12
De retourvlucht verliep rustig. Ik had anderhalf uur met Lyda gepraat en de rest van de nacht doorgebracht in de hal van de luchthaven met zijn rode vloerbedekking, hoge glazen plafond, echte bomen en zowaar een vogel die onophoudelijk tsjilpend heen en weer vloog. Het had wel iets weg van kamperen, alleen moest ik de hele tijd zitten en had ik geen worstjes om te roosteren. Ik maakte aantekeningen van mijn gesprek met Lyda, die ik thuis zou uitwerken voor mijn archief. Ik was geneigd te geloven dat Hugh Case vermoord was, ook al had ik geen idee hoe, waarom of door wie. Ook leek het me niet onwaarschijnlijk dat zijn dood in verband stond met de gebeurtenissen van de laatste tijd bij Wood/Warren, hoewel ik geen idee had wat dat verband zou kunnen zijn. Lyda had beloofd om contact op te nemen als haar nog iets van belang te binnen mocht schieten. Alles bij elkaar was het geen onvruchtbaar uitstapje geweest. Het had meer vragen dan antwoorden opgeleverd, maar dat vond ik geen probleem. Zolang er vragen op te lossen zijn, kan ik aan het werk. De frustratie begint pas als alle sporen dood blijken te lopen en je geen enkel aanknopingspunt meer hebt. In het geval van Hugh Case had ik het gevoel dat ik zojuist een van de hoekstukjes van een legpuzzel had gevonden. Ik had nog geen flauw idee hoe het totale beeld eruit zou zien, maar ik had tenminste een begin.
Om half vijf ’s ochtends stapte ik aan boord van het vliegtuig en om kwart voor zes landden we op LAX. Ik moest tot zeven uur wachten voor ik verder kon vliegen naar Santa Teresa, en tegen de tijd dat we daar landden kon ik nauwelijks meer op mijn benen staan. Een uur later ging ik mijn appartement binnen, controleerde of er telefonische boodschappen waren (geen), trok mijn laarzen uit en liet me volledig gekleed op bed vallen.
Om ongeveer twee minuten over negen werd er op mijn deur geklopt. Duizelig van de slaap kwam ik overeind en schuifelde wankelend naar de deur, mijn dekbed achter me aantrekkend als de sleep van een bruidsjapon. Ik had een vieze smaak in mijn mond en mijn haar stond recht overeind als dat van een punker, alleen minder schoon. Ik loerde door het kijkgaatje, niet van plan me te laten verrassen door een of andere matineuze aanrander. Op de stoep stond mijn tweede ex-echtgenoot, Daniel Wade.
‘Shit,’ mompelde ik. Ik liet mijn hoofd even tegen de deur rusten en keek toen nog eens. Het enige dat ik kon zien was zijn gezicht en profil, en het blonde haar dat zijn hoofd als een aureool omkranste. Daniel Wade is misschien wel de mooiste man die ik ooit gezien heb - een slecht teken. Mooie mannen zijn meestal òf homoseksueel òf onmogelijk narcistisch. (Sorry voor de generalisatie, mensen, maar het is nu eenmaal zo.) Ik heb niets tegen een knap gezicht of een interessant gezicht of een gezicht met karakter, maar die gebeeldhouwde perfectie van het zijne... die rechte, goed geproportioneerde neus, de hoge jukbeenderen, de vastberaden kaaklijn, de krachtige kin. Zijn haar was door de zon gebleekt en het opvallend heldere blauw van zijn ogen werd nog geaccentueerd door zijn donkere wimpers. Hij had een spierwit, regelmatig gebit en een enigszins scheef glimlachje. Zien jullie het zo’n beetje voor je, mensen?
Ik deed de deur open. ‘Ja?’
‘Hallo.’
‘Dag.’ Ik staarde hem onvriendelijk aan, in de hoop dat hij zou verdwijnen. Hij is lang en slank en hij kan alles eten zonder aan te komen. Hij stond daar in een verschoten spijkerbroek en een donkerrood sweatshirt met omhoog geschoven mouwen. De zon en de wind hadden zijn huid een gouden glans gegeven. Gewoon weer zo’n saaie Californische jonge god. Het haar op zijn armen was bijna wit. Hij had zijn handen in zijn zakken, wat maar goed is ook. Hij is jazzpianist en hij heeft lange, lenige vingers. Ik was eerst verliefd op zijn handen geworden en daarna pas op de rest.
‘Ik heb in Florida gezeten.’ Mooie stem ook... voor het geval zijn overige kwaliteiten nog niet opwindend genoeg zijn. Hij zingt als een engel en bespeelt zes instrumenten.
‘Waarom ben je terug gekomen?’
‘Ik weet het niet. Heimwee, denk ik. Een vriend van me ging deze kant op, en dus ben ik met hem meegereden. Heb ik je wakker gemaakt?’
‘Nee, ik loop er altijd zo bij.’
Een flauw glimlachje hier, perfect getimed. Zijn manier van doen was enigszins aarzelend, wat voor hem ongebruikelijk was. Hij nam me aandachtig op, op zoek (misschien) naar het meisje dat ik vroeger was.
‘Wat zit je haar leuk,’ zei hij.
‘Goh, wat een enige conversatie. Het jouwe ook.’
‘Ik geloof dat het tijdstip wat ongelukkig gekozen is. Het spijt me.’
‘Eh, Daniel, zouden we misschien terzake kunnen komen? Ik heb hooguit een uur geslapen en ik voel me geradbraakt.’
Het was duidelijk dat hij dit hele gesprek van tevoren gerepeteerd had, maar hij had zich waarschijnlijk een tederder reactie voorgesteld. ‘Ik wilde je zeggen dat ik clean ben,’ zei hij. ‘Al een jaar lang. Geen drugs, geen drank. Het is niet gemakkelijk geweest, maar ik ben er echt weer helemaal bovenop.’
‘Fantastisch. Ik ben dolenthousiast. Het zou verdomme wel eens tijd worden ook.’
‘Zou je het sarcasme misschien achterwege kunnen laten?’
‘Zo praat ik altijd sinds je er vandoor gegaan bent. Het maakt me echt populair bij de mannen.’
Hij wipte van de ene voet op de andere en keek langs me heen naar de tuin. ‘Ik neem aan dat iemand bij jou geen tweede kans krijgt.’
Ik nam niet de moeite om daarop te reageren.
Hij gooide het over een andere boeg. ‘Hoor eens. Ik heb een therapeute, een zekere Elise. Zij is degene die me aangeraden heeft om zoveel mogelijk in het reine te komen met bepaalde zaken uit het verleden. Ze dacht dat jij er misschien ook baat bij zou kunnen hebben.’
‘O, tjonge. Fantastisch. Als je me haar adres geeft, zal ik haar een bedankbriefje schrijven.’
‘Kan ik binnenkomen?’
‘Jezus Christus, Daniel, natuurlijk niet! Snap je het nou echt niet? Ik heb je acht jaar lang niet gezien en nu blijkt dat dat nog niet lang genoeg is.’
‘Hoe kun je na al die tijd nog zo vijandig zijn? Ik koester toch ook geen wrok tegen jou?’
‘Waarom zou je ook? Ik heb jou niets misdaan!’
Er trok een gekrenkte blik over zijn gezicht en zijn verbijstering leek oprecht. Er zijn van die mensen die je kapot maken en dan volkomen perplex staan als ze merken hoe diep de pijn zit. Hij verplaatste zijn gewicht op zijn andere voet. Dit liep blijkbaar niet zoals hij het zich had voorgesteld. Hij stak zijn hand uit om een houtsplinter uit het deurkozijn boven mijn hoofd te trekken. ‘Ik had niet gedacht dat je zo verbitterd zou zijn. Dat is niets voor jou, Kinsey. We hebben toch een paar fijne jaren samen gehad.’
‘Jaar. Enkelvoud. Elf maanden en zes dagen, om precies te zijn. Misschien wil je je hand even weghalen voor ik de deur dichtsmijt?’
Hij haalde zijn hand weg.
Ik smeet de deur dicht en ging terug naar bed.
Na een paar minuten hoorde ik het hek piepen.
Ik bleef nog een tijdje liggen woelen, maar het was duidelijk dat er van slapen toch niets meer zou komen. Ik stond op en poetste mijn tanden, nam een douche, waste mijn haar, schoor mijn benen. Vroeger bedacht ik lange monologen waarin ik al mijn woede en verdriet uitstortte. Nu wilde ik dat hij weer terug zou komen zodat ik het nog eens dunnetjes over kon doen. Zo gaat dat als je afgedankt wordt. Je blijft zitten met emotionele problemen die je op allerlei andere mensen afwentelt. Het is niet alleen het feit dat je je verraden voelt, maar het soort mens dat je wordt... meestal niet erg sympathiek. Jonah had mijn venijnige buien overleefd. Hij scheen te begrijpen dat het niets met hem te maken had. Hij was zelf zo spijkerhard dat een beetje onhebbelijk gedrag af en toe hem niets deed. En wat mezelf betrof, ik had echt gedacht dat ik met het verleden afgerekend had, totdat het plotseling voor mijn deur stond.
Ik belde Olive Kohler en maakte een afspraak voor later op de dag. Daarna ging ik aan mijn bureautje zitten en tikte mijn aantekeningen uit. Om twaalf uur besloot ik om boodschappen te gaan doen. Daniel zat in een auto die vlak achter de mijne stond geparkeerd. Hij zat onderuit gezakt op de voorbank, zijn laarzen op het dashboard, een cowboyhoed over zijn gezicht getrokken. De auto was een tien jaar oude donkerblauwe Pinto, gedeukt, roestig en zonder wieldoppen. De schaapswollen stoelhoezen hadden meer weg van een luizige hondenvacht. Een sticker op de bumper gaf aan dat de wagen gehuurd was bij Rent-A-Ruin.
Daniel moest het hek hebben horen piepen toen ik naar buiten kwam. Hij draaide zijn hoofd om terwijl hij zijn hoed met een traag gebaar naar achteren schoof. Hij heeft er een handje van om soms zo’n onverschillige houding voor te wenden.
Ik maakte mijn portier open, stapte in, startte de motor en reed weg. De rest van de dag vertoonde ik me niet meer in de buurt van mijn appartement. Ik herinner me nauwelijks meer wat ik die middag gedaan heb. Voornamelijk doelloos rondgereden terwijl ik er de pest over in had dat ik niet alleen niet over een kantoor kon beschikken, maar bovendien verbannen was uit mijn eigen huis.
Om vijf uur vond ik met behulp van een stratengids het huis van de Kohlers aan een achteraf gelegen lommerrijk laantje in Montebello. Het perceel werd aan het oog onttrokken door een drie meter hoge heg en de oprijlaan was afgesloten door een elektronisch bediend smeedijzeren hek. Ik parkeerde in de laan en ging naar binnen door een houten poort in de heg. Het huis was in Tudorstijl gebouwd, met twee verdiepingen. Het had een scherp hellend spanen dak, een vakwerk puntgevel en een fraai patroon van verticale balken over de hele breedte. Het lag op een flinke lap grond overschaduwd door platanen en eucalyptusbomen. Overal scheen donkergroene klimop te groeien. Ik zag een tuinman, afgestudeerd aan de Walt Disney-school voor landschapsonderhoud, bezig met het snoeien van heesters in dierenvormen.
De krant lag op de deurmat. Ik pakte hem op en drukte toen op de bel. Ik verwachtte een dienstmeisje, maar Olive deed zelf de deur open in een grijs satijnen peignoir en laaggehakte satijnen muiltjes. Die had ik voornamelijk gezien in films met Joan Crawford en het leek me een hele kunst om er op te lopen. Even zag ik mezelf door mijn appartement klossen op zulke muiltjes, compleet met sigarettenpijpje en watergolf. Ik zou ook mijn wenkbrauwen tot fraaie spitsboogjes kunnen laten epileren.
‘Hallo, Kinsey. Kom binnen. Terry kan elk moment thuiskomen. Ik was vergeten dat we om zes uur op een cocktailparty verwacht worden.’ Ze stapte opzij en ik ging naar binnen.
‘We kunnen wel een andere keer praten, als je dat beter uitkomt,’ zei ik. Ik gaf haar de krant.
‘Dank je. Nee, nee. Het is prima zo. Het is pas over een uur en het is vlakbij. Ik moet me nog omkleden, maar ondertussen kunnen we praten.’ Ze wierp een vluchtige blik op de krant en gooide hem toen op het haltafeltje naast een stapel post.
Ze klepperde over de donkere haltegels naar de achterkant van het huis. Olive was slank en blond, met dik, recht afgeknipt schouderlang haar. Ik vroeg me af of Ash de enige zus was met het haar nog in de oorspronkelijke kleur. Olives ogen waren lichtblauw, met zwarte wimpers, en haar huid had een gouden teint. Ze was ongeveer drieëndertig, niet zo broos als Ebony, maar zonder de warmte van Ash. Ze praatte over haar schouder tegen me.
‘Ik heb je in geen tien jaar gezien. Wat heb je in die tijd uitgevoerd?’
‘Mijn eigen bureau opgezet,’ zei ik.
‘Getrouwd? Kinderen?’
‘Twee keer nee. Heb jij kinderen?’
Ze lachte. ‘God zij dank niet.’
We betraden een ruime slaapkamer met balkenplafond, grote stenen open haard, openslaande deuren naar een ommuurde patio. Ik zag een rond tweepersoons bad, omringd door varens. Een witte Perzische kat lag opgerold op een sofa, zijn kop verborgen in de pluim van zijn staart.
De vloer van de slaapkamer was van glanzend teakhout met hier en daar een kleedje van dikke witte wol die waarschijnlijk van yaks afkomstig was. De hele wand achter het bed was bespiegeld en even flitste er een beeld van Terry Kohlers seksuele verrichtingen door mijn hoofd. Waar staarde Olive naar, vroeg ik me af, terwijl hij zichzelf gadesloeg? Ik keek naar het plafond om te zien of daar misschien een poster bevestigd was, net als in de spreekkamer van mijn gynaecoloog: ‘Glimlach. Dat geeft je gezicht iets te doen!’ Helemaal niet grappig.
Ik liet me in een fauteuil zakken en keek toe terwijl Olive een wandkast inging ter grootte van een dubbele garage. Snel begon ze een rek met avondkleding te doorzoeken, waarbij ze kledingstukken met lovertjes, lange organza japonnen en met kralen versierde jasjes met lange, bijpassende rokken niet eens een blik waardig keurde. Ik kon een verzameling schoenen zien in doorzichtige plastic dozen op een plank bovenin, en aan de ene kant van het rek verscheidene bontjassen van diverse lengtes en bontsoorten. Ze koos een cocktailjurk met dunne schouderbandjes die tot op haar knieën viel en stapte de slaapkamer weer in waar ze zichzelf aandachtig in de spiegel bekeek. De jurk was avocadogroen en gaf haar huid een vale tint.
‘Wat vind jij ervan?’ zei ze, haar blik nog altijd gericht op haar spiegelbeeld.
‘Maakt je te groen.’
Ze bekeek zichzelf kritisch, haar ogen half dichtgeknepen. ‘Je hebt gelijk. Hier. Hou hem maar. Ik ben er toch al nooit zo weg van geweest.’ Ze gooide de jurk op het bed.
‘Ik draag zulke kleren niet,’ zei ik, niet op mijn gemak.
‘Neem hem nou maar. We geven op Oudejaarsavond een feestje en dan kun je hem dragen.’ Ze haalde een zwartzijden jurk met rechte halslijn tevoorschijn. Ze trok hem aan en trok de rits op de rug dicht met één enkele beweging die alles op zijn plaats deed vallen. Ze was zo slank dat ik niet begreep hoe die bolvormige borsten in vredesnaam van haar konden zijn. Het leek wel alsof ze een stel softballen in haar borst had laten inplanten. Als zo’n vrouw je omhelst laat ze gegarandeerd deuken achter.
Ze ging voor de toilettafel zitten en trok een zwarte panty aan, stak daarna haar voeten in schoentjes met tien centimeter hoge naaldhakken. Ze zag er fantastisch uit, een en al welving en smetteloze huid en lichtblond haar dat langs haar blote schouders streek. Ze zocht in haar juwelenkistje en koos diamanten oorknopjes in de vorm van tere zilveren takjes waaraan fonkelend fruit hing.
Ze liep weer naar de wandkast en kwam terug in een zachte witte bontjas van dezelfde lengte als de jurk. Toen ze de jas om zich heen trok, zag ze eruit als een exhibitioniste in poolvos.
Ze glimlachte flauwtjes toen ze mijn blik opving. ‘Ik weet wat je denkt, liefje, maar ze waren al dood toen ik bij de bontwerker kwam. Of ik die jas nou wel of niet kocht, maakte voor die beesten geen enkel verschil.’
‘Als vrouwen ze niet zouden dragen, zouden ze ook niet gedood worden,’ zei ik.
‘Ach, onzin. Hou jezelf nou niet voor de gek. In het wild worden deze dieren dagelijks aan flarden gescheurd. Waarom zou je de schoonheid niet bewaren, als een kunststuk? We leven nou eenmaal in een wrede wereld. En spreek me niet tegen,’ zei ze vastberaden. Ze priemde haar wijsvinger in mijn richting. ‘Je bent gekomen om te praten, praat dan ook.’ Ze liet de jas van zich afglijden en gooide hem op het bed, ging toen weer op het bankje voor de toilettafel zitten en sloeg haar benen over elkaar.
Ik zei: ‘Wat weet je van de situatie bij Wood/Warren?’
Ze maakte een ongeduldig gebaar. ‘Dat zakengedoe is zo oninteressant. Dat gedeelte van de krant gebruik ik voor de kattenbak.’
‘Ben je niet betrokken bij de onenigheid in de familie?’
‘Wat voor onenigheid? Je bedoelt met Lance? Ik heb geen geld in de zaak zitten. Hij en Ebony zijn het niet met elkaar eens. Zij wil dat ik met haar mee stem. Volgens haar is dat in mijn voordeel. Lance zal natuurlijk een rolberoerte krijgen, maar wat zou dat? Hij heeft zijn kans gehad.’
‘Kies je haar kant?’
‘Wie weet? Waarschijnlijk wel. Ze is slimmer dan hij en het wordt tijd dat er nieuw bloed in de zaak komt. Hij loopt het grootste deel van de tijd met zijn hoofd in de wolken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Laat me je iets over mijn broer vertellen, liefje. Hij is een geboren verkoper. Hij kan ongelooflijk charmant zijn, als het hem zo uitkomt. Hij is enthousiast over alles wat hem interesseert, wat niet bepaald veel is. Hij heeft geen hoofd voor cijfers. Absoluut niet. Hij heeft er de pest aan om op kantoor te zitten en hij kan absoluut niet tegen sleur. Hij is goed in het opzetten van nieuwe projecten maar als het nieuwtje eraf is, interesseert het hem verder niet meer. Einde uitzending.’
‘Heb je dat zelf geconstateerd of beweert Ebony dat?’
‘Ik word dagelijks op de hoogte gehouden van wat er op de zaak gebeurt. Terry is een workaholic en hij praat voornamelijk over het werk.’
‘Hoe kunnen Lance en hij met elkaar overweg?’
‘Ze liggen voortdurend met elkaar overhoop. Terry is geobsedeerd door zijn werk. Hij kan het niet hebben als mensen de zaak verkloten. Excuseer de wetenschappelijke term. Lance heeft een slecht beoordelingsvermogen, dat weet iedereen. Als je daaraan mocht twijfelen, moet je maar eens kennis maken met de vrouw waarmee hij getrouwd is.’
‘Hoe zit het met de overige familieleden? Kunnen die hem niet wegstemmen?’
‘Nee. Wij bezitten met zijn allen maar negenenveertig procent van de aandelen. Ebony wil hem onder druk zetten, maar ze kan hem niet echt buitenspel zetten. Ze kan hem aardig onder de duim houden, wat volgens mij ook precies haar bedoeling is.’
‘Ik neem aan dat Bass erbuiten staat, aangezien hij in New York woont.’
‘Hij laat af en toe zijn gezicht zien op een directievergadering. Hij vindt het leuk om de grootindustrieel uit te hangen, maar hij is verder volkomen onschadelijk. Hij en Lance zijn het meestal met elkaar eens.’
‘Wiens kant zal Ashley kiezen?’
‘Moeilijk te zeggen. Ebony hoopt natuurlijk dat ze ons allemaal kan overreden om tegen Lance in opstand te komen.’
‘Wat vindt je moeder ervan? Dit zal ze toch niet leuk vinden.’
‘Ze vindt het afschuwelijk. Zij wil dat Lance de leiding houdt. Niet omdat hij het zo goed doet, maar omdat het minder gedonder geeft.’
‘Denk je dat hij eerlijk is?’
‘Lance? Meen je dat nou echt? Vergeet het maar.’
‘Hoe kunnen jullie met elkaar opschieten?’
‘Ik kan hem niet uitstaan. Hij is altijd vreselijk opgefokt en hij is zó paranoïde. Ik blijf zo ver mogelijk bij hem uit de buurt. Hij werkt me op de zenuwen. Begrijp me niet verkeerd, hij is mijn broer en als zodanig hou ik ook wel van hem. Ik mag hem alleen niet zo graag.’ Ze trok haar neus op. ‘Hij ruikt altijd naar knoflook en zweet en die afschuwelijke Brut aftershave. Ik snap niet waarom mannen dat spul gebruiken. Het is zó’n afknapper.’
‘Heb je nog geroddel gehoord over die brand in het magazijn?’
‘Alleen wat Terry me verteld heeft. Lance heeft twee jaar geleden geld geleend met het bedrijf als onderpand en nu maakt hij zware verliezen. Een half miljoen dollar zou hem uitstekend van pas komen.’
‘Werkelijk? Dat wist ik nog niet.’
Ze haalde nonchalant haar schouders op. ‘Hij is zich gaan bezighouden met de drukkerijbusiness, wat op zich al stom is. Ik heb gehoord dat dat samen met restaurants de snelste manier is om failliet te gaan. Hij boft dat het magazijn afgebrand is. Of is dat nou juist het punt waar het om gaat?’
‘Kun jij me dat niet vertellen?’
Ze plaatste een elleboog op haar knie en liet haar kin op haar vuist rusten. ‘Als je antwoorden zoekt, die heb ik niet voor je. Ik geef niets om Lance. Ik geef niets om Wood/Warren. Soms amuseert het hele gedoe me op een soort soap opera-achtige manier, zoals Dynasty, maar het blijft een saaie bedoening.’
‘Waar geef je wèl om?’
‘Tennis. Reizen. Kleren. Golf. Wat zou er verder nog moeten zijn?’
‘Leuk leventje lijkt me dat.’
‘Dat is het ook. Ik geef feestjes. Ik doe liefdadigheidswerk voor zover ik daar tijd voor heb. Er zijn mensen die me een verwend, lui kreng vinden, maar ik heb precies wat ik wil. Dat is meer dan de meeste mensen kunnen zeggen. Het zijn altijd de have-nots die problemen veroorzaken. Van mij heeft niemand last.’
‘Je bent een geluksvogel.’
‘Ze zeggen weleens dat alles zijn prijs heeft. Nou, ik betaal ook een prijs, geloof dat maar rustig.’
Het was haar aan te zien dat ze zwaar gebukt ging onder dat probleem.
We hoorden iemand de voordeur openmaken en even later voetstappen door de hal. Tegen de tijd dat Terry Kohler in de deuropening van de slaapkamer verscheen, was hij al bezig zijn jas uit te trekken en zijn das los te maken.
‘Hallo, Kinsey. Olive vertelde me dat je langs zou komen. Ik neem even snel een douche en daarna kunnen we praten.’ Hij keek Olive aan. ‘Zou jij iets voor ons in kunnen schenken?’ vroeg hij op een toon die geen tegenspraak duldde.
Het was niet echt zo dat ze ging opzitten en pootjes geven, maar dat was wel de indruk die ze wekte. Misschien had ze toch wel een zwaardere baan dan ik dacht. Ik zou me voor niemand zo aanstellen.