25
Het Ocean Street Motel was maar vier blokken ver. Het zou niet lang duren voor de politie arriveerde. Ik bleef over het trottoir hollen totdat ik het geluid van een auto hoorde die met grote snelheid de heuvel op kwam rijden. Ik dook de bosjes in en even later stoof er een politieauto voorbij. Zwaailichten aan, geen sirene. Een tweede politiewagen volgde direct daarna, met nog hogere snelheid. De agent in de tweede wagen was waarschijnlijk een jaar of tweeëntwintig. Mooie carrière in het vooruitzicht, lekker legaal door Floral Beach rondscheuren. Die had vast de dag van zijn leven.
De oplossing van de meeste problemen lijkt voor de hand te liggen als je eenmaal weet waar je moet zoeken. Mijn gesprek met Dwight had een verandering in mijn denkpatroon teweeggebracht en voor de vragen waar ik me eerder het hoofd over gebroken had, schenen nu volstrekt logische antwoorden te bestaan. Voor sommige althans. Ik moest nog wel bevestiging van een en ander hebben, maar ik had nu in elk geval een hypothese waarvan ik uit kon gaan. Jean Timberlake was vermoord om Dwight Shales te beschermen. Ori Fowler was gestorven omdat iemand haar uit de weg wilde hebben. En Shana? Ik dacht dat ik nu wel begreep waarom zij óók had moeten sterven. Het was de bedoeling dat Bailey overal voor op zou draaien, en hij was er met open ogen ingestonken. Als hij niet zo stom was geweest om er vandoor te gaan - als hij zich nou gewoon gedeisd gehouden had - dan had hij niet de schuld kunnen krijgen van alles wat er sinds die tijd gebeurd was.
Ik naderde het motel van de achterkant, via een braakliggend terrein vol onkruid en glasscherven. In de meeste motelkamers brandde licht. Ik kon me de consternatie voorstellen die veroorzaakt was door het voorrijden van politieauto’s. Ik vermoedde dat er nog steeds een agent ergens in de buurt geposteerd was, vermoedelijk voor mijn kamerdeur. Ik bereikte de achterdeur van het appartement van de Fowlers. Het licht in de keuken was aan, en ik zag de schaduw van iemand die zich door het achterste deel van het appartement bewoog. Er stond nu een kleine zwart-wittelevisie op de eetbar die een herhaling van een eerdere nieuwsuitzending vertoonde. Quintana bewoog zijn mond op het bordes van het gerechtsgebouw. Moest vanmiddag gebeurd zijn. Er volgde een opname van Bailey Fowler, die geboeid naar een wachtende auto werd gevoerd. Daarna verscheen de omroeper die het weerbericht aankondigde. Ik probeerde de keukendeur. Op slot. Ik voelde er weinig voor om daar het slot te gaan staan openpeuteren.
Ik sloop om het gebouw heen terwijl ik me zo dicht mogelijk tegen de muur aan drukte, en controleerde de ramen waar geen licht brandde of er misschien een van op een kier stond. In plaats daarvan vond ik een zijdeur ongeveer ter hoogte van de trap aan het eind van de hal. Ik draaide de deurknop om en duwde de deur voorzichtig open. Ik gluurde naar binnen. Royce, gekleed in een oude kamerjas, schuifelde door de hal mijn richting uit, met afhangende schouders, zijn blik op zijn pantoffels gericht. Ik kon hem zachtjes horen huilen, afgewisseld met diepe zuchten. Hij liep met zijn verdriet rond alsof het een kinderwagen was, op en neer, op en neer. Hij kwam bij de deur van zijn kamer, draaide zich om en schuifelde weer terug in de richting van de keuken. Af en toe mompelde hij met gebroken stem Ori’s naam. Gelukkig is de partner die het eerst sterft, die nooit hoeft te weten wat de achterblijvers door moeten maken. Royce moest uit het ziekenhuis vertrokken zijn nadat dominee Haws bij hem op bezoek was geweest. Ori’s dood had hem de strijd doen opgeven. Wat kon het hem nog schelen of hij zijn dood daardoor zou bespoedigen?
Het licht dat uit de woonkamer scheen gaf me het onbehaaglijke gevoel dat er andere mensen vlak in de buurt waren. Ik kon twee vrouwen in de eetkamer op gedempte toon met elkaar horen praten. Was juffrouw Emma nog steeds bij Ann? Royce had bijna de keuken bereikt waar hij zich weer zou omdraaien om daarna mijn richting uit te komen.
Ik deed de deur achter me dicht, liep snel naar de trap en beklom die zo geruisloos mogelijk met twee treden tegelijk. Ik had natuurlijk al eerder een logische gevolgtrekking moeten maken toen ik gezien had dat het kamermeisje kamer 20 met haar loper niet open kon krijgen. Die kamer was waarschijnlijk afgesloten omdat hij deel uitmaakte van het woongedeelte van de Fowlers.
Op de bovenverdieping was het donker, afgezien van een raam op de overloop waardoor nu een zachtgeel licht naar binnen viel. Ik voelde me gedesoriënteerd. Op de een of andere manier zag alles er anders uit dan ik verwacht had. Links van me was een korte gang met aan het eind een deur. Ik liep naar de deur, bleef staan en luisterde ingespannen. Stilte. Ik probeerde de klink en duwde de deur op een kiertje open. Koude lucht woei in mijn gezicht. Ik keek naar de galerij die vlak langs mijn kamer liep. Ik kon de frisdrankautomaat en de buitentrap zien. Direct links van me was kamer 20, daarnaast kamer 22, waar ik de eerste nacht geslapen had. Geen teken van een op wacht staande agent. Zou ik naar mijn kamer durven lopen, de sleutel gebruiken en naar binnen gaan? En als er binnen nu eens een agent zat te wachten?
Ik stak mijn arm uit en probeerde de klink van de buitenkant. Geen beweging. Als ik eenmaal deze deur achter me dicht trok, kon ik niet meer naar binnen tenzij ik de deur zou openbreken. Ik bleef waar ik was en deed de deur voorzichtig weer dicht. De deur links van me zat niet op slot. Ik glipte naar binnen en haalde mijn zaklantaarn tevoorschijn. Net als de rest van het woongedeelte van de Fowlers, was dit ooit een gewone motelkamer geweest die nu tot kantoorruimte was omgebouwd.
Een glazen schuifpui gaf toegang tot een balkon dat op Ocean Street uitkeek. De gordijnen waren open en ik zag een bureau, een draaistoel, boekenkasten, een leeslamp. Ik liet de smalle lichtbundel van mijn lantaarn door de kamer schijnen om me te oriënteren. De boektitels bestonden voor de helft uit fictie, voor de andere helft waren het studieboeken psychologie. Van Ann.
Op het bureau stond een foto van Ori in haar jeugd. Ze was echt mooi geweest, met grote, stralende ogen. Ik doorzocht de bureauladen. Niets interessants. Ik keek in de klerenkast, die vol hing met zomerkleding. De badkamer leverde ook niets op. De deur die de verbinding vormde tussen deze kamer en kamer 20, zat op slot. Afgesloten deuren zijn altijd interessanter dan andere. Ditmaal haalde ik mijn setje haaksleutels tevoorschijn en ging aan het werk. In tv-series krijgen mensen sloten altijd met opmerkelijk gemak open. Niet in het werkelijke leven, waar je het geduld van een heilige moet hebben. Ik werkte in het donker, met de zaklantaarn als een sigaar in mijn mond, de haaksleutel in mijn linkerhand en het stuk ijzerdraad in mijn rechter. Soms gaat dit soort werk me redelijk goed af, maar dat is meestal als het licht goed is. Dit keer leek het een eeuwigheid te duren en toen ik het slot eindelijk open had transpireerde ik van de spanning.
Kamer 20 was een kopie van de kamer die ik gehad had. Dit was Anns slaapkamer, de kamer die Maxine niet had mogen schoonmaken. Ik begreep nu ook waarom niet. Op de vloer van de muurkast zag ik een Ponsness-Warren patroonvuller met ingebouwd aandrukmechanisme en een verstelbare patroonafsluiter, en twee voorraadbakjes, gevuld met steenzout. Ik liep naar de kast, liet me op mijn hurken zakken en bekeek het apparaat eens goed. Het ziet eruit als een kruising tussen een voederautomaat voor vogels en een cappuccinoapparaat en je kunt er patronen mee vullen met wat je maar wilt. Een salvo steenzout, van dichtbij afgevuurd, begraaft zich gewoonlijk onder je huid waar het steekt als de pest maar verder niet veel kwaad kan. Tap was erachter gekomen hoe ineffectief zout kan zijn toen hij probeerde de politie op een afstand te houden.
Ik had midden in de roos geschoten. Op de grond naast de patroonvuller lag een microcassetterecorder met een bandje erin. Ik drukte op de terugspoelknop en daarna speelde ik het bandje af. Ik hoorde een bekende stem die vertraagd was tot een serie uiterst onaangename, schor klinkende dreigementen. Ik spoelde weer terug, koos een andere afspeelsnelheid en speelde het bandje opnieuw af. De stem was duidelijk die van Ann, die geen geheim maakte van haar voornemens met bijl en kettingzaag. Het klonk allemaal vreselijk stom, maar ze moest zien kostelijk geamuseerd hebben. ‘Ik zal je krijgen...’ Dat soort grappen haalden we uit toen we nog kinderen waren. ‘Ik ga je kop eraf zagen...’ Ik glimlachte grimmig, terwijl ik me de nacht herinnerde dat die telefoontjes me uit mijn slaap hadden gerukt. Ik had troost geput uit het feit dat iemand twee deuren verderop net zo klaarwakker was als ik. Het verlichte vierkant op het balkon had er op dat tijdstip zo knus uitgezien. Al die tijd had zij daar gezeten en mijn kamernummer gedraaid als onderdeel van haar campagne van psychologische oorlogvoering. Op dit moment kon ik me niet eens meer herinneren wanneer ik voor het laatst een ongestoorde nachtrust had genoten. Ik werd op de been gehouden door adrenaline en zenuwen, terwijl ik of ik wilde of niet meegesleurd werd door de loop der gebeurtenissen. Die avond dat er in mijn kamer ingebroken was, had ze alleen maar haar loper hoeven te gebruiken en daarna de schuifpui wat moeten forceren zodat het zou lijken alsof de inbreker daardoor naar binnen was gekomen. Ik kwam overeind en keek op de plank bovenin de kast. In een schoenendoos vond ik een vensterenvelop geadresseerd aan ‘Erica Dahl’ met kwartaaldividendstaten en jaarlijkse belastingopgaven van IBM-aandelen. Er moesten meer dan honderd van dergelijke enveloppen in die doos zitten, samen met een sociale verzekeringskaart, een rijbewijs en een paspoort met Anns pasfoto erop. De afschriften van het effectenkantoor Merrill Lynch toonden een investering van $ 42.000 in aandelen IBM, daterend uit 1967. Inmiddels was de waarde van het aandelenpakket meer dan verdubbeld. Ik zag dat ‘Erica’ keurig belasting had betaald over de rente die van jaar tot jaar aangegroeid was. Ann Fowler was te slim om zich door de belastingdienst pootje te laten lichten.
Ik liet de lichtbundel van mijn zaklantaarn door haar woonkamer en keukentje schijnen terwijl ik langzaam om mijn as draaide. Toen de lichtbundel over het ledikant gleed, zag ik een witte ovale vorm waar ik mijn lantaarn opnieuw op richtte. Ann zat recht overeind in bed naar me te kijken. Haar gezicht was lijkbleek, haar wijdopengesperde ogen zo vol krankzinnige haat dat ik er kippenvel van kreeg. Ik voelde me alsof ik doorboord was door een ijzige pijl, waarvan de kilte zich verspreidde van mijn hart tot in mijn vingertoppen. Op haar schoot had ze een dubbelloops jachtgeweer dat ze ophief en op mijn borst richtte. Waarschijnlijk niet geladen met steenzout. Ik was bang dat ik bij haar niet met die truc van die spin hoefde aan te komen.
‘Kun je het een beetje vinden?’ vroeg ze.
Ik stak mijn handen omhoog om naar te laten zien dat ik wist hoe ik me te gedragen had. ‘Hé, dat heb je niet slecht gedaan. Het was je bijna gelukt.’
Haar glimlach was ijzig, ‘Nu je “voortvluchtig” bent, kan ik het wel riskeren, denk je ook niet?’ zei ze op conversatietoon. ‘Ik hoef alleen maar de trekker over te halen en te zeggen dat je hier ingebroken hebt.’
‘En dan?’
‘Vertel jij me dat maar.’
Ik had het hele verhaal nog niet precies uitgewerkt, maar ik wist genoeg om een verantwoorde gok te wagen. Als je met moordenaars in gesprek blijft in dit soort situaties, dan is dat omdat je tegen beter weten in hoopt dat je (1) ze op andere gedachten kunt brengen, (2) tijd kunt rekken totdat er hulp komt opdagen, of (3) nog even wilt genieten van dat kostbare goed dat we leven noemen, dat (voor een groot deel) bestaat uit in- en uitademen. Wat niet meevalt als je longen uit je lijf geschoten zijn.
‘Nou,’ zei ik, vast van plan om een kort verhaal lang te maken, ‘ik neem aan dat je, zodra je vader eenmaal overleden is, deze tent van de hand doet, de opbrengst voegt bij die tweeënveertigduizend dollar die je gestolen hebt, en dan de zonsondergang tegemoet vaart. Misschien wel samen met Dwight Shales, dat hoop je althans.’
‘En waarom niet?’
‘Tja, waarom niet? Het klinkt prima. Weet hij er al van?’
‘Dat komt nog wel,’ zei ze.
‘Waarom denk je dat hij met je mee zal varen?’
‘Waarom zou hij niet? Hij is nu een vrij man. Net zo vrij als ik zal zijn zodra mijn vader overlijdt.’
‘En je gelooft dat dat een basis is voor een relatie?’ zei ik verbijsterd.
‘Wat weet jij van relaties?’
‘Hé, ik ben twee keer getrouwd geweest. Dat kan jij niet zeggen.’
‘Je bent ook weer gescheiden. Dus wat weet jij er nou van?’
Ik kon alleen maar mijn schouders ophalen.
‘Ik wed dat Jean er spijt van had dat ze jou in vertrouwen had genomen,’ zei ik.
‘Reken maar. Ze heeft gevochten voor wat ze waard was.’
‘Maar jij hebt gewonnen.’
‘Ik moest wel. Ik kon niet toestaan dat ze Dwights leven zou verwoesten.’
‘Aangenomen dat het van hem was,’ zei ik.
‘Het kind? Natuurlijk was het van hem.’
‘O, prima. Dat is dan geen probleem. Dat is meer dan voldoende rechtvaardiging,’ zei ik. ‘Weet hij wel wat je allemaal voor hem gedaan hebt?’
‘Dat is een geheimpje tussen jou en mij.’
‘Hoe wist je waar Shana maandagnacht zou zijn?’
‘Simpel. Ik ben haar gevolgd.’
‘Maar waarom heb je haar vermoord?’
‘Om dezelfde reden waarom ik jou ga vermoorden. Omdat jullie met Dwight geneukt hebben.’
‘Ze ging daarheen om Joe Dunne te ontmoeten,’ zei ik. ‘Geen van ons tweeën heeft met Dwight geneukt.’
‘Gelul!’
‘Niks geen gelul. Hij is best aardig, maar hij is mijn type niet. Hij heeft me zelf verteld dat hij en Shana niet meer dan vrienden waren. Het was strikt platonisch. Ze waren nog nooit met elkaar naar bed geweest!’
‘Leugenaar die je bent! Denk je dat ik niet weet wat er allemaal gebeurd is? Jij komt hier zomaar de stad binnen vallen en begint je aan hem op te dringen, rijdt mee in zijn auto, gaat gezellig met hem dineren...’
‘Ann, we praatten alleen maar met elkaar. Dat was alles!’
‘Ik laat me door niemand voor de voeten lopen, Kinsey. Daarvoor heb ik te hard gewerkt en te lang gewacht. Ik heb mijn hele volwassen leven opgeofferd en nu ik bijna vrij ben, ben ik niet van plan om jou alles te laten bederven.’
‘Luister nou eens even, Ann... neem me niet kwalijk, maar je bent volslagen geschift. Het is niet onvriendelijk bedoeld, maar je bent gewoon gek, krankzinnig.’ Ik zei maar wat, terwijl ik aan mijn pistool dacht. Mijn kleine Davis zat nog steeds in de holster die tegen mijn linkerborst lag aangevlijd. Het liefst zou ik het pistool tevoorschijn rukken en haar recht tussen de ogen schieten - of een andere plek die dodelijk was. Maar ik had een vrij goed idee wat er dan zou gebeuren. Tegen de tijd dat ik mijn hand onder mijn coltrui gestoken had, het pistool uit de holster had gerukt, het gericht en afgevuurd had, zou dat jachtgeweer van haar mijn gezicht weggeblazen hebben. En hoe moest ik dat wapen van haar te pakken krijgen, een hartaanval voorwenden? Ik dacht niet dat ze daar in zou trappen. Mijn ogen waren inmiddels gewend geraakt aan het donker, en aangezien ik haar heel goed kon zien, moest ik ervan uitgaan dat zij mij net zo goed kon zien.
‘Heb je er bezwaar tegen als ik mijn zaklantaarn uit doe? Ik vind het vervelend om de batterijen te verspillen,’ zei ik. De lichtbundel was op het plafond gericht en mijn armen begonnen vermoeid te raken. De hare waarschijnlijk ook. Zo’n jachtgeweer weegt zo’n drieëneenhalve kilo - niet gemakkelijk om dat langere tijd gericht te houden, zelfs niet als je aan gewichtheffen doet.
‘Blijf waar je bent en verroer je niet.’
‘Hé, dat is precies hetzelfde wat Elva zei.’
Ann stak haar arm uit en knipte de lamp op het nachtkastje aan. In het licht zag ze er nog slechter uit. Ze had een gemeen gezicht, dat kon ik nu goed zien. De enigszins wijkende kin gaf haar een ratachtig uiterlijk. Het jachtgeweer was van een zwaar kaliber en ze scheen te weten hoe ze ermee om moest gaan.
Ik werd me vaag bewust van een schuifelend geluid in de gang. Royce. Wanneer was die naar boven gekomen? ‘Ann? Ach, Annie, ik heb wat foto’s van je moeder gevonden die je denk ik wel graag wilt zien. Kan ik even binnenkomen?’
Ik zag haar blik naar de deur schieten. ‘Ik kom zo naar beneden, pa. Dan kunnen we ze samen bekijken.’
Te laat. Hij had de deur al opengedaan en keek naar binnen. Hij had een fotoalbum in zijn hand en zijn gezicht straalde onschuld uit. Zijn ogen leken heel erg blauw. Zijn wimpers waren nog nat van de tranen en zijn neus zag rood. Verdwenen was de norsheid, de arrogantie, de bazigheid. Zijn ziekte had hem kwetsbaar gemaakt, en Ori’s dood had hem definitief op de knieën gebracht.
‘Juffrouw Maude en juffrouw Emma willen je graag gedag zeggen voor ze weggaan.’
‘Ik heb nu even geen tijd. Kan jij ze niet even uitlaten?’
Hij kreeg mij in het oog. Hij moest zich hebben afgevraagd waarom ik met mijn handen omhoog stond. Zijn blik gleed naar het jachtgeweer dat Ann op schouderhoogte op me gericht hield. Even dacht ik dat hij zich om zou draaien en de kamer weer uit zou schuifelen. Hij aarzelde, onzeker wat hem te doen stond.
Ik zei: ‘Hallo, Royce. Raad eens wie Jean Timberlake vermoord heeft?’
Hij keek me even aan en wendde toen zijn blik af. ‘O.’ Hij keek naar Ann, alsof hij verwachtte dat ze de beschuldiging zou ontkennen. Ze stond op van het bed en liep naar de deur.
‘Ga maar alvast naar beneden, pa. Ik moet nog even iets doen en dan kom ik ook.’
Hij scheen niet te weten wat hij moest doen. ‘Je gaat haar toch niets doen?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ze.
‘Ze gaat me kapot schieten!’ zei ik.
Hij keek haar weer aan, op zoek naar geruststelling.
‘Wat denk je dat ze met dat jachtgeweer van plan is? Ze gaat me vermoorden en dan beweren dat ik ingebroken heb. Dat heeft ze me net zelf verteld.’
‘Pa, ik heb haar betrapt terwijl ze in mijn kast aan het snuffelen was. Ze wordt gezocht door de politie. Ze speelt onder één hoedje met Bailey; ze probeert hem te helpen om aan de politie te ontsnappen.’
‘Ach, doe niet zo idioot. Waarom zou ik dat doen?’
‘Bailey?’ zei Royce. Voor het eerst die avond zag ik iets van begrip in zijn ogen.
‘Royce, ik heb bewijzen dat hij onschuldig is. Ann is degene die Jean vermoord heeft.’
‘Leugenaarster!’ viel Ann me in de rede. ‘Jullie tweeën proberen alleen maar vader al zijn geld afhandig te maken.’
God nog aan toe, dat hield je toch niet voor mogelijk. Ann en ik waren als kleine kinderen aan het kibbelen, terwijl we allebei probeerden om Royce aan onze kant te krijgen. ‘Welles.’ ‘Nietes.’ ‘Welles.’
Royce bracht een trillende vinger naar zijn lippen. ‘Als ze bewijzen heeft, dan moeten we daar misschien toch even naar luisteren,’ zei hij, bijna in zichzelf. ‘Vind je ook niet, Annie? Als ze kan bewijzen dat Bailey onschuldig is?’
Ik kon zien hoe de razernij bezit van haar begon te nemen bij het noemen van zijn naam. Ik maakte me zorgen dat ze eerst zou schieten en daarna met haar vader in discussie zou gaan. Dezelfde gedachte kwam blijkbaar bij hem op. Hij stak zijn hand uit naar het jachtgeweer. ‘Leg dat ding neer, kindje.’
Ze deinsde abrupt achteruit. ‘RAAK ME NIET AAN!’
Ik voelde hoe mijn hart begon te bonzen, bang dat hij zou zwichten. In plaats daarvan scheen hij zich te concentreren en zijn krachten te verzamelen.
‘Wat is dat nou, Ann? Dat kan je niet doen.’
‘Ga weg. Maak dat je wegkomt.’
‘Ik wil horen wat Kinsey te zeggen heeft.’
‘Doe wat ik zeg en maak verdomme dat je wegkomt!’
Hij greep de loop met een hand beet. ‘Geef me dat geweer voordat er ongelukken gebeuren.’
‘Nee!’ Ann rukte het los uit zijn greep.
Royce deed een uitval en greep het wapen beet. Samen worstelden ze om het bezit ervan. Ik stond als aan de vloer genageld, al mijn aandacht gericht op de grote zwarte 8 van de dubbele loop die eerst op mij gericht was, en daarna afwisselend op de vloer, de muren en het plafond. Royce zou de sterkste moeten zijn, maar zijn ziekte had hem van zijn krachten beroofd en Anns razernij gaf haar de overhand. Royce probeerde de kolf uit haar greep los te rukken.
Er schoot een vuurflits uit de loop en de explosie vulde het vertrek met de geur van buskruit. Het jachtgeweer kletterde op de vloer terwijl Ann begon te gillen.
Ze keek ongelovig naar beneden. Het grootste deel van haar rechtervoet was weggeslagen. Het enige dat er over was, was een rafelige stomp rauw vlees. Ik voelde een golf van hitte door me heen schieten alsof het mijn eigen voet was die eraf geschoten was. Ik wendde me walgend af.
De pijn moest afschuwelijk zijn geweest. Het bloed spoot naar buiten. Het beetje kleur dat ze nog had, trok weg uit haar gezicht. Ze zakte ineen op de vloer, zonder iets te zeggen, haar lichaam schokkend terwijl ze haar armen om zichzelf heen sloeg. Haar gegil ging over in een zacht, door merg en been gaand gejammer.
Royce deinsde achteruit, zijn stem trillend van afschuw. ‘Het spijt me. Dat was niet de bedoeling. Ik probeerde alleen maar te helpen.’
Ik hoorde mensen de trap op stormen: Bert, juffrouw Maude, een jonge agent die ik nog niet eerder had gezien. Een jongen eigenlijk nog. Wacht maar eens tot hij dit gezien had.
‘Bel een ambulance!’ schreeuwde ik. Ik rukte een kussensloop van het bed en propte dat tegen het restant van haar voet in een poging om het naar alle kanten spuitende bloed te stelpen. De agent was nerveus in de weer met zijn walkietalkie terwijl juffrouw Maude handenwringend stond te wauwelen. Juffrouw Emma was vlak na haar de kamer binnen gekomen en begon te gillen toen ze zag wat er aan de hand was. Maxine en Bert zagen allebei lijkbleek en klampten zich aan elkaar vast. Eindelijk kwam de agent op het idee om alle toeschouwers de gang op te drijven en daarna de deur dicht te doen. Zelfs door de muur heen kon ik de schelle kreten van juffrouw Emma nog horen.
Ann lag inmiddels op haar rug, met een arm over haar gezicht. Royce hield krampachtig haar rechterhand vast terwijl hij heen en weer wiegde. Ze huilde als een klein kind. ‘Je was er nooit voor me... je was er nooit...’
Ik dacht aan mijn eigen vader. Ik was vijf toen hij me in de steek liet... vijf toen hij voorgoed verdween. Er verscheen een beeld voor mijn geestesoog, een herinnering die ik jarenlang verdrongen had. In de auto, vlak na de klap, terwijl ik beklemd zat op de achterbank en het huilen van mijn moeder maar niet ophield, had ik mijn arm om de hoek van de bestuurdersstoel heen gestoken en mijn vaders hand gevonden, slap, bewegingloos, zacht. Ik klemde mijn vingers om de zijne, niet begrijpend dat hij dood was, denkend dat alles wel weer in orde zou komen zolang hij maar bij me was. Wanneer was het tot me doorgedrongen dat hij me voorgoed verlaten had? Wanneer was het tot Ann doorgedrongen dat Royce nooit de vader zou zijn die ze zich gewenst had? En wat te denken van Jean Timberlake? Geen van ons was de verwondingen te boven gekomen die onze vaders ons al die jaren geleden hadden toegebracht. Hield hij van ons? Hoe zouden we dat ooit nog te weten kunnen komen? Hij was er niet meer en hij zou nooit meer zijn wat hij in al zijn volmaaktheid in onze herinnering voor ons geweest was. Als het liefde is die ons verwondt, hoe kunnen we dan genezen?