17

Ik sliep die nacht slecht en het joggen op vrijdagochtend ging niet echt van harte. De uitvaartdienst voor Morley was om tien uur en ik zag ertegenop. Er waren nog te veel vragen niet beantwoord en ik voelde me alsof ik daar grotendeels verantwoordelijk voor was. Lonnie zou uit Santa Maria terugkomen zodra het proces daar beëindigd was. Ik had nog een stapeltje dagvaardingen die Morley niet betekend had, maar het had geen zin om daar iets aan te doen voordat ik wist waar ik aan toe was. Misschien zou Lonnie wel van de hele zaak afzien. Ik douchte en zocht toen in mijn la met ondergoed naar een panty die er niet uitzag alsof er jonge katjes in geklommen waren. De la lag vol met oude T-shirts en niet bij elkaar passende sokken. Ik zou die troep binnenkort toch echt eens op moeten ruimen. Ik trok mijn jurk voor alle gelegenheden aan die uiterst geschikt is voor begrafenissen: zwart met lange mouwen, gemaakt van een of andere exotische kunststof die je een jaar lang kon begraven zonder dat er een vouw in kwam. Ik stak mijn voeten in zwarte schoenen met lage hakjes, zodat ik kon lopen zonder mijn nek te breken. Ik heb vriendinnen die gek zijn op hoge hakken, maar ik zie het nut er niet van in. Als hoge hakken werkelijk zo fantastisch waren, zouden mannen ze wel dragen, denk ik altijd maar. Ik besloot om het ontbijt over te slaan en vroeg naar kantoor te gaan.

Het was even voor half acht en er stond nog geen andere auto op het parkeerterrein. Het inwendige trappenhuis was nog in het duister gehuld. Het kleine zaklampje aan mijn sleutelring gaf net genoeg licht om te voorkomen dat ik zou struikelen en plat op mijn gezicht zou gaan. Op de tweede verdieping liet ik mezelf door de hoofdingang binnen. Het kantoor was donker en koud. Ik deed de lichten aan, daarmee de illusie scheppend dat de werkdag begonnen was. Ik zette het koffiezetapparaat aan en tegen de tijd dat ik de deur van mijn eigen kantoor openmaakte, begon de geur van doorfilterende koffie zich te verspreiden.

Ik zag dat het lichtje op mijn antwoordapparaat knipperde. Ik drukte op de knop om de band af te luisteren en werd begroet door een geïrriteerd klinkende Kenneth Voigt. ‘Miss Millhone. Ken Voigt. Het is... eh... donderdag middernacht. Ik heb net een telefoontje gehad van Rhe Parsons, die behoorlijk overstuur is door die kwestie met Tippy. Ik heb geprobeerd Lonnie te bellen in Santa Maria, maar de centrale in het motel neemt niet op. Ik ben morgen om acht uur op kantoor en ik wil deze zaak opgehelderd hebben. Bel me zodra u kunt.’ Hij gaf het telefoonnummer van Voigt Motors en hing op.

Ik keek op mijn horloge. Het was bijna kwart voor acht. Ik draaide het nummer dat hij opgegeven had, maar ik kreeg een bandopname die me op beschaafde toon liet weten dat het bedrijf gesloten was en me een alarmnummer gaf voor het geval ik belde met de mededeling dat het gebouw in brand stond. Ik had nog steeds mijn jack aan en het had geen zin om me achter mijn bureau te verschuilen. Ik kon maar net zo goed de problemen onder ogen zien. Ida Ruth kwam net binnen, dus ik vertelde haar waar ik naartoe ging en liet haar alleen achter. Ik liep naar de parkeerplaats en stapte in mijn auto. Ik had Kenneth Voigt pas één keer ontmoet, maar hij had op mij de indruk gemaakt van iemand die met plezier een ander eens flink de les zou lezen. Ik had eigenlijk helemaal geen zin om over de laatste ontwikkelingen in de zaak te praten. Om te beginnen had ik Lonnie nog niet verteld wat er aan de hand was en ik vond eigenlijk dat het zijn werk was om slecht nieuws over te brengen. In elk geval zou hij Voigt de juridische consequenties duidelijk kunnen maken.

Het was nog niet echt druk op de snelweg en rond vijf over acht was ik bij de afrit naar Cutter Road. Voigt Motors was de officiële dealer van Mercedes-Benz, Porsche, Jaguar, Rolls-Royce, Bentley, BMW en Aston Martin. Ik parkeerde mijn VW op een van de tien lege plaatsen en liep naar de ingang. Het gebouw zag eruit als een zuidelijke plantage, een in glas en beton uitgevoerd eerbetoon aan elegantie en goede smaak. Een bescheiden gevelplaatje met handgeschilderde vergulde letters gaf te kennen dat de openingstijden waren: maandag-vrijdag 8.30-20.00, zaterdag 9.00-18.00 en zondag 10.00-18.00. Ik hield mijn hand boven mijn ogen en tuurde door het rookglas op zoek naar tekenen van activiteit in het schemerachtige interieur. Ik zag zes of zeven glanzende automobielen en een licht achter in de zaak. Aan de rechterkant liep een brede trap omhoog en verdween uit het gezicht. Ik tikte met een sleutel tegen het glas, terwijl ik me afvroeg of dat zachte geluid wel ver genoeg droeg.

Even later verscheen Kenneth Voigt bovenaan de trap en keek over de leuning. Hij kwam naar beneden en liep over de glanzende marmeren vloer mijn richting uit. Hij droeg een donker krijtstreepkostuum, een lichtblauw overhemd en een donkerblauwe stropdas. Hij zag er typisch uit als een man die een van de meest bloeiende dealerschappen van prestigieuze automobielen in Santa Teresa County had opgebouwd. Hij maakte een korte omweg om wat lichten aan te draaien, die hun schijnsel wierpen op een vloot van fonkelnieuwe automobielen. Hij draaide de voordeur van het slot en hield hem voor me open. ‘Ik neem aan dat u mijn boodschap hebt ontvangen.’

‘Ik was vanochtend al vroeg op kantoor. Het leek me dat we net zo goed even persoonlijk konden praten.’

‘U zult een ogenblikje geduld moeten hebben. Ik had net een telefoongesprek met New York aangevraagd.’ Hij liep de showroom door naar een rij identieke kantoortjes met glaswanden, waar gedurende openingstijd zaken werden gedaan. Ik keek toe terwijl hij plaatsnam in een draaistoel. Hij drukte een nummer op het telefoontoestel in en leunde achterover. Terwijl hij op zijn verbinding wachtte, keek hij regelmatig mijn kant op. Iemand nam blijkbaar op aan de andere kant, want ik zag hem plotseling alert reageren. Hij begon te gesticuleren terwijl hij sprak. Zelfs van een afstand slaagde hij erin een gespannen en onredelijke indruk te maken.

Verknoei dit nou niet, hield ik mezelf voor. Geen grote mond opentrekken. De man was Lonnies cliënt, niet de mijne, en ik kon me niet veroorloven hem tegen me in het harnas te jagen. Ik wandelde op mijn gemak de showroom door, in de hoop op die manier mijn instinctieve neiging om ervandoor te gaan te onderdrukken. Mijn ontslag bij CF had me wat minder zelfverzekerd gemaakt. Ik concentreerde me op mijn omgeving en nam de atmosfeer van elegantie in me op.

Het rook er heerlijk naar leer en autowas. Ik vroeg me af hoe het voelde om genoeg op je bankrekening te hebben staan om een aanbetaling te doen voor een auto die meer dan tweehonderdduizend dollar kostte. Het leek me dat hier maar weinig afgedongen zou worden. Als je je een Rolls-Royce kon permitteren, wist je ongetwijfeld dat je een hoop geld kwijt zou zijn als je hier een voet over de drempel zette. Waarover zou je moeten onderhandelen, de inruil van je Bentley?

Mijn blik bleef rusten op een rode Corniche III, een tweedeurs cabriolet. De kap was omlaag. Het interieur was bekleed met roomwit leer, afgebiesd in rood. Ik keek over mijn schouder naar Voigt. Die ging volkomen op in zijn telefoongesprek, dus ik deed het portier van de Rolls open en nam plaats achter het stuur. Niet slecht. In het open handschoenenvakje lag de op perkament gedrukte, in leder gebonden lijst met specificaties van de wagen. Hij zag eruit als de wijnkaart in een duur restaurant. Iets vulgairs als de prijs was nergens te zien, maar ik kwam wel te weten dat het ‘ledig gewicht’ van de auto 2340 kilo bedroeg en dat de ‘inhoud van de kofferruimte’ 0,27m³ was. Ik bestudeerde alle wijzers en schakelaars op het dashboard en bewonderde het ingelegde notenhout. Ik besloot een pittig stukje te gaan rijden en draaide het stuurwiel naar links en naar rechts terwijl ik met mijn mond het geluid van gierende banden nabootste. James Bond in travestie. Ik stuurde de wagen net door een haarspeldbocht op een bergweg boven Monte Carlo toen ik opkeek en Voigt naast de auto zag staan. Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen. ‘Schitterende wagen,’ mompelde ik. Ik wist dat ik het alleen maar zei om hem naar de mond te praten, maar het kwam er gewoon vanzelf uit.

Hij deed het portier aan de andere kant open en ging naast me zitten. Hij overzag het dashboard met liefdevolle blik en raakte toen even het soepele leer van de kuipstoel aan. ‘Veertien huiden voor elk Corniche-interieur. Soms kom ik hier na sluitingstijd gewoon een poosje zitten.’

‘U bent de eigenaar van dit bedrijf en u rijdt er zelf geen?’

‘Dat kan ik me op dit moment nog niet veroorloven,’ zei hij. ‘Ik heb besloten dat ik, als we de rechtszaak winnen, er zo een ga kopen.’ Zijn gezicht nam een gekwelde uitdrukking aan. ‘Ik heb van Rhe begrepen dat u zich in een wespennest gestoken hebt. Ze heeft het erover dat ze tegen u en Lonnie een actie tot schadevergoeding zal instellen en dat ze jullie flink zal laten bloeden.’

‘Op wat voor gronden?’

‘Ik heb geen idee. Mensen die schadevergoeding eisen hebben vandaag de dag nauwelijks meer argumenten nodig. God mag weten wat dat voor consequenties heeft voor mijn zaak. U bent aangenomen om mensen dagvaardingen te bezorgen. U hebt geen opdracht gekregen om zich op allerlei zijpaden te begeven.’

‘Ik kan de situatie niet beoordelen vanuit juridisch standpunt - dat is meer Lonnies terrein...’

‘Maar wat is er nou precies gebeurd? Dat begrijp ik niet.’

Terwijl ik mijn best deed om geen verdedigende houding aan te nemen, vertelde ik hem over mijn gesprek met Barney en wat ik sinds die tijd te weten gekomen was, met de nadruk op Tippy’s betrokkenheid bij de dood van de bejaarde voetganger. Voigt liet me niet tot het eind toe uitpraten.

‘Dat is belachelijk. Absurd! Morley heeft maandenlang aan deze zaak gewerkt en hij is nooit voor de dag gekomen met informatie over Tippy en dat ongeluk.’

‘Dat is niet helemaal waar. Hij zat op hetzelfde spoor als ik. Hij had al foto’s gemaakt van de pick-up van haar vader, wat mijn volgende stap zou zijn geweest. Ik heb de foto’s aan de getuige laten zien, en die was er zeker van dat het dezelfde pick-up was die bij de aanrijding betrokken was.’

Hij fronste het voorhoofd. ‘Wat doet dat er in ‘s hemelsnaam toe? Na al die jaren vormt dat geen bewijs meer. U stelt miljoenen in de waagschaal en wat heeft het voor zin?’

‘Het heeft in zoverre zin dat ik met Tippy gepraat heb en ze heeft me verteld dat zij het gedaan heeft.’

‘Ik zie het verband niet. Alleen omdat David Barney beweert dat hij haar die nacht gezien heeft? Dit slaat nergens op.’

‘U ziet het verband misschien niet, maar een jury zal dat zeker wel doen. Wacht maar eens totdat Herb Foss die informatie in handen krijgt. Hij zal vooral het tijdselement tot op het bot afkluiven.’

‘Maar als het nou eens vroeger was? U kunt het tijdstip toch niet met zekerheid vaststellen.’

‘Jawel. Ik heb gepraat met een getuige die het tijdstip kan bevestigen.’

Hij veegde met een hand over zijn gezicht en hield zijn handpalm even tegen zijn mond gedrukt. Hij zei: ‘Jezus. Hier zal Lonnie niet blij mee zijn. Hebt u hem al gesproken?’

‘Hij komt vanavond terug, dan ga ik met hem praten.’

‘U weet niet hoeveel er voor mij op het spel staat. Het heeft me duizenden dollars gekost, om nog maar te zwijgen over alle pijn en verdriet. U hebt dat allemaal op losse schroeven gezet. En waarvoor? Een of ander auto-ongeluk van zes jaar geleden?’

‘Wacht eens even. Die voetganger is net zo dood als Isabelle. Of denkt u dat zijn leven er niet toe doet omdat hij toch al tweeënnegentig was? Gaat u maar eens met zijn zoon praten als u het over pijn en verdriet wilt hebben.’

Er vloog een ongeduldige blik over zijn gezicht. ‘Ik geloof nooit dat de politie haar in staat van beschuldiging zal stellen. Tippy was destijds minderjarig en sindsdien heeft ze een voorbeeldig leven geleid. Ik wil niet graag ongevoelig lijken, maar gebeurd is gebeurd. In het geval van Isabelle hebben we het over een moord in koelen bloede.’

‘Ik heb geen zin om daarover in discussie te gaan. Laten we maar gewoon afwachten wat Lonnie zegt. Misschien denkt hij er wel heel anders over. Misschien komt hij wel met een totaal nieuwe strategie.’

‘Ik hoop het voor u. Zo niet, dan ontspringt David Barney de dans.’

‘Je kunt moeilijk “de dans ontspringen” als je iets niet gedaan hebt.’

In een van de kantoortjes begon een telefoon te rinkelen. Onbewust zwegen we allebei en keken die richting uit, wachtend tot het antwoordapparaat het over zou nemen. Bij de vijfde bel keek Voigt geïrriteerd achterom. ‘O, verdomme, ik moet het antwoordapparaat hebben uitgeschakeld.’ Hij stapte uit, liep snel de showroom door en nam de hoorn op bij de zevende of achtste bel. Toen het duidelijk was dat hij weer in een lang gesprek verwikkeld was, stapte ik uit de Rolls en verliet de showroom via de zijdeur.

Het volgende uur bracht ik door in een koffieshop in Colgate. In theorie zat ik te ontbijten, maar in werkelijkheid hield ik me verborgen. Ik wilde me weer als de oude Kinsey voelen... met een grote mond en een hoop lef. Bang en onzeker zijn was niets voor mij.

Het Wynington-Blake rouwcentrum is bestemd voor alle gezindten. Toen ik de kapel binnenging, kreeg ik een gedrukt programma in handen gestopt. Ik vond een plaats achter in en keek eens om me heen. De ruimte had wel iets weg van een kerk: een pseudo-koornis, een pseudo-schip met een groot veelkleurig glas-in-loodraam. Morleys gesloten doodskist stond voorin, geflankeerd door rouwkransen. Er waren geen religieuze symbolen - geen engelen, geen kruisbeelden, geen heiligen, geen afbeeldingen van God, Jezus, Mohammed, Brahma of enig ander opperwezen. In plaats van een altaar stond er een grote tafel. In plaats van een kansel stond er een katheder met een microfoon.

We zaten op kerkbanken, maar er was geen orgelmuziek. Het gewijde equivalent van muzak klonk in de ruimte, gedempte akkoorden die vaag deden denken aan de zondagsschool. Niettegenstaande het niet-kerkelijke karakter van de omgeving, was iedereen stemmig gekleed en ook de gezichten toonden een gepaste ingetogenheid. Het was behoorlijk vol en de meeste aanwezigen kende ik niet. Ik vroeg me af of de etiquette gelijk was aan die bij bruiloften - de vrienden van de overledene aan de ene kant, die van de overlevenden aan de andere. Als Dorothy Shine en haar zuster aanwezig waren, zouden ze plaats hebben genomen in de kleine familiebank aan de rechterzijde, door een afscheiding van glasblokken aan het zicht van de overige aanwezigen onttrokken.

Links van me was enige beweging en ik werd me ervan bewust dat twee heren zojuist vanuit het zijpad de bank ingeschoven waren. Zodra ze waren gaan zitten, voelde ik een duwtje tegen mijn elleboog. Ik keek naar links en voelde me heel even gedesoriënteerd toen ik zag dat Henry en William naast me zaten. William droeg een stemmig antracietkleurig kostuum. Henry had voor de gelegenheid zijn gebruikelijke korte broek en T-shirt thuis gelaten en was voor zijn doen heel respectabel gekleed in een wit overhemd, stropdas, donker sportjasje en een katoenen broek. En tennisschoenen.

‘William vond dat je wel wat steun kon gebruiken in dit uur der beproeving,’ fluisterde Henry tegen me.

Ik boog me voorover en keek langs hem heen. En waarachtig, William zat me met een bedroefde blik aan te staren. ‘Om je de waarheid te zeggen kan ik best wat steun gebruiken, maar hoe kwam hij daar zo bij?’

‘Hij is gek op begrafenissen,’ fluisterde Henry. ‘Toen hij vanmorgen opstond, was hij helemaal opgewonden -’

William boog zich naar hem toe en legde een vinger op zijn lippen.

Ik gaf Henry een duwtje.

‘Het is de waarheid,’ zei hij. ‘Ik kon hem er niet vanaf brengen. Hij stond erop dat ik deze belachelijke kleren aantrok. Ik denk dat hij hoopt op een dramatische kerkhofscène, waarin de weduwe zich in de open groeve werpt.’

Er klonk geritsel. Voor in de kapel was een man van middelbare leeftijd in een wit koorhemd verschenen. Je kon zien dat hij onder het hemd een lichtblauw kostuum droeg, waardoor hij eruitzag als een of andere tv-evangelist. Hij scheen zijn aantekeningen te ordenen ter voorbereiding op de dienst. De microfoon stond aan en het geritsel van papier veroorzaakte een hoop herrie.

Henry sloeg zijn armen over elkaar. ‘De katholieken zouden het anders doen. Die zouden een jongetje met een jurk aan een wierookvat heen en weer laten zwaaien alsof hij een kat bij de staart had.’

William fronste veelbetekenend het voorhoofd om Henry tot zwijgen te brengen. Henry wist zich de volgende twintig minuten te gedragen terwijl de dienstdoende voorganger alle obligate gevoelens verwoordde. Het was duidelijk dat hij een soort ingehuurde geestelijke was die vandaag de honneurs mocht waarnemen. Twee keer verwees hij naar Morley als ‘Marlon’ en sommige van de verdiensten die hij aan hem toeschreef hadden beslist geen betrekking op de man die ik gekend had. Niemand scheen er een probleem van te maken. Als je dood bent, ben je dood, en als er niet eens een paar leugentjes over je verteld kunnen worden als je in je graf ligt... We gingen staan en weer zitten. We zongen hymnen en bogen het hoofd terwijl er gebeden werden voorgelezen. Er werden passages gelezen uit een of andere moderne versie van de bijbel, waarin elk lyrisch beeld en elke poëtische zinswending in alledaagse spreektaal was omgezet.

‘De Heer is mijn leider. Hij moedigt me aan om naar de vogels in het veld te kijken. Hij leidt me naar stille vijvers. Hij geneest mijn ziel en voert me over de goede paden van het leven. Ja, zelfs als ik door het donkere woud van de Dood loop, zal ik niet bang zijn...’

Henry wierp me een ontstelde blik toe.

Toen we eindelijk werden vrijgelaten, nam Henry me bij de elleboog en samen liepen we in de richting van de deur. William bleef nog even achter en sloot zich aan bij een rij mensen die naar de gesloten grafkist schuifelden om daar de overledene de laatste eer te bewijzen. Terwijl Henry en ik de hal inliepen, keek ik achterom en zag William in ernstig gesprek met de geestelijke verwikkeld. Via de voordeur kwamen we op de overdekte veranda die zich over de hele breedte van het gebouw uitstrekte. De menigte had zich in groepen verdeeld, de ene helft bevond zich nog in de kapel, terwijl de andere helft een sigaret opstak op het parkeerterrein. De zwavelgeur van lucifers dreef door de lucht. Het was een koude, grijze ochtend, echt begrafenisweer. In de loop van de middag zou het waarschijnlijk opklaren, maar ondertussen zag het er somber uit.

Ik keek naar rechts, waar ik uit mijn ooghoeken een vertrekkende bezoekster in het oog had gekregen die enigszins mank liep.

‘Simone?’

Ze draaide zich om en keek me aan. Nu mag ik op het gebied van haute couture dan een volslagen onbenul zijn, maar vandaag droeg ze een ensemble dat zelfs ik herkende. Het deux-pièces ‘ensemble’ (om de taal van de modetijdschriften te gebruiken) was de creatie van een modeontwerper die een fortuin had vergaard door vrouwen er slecht geproportioneerd, opzichtig en belachelijk te laten uitzien. Ze wendde zich van me af en liep moeizaam hobbelend naar haar auto.

Ik legde mijn hand even op Henry’s arm. ‘Ik ben zo terug.’

Simones tempo lag wel niet erg hoog, maar het was duidelijk dat ze niet met me wilde praten. Ik liep in een stevig tempo achter haar aan en verkleinde zienderogen de afstand tussen ons.

‘Simone, wacht nou even.’

Ze bleef staan en wachtte tot ik haar ingehaald had.

‘Waarom heb je zo’n haast?’

Woedend beet ze me toe: ‘Ik heb een telefoontje gehad van Rhe Parsons. Je bent van plan om Tippy’s leven kapot te maken. Je bent een rotwijf en ik wil niet met je praten.’

‘Hé, wacht eens even. Misschien wist je het nog niet, maar ik verzin de feiten niet. Ik word betaald om onderzoek te doen -’

Ze viel me in de rede.

‘O ja. Dat is een goeie. En door wie wordt je betaald? Toch niet toevallig door David Barney? Hij is knap en hij is vrijgezel. Ik weet zeker dat hij graag bereid zou zijn om jou mee te laten delen in de opbrengst.’

‘Natuurlijk word ik niet door David betaald. Wat mankeert jou? Als ze een misdaad heeft begaan -’

‘Het kind was zestien!’

‘Het kind was dronken,’ zei ik. ‘Het kan me niet schelen hoe oud ze was. Ze zal de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen -’

‘Bespaar me dat rechtschapen toontje. Ach, ik wil er niet over praten,’ zei ze en begon verder te lopen. Ze kwam bij haar auto en haalde haar sleutels tevoorschijn. Ze stapte in en trok het portier met een klap dicht.

‘Je bent nijdig omdat David Barney hierdoor vrijuit gaat.’

Ze draaide het portierraampje naar beneden. ‘Ik ben nijdig omdat David Barney een afschuwelijke man is. Hij is verachtelijk. Ik ben nijdig omdat goede mensen moeten lijden terwijl de slechte mensen zich ongestraft alles kunnen permitteren.’

‘Omdat jij toevallig iemand niet mag, vind je het geen probleem als hij ten onrechte wegens moord veroordeeld wordt?’

‘Hij haatte Iz.’ Ze stak het sleuteltje in het contactslot, startte de motor en zette de wagen van de handrem.

‘Dat wil nog niet zeggen dat hij haar vermoord heeft. Zelf had je trouwens ook een motief.’

‘Ik?’

‘Dat ongeluk dat je gehad hebt was toch haar schuld, nietwaar? Ik heb gehoord dat ze dronken was en de auto op de oprijlaan had laten staan zonder de handrem aan te trekken. Door haar schuld ging je hoop om kinderen te krijgen in rook op. Dat was een enorme prijs die je moest betalen nadat je het grootste deel van je leven de rotzooi voor haar had opgeknapt. Dat moet je toch behoorlijk dwars hebben gezeten -’

‘Dat is belachelijk. Mensen vermoorden geen andere mensen om dat soort dingen.’

‘Natuurlijk wel. Je kunt er elke dag in de krant over lezen.’

‘David Barney deugt van geen kanten. Hij zou alles doen om de schuld op een ander te schuiven.’

‘Dit komt niet van hem af. Ik heb het van iemand anders.’

‘En wie mag dat dan wel zijn?’

‘Daar wil ik liever niet op ingaan...’

‘Nou, je bent gek als je het gelooft.’

‘Ik heb niet gezegd dat ik het geloof, maar het heeft me in ieder geval aan het denken gezet. Er waren meer mensen met een motief om haar dood te willen hebben. We zijn er allemaal zo heilig van overtuigd geweest dat David Barney de dader is, dat we verder naar niemand gekeken hebben.’

Die gedachte scheen haar even van haar stuk te brengen, en toen trok er een sluwe uitdrukking over haar gezicht. ‘Nou, waarom kijk je dan niet in de goede richting?’

‘Wat bedoel je precies?’

‘Ik bedoel Yolanda Weidmann. Isabelle heeft Peters bedrijf naar de knoppen geholpen door zich op een cruciaal moment uit de firma terug te trekken. Hij heeft in feite de aanzet gegeven tot haar carrière. Hij heeft er heel wat tijd en geld in gestoken toen niemand anders een vinger voor haar wilde uitsteken. Je moet begrijpen hoe grillig Isabelle was. Ze was bijna bezeten en had een sterke drang tot zelfvernietiging, met al die drank en drugs. Ze was niet afgestudeerd. Ze had geen enkele reputatie totdat Peter zich over haar ontfermde. Hij was haar mentor en ze heeft hem vreselijk belazerd. Ze heeft hem keihard laten vallen na alles wat hij voor haar gedaan had. En dan die hartaanval van hem. Dat was de laatste druppel. In theorie werd die veroorzaakt door stress en te hard werken. De waarheid is dat ze zijn hart gebroken heeft. Dat is in het kort het hele verhaal.’

‘Maar hij maakte geen verbitterde indruk toen ik hem sprak.’

‘Ik heb ook niet gezegd dat hij verbitterd was. Het gaat om Yolanda. Dat is echt een feeks, die kun je beter niet als vijand hebben.’

‘Ga door.’

‘Je hebt haar ontmoet. Wat vond jij van haar?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Persoonlijk kon ik haar niet uitstaan. Ik ben daar een half uur geweest en ze probeerde hem voortdurend te kleineren met die venijnige, denigrerende opmerkingen van haar en die zogenaamde grapjes ten koste van hem. Dan zie ik nog liever een regelrechte knokpartij, dat is tenminste eerlijk. Ze leek me... ik weet niet... sluw.’

Simone glimlachte zowaar even. ‘O, ja. Ze is zeer geraffineerd. Maar ik kan je verzekeren dat ze, als het erop aankomt, hem zal beschermen als een leeuwin haar welp. Zij kan hem behandelen zoals ze wil, maar pas op als jij dat zou proberen! In mijn ogen maakt die eigenschap haar tot een zeer geschikte kandidate.’

‘Maar ze is al minstens vijfenzestig. Het is toch moeilijk te geloven dat zij een moord zou plegen.’

‘Jij kent Yolanda niet. Het verbaast me dat ze het niet eerder heeft gedaan. En wat haar leeftijd betreft, haar fysieke conditie is beter dan de mijne.’ Ze keek op haar horloge en zei: ‘Ik moet ervandoor. Het spijt me dat ik me zo liet gaan.’ Ze zette de versnelling in de achteruit en draaide van haar parkeerplaats af. Ik staarde haar nadenkend na terwijl ze wegreed.