2

De volgende ochtend, 24 december, holde ik vijf kilometer, nam een douche, at een kom cornflakes, pakte mijn spullen in een canvas boodschappentas, en tegen kwart voor negen was ik op weg naar Colgate, een snelle rit van zo’n vijftien kilometer. Tijdens mijn ontbijt had ik het dossier doorgekeken, en ik had geen flauw idee waarom er zo’n haast bij was. Het krantenverslag vermeldde dat het magazijn volledig was uitgebrand, maar er stond niets in over brandstichting, politieonderzoek, of enig vermoeden dat er een luchtje aan de zaak zat. Er was ook een rapport van de brandweer en dat had ik twee keer doorgelezen. Alles leek me volkomen normaal. Blijkbaar was de brand ontstaan door een kortsluiting in het elektrisch systeem, die tegelijkertijd de sprinklerinstallatie buiten werking had gesteld. Aangezien in het twee verdiepingen tellende magazijn voornamelijk papiermateriaal lag opgeslagen, had de brand, die om twee uur ’s nachts was ontstaan, snel om zich heen gegrepen. Volgens de brandmeester ter plaatse waren er geen aanwijzingen dat de brand aangestoken was, geen benzine of andere licht ontvlambare stoffen, en er was ook geen sprake van obstakels die het werk van de brandweerlieden bemoeilijkt hadden. Er waren geen deuren of ramen opengelaten om tocht te bevorderen, en ook verder waren er geen sporen die op een mogelijke brandstichting wezen. Ik had tientallen vrijwel identieke rapporten gelezen. Dus wat was hier nou eigenlijk het probleem? vroeg ik me af. Misschien had ik een cruciaal stukje informatie over het hoofd gezien, maar voor zover ik het kon bekijken was dit een standaardclaim. Mogelijk had iemand bij Wood/Warren California Fidelity onder druk gezet om de zaak zo snel mogelijk af te handelen, wat een verklaring zou kunnen zijn voor Andy’s paniekerigheid. Hij is van nature een zenuwpees, vlassend op schouderklopjes, altijd beducht voor kritiek, midden in de huwelijksproblemen, naar ik gehoord had. Waarschijnlijk was hij de oorzaak van het vleugje hysterie dat aan deze zaak leek te kleven. En misschien zat Mac hem ook wel achter zijn vodden.

Colgate is het slaapstadje dat aan Santa Teresa grenst en betaalbare huisvesting biedt aan de gemiddelde arbeider. Terwijl nieuwbouw in Santa Teresa streng gereguleerd wordt door Bouw- en Woningtoezicht, is er in Colgate maar raak gebouwd. Er is een hoofdstraat met aan weerszijden cafetaria’s, ijzerhandels, hamburgertenten, schoonheidssalons en meubelzaken vol fineer en spaanplaat, velours en kunstleer. Vanaf de hoofdstraat waaieren de huizen uit in alle richtingen. Door de op gezette tijden veranderende bouwstijlen heeft het geheel wel iets weg van de jaarringen op een boomstronk. De nieuwste wijken lopen over in de ongerepte natuur, of wat daar nog van over is. Hier en daar zie je nog altijd de restanten van de oude citrusplantages die er ooit volop floreerden.

Wood/Warren lag aan een zijstraat die afboog naar een verlaten drive-inbioscoop die tegenwoordig dienst doet als permanente locatie voor een weekendverzamelaarsbeurs. De groene gazons van de aangrenzende fabriekshallen waren kortgeknipt en de struiken waren tot keurige rechthoeken gesnoeid. Ik vond een parkeerplaats aan de voorkant van het bedrijf en sloot de auto af. Het gebouw was opgetrokken uit natuursteen. Het magazijn zelf bevond zich twee straten verderop. Ik zou de plaats van de brand inspecteren nadat ik met Lance Wood gesproken had.

De receptie was klein en sober ingericht met een bureau, een boekenkast en een uitvergrote foto van de FIFA 5000 waterstof/vacuüm oven, het belangrijkste product van het bedrijf. Het apparaat zag eruit als een reusachtig onderdeel van een moderne keuken, compleet met roestvrijstalen aanrecht en ingebouwde magnetronoven. Volgens de gegevens die er keurig ingelijst naast hingen, verschafte de voorladende FIFA 5000 dertienduizend kubieke centimeter gelijkmatige hittezone voor het solderen in een waterstofmilieu of in een vacuüm, voor het aanbrengen van laagjes metaal op keramisch materiaal, of voor het fabriceren van keramiek-metaalverbindingen. Ik had het kunnen weten.

Achter me kwam de receptioniste terug naar haar bureau met een vers kopje koffie en een styrofoam bakje dat naar worstjes en eieren rook. Het plastic naambordje op haar bureau vermeldde dat haar naam Heather was. Ze was in de twintig en had blijkbaar nog nooit gehoord van de gevaren van cholesterol en vet. Dat laatste zou ze binnen niet al te lange tijd op haar achterwerk terugvinden.

‘Kan ik u helpen?’ Haar geroutineerde glimlach toonde beugeltjes op haar tanden. Haar gezicht zag nog rood van de acnekuur die ze de vorige avond aangebracht had maar die tot dusver niet veel resultaat had opgeleverd.

‘Ik heb om negen uur een afspraak met Lance Wood,’ zei ik. ‘Ik ben van de California Fidelity Verzekeringsmaatschappij.’

Haar glimlach verflauwde enigszins. ‘U bent degene die de brandstichting onderzoekt?’

‘Nou, ik ben hier vanwege de brandschadeclaim,’ zei ik, terwijl ik me afvroeg of ze misschien abusievelijk veronderstelde dat ‘brandstichting’ en ‘brand’ onderling verwisselbare termen waren.

‘O. Meneer Wood is er nog niet, maar hij kan ieder ogenblik komen,’ zei ze. De beugeltjes maakten dat ze een beetje sliste, wat ze zelf wel grappig scheen te vinden. ‘Wilt u misschien een kopje koffie terwijl u wacht?’

Ik schudde het hoofd. Er was één stoel beschikbaar. Ik ging zitten en bladerde een brochure door over het molybdeen rooster dat speciaal ontworpen was voor het anodiseren van aluminium bij 1450 °C in een klokvormige waterstofoven. Fascinerende lectuur, ongeveer net zo spannend als mijn handboek over de praktische aspecten van ballistiek, vuurwapens en de rechterlijke organisatie.

Door een open deur aan mijn linkerkant kon ik enkele van de kantoormedewerkers zien, nonchalant gekleed en druk in de weer, maar met sombere gezichten. Ik bespeurde niets van een kameraadschappelijke sfeer, maar misschien geeft het fabriceren van waterstofovens geen aanleiding tot het soort jovialiteit dat ik bij California Fidelity gewend ben. Twee bureaus stonden leeg.

Er was een poging gedaan om de boel ter gelegenheid van Kerstmis wat op te vrolijken. Er stond een kunstboom, hoog en skeletachtig, volgehangen met veelkleurige versierselen. Er schenen geen lichtjes in de boom te hangen, waardoor het hele geval er nogal levenloos uitzag en de uniformiteit van de afzonderlijke losse takken in de voorgeboorde gaten van de aluminium stam des te meer opviel. Het effect was deprimerend. Volgens de informatie waarover ik beschikte, had Wood/Warren een omzet van tegen de vijftien miljoen dollar per jaar, en ik vroeg me af waarom ze geen echte spar hadden genomen.

Heather wierp me een onzeker glimlachje toe en begon te eten. Achter haar bevond zich een mededelingenbord dat versierd was met goudkleurige slingers en vol hing met kiekjes van personeelsleden en directie. Met zwierige, in de winkel gekochte zilverkleurige letters werd het personeel P-R-E-T-T-I-G-E  F-E-E-S-T-D-A-G-E-N toegewenst.

‘Mag ik even kijken?’ vroeg ik, met een gebaar naar de collage.

Ondanks het feit dat ze haar mond vol had, slaagde ze erin om ‘Ga uw gang’ uit te brengen, met een hand voor haar mond om me het gezicht op haar fijngekauwde ontbijt te besparen.

De meeste foto’s waren van personeelsleden, van wie ik er al enkele in het gebouw had gezien. Heather stond ook op een foto, haar blonde haar veel korter, haar gezicht een stuk molliger dan het nu was. De beugel om haar tanden was waarschijnlijk het laatste overblijfsel van haar tienerjaren.

Wood/Warren moest haar aangenomen hebben direct nadat ze van school was gekomen. Op een van de foto’s stond een ontspannen groepje van vier mannen in bedrijfsoveralls voor de ingang. Sommige van de foto’s waren duidelijk geposeerd, maar het merendeel straalde iets uit van een opgewekte sfeer waar ik op dit moment niets van bespeurde. De oprichter van het bedrijf, Linden ‘Woody’ Wood, was twee jaar geleden gestorven, en ik vroeg me af of er met zijn heengaan ook iets van de arbeidsvreugde uit het bedrijf verdwenen was.

In het midden hing een studioportret van de Woods. Mevrouw Wood zat op een biedermeier stoeltje. Linden stond naast haar, zijn hand rustend op de schouder van zijn echtgenote. De vijf volwassen kinderen stonden om hun ouders heen. Lance had ik nog nooit eerder ontmoet, maar Ash kende ik omdat ik samen met haar op de high school had gezeten. Olive, die een jaar ouder was, had eveneens gedurende enige tijd de Santa Teresa High School bezocht, maar was in de loop van haar laatste jaar naar een kostschool verbannen. Daar zat waarschijnlijk een of ander schandaaltje aan vast, maar het fijne wist ik er niet van. De oudste van de vijf was Ebony, die nu inmiddels bijna veertig moest zijn. Ik herinnerde me dat ik ooit gehoord had dat ze met een of andere rijke playboy getrouwd was en in Frankrijk woonde. De jongste was een zoon, genaamd Bass, nog geen dertig, onbezonnen, onverantwoordelijk, een mislukt acteur en ongetalenteerd musicus die volgens de laatste berichten in New York City woonde. Ik had hem acht jaar geleden een keer ontmoet via mijn ex-echtgenoot Daniel, die jazzpianist is. Bass was het zwarte schaap van de familie. Van Lance wist ik verder niets af.

Toen ik een uur en zes minuten later tegenover hem aan zijn bureau zat, begon ik me langzamerhand wel een idee over hem te vormen. Lance was om half tien binnen komen stuiven. De receptioniste vertelde hem wie ik was. Hij stelde zich voor en we gaven elkaar een hand. Hij zei dat hij even snel een telefoontje moest plegen en dan zou hij tot mijn beschikking staan. Ik zei ‘Prima’ en daarna zag ik hem pas weer terug om zes minuten over tien. Tegen die tijd had hij zijn colbert uitgetrokken en zijn stropdas en het bovenste knoopje van zijn overhemd losgemaakt. Hij zat met zijn voeten op zijn bureau, zijn gezicht olieachtig glanzend onder de tl-verlichting. Hij moest achter in de dertig zijn, maar het ouder worden ging hem niet goed af. Een of andere combinatie van humeurigheid en ontevredenheid had diepe groeven rond zijn mond geëtst en het heldere bruin van zijn ogen dof gemaakt, waardoor hij de indruk maakte van een man die door de Schikgodinnen het leven zuur werd gemaakt. Zijn haar was lichtbruin, dun van boven, en recht achterover gekamd. Ik had het idee dat het verhaal van dat telefoontje een smoes was. Hij kwam op mij over als het soort man dat zijn gevoel van gewichtigheid opschroefde door mensen te laten wachten. Zijn glimlach was zelfvoldaan, en de energie die hij uitstraalde was geladen met spanning.

‘Sorry voor het oponthoud,’ zei hij. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Hij zat wijdbeens achterover geleund in zijn draaistoel.

‘Ik heb begrepen dat u een claim hebt ingediend tengevolge van een recente brand.’

‘Dat klopt, en ik hoop dat u daar niet moeilijk over gaat doen. Gelooft u me, ik vraag niets waar ik geen recht op heb.’

Ik mompelde iets neutraals, in de hoop het feit te verbergen dat ik op ‘fraudealarm’ was overgegaan. Elke verzekeringsfraudeur die ik ooit ontmoet had zei exact hetzelfde, inclusief het vrome hoofdknikje.

Ik haalde mijn taperecorder tevoorschijn, zette hem aan, en plaatste hem op het bureau. ‘Het is voorschrift van de maatschappij dat ik het gesprek opneem,’ zei ik.

‘Prima.’

Vervolgens sprak ik enkele gegevens in op de recorder, te beginnen met mijn naam, gevolgd door de vermelding van het feit dat ik voor California Fidelity werkte, datum en tijdstip van het gesprek, en de constatering dat ik met Lance Wood sprak in zijn hoedanigheid van president-directeur van Wood/Warren, het adres van de firma en de aard van de schade.

‘Meneer Wood, u begrijpt dat dit gesprek opgenomen wordt?’ zei ik voor de goede orde.

‘Jazeker.’

‘En ik heb ook uw toestemming om het gesprek op te nemen?’

‘Ja, ja,’ zei hij met dat ongeduldige handgebaar dat wil zeggen ‘Laten we nou maar opschieten’.

Ik wierp een blik op het dossier. ‘Kunt u mij de bijzonderheden geven van de brand die in het Wood/Warren-magazijn op Fairweather 606 heeft plaatsgevonden op negentien december van dit jaar?’

Hij verschoof ongeduldig in zijn stoel. ‘Nou, eigenlijk was ik de stad uit, maar van wat me verteld is...’ De intercom begon te zoemen en hij nam de hoorn van de haak en blafte erin: ‘Ja?’

Het bleef even stil. ‘Nou, verdomme, verbind haar dan door.’ Hij wierp me een snelle blik toe. ‘Nee, wacht even, ik neem hem daar wel.’ Hij legde de hoorn neer, verontschuldigde zich kortaf en liep de kamer uit. Ik zette de recorder uit, terwijl ik mijn gedachten liet gaan over de korte indruk die ik van hem had gekregen. Hij begon zwaar in de taille te worden en zijn gabardine pantalon kroop onflatteus op. Zijn overhemd plakte aan zijn rug vast en hij rook doordringend naar zweet - niet die gezonde dierlijke geur die het gevolg is van zware lichamelijke inspanning, maar de scherpe, enigszins afstotende geur van stress. Hij had een vale teint en hij zag er op de een of andere manier niet gezond uit.

Ik wachtte een kwartier en liep toen op mijn tenen naar de deur. De receptie was verlaten. Geen teken van Lance Wood. Geen teken van Heather. Ik liep naar de deur die toegang gaf tot Woods privékantoor. Ik ving een glimp op van iemand die aan de achterkant van het gebouw naar binnen ging en die sterk op Ebony leek, maar ik wist het niet zeker. Een vrouw keek me aan. Het naambordje op haar bureau vermeldde dat ze Ava Daugherty was, de cheffin van de administratie. Ze was achter in de veertig met een smal, donker gezicht en een neus die eruit zag alsof hij chirurgisch bewerkt was. Over haar korte zwarte haar lag de glans van hairspray. Ze voelde zich ergens ongelukkig over, mogelijk het feit dat zojuist een van haar felrode acryl vingernagels was afgebroken.

‘Ik word geacht een gesprek te hebben met Lance Wood, maar hij is verdwenen. Weet u waar hij heen is?’

‘Hij is vertrokken.’ Ze likte voorzichtig aan de afgebroken nagel, alsof haar speeksel een soort plakmiddel was.

‘Vertrokken?’

‘Inderdaad.’

‘Heeft hij gezegd wanneer hij terug zou zijn?’

‘Meneer Wood legt tegenover mij geen verantwoording af,’ zei ze snibbig. ‘Maar als u wilt kan ik uw naam noteren, en dan neemt hij vast wel contact met u op.’

Een stem zei: ‘Problemen?’

We keken allebei op en zagen een man met donker haar in de deuropening achter me staan. Ava Daugherty’s houding werd iets minder vijandig. ‘Dit is onze onderdirecteur,’ zei ze tegen mij. En tegen hem: ‘Ze heeft een afspraak met Lance, maar hij is weggegaan.’

‘Terry Kohler,’ zei hij tegen mij terwijl hij zijn hand uitstak. ‘Ik ben de zwager van Lance Wood.’

‘Kinsey Millhone, van California Fidelity,’ zei ik, terwijl ik hem een hand gaf. ‘Prettig kennis met u te maken.’ Zijn handdruk was warm en stevig. Hij was mager en gespierd, met een donkere snor en grote, donkere ogen die intelligentie uitstraalden. Hij moest begin veertig zijn. Ik vroeg me af met welke van de zussen hij getrouwd was.

‘Wat is het probleem? Misschien kan ik u ergens mee helpen?’

Ik vertelde hem in het kort wat ik kwam doen en zei dat Lance Wood me zonder enige verklaring gewoon had laten zitten.

‘Zal ik u het magazijn laten zien?’ zei hij. ‘Dan kunt u in elk geval alvast de plaats van de brand inspecteren, wat naar ik aanneem ook tot uw werkzaamheden behoort.’

‘Dat zou ik zeer op prijs stellen. Is er hier verder nog iemand die bevoegd is om me de informatie die ik nodig heb te verschaffen?’

Terry Kohler en Ava Daugherty wisselden een blik waar ik geen wijs uit kon worden.

‘U kunt maar beter op Lance wachten,’ zei hij. ‘Als u even geduld hebt, zal ik zien of ik te weten kan komen waar hij heen is.’ Hij liep het kantoor uit.

Ava en ik zwegen allebei. Ze trok haar rechter bovenla open en haalde daar een tube Krazy Glue uit tevoorschijn. Ze negeerde me nadrukkelijk terwijl ze de dop eraf haalde en een heldere druppel op de afgebroken vingernagel liet vallen. Ze fronste het voorhoofd. Er zat een lange, donkere haar in de lijm en ik keek toe terwijl ze probeerde die eruit te vissen.

Gedachteloos volgde ik het gesprek achter me, drie ingenieurs in een lusteloze discussie over het probleem waarvoor ze zich gesteld zagen.

‘Misschien klopt de berekening niet, maar dat geloof ik niet,’ zei er een.

‘Daar komen we vanzelf wel achter,’ zei een ander. Alle drie de mannen lachten.

‘We kregen het erover ... dat is iets waar ik al zo vaak over nagedacht heb ... Wat zou er nodig zijn om dat om te zetten in een pulserende toevoer van spanning?’

‘Hangt af van je pulsfrequentie.’

‘Ongeveer tien Hertz.’

‘Wow.’

‘Je moet op een of andere manier een signaal moduleren dat beïnvloed wordt door de stroom die door de schakelingen gevoerd wordt. Je weet wel, spanning erop gedurende negentiende van een seconde, eraf gedurende ééntiende. Metingen verrichten...’

‘Uh huh. Een halve seconde aan, eentiende seconde uit. Niet echt eenvoudig, hè?’

‘De PID is in staat het signaal zo snel uit te sturen. Ik weet alleen niet precies hoe de NCR’s erop zouden reageren. En of de VRT-installatie het wel aankan...’

Ik sloot me af voor hun gesprek. Voor zover ik het begreep hadden ze net zo goed plannen kunnen smeden voor het einde van de wereld.

Het duurde tien minuten voordat Terry Kohler terugkwam. Hij schudde geërgerd het hoofd.

‘Ik begrijp niet wat er hier allemaal aan de hand is,’ zei hij. ‘Lance is weggeroepen voor een of andere dringende kwestie en Heather is nergens te bekennen.’ Hij hield een sleutelring omhoog. ‘Ik breng u wel naar het magazijn. Ava, zeg maar tegen Heather dat ik de sleutels heb als ze terugkomt.’

‘Ik moet mijn camera even pakken,’ zei ik. ‘Die zit in mijn tas.’

Hij volgde me geduldig terwijl ik terug liep naar het kantoor van Lance Wood. Ik pakte de canvas tas waar mijn camera in zat, stopte er ook mijn portefeuille in en liet mijn handtas in het kantoor staan.

Samen liepen we weer terug door de receptie en de kantoorruimte daarachter. Niemand keek op terwijl we langsliepen, maar nieuwsgierige blikken volgden ons in stilte, net als in die portretten waarvan de ogen lijken te bewegen.

Het montagewerk werd gedaan in een grote, goed geventileerde ruimte in het achterste gedeelte van het gebouw met golfijzeren wanden en een betonnen vloer.

We bleven maar een keer staan terwijl Terry me voorstelde aan een zekere John Salkowitz. ‘John is scheikundig ingenieur en adviserend vennoot,’ zei Terry. ‘Hij werkt hier al vanaf zesenzestig. Als je iets wilt weten over hoge-temperatuurtechniek, dan is hij de man bij wie je moet zijn.’

Ik kon zo gauw geen vraag bedenken - behalve misschien over die pulserende toevoer van spanning of zoiets.

Terry liep in de richting van de achterdeur, en ik liep achter hem aan.

Aan de rechterkant was een extra brede stalen roldeur die omhoog kon om binnenkomende of uitgaande zendingen door te laten. We liepen een steeg in en staken dwars over naar de straat die verderop liep.

‘Met welke van de Wood-zusjes bent u getrouwd?’ vroeg ik. ‘Ik heb samen met Ash op school gezeten.’

‘Olive,’ zei hij met een glimlach. ‘Hoe was jouw naam ook alweer?’

Dat vertelde ik hem en tijdens onze korte wandeling praatten we over koetjes en kalfjes, totdat het geblakerde skelet van het magazijn voor ons opdoemde.