijkheid en het weloverwogen karakter van de daad duiden op het soort wreedheid dat in dergelijke zaken vrijwel automatisch tot de aanklacht moord met voorbedachten rade leidt. Morley Shine was gestorven tengevolge van een inwendige gewelddaad die waarschijnlijk geen uitwendig spoor naliet, maar toch was zijn dood net zo ellendig geweest als wanneer er sprake was geweest van een dodelijke steek- of schotwond. Er flitste een beeld door mijn hoofd van de moordenaar met een voorraadje dodelijke paddestoelen, die een kookboek zat door te bladeren op zoek naar een recept voor een lekker hapje dat Morley met smaak zou verorberen. Ik stelde me voor hoe het bladerdeeg werd uitgerold, de vulling lichtjes werd gesauteerd met boter, de strudel zorgvuldig werd dichtgevouwen, in een gebaksdoos werd verpakt, en bij Morley aan de deur werd bezorgd. Misschien had de moordenaar wel gezellig met hem zitten kletsen terwijl hij het dodelijke hartige hapje naar binnen werkte. Zelfs als het vreemd gesmaakt had, zou Morley zich misschien niet eens beklaagd hebben. Veel te hongerig door zijn dieet. Te beleefd om er iets van te zeggen. En dan de uren die verstreken waren terwijl hij zich ervan bewust werd dat hij zich niet goed voelde. Hij bracht de misselijkheid en de maagpijn waarschijnlijk niet eens in verband met het gebak dat hij zoveel uren geleden had gegeten...

Ik had ergens paddestoelen gezien. Vaag herinnerde ik me iets... een bebost stuk grond... paddestoelen die in een kring groeiden... Waar kon dat geweest zijn? Zo heel veel mogelijkheden waren er niet. Simones bungalow... het huis waar David Barney had gewoond ten tijde van Isabelles dood, hoewel ik me niets herinnerde van de tuin daar. Het huis had op de oceaan uitgekeken - weinig bomen in de directe nabijheid. Het huis van de Weidmanns. Ik was met Yolanda naar de patio gelopen waar Peter Weidmann zat te dutten - een keurige, ouderwetse tuin met een gazon dat zich uitstrekte tot aan het beboste gedeelte.

Methodisch haalde ik de indexkaarten van het bord en prikte ze opnieuw op. Wat had Morley gezien dat ik niet zag? Ik haalde zijn maandplanner tevoorschijn uit een van de stapels dossiers op mijn eetbar. Ik begon met de maand oktober en probeerde enig inzicht te krijgen in wat hij de laatste twee maanden had gedaan. De meeste hokjes waren leeg. November was eveneens grotendeels onbeschreven, afgezien van een paar notities: twee afspraken bij de dokter, een afspraak bij de kapper op een woensdagmiddag. Deze maand, december, was iets drukker geweest en het leek erop of hij inderdaad een paar vraaggesprekken had gevoerd. Lonnie zou vast in zijn nopjes zijn als hij hoorde dat hij toch wel iets gedaan had voor zijn honorarium. De namen van Yolanda en Peter Weidmann kwamen twee keer voor. De eerste afspraak moest niet doorgegaan zijn, want hij had het tijdstip doorgestreept en met potlood een lange pijl getrokken van die datum naar dezelfde dag en dezelfde tijd een week later. Ik herinnerde me dat Yolanda erover geklaagd had dat hij zo’n lastpost was geweest, dus hij moest daar meer dan eens geweest zijn.

Op 1 december, vorige week donderdag, had hij de initialen F.V. bij 13.15 genoteerd. Voigt? Had hij met Francesca gepraat? Ze had me verteld dat ze hem nooit ontmoet had. Ik was een map tegengekomen met haar naam op het etiket, maar het dossier was leeg geweest. Natuurlijk zou die F.V. een getuige in een andere zaak kunnen zijn, maar dat leek me niet erg waarschijnlijk. Het telefoonnummer van de Voigts stond bovenaan de bladzijde genoteerd. Had ze gelogen toen ze zei dat ze hem nog nooit gesproken had? Er stond ook een notitie op zaterdagochtend over de afspraak met Laura Barney. Ze had me zelf over die afspraak verteld en had beweerd dat Morley niet op was komen dagen. Maar Dorothy zei dat hij naar kantoor was gegaan om zijn post op te halen. Als mijn theorie juist was, zou het dodelijke gebak al op vrijdagmiddag bezorgd kunnen zijn, en waarschijnlijk niet later dan zaterdagochtend, omdat hij immers kort na de lunch ziek was geworden. Moest ik toch maar eens uitzoeken. Laura Barney zou ongetwijfeld toegang hebben tot informatie met betrekking tot vergiften. Misschien moest ik maar met haar beginnen en dan de rest van de lijst afwerken.

Ik sloot af en liep naar de auto. Ik startte en reed in de richting van het viaduct dat de snelweg overspant. Op Castle reed ik onder de 101 door, sloeg bij Granita rechtsaf en daarna bij Bay linksaf.

Het was even over vijven toen ik voor de Santa Teresa Medical Clinic stopte. Ik hoopte maar dat Laura nog niet naar huis was. De kliniek ging waarschijnlijk om vijf uur dicht, hetgeen betekende dat de deur op slot zou zitten en het personeel voor het weekend naar huis was. Ik wist haar huisadres niet, en hoewel ik daar waarschijnlijk wel achter kon komen, stond het vooruitzicht van het oponthoud me niet aan. Tot mijn verbazing kreeg ik haar plotseling in het oog terwijl ze met gebogen hoofd de straat overstak vlakbij de plek waar ik geparkeerd stond. Ze droeg een lichte mantel over haar uniform. Ik drukte op de claxon. Ze wierp me een geïrriteerde blik toe, blijkbaar in de veronderstelling dat ik haar de stuipen op het lijf wilde jagen omdat ze zonder op of om te kijken overstak.

Ik zwaaide en boog me opzij om het portierraampje omlaag te draaien. ‘Kan ik even met je praten?’

‘Ik kom net van mijn werk,’ zei ze.

‘Het duurt niet lang.’

‘Kan het niet wachten? Ik ben bekaf. Ik had me verheugd op een groot glas wijn en een heet bad. Kom over een uur maar terug.’

‘Dan moet ik ergens anders zijn.’

Ze keek langs me heen. Ik kon zien dat ze bij zichzelf overlegde en eigenlijk niet toe wilde geven. Ze trok een grimas en staarde geïrriteerd naar het trottoir.

‘Het duurt hooguit vijf minuten,’ zei ik.

‘O, shit. Vooruit dan maar,’ zei ze. Ze maakte een hoofdbeweging naar het huis achter haar, een Victoriaans bouwwerk dat blijkbaar in appartementen opgedeeld was. ‘Daar woon ik. Zoek maar een parkeerplaats en kom daarna naar boven. Dat geeft mij even de tijd om mijn uniform en mijn schoenen uit te trekken. Het is appartement nummer zes, aan het eind van de gang.’

‘Ik kom er zo aan.’

Ze draaide zich om, liep snel het bordes op en ging de voordeur binnen. Ik vond een parkeerplaats een eindje verderop, aan de overkant van de straat. In een opwelling van paranoia vroeg ik me af of ze misschien in werkelijkheid ergens anders woonde. Ik stelde me voor hoe ze het gebouw binnenging en het via een achteruitgang weer verliet voordat ik arriveerde. Ik liep het bordes op en betrad via een deur met glazen panelen een sombere hal. Het was doodstil in het huis. Links van me stond een haltafeltje met een lamp die nog niet aangestoken was. Op het tafeltje lag een stapeltje post naast een paar exemplaren van de krant van vandaag. Deuren in de gang waren weggewerkt. Wat vroeger de zitkamer en de eetkamer waren geweest, vormde nu waarschijnlijk één appartement, met daarachter nog een tweede, en misschien nog een studio helemaal achter in het huis. Ik schatte dat er zowel beneden als boven drie appartementen waren. Aan de rechterkant bevond zich een trap.

Ik ging naar boven, zoals me gezegd was. Dit was dan misschien niet de vrolijkste plek waar ik ooit geweest was, maar het was er in elk geval schoon. Het behang zag er nieuw uit en leek gekozen om zijn uitbundige Victoriaanse patroon in suikerzoete kleuren. Ruikers en fladderende linten zover het oog reikte. Het effect was deprimerend, ondanks alle roze en groene en lichtpaarse activiteit.

Ik klopte op de deur die voorzien was van een grote koperen 6. Even later deed Laura open, die nog bezig was de ceintuur van een katoenen kimono te strikken. Ik zag haar witte verpleegstersschoenen op de vloer naast een fauteuil waarop ze haar witte uniform had neergegooid. Ik hoorde een bad lopen, wat me een duidelijke wenk leek. Het appartement bestond uit twee zeer grote kamers en een heel klein slaapkamertje, dat waarschijnlijk vroeger de linnenkamer was geweest. Vanaf de voordeur kon ik het straalkacheltje zien en de rand van een ouderwetse badkuip. De plafonds waren hoog en er was veel houtwerk van het soort dat op een of andere manier altijd naar vernis ruikt, ook al is er in geen jaren meer een kwast aan te pas gekomen. Het appartement was spaarzaam gemeubileerd, maar wat er stond was van goede kwaliteit. Ze keek lichtelijk geamuseerd toe terwijl ik mijn blik door de woon/slaapkamer liet gaan. ‘Is het naar je zin?’

‘Ik ben altijd nieuwsgierig hoe andere alleenstaanden wonen.’

‘Hoe woon jij?’

‘Zo’n beetje hetzelfde. Ik probeer het eenvoudig te houden,’ zei ik. ‘Ik voel er niets voor om alleen maar te werken om elke maand een stapel rekeningen te kunnen betalen.’

‘Ik heb de pest aan het vrijgezellenbestaan. Ga zitten, als je wilt.’

‘Eerlijk waar?’

‘Natuurlijk, jij dan niet? Het is eenzaam. En wie wil er nou zo wonen?’ Ze maakte een gebaar dat meer omvatte dan de fysieke omgeving. Ze liep naar de badkamer en draaide de kranen dicht.

‘Ik vind het prachtig. En bovendien ben je hier lekker je eigen baas,’ zei ik.

Ze kwam de kamer weer in. ‘Nou, dat hoop ik toch niet eeuwig te blijven. Ik heb de hoop nog niet helemaal opgegeven, moet ik zeggen.’

‘Saamhorigheid is een illusie. Uiteindelijk staan we er allemaal alleen voor.’

‘O, doe me een lol. Ik heb een hekel aan dat soort gepraat,’ zei ze. ‘Als je me nou eens vertelde waarvoor je gekomen bent?’

‘Okay. Het gaat over Morley Shine. Jullie hadden afgelopen zaterdag een afspraak.’

‘Dat klopt, maar hij is niet op komen dagen.’

‘Zijn vrouw zegt dat hij die dag naar kantoor is gegaan.’

‘Ik was er om negen uur. Ik heb een half uur gewacht en ben toen weggegaan,’ zei ze.

‘Waar heb je gewacht? In zijn kantoor?’

‘Op straat. Hoezo? Wat doet dat ertoe?’

‘Niets, vermoedelijk. Ik was nieuwsgierig naar een bestelling die mogelijk bezorgd werd,’ zei ik.

‘Die doos van de bakker.’

‘Was jij er toen die gebracht werd?’

‘Jazeker, ik zat in mijn auto. De bestelwagen van de bakkerij stopte naast me. Er stapte een man uit met zo’n witte gebaksdoos. Toen hij langsliep, vroeg hij me of ik Maria Shine was. Ik zei hem dat de man Morley heette en dat hij er nog niet was. Die kerel probeerde mij de doos in mijn maag te splitsen, maar ik had inmiddels lang genoeg gewacht en ik ging ervandoor. Ik heb er een hekel aan als mensen hun afspraken niet nakomen en me voor niets laten wachten. Ik heb wel wat beters te doen.’

‘Wat deed die man ermee?’

‘Met die doos? Ik weet het niet. Waarschijnlijk heeft hij hem bij de schoonheidssalon afgegeven. Of misschien heeft hij hem voor zijn deur neergezet.’

‘Welke bakkerij was het?’

‘Dat heb ik niet gezien. Het was een rode bestelwagen. Bij nader inzien kan het ook wel een bezorgdienst zijn geweest. Waarom wil je dat allemaal weten?’

‘Morley is vermoord.’

Ze zei: ‘Het is niet waar!’

En haar verbazing scheen oprecht.

‘Waarschijnlijk was het de strudel in de doos die jij gezien hebt. Ik heb zojuist gesproken met iemand van het bureau van de lijkschouwer.’

‘Is hij vergiftigd?’

‘Daar ziet het naar uit.’

‘En wat ga jij nu doen?’

‘Dat weet ik nog niet. Morley wist iets. Ik weet niet precies wat het was, maar ik denk dat ik er heel dichtbij zit.’

‘Jammer dat hij je het antwoord niet heeft nagelaten.’

‘In zekere zin heeft hij dat wèl gedaan. Ik weet hoe zijn geest werkte. Hij en degene die mij opgeleid heeft, zijn jarenlang partners geweest.’

‘Wat wil je nog meer van me weten?’

‘Op dit moment niets. Ik ga ervandoor, dan kun jij in bad.’

Ik reed naar de 101, die ik in noordelijke richting volgde tot aan de afslag naar Cutter Road. Ik sloeg linksaf en reed Horton Ravine in. Ik had het gevoel alsof ik de hele week heen en weer was gereden tussen Colgate, het centrum van Santa Teresa en Horton Ravine. De namiddag begon al grijs te worden, typisch december, met een temperatuur die tot tegen de tien graden was gedaald, het soort kou waarover alleen inwoners van Californië zich kunnen beklagen. Ik parkeerde op de oprijlaan en belde aan.

Francesca deed zelf open. Ze droeg een wollen chocoladebruine hemdjurk, een zwarte maillot en laarzen, met een zwarte trui met ronde hals als sjaal om haar schouders geslagen.

Ze zei: ‘Hé, Kinsey. Jij bent de laatste die ik verwacht had te zien.’ Ze aarzelde even terwijl ze me recht in de ogen keek. ‘Is er iets? Je ziet er niet goed uit. Heb je slecht nieuws gehad?’

‘Inderdaad, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Heb je heel even tijd voor me? Ik wil ergens met je over praten.’

‘Natuurlijk. Kom verder. Guda is boodschappen aan het doen. Ik zat net koffie te drinken bij de open haard in mijn kamer. Ik pak even een kopje voor jou. Het lijkt me onaangenaam buiten.’

Het is overal onaangenaam, dacht ik. Ik volgde haar naar de keuken, die in zwart en wit was uitgevoerd, met aan drie zijden grote ramen. De voorkanten van de huishoudelijke apparaten waren zwart, evenals de voorkanten van de keukenkastjes, die in glanzend lakwerk waren uitgevoerd. De werkbladen waren van sneeuwwit marmer. Rekken en accessoires waren van glanzend aluminium. De enige kleuraccenten werden geleverd door rode theedoeken en rode ovenhandschoenen. Ze pakte een koffiekopje uit de kast en liep voor me uit de eetkamer door. ‘Gebruik je suiker en room? Het staat allebei op het dienblad. Er is ook gewone melk, als je dat liever hebt.’

‘Melk graag,’ zei ik. Ik wilde haar nog niet over Morley vertellen. Ze keek me over haar schouder heen nieuwsgierig aan, duidelijk in verwarring gebracht door mijn optreden. Slecht nieuws is een last die je alleen schijnt te kunnen verlichten door hem met anderen te delen.

Haar kamer was gelambriseerd met berkenhout, het meubilair bekleed met tuigleer. Ze ging op de leren bank zitten, waar ze een boek in harde band had zitten lezen, een roman van Fay Weldon. Aan de boekenlegger te oordelen, had ze het bijna uit. Het was eeuwen geleden sinds ik een dagje vrij had kunnen nemen en mezelf in huis opgesloten had onder een plaid met een goed boek. Naast de bank stond een grote pot koffie op een koperen bijzettafeltje. Ze schonk voor me in en reikte me het kopje aan. Ik pakte het aan met een gemompeld ‘Dank je,’ wat zij weer beantwoordde met een behoedzaam glimlachje. Ze trok een kussen op schoot dat ze als een teddybeer tegen zich aandrukte. Het viel me op dat ze niet onmiddellijk vroeg waarom ik langsgekomen was. Tenslotte zei ik: ‘Ik heb Morleys agenda doorgenomen. Volgens zijn aantekeningen heb je vorige week met hem gesproken. Dat had je me moeten vertellen toen ik je ernaar vroeg.’

‘O.’ Ze had het fatsoen om te blozen terwijl ze bij zichzelf overlegde hoe ze het beste kon reageren. Ze moest tot de conclusie gekomen zijn dat het geen zin had om dezelfde leugen twee keer te vertellen. ‘Ik hoopte waarschijnlijk dat je het niet te weten zou hoeven komen.’

‘Wil je me er nu over vertellen?’

‘Ik geneer me er eigenlijk voor, maar ik heb donderdagochtend vroeg gebeld om een afspraak met hem te maken.’

Een korte stilte. Ik zei: ‘En?’

Ze trok een schouder op, duidelijk niet op haar gemak. ‘Ik was boos op Kenneth. Ik was iets te weten gekomen... iets waarvan ik me niet bewust was geweest...’

‘Wat was dat?’

‘Daar kom ik zo aan toe. Je moet de context begrijpen...’

Dit klonk veelbelovend. ‘Context’ is een woord dat je gebruikt om slecht gedrag te rationaliseren. Je hoeft niet over ‘context’ te praten als je iets goeds gedaan hebt. ‘Ik luister.’

‘Ik realiseerde me eindelijk hoe ziek ik was van de moord op Isabelle. Ik ben ziek van het hele onderwerp en al het bijbehorende drama. Het is nu al zes jaar geleden en het is het enige waar Kenneth over praat. Haar dood, haar geld, haar talent. Hoe mooi ze was. Wat een tragedie haar dood was. Hij is geobsedeerd door die vrouw. Hij houdt meer van haar nu ze dood is dan toen ze nog leefde.’

‘Dat weet je niet...'

Ze praatte verder alsof ze me niet gehoord had. ‘Ik heb Morley verteld dat ik Iz haatte, dat ik in de wolken was toen ze stierf. Ik flapte er gewoon allerlei emotionele, eh, wartaal uit. Toen ik er later nog eens over nadacht, begreep ik hoe verwrongen mijn denken was geworden, en dat van Kenneth ook. Ik bedoel, als je toch naar ons kijkt. We hebben echt een zeer neurotische relatie.’

‘Tot die conclusie ben je gekomen nadat je met Morley had gepraat?’

‘Dat droeg ertoe bij dat ik me realiseerde dat het tijd werd om eruit te stappen. Als ik ooit weer gewoon mezelf wil zijn, zal ik me van Ken los moeten maken, moeten leren om voor de verandering eens op eigen benen te staan -’

‘En toen besloot je om bij hem weg te gaan? Vorige week pas?’

‘Eh, ja.’

‘Dus het had niets te maken met die kanker van twee jaar geleden.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik weet zeker dat dat ook een rol heeft gespeeld. Het was alsof ik ontwaakte. Het was alsof ik plotseling begreep hoe het met mijn leven gesteld was. Eerlijk waar, totdat ik met Morley praatte, dacht ik dat ik gelukkig getrouwd was. Ik meen het. Ik dacht dat alles prima in orde was. Ik bedoel, min of meer. Na dat gesprek begreep ik dat het allemaal niet meer dan een illusie was.’

‘Dat moet een pittig gesprek geweest zijn,’ zei ik.

Ik wachtte even, maar ze bleef zwijgen.

‘Hoe zat het met dat “min of meer”?’ vroeg ik.

Ze keek me aan. ‘Wat?’

‘Wil je me niet vertellen wat je ontdekt hebt? Je zei dat je ergens kwaad over was geworden. Ik neem aan dat dat de reden was waarom je contact met Morley hebt opgenomen.’

‘O. Ja, natuurlijk. Ik was de studeerkamer aan het opruimen en vond een rekening die Ken voor me verborgen had gehouden.’

‘Een bankrekening?’

‘Zoiets. Een betalingsoverzicht. Hij had iemand, eh, financieel ondersteund.’

‘Iemand financieel ondersteund,’ herhaalde ik niet-begrijpend.

‘Je weet wel. Regelmatige contante betalingen, eens per maand. Dat duurt al drie jaar. Als goed zakenman hield hij daar natuurlijk aantekening van. Het moet niet bij hem opgekomen zijn dat ik het ooit onder ogen zou krijgen.’

‘Wat zit erachter? Heeft Kenneth een maîtresse?’

‘Dat dacht ik eerst, maar in zekere zin is het nog erger.’

‘Francesca, wil je nou eens ophouden met eromheen te draaien en me vertellen wat er aan de hand is?’

Het bleef even stil. ‘Hij betaalt geld aan Curtis McIntyre.’

‘Aan Curtis?’ zei ik. Ik kon het nauwelijks bevatten. ‘Waarom?’

‘Dat heb ik hem ook gevraagd. Ik was natuurlijk verbijsterd. Zodra hij thuis kwam, begon ik erover.’

Ik staarde haar aan. ‘En wat zei hij?’

‘Hij beweert dat het een soort toelage is. Om te helpen met de huur. Een paar dollar om wat rekeningen te kunnen betalen. Dat soort dingen.’

‘Waarom zou hij dat doen?’ vroeg ik.

‘Ik heb geen idee.’

‘Hoeveel?’

‘Ongeveer zesendertighonderd dollar tot dusver.’

‘Nou, dat weten we dan ook weer,’ zei ik. ‘Heb ik me nota bene al die tijd schuldig gevoeld omdat ik informatie boven water haalde die Lonnies zaak bepaald geen goed doet en nu kom ik erachter dat de eiser de voornaamste getuige een maandelijkse toelage toeschuift. Als Lonnie dit hoort, krijgt hij een beroerte!’

‘Dat heb ik ook tegen Ken gezegd. Hij zweert dat hij die man alleen maar wilde helpen.’

‘Beseft hij dan niet wat dat voor indruk zal maken als het aan het licht komt? Het zal de indruk wekken dat hij Curtis betaalt voor zijn getuigenis. Geloof mij nou maar, Curtis is toch al niet zo’n betrouwbaar figuur. Hoe kunnen we hem in vredesnaam nog opvoeren als onpartijdige getuige die zijn burgerplicht doet?’

‘Ken ziet er niets verkeerds in. Hij zegt dat Curtis problemen had met het vinden van een baan. Ik denk dat Curtis hem verteld heeft dat hij misschien naar een andere staat zou moeten verhuizen. Kenneth wilde er zeker van zijn dat hij beschikbaar zou zijn -’

‘Maar daar hebben we toch dagvaardingen voor!’

‘Nou, je hoeft niet kwaad op mij te worden. Ken zweert dat het niet is wat het lijkt. Curtis zocht hem op nadat David vrijgesproken was -’

‘Ach, hou toch op, Francesca. Wat zal een jury denken? Wat een toeval. Curtis’ getuigenis is uiterst voordelig voor de man die hem nu al drie jaar lang geld toestopt...’ Ik zweeg. Iets in de manier waarop ze het kussen tegen zich aandrukte, maakte dat ik haar scherp opnam. ‘Is er nog meer?’

‘Ik heb Morley het betalingsoverzicht gegeven. Ik was bang dat Kenneth het zou vernietigen, dus heb ik het Morley in bewaring gegeven totdat ik besloten had wat ik moest doen.’

‘Wanneer was dat?’

‘Dat ik dat overzicht vond? Woensdagavond, geloof ik. Ik heb het op donderdag mee naar Morley genomen, en toen Kenneth later thuis kwam, hebben we daar een enorme ruzie over gehad...’

‘Wist hij dat je het weggenomen had?’

‘Ja, en hij was razend. Hij wilde het terug, maar daar was natuurlijk geen sprake van.’

‘Wist hij dat je het aan Morley gegeven had?’

‘Dat heb ik niet gezegd. Misschien dat hij zelf die conclusie getrokken heeft, maar ik zou niet weten hoe. Waarom vraag je dat?’

‘Omdat Morley vermoord is. Iemand heeft een strudel met giftige paddestoelen voor hem gebakken. Ik heb de witte gebaksdoos in zijn prullenmand gevonden.’

Haar gezicht stond wezenloos. ‘Je denkt toch zeker niet dat Ken dat gedaan heeft.’

‘Laten we het zo stellen: ik heb allebei de werkkamers van Morley doorzocht. Ik heb dat betalingsoverzicht nergens gevonden en de dossiers zijn onvolledig. Ik ben uitgegaan van de veronderstelling dat hij slordig met zijn paperassen omsprong of dat hij Lonnie een poot uitdraaide door rekeningen in te dienen voor werkzaamheden die hij nooit verricht had. Nu vraag ik me af of iemand misschien dossiers gestolen heeft om de diefstal van iets anders te camoufleren.’

‘Kenneth zou zoiets nooit doen. Dat is niets voor hem.’

‘Wat is er donderdag gebeurd toen je hem vertelde dat je het betalingsoverzicht niet zelf meer had? Liet hij het onderwerp rusten?’

‘Hij heeft me diverse keren gevraagd wie het had, maar dat heb ik hem niet verteld. Toen zei hij dat het er toch niet toe deed omdat het geen misdaad was. Als hij Curtis geld leende, dan was dat een zaak tussen hen beiden.’

‘Maar vind jij dat dan niet hoogst interessant? Kenneth betaalt Curtis McIntyre, wiens getuigenis toevallig uiterst bezwarend is voor David Barney in een rechtszaak waar Kenneth Voigt toevallig heel veel bij te winnen heeft. Zie je de symmetrie niet? Of misschien was het wel chantage. Wat zou je daarvan denken?’

‘Chantage waarmee?’

‘De moord op Isabelle. Daar draait alles per slot van rekening om.’

‘Hij zou Isabelle niet vermoord hebben. Daarvoor hield hij te veel van haar.’

‘Dat zegt hij nu. Wie weet wat hij toen voelde?’

‘Dat zou hij nooit doen,’ zei ze zonder veel overtuiging.

‘Waarom niet? Isabelle heeft hem laten vallen voor David Barney. Wat zou er bevredigender zijn dan haar vermoorden en David de schuld in de schoenen schuiven?’

Ik liet haar achter met het kussen op haar schoot. Ze had zo intensief aan een van de hoeken zitten draaien dat het wel een konijnenoor leek.