12
Die avond at ik vroeg, samen met de Fowlers. Ori’s maaltijden moesten strikt op tijd worden opgediend om haar bloedsuikerspiegel onder controle te houden. Ann had een stoofschotel met rundvlees gemaakt, met salade en stokbrood, en alles smaakte me voortreffelijk. Royce had moeite met eten. Zijn ziekte had behalve zijn lichaamskracht ook zijn eetlust aangetast, en zijn ongeduldige karakter verdroeg dit soort sociale verplichtingen toch al slecht. Ik kon me niet voorstellen hoe het geweest moest zijn om op te groeien met zo’n man als vader. Hij was nors, op het lompe af, behalve wanneer Bailey’s naam genoemd werd, en dan verviel hij in een onverbloemde sentimentaliteit. Ann reageerde nauwelijks op het feit dat Bailey het favoriete kind was, maar ze had dan ook ruim voldoende tijd gehad om daaraan gewend te raken. Ori, die zich ervan wilde verzekeren dat de ziekte van Royce de hare niet naar de achtergrond zou verdringen, zat maar wat te kieskauwen. Ze maakte geen aanmerkingen op het eten, maar zuchtte hoorbaar. Het was duidelijk dat ze zich ‘minnetjes’ voelde, en Royce’s weigering om naar haar gezondheid te informeren maakte alleen maar dat ze zich nog meer ging aanstellen. Ik gedroeg me zo onopvallend mogelijk en probeerde niet te letten op wat er gezegd werd, zodat ik me kon concentreren op de reacties over en weer. Als kind had ik niet veel gezinsleven gekend en ik voel me meestal niet erg op mijn gemak als ik het van dichtbij meemaak. Dit was nu niet bepaald een knus standaardgezinnetje. Men spreekt over ‘disfunctionerende’ gezinnen; ik heb nog nooit een andere soort meegemaakt. Ik draaide mijn innerlijke volumeknop nog wat harder.
Ori legde haar vork neer en schoof haar bord van zich af. ‘Ik moest maar eens een beetje op gaan ruimen. Maxine komt morgenochtend.’
Ann keek naar Ori’s bord om te zien hoeveel ze had gegeten, en ik zag hoe ze met zichzelf overlegde of ze wat zou zeggen of niet. ‘Heeft ze nou alweer een andere dag? Ik dacht dat ze ’s maandags kwam?’
‘Ik heb haar gevraagd om een keer extra te komen. Tijd voor de voorjaarsschoonmaak.’
‘Dat hoeft toch niet, moeder. Niemand houdt meer voorjaarsschoonmaak.’
‘Nou zeg, ik weet ook wel dat het niet hoeft. Wat heeft dat er nou mee te maken? Het is hier een bende. Alles is vuil. Het werkt me op mijn zenuwen. Ik mag dan misschien half invalide zijn, maar ik ben nog niet seniel.’
‘Dat zegt toch ook niemand.’
Ori wist van geen ophouden. ‘Ik kan me nog altijd nuttig maken, ook al wordt dat niet gewaardeerd.’
‘Natuurlijk wordt dat gewaardeerd,’ mompelde Ann plichtmatig. ‘Hoe laat komt ze?’
‘Om een uur of negen, zei ze. We zullen het hele huis binnenstebuiten moeten keren.’
‘Ik doe mijn eigen kamer wel,’ zei Ann. ‘De laatste keer dat zij daar geweest is, heeft ze overal in gesnuffeld.’
‘Ach, ik weet zeker dat Maxine zoiets niet zou doen. Trouwens, ik heb haar al gezegd dat ze de vloer van je kamer moet doen en de gordijnen af moet halen. Ik kan haar nou moeilijk weer iets anders gaan vertellen.’
‘Maak je daar nou maar geen zorgen over. Ik vertel het haar zelf wel.’
‘Denk erom dat je haar niet kwetst,’ waarschuwde Ori.
‘Ik zal haar alleen zeggen dat ik mijn eigen kamer wel schoonmaak.’
‘Wat heb je toch tegen haar? Ze vindt jou juist zo aardig.’
Royce verschoof geïrriteerd op zijn stoel. ‘Verdomme, Ori. Er is ook nog zoiets als privacy. Als ze Maxine niet in haar kamer wil hebben, dan moet ze dat helemaal zelf weten. En nou we het er toch over hebben, hou haar ook uit mijn kamer vandaan. Ik denk er precies hetzelfde over als Ann.’
‘O, neem me alsjeblieft niet kwalijk, zeg!’ snoof Ori.
Ann scheen verrast door Royce’s steun, maar ze durfde geen commentaar te leveren. Je wist bij Royce nooit precies waar je aan toe was, en het gevolg was dat ze dikwijls niet wist hoe ze moest reageren, of zich op een of andere manier opgelaten voelde.
Ori had nu de pest in en haar gezicht stond koppig. Ze zei niets meer. Ann staarde naar haar bord. Ik zocht wanhopig naar een excuus om van tafel op te staan.
Royce keek me aan. ‘Met wie heb je vandaag gesproken?’
Ik heb er een hekel aan om aan tafel ondervraagd te worden. Dat is een van de redenen waarom ik het liefst alleen eet. Ik vertelde over mijn gesprek met Daisy en het korte onderhoud met de tandarts. Terwijl ik wat dieper inging op de achtergrondinformatie die ik over Jean verzameld had, viel hij me in de rede.
‘Zonde van de tijd,’ zei hij.
Ik was enigszins van mijn stuk gebracht. ‘Dat weet ik nog zo net niet.’
‘Ik betaal je niet om met dat mietje van een tandarts te praten.’
‘Dan doe ik het wel in mijn eigen tijd,’ zei ik.
‘Die vent is een idioot. Heeft nooit iets met Jean van doen gehad. Groette haar niet eens. Vond zichzelf te goed voor haar. Dat heeft ze me zelf verteld.’ Royce begon te hoesten en hield zijn hand voor zijn mond.
‘Hij heeft anders wel verkering met haar gehad.’
Ann keek op. ‘David Poletti?’
‘Doe wat ik zeg en laat hem er verder buiten.’
‘Pa, als Kinsey denkt dat hij haar misschien verder kan helpen, waarom laat je haar dan niet gewoon haar gang gaan?’
‘Wie betaalt haar eigenlijk, jij of ik?’
Ann hulde zich in stilzwijgen. Ori maakte een geïrriteerd gebaar en kwam moeizaam overeind. ‘Je hebt deze maaltijd verpest,’ snauwde ze tegen hem. ‘Ga toch naar bed als je je niet fatsoenlijk kunt gedragen tegenover onze gast. Verdorie, Royce, ik heb meer dan genoeg van die humeurigheid van jou.’
Nu was het de beurt aan Royce om beledigd voor zich uit te gaan zitten staren. Ann stond op en liep naar het keukengedeelte, waarschijnlijk gedreven door dezelfde spanning die mij maagpijn bezorgde. Mijn ouderloosheid begon me met de minuut aantrekkelijker voor te komen.
Ori greep haar wandelstok en begon in de richting van de woonkamer te hobbelen.
‘Sorry voor de interruptie. Ze is nogal heetgebakerd,’ zei hij tegen me.
‘Helemaal niet,’ riposteerde ze over haar schouder.
Royce negeerde haar en bleef mij aankijken. ‘Zijn dat de enigen met wie je gesproken hebt? Daisy en die... die smoelensmid?’
‘Ik heb met Shana Timberlake gepraat.’
‘Waarom?’
Ori bleef in de deuropening staan om vooral maar niets te missen. ‘Maxine zegt dat ze het aanlegt met Dwight Shales. Wat vind je daarvan?’
‘O, moeder. Doe niet zo belachelijk. Dwight zou zich heus niet met haar inlaten.’
‘Het is de waarheid. Maxine zag haar vorige week zaterdag bij het winkelcentrum uit zijn auto stappen.’
‘En wat dan nog?’
‘Om zes uur ’s ochtends?’ zei Ori.
‘Maxine weet niet waar ze het over heeft.’
‘Reken maar van wèl. Ze had het toch ook bij het rechte eind met Sarah Brunswick en die rangeerder, of niet soms?’
Royce draaide zich om en staarde haar doordringend aan. ‘Ja, zo is het wel weer genoeg!’ Anns gezicht kreeg een kleur terwijl het gebekvecht tussen haar ouders opnieuw dreigde op te laaien. Royce wendde zich weer tot mij. ‘Wat heeft Shana Timberlake met mijn zoon te maken?’
‘Ik probeer er achter te komen wie de vader van Jeans baby was. Ik vermoed dat hij getrouwd was.’
‘Heeft ze namen genoemd?’ vroeg Royce. Ann kwam terug met een mandje vers stokbrood dat ze aan hem gaf. Hij pakte een stukje en gaf het mandje aan mij. Ik zette het op tafel, niet van plan me te laten afleiden door rituele gebaren.
‘Ze zegt dat Jean het haar niet verteld heeft, maar ze moet een vermoeden hebben. Over een poosje probeer ik het nog wel eens. Bailey vertelde me dat Jean erachter probeerde te komen wie haar eigen vader was, en dat biedt misschien een aanknopingspunt.’
Royce kneep in zijn neus, snoof, en wuifde toen dat idee terzijde. ‘Waarschijnlijk een of andere vrachtwagenchauffeur waar ze het mee aangelegd heeft. Die vrouw is nooit erg kieskeurig geweest. Zolang een kerel maar geld op zak had, was ze tot alles bereid.’ Hij werd weer overvallen door een hoestbui en ik moest even wachten voordat ik kon reageren.
‘Als het een vrachtwagenchauffeur was geweest, waarom zou ze dan zijn identiteit verzwijgen? Het moet haast wel iemand hier uit de gemeenschap zijn, en waarschijnlijk een gerespecteerd iemand.’
‘Onzin. Een gerespecteerd iemand zou zich voor geen geld met die hoer durven vertonen...’
‘Iemand die niet wilde dat het bekend werd, dan,’ zei ik.
‘Nonsens! Ik geloof er geen woord van.’
Ik viel hem in de rede. ‘Royce, ik weet wat ik doe. Wil je je er nou niet mee bemoeien en mij mijn werk laten doen?’
Hij staarde me met onheilspellende blik aan terwijl zijn gezicht langzaam rood begon te worden. ‘Wàt?’
‘Je hebt me ingehuurd om een klus voor je op te knappen en daar ben ik mee bezig. Ik ben niet van plan om over alles wat ik doe verantwoording af te leggen.’
Royce’s temperament vlamde op als aanstekerbenzine die in een vuur gespoten wordt. Zijn hand schoot naar voren en hij richtte een trillende wijsvinger op mijn gezicht. ‘Ik slik van jou geen brutaliteiten, zus!’
‘Prima. En ik ook niet van jou. Of ik doe dit op mijn manier, of je zoekt maar iemand anders.’
Royce kwam half uit zijn stoel overeind en leunde op de tafel. ‘Hoe durf je zo tegen me te spreken!’ Zijn gezicht was vuurrood en zijn armen trilden.
Ik bleef zitten en keek hem aan door een waas van woede. Ik stond op het punt om iets te zeggen dat zo grof was dat ik het nauwelijks over mijn lippen kon krijgen, toen Royce begon te hoesten. Even bleef het stil terwijl hij probeerde de hoestbui te onderdrukken. Hij ademde gierend in. Het hoesten nam in hevigheid toe. Hij trok een zakdoek tevoorschijn en drukte die tegen zijn mond. Ann en ik staarden hem nu allebei aan, gealarmeerd door het feit dat hij geen lucht scheen te kunnen krijgen. Zijn borstkas zwoegde krampachtig en hij begon ongecontroleerde bewegingen te maken.
‘Pa, gaat het?’
Hij schudde het hoofd, niet in staat om een woord uit te brengen. Zijn tong stak uit zijn mond terwijl een verscheurende hoestbui bezit van hem nam. Hij haalde piepend adem terwijl hij naar de voorkant van zijn overhemd greep alsof hij daar steun zocht. Ik stak mijn arm naar hem uit terwijl hij achterover in zijn stoel viel, happend naar adem. Het was afschuwelijk om aan te zien. Hij leek niet meer bij te komen uit zijn hoestbui en hij gaf bloed en slijm op. Zweetdruppels parelden op zijn gezicht.
Ann zei: ‘Mijn God!’ Ze stond op en sloeg haar handen voor haar mond. Ori stond als aan de grond genageld in de deuropening, met afschuw vervuld door wat ze zag. Royce’s hele lichaam was verkrampt. Ik sloeg hem op zijn rug terwijl ik een van zijn armen greep en die omhoog hield om zijn longen meer ruimte te geven om zich met lucht te vullen.
‘Bel een ambulance!’ schreeuwde ik.
Ann staarde me even wezenloos aan, holde toen naar de telefoon en draaide het alarmnummer. Ze hield haar blik gericht op het gezicht van haar vader terwijl ik zijn boord losmaakte en met zijn broekriem worstelde. Ik hoorde haar de situatie beschrijven en het adres doorgeven.
Tegen de tijd dat ze de hoorn neergelegd had, had Royce zichzelf weer min of meer onder controle, maar hij dreef van het zweet en zijn ademhaling ging moeizaam. Eindelijk hield het hoesten helemaal op en hij zat bleek en klammig in zijn stoel, zijn ogen diep weggezonken van uitputting, zijn haar tegen zijn schedel geplakt. Ik maakte een handdoek nat met koud water en veegde zijn gezicht af. Hij begon te trillen. Ik mompelde maar wat onzinnige woordjes terwijl ik hem op zijn handen klopte. Ann en ik konden hem onmogelijk optillen, maar we slaagden erin hem op de vloer te leggen. Ann legde een deken over hem heen en schoof een kussen onder zijn hoofd. Ori stond erbij in tranen, hulpeloos mauwend. Voor het eerst scheen de ernst van zijn ziekte tot haar door te dringen en ze huilde als een klein kind, zich volledig overgevend aan haar verdriet. Hij zou als eerste gaan. Dat besef scheen nu tot haar door te dringen.
In de verte hoorden we de sirene van de ambulance. De ziekenbroeders arriveerden en namen de situatie met geoefende blik op. Hun manier van optreden was zo bestudeerd neutraal dat de crisis teruggebracht werd tot een serie kleinere problemen die ze even op zouden lossen. Belangrijkste lichaamsfuncties controleren. Zuurstof toedienen en een infuus aanleggen. Royce werd op een brancard getild die daarna de kamer werd uitgereden naar de ambulance die aan de stoeprand stond geparkeerd. Ann reed met hem mee. Voor ik het wist, was ik alleen met Ori. Ik ging zitten. Het vertrek zag eruit alsof het geplunderd was.
Ik hoorde een aarzelende stem vanuit het kantoortje. ‘Hallo? Ori?’
‘Dat is Bert,’ mompelde Ori. ‘De nachtportier.’
Bert stak zijn hoofd om de hoek van de woonkamer. Hij was een jaar of vijfenzestig, tenger, hooguit één meter vijftig lang, en hij droeg een kostuum dat hij op de jongensafdeling moest hebben gekocht. ‘Ik zag de ambulance wegrijden. Is alles in orde?’
Ori vertelde hem wat er gebeurd was, en dat relaas herstelde blijkbaar enigszins het evenwicht in haar wereldje. Bert was uiteraard heel meelevend, en samen wisselden ze een paar breedsprakige verhalen uit over soortgelijke calamiteiten. De telefoon begon te rinkelen, dus hij moest noodgedwongen terug naar de receptie.
Ik hielp Ori naar bed. Ik maakte me zorgen om haar insuline, maar daar wilde ze niet over praten en dus moest ik het onderwerp laten rusten. Door wat er zojuist met Royce was gebeurd was ze in een toestand van totale afhankelijkheid geraakt. Ze verlangde naar lichamelijk contact en wilde voortdurend gerustgesteld worden. Ik maakte wat kruidenthee voor haar. Ik deed een paar lampen uit. Ik stond naast haar bed terwijl ze zich aan mijn hand vastklampte. Ze bleef maar doorpraten over Royce en de kinderen terwijl ik af en toe een vraag stelde om haar aan de praat te houden. Alles om haar maar af te leiden van de instorting van Royce.
Eindelijk sukkelde ze in slaap, maar het duurde nog tot middernacht voor Ann terugkwam. Royce was onmiddellijk opgenomen en ze was gebleven totdat hij helemaal geïnstalleerd was. De volgende ochtend vroeg zouden er een aantal onderzoeken plaatsvinden. De arts vermoedde dat de kanker zijn longen aangetast had. Totdat de röntgenfoto’s van zijn borstholte terugkwamen kon hij niets met zekerheid zeggen, maar het zag er niet best uit.
Ori bewoog zich. We hadden op fluistertoon gesproken, maar het was duidelijk dat we haar rust verstoorden. We liepen via de keuken naar buiten en gingen naast elkaar op de achtertrap zitten. Het was donker buiten, want het gebouw schermde ons af van het gelige licht van de straatlantaarns. Ann trok haar knieën op en liet haar hoofd vermoeid op haar armen rusten. ‘Jezus. Hoe kom ik de komende paar maanden door?’
‘Het helpt misschien als we Bailey vrijgesproken kunnen krijgen.’
‘Bailey,’ zei ze. ‘Dat is het enige dat ik hoor.’ Ze glimlachte bitter.
‘Hoe oud was je toen hij geboren werd, vijf of zo?’
Ze knikte. ‘Vader en moeder waren in de wolken. Ik was als baby nogal ziekelijk geweest. Blijkbaar sliep ik nooit langer dan een half uur achter elkaar.’
‘Koliek?’
‘Dat dachten ze eerst. Later bleek het een of andere allergie voor tarwe te zijn. Ik was zo ziek als een hond... diarree, vreselijke buikpijn. Ik was broodmager. Een tijdlang scheen het wat beter te gaan. Toen werd Bailey geboren en begon alles weer opnieuw. Tegen die tijd zat ik op de kleuterschool en de juf was ervan overtuigd dat ik me alleen maar aanstelde vanwege de komst van Bailey.’
‘Was je jaloers?’ vroeg ik.
‘Nou en of. Stinkend jaloers. Ik kon er niets aan doen. Ze waren verzot op hem. Hij was alles voor hen. En natuurlijk was hij een lieve baby... sliep als een engeltje, blablabla. Ondertussen was ik halfdood. Een of andere dokter, ik weet niet eens meer wie het was, drong aan op een darmbiopsie en toen kwamen ze er achter wat ik mankeerde. Zodra ik geen tarwe meer kreeg, was er niets meer aan de hand, hoewel ik nog steeds denk dat vader er half en half van overtuigd bleef dat het een soort wraak van me was. Haha. Mijn levensverhaal in een notendop.’ Ze keek op haar horloge. ‘O jee, het is al bijna één uur. Hoogste tijd om naar bed te gaan.’
We wensten elkaar welterusten en ik ging naar boven. Pas toen ik op het punt stond om in bed te stappen, realiseerde ik me dat er iemand in mijn kamer was geweest.