4
Ik pakte mijn persoonlijke bezittingen en de dossiers waar ik op dat moment mee bezig was bij elkaar.
California Fidelity had onze overeenkomst opgeschort totdat de Wood/Warren-kwestie ‘rechtgezet’ kon worden, wat dat dan ook mocht betekenen. Ik had tot twaalf uur ’s middags de tijd gekregen om mijn kantoor te ontruimen. Ik belde de telefoonmaatschappij en vroeg ze om tot nader order gesprekken door te verbinden naar mijn privénummer. Ik trok de stekker van mijn antwoordapparaat uit het stopcontact en zette het toestel op de laatste kartonnen doos, die ik via de achtertrap naar mijn auto droeg. Ze hadden me gevraagd om voor ik vertrok de sleutels van mijn kantoor af te geven, maar dat verzoek negeerde ik. Ik was niet van plan mezelf de toegang te ontzeggen tot het archief dat ik gedurende vijf jaar had opgebouwd. Ik dacht niet dat Mac er een punt van zou maken en ik geloofde evenmin dat iemand de moeite zou nemen om een ander slot op de deur te laten zetten. Ze konden de pest krijgen. De meeste sloten krijg ik trouwens toch wel open.
Ondertussen was ik al druk bezig de loop der gebeurtenissen te analyseren. Het Wood/Warren-dossier had het hele weekend op mijn bureau gelegen, dus de rapporten van de brandweer hadden op elk willekeurig moment verwisseld kunnen worden. Ik had die ochtend bij het opstellen van het rapport gebruik gemaakt van mijn aantekeningen, zonder het dossier zelf te raadplegen, dus ik kon met geen mogelijkheid zeggen of de voorraadstaten er toen nog in zaten of niet. En zelfs als ik wel in het dossier gekeken had, zou het me misschien niet eens opgevallen zijn als ze er niet meer waren. De deur van mijn kantoor en de openslaande deuren van mijn balkon vertoonden geen sporen van braak, maar mijn handtas, met mijn sleutels erin, had afgelopen vrijdag drie uur lang in het kantoor van Lance Wood gestaan. Iedereen had de sleutels eruit kunnen halen en er duplicaten van kunnen laten maken. Mijn chequeboekje zat er ook in, en je hoefde geen genie te zijn om je te kunnen voorstellen hoe iemand er een depositoformulier had uitgehaald, dat had ingevuld, het samen met vijf briefjes van duizend in een envelop had gestopt en het hele zaakje in de nachtkluis van mijn bank had gedeponeerd.
Ik reed naar Wood/Warren terwijl ik koortsachtig nadacht. Zodra ik me gerealiseerd had wat er aan de hand was, had de woede plaatsgemaakt voor een kille nieuwsgierigheid. Het was alsof mijn emoties losgekoppeld werden en in mijn hoofd was alles helder geworden, als een radio die plotseling op de juiste frequentie wordt afgestemd. Iemand had zich een hoop moeite getroost om mij in diskrediet te brengen. Verzekeringsfraude is een verdomd ernstige zaak waar twee tot vier jaar gevangenisstraf op staat. Dat zou mij niet gebeuren, luitjes.
Heather staarde me geschrokken aan toen ik de receptie door liep. ‘Is hij op zijn kantoor?’ vroeg ik.
Ze keek verward in het afsprakenboek. ‘Hebt u vanochtend een afspraak?’
‘Nu wel,’ zei ik. Ik klopte één keer op zijn deur en ging meteen naar binnen. Lance was in gesprek met John Salkowitz, de scheikundig ingenieur aan wie ik tijdens mijn eerdere bezoek was voorgesteld. De twee mannen stonden gebogen over een schema met specificaties voor een voorwerp dat er uitzag als een uit zijn krachten gegroeide luierspeld.
‘We moeten praten,’ zei ik.
Lance keek me even aan en gaf toen Salkowitz met een handgebaar te kennen dat ze hun gesprek op een ander tijdstip zouden voortzetten.
Ik wachtte tot Salkowitz de deur achter zich dicht had getrokken en legde toen beide handen op Lance’s bureau. ‘Iemand probeert ons allebei een loer te draaien,’ zei ik. Ik vertelde hem het hele verhaal, compleet met alle details, zodat er geen ruimte overbleef voor discussie. Hij begreep het. De kleur trok weg uit zijn gezicht.
Hij liet zich in zijn draaistoel zakken. ‘Jezus,’ zei hij. ‘Het is niet te geloven.’ Ik kon zien dat hij allerlei mogelijkheden de revue liet passeren, net als ik had gedaan.
Ik trok een stoel bij en ging zitten. ‘Wat was dat spoedgeval waardoor u vrijdagmiddag zo overhaast moest vertrekken?’ vroeg ik. ‘Dat moet er haast wel mee te maken hebben, denkt u ook niet?’
‘Hoezo?’
‘Omdat u, als ik u ondervraagd had zoals ik van plan was, waarschijnlijk de mogelijkheid van brandstichting ter sprake gebracht zou hebben, en dan zou ik geweten hebben dat het brandweerrapport vervalst was.’
‘Mijn huishoudster belde. Ik zit midden in een onverkwikkelijke echtscheidingsprocedure en Gretchen kwam aan de deur in het gezelschap van twee potige kerels en een verhuiswagen. Tegen de tijd dat ik arriveerde, hadden ze de woonkamer al leeggehaald en waren bezig met de studeerkamer.’
‘Kan zij deze hele zaak op touw hebben gezet?’
‘Waarom zou ze dat doen? Het is in haar eigen belang dat ik gezond blijf en zoveel mogelijk geld verdien. Momenteel vangt ze zesduizend per maand als voorlopige alimentatie. Verzekeringsfraude is wel het laatste waarmee ze me zou willen opzadelen. Bovendien woont ze al sinds maart in Tulsa.’
‘Of dat beweert ze althans,’ zei ik.
‘Het mens is te stom om voor de duvel te dansen. Als je haar kende, zou je haar hooguit verdenken van het likken aan haar potloodpunt elke keer als ze haar naam moet schrijven.’
‘Nou ja, iemand heeft in elk geval uw naam willen bezoedelen,’ zei ik.
‘Waarom denk je dat ze het op mij gemunt hebben? Waarom niet op jou?’
‘Omdat niemand er zeker van kon zijn dat ik voor deze zaak gevraagd zou worden. Die brandschadeonderzoeken worden vrij willekeurig toegewezen, het ligt er maar net aan wie er op dat moment tijd heeft. Als ze het op mij gemunt hadden, dan zouden ze dat anders aan hebben moeten pakken. Ze gaan niet uw magazijn in brand steken vanwege de eventuele mogelijkheid dat ik het onderzoek toegewezen krijg.’
‘Ik neem aan van niet,’ zei hij.
‘En hoe zit het met u? Wat is er verder nog meer aan de hand, afgezien van die echtscheiding?’
Hij pakte een potlood en begon ermee te spelen. Even later wierp hij me een raadselachtige blik toe. ‘Ik heb een zus die drie maanden geleden uit Parijs is teruggekomen. Het gerucht gaat dat zij de leiding van de fabriek wil overnemen.’
‘Is dat Ebony?’
Hij scheen verbaasd. ‘Ken je haar?’
‘Niet goed, maar ik weet wie ze is.’
‘Ze is het niet eens met de manier waarop ik de zaak leid.’
‘Zou zij hier achter kunnen zitten?’
Hij staarde me even aan en stak toen zijn hand uit naar de telefoon. ‘Ik kan maar beter mijn advocaat bellen.’
‘Dat geldt voor ons allebei,’ zei ik.
Ik vertrok en reed terug naar de stad.
Voor zover ik wist, was de officier van justitie nog niet ingelicht en was er nog geen aanklacht ingediend. Een geldig arrestatiebevel moet gebaseerd zijn op een aanklacht die gestaafd wordt met feiten die op de eerste plaats aantonen dat er een misdaad is gepleegd, en op de tweede plaats dat de aanklager of zijn informatie betrouwbaar is. Op dit moment was het enige dat Mac had een anoniem telefoontje en een paar bezwarende omstandigheden. Hij zou iets moeten ondernemen. Als de beschuldiging terecht was, dan zouden de belangen van CF beschermd moeten worden. Ik vermoedde dat hij al mijn werkzaamheden zou natrekken, opdracht na opdracht, om te zien of er misschien ergens een gerucht over mogelijk wangedrag van mijn kant de kop opgestoken had. Misschien zou hij wel een privédetective in de arm nemen om de zaken van Wood/Warren, Lance Wood zelf, en misschien ook wel mij, aan een nader onderzoek te onderwerpen - een heel nieuw idee. Ik vroeg me af hoe mijn leven eruit zou zien als het aan een professioneel onderzoek zou worden onderworpen. Die vijfduizend dollar zouden zeker aan het licht komen. Ik wist niet wat ik daarmee aan moest. De storting op zich was al uiterst belastend voor me, maar als ik het geld probeerde weg te werken, zou het er alleen nog maar beroerder voor me uitzien.
De rest van de dag kan ik me alleen nog maar fragmentarisch herinneren. Ik sprak met Lonnie Kingman, een strafpleiter voor wie ik in het verleden wel eens wat werk had gedaan. Hij is voor in de veertig, met het gezicht van een bokser; zware wenkbrauwen en een gebroken neus. Zijn haar is borstelig en zijn kostuums lijken gewoonlijk te krap in de schouders. Hij is ongeveer een meter zestig lang en weegt vermoedelijk een kilo of negentig. Hij doet aan gewichtheffen in dezelfde sportschool waar ik ook kom en daar zie ik hem af en toe honderdveertig kilo opdrukken terwijl de schijven aan weerskanten van de stang wiebelen als emmers water. Hij is summa cum laude afgestudeerd aan de rechtenfaculteit van Stanford en hij draagt zijden overhemden met zijn monogram op de manchetten.
Advocaten zijn mensen die op de meest geruststellende toon dingen kunnen zeggen waardoor je zou willen gaan gillen en je kleren kapot scheuren. Net als artsen schijnen ze zich verplicht te voelen om je volledig op de hoogte te brengen van alle ellende die je te wachten kan staan, gezien je huidige levenswandel.
Toen ik hem vertelde wat er aan de hand was, noemde hij uit de losse hand nog twee mogelijke aanvullingen op de aantijging van verzekeringsfraude: samenzwering met Lance Wood en medeplichtigheid aan brandstichting. En dat was dan alleen nog maar wat hem zo voor de vuist weg te binnen schoot.
Ik voelde dat ik wit wegtrok. ‘Ik wil het niet horen,’ zei ik.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Nou ja, over die boeg zou ik het gooien als ik officier van justitie was,’ zei hij nonchalant. ‘Als ik over alle feiten beschikte, zou ik waarschijnlijk nog wel een paar punten aan de aanklacht kunnen toevoegen.’
‘Feiten? Laat me niet lachen. Ik had Lance Wood nog nooit van mijn leven gezien.’
‘Okay, maar kun je dat bewijzen?’
‘Natuurlijk niet! Hoe kan ik zoiets nou bewijzen?’
Lonnie zuchtte alsof hij de gedachte aan mij in een vormeloze gevangenisjurk maar nauwelijks kon verdragen.
‘Godverdomme, Lonnie, hoe komt het toch dat de wet altijd de kant van de ander kiest? Ik zweer het je, het zijn altijd de rotzakken die winnen en de kleintjes die aan het kortste eind trekken. Wat moet ik in vredesnaam doen?’
Hij glimlachte. ‘Zo erg is het nou ook weer niet,’ zei hij. ‘Mijn advies is om bij Lance Wood uit de buurt te blijven.’
‘Maar hoe? Ik kan toch niet rustig gaan zitten afwachten? Ik wil weten wie me dit geflikt heeft.’
‘Ik heb niet gezegd dat je de zaak niet mag onderzoeken. Je bent per slot van rekening detective. Stel gerust een onderzoek in. Maar ik zou heel voorzichtig zijn als ik jou was. Verzekeringsfraude is al erg genoeg. Zorg ervoor dat je niet ook nog eens voor iets ernstigers opdraait.’
Ik durfde hem niet te vragen wat hij bedoelde.
Ik ging naar huis en laadde de kartonnen dozen met dossiers uit. Ik trok een paar minuten uit om een aan de gewijzigde omstandigheden aangepaste boodschap op mijn antwoordapparaat in te spreken. Daarna belde ik het nummer van Jonah Robb bij de politie van Santa Teresa, afdeling Vermiste Personen. Het is niet mijn gewoonte om als dame in nood een beroep te doen op mannen. Ik ben opgegroeid met de notie dat een vrouw in deze tijd haar eigen boontjes dopt, wat ik best zou willen doen als ik maar wist waar ik moest beginnen.
Ik had Jonah een half jaar geleden ontmoet toen ik aan een zaak werkte. Onze wegen hadden zich sindsdien meer dan eens gekruist, de laatste keer in mijn bed. Hij is negenendertig, recht door zee, zorgzaam, grappig, verward, een gekweld man met blauwe ogen, zwart haar, en een vrouw genaamd Camilla die er af en toe een tijdje vandoor gaat met hun twee dochtertjes, waarvan ik de namen verdring.
Ik had datgene wat er tussen ons ontstond zo lang mogelijk genegeerd, te verstandig (hield ik mezelf voor) om me in een avontuurtje met een getrouwde man te storten. En toen, op een regenachtige avond, op weg naar huis na een deprimerend gesprek met een onsympathiek individu, was ik hem tegen het lijf gelopen. Jonah en ik begonnen margarita’s te drinken in een bar vlakbij het strand. We dansten op oude songs van Johnny Mathis, praatten, dansten weer, en bestelden nog meer borrels. Ergens in de buurt van ‘The Twelfth of Never’ vergat ik mijn goede voornemens en nam hem mee naar huis. De tekst van dat nummer heb ik altijd al onweerstaanbaar gevonden.
Momenteel verkeerden we in dat stadium van een nieuwe relatie waarin beide partijen zich enigszins terughoudend opstellen, beducht om zich al te veel bloot te geven, snel gekwetst, verlangend de ander te leren kennen en de ander de gelegenheid te geven jou te leren kennen, zolang de echte karakterzwakheden maar verborgen blijven. Het riskante van onze verhouding maakte het extra spannend. Ik glimlachte vaak als ik aan hem dacht en soms lachte ik hardop, maar de warmte ging vergezeld van een merkwaardige pijn.
Ik ben twee keer getrouwd geweest, en heb in mijn leven meer blauwtjes gelopen dan me lief is. Ik ben niet meer zo goed van vertrouwen als vroeger, en met reden. Ondertussen verkeerde Jonah in een voortdurende toestand van ontreddering al naar gelang de schommelingen in Camilla’s gemoedstoestand. Haar meest recente idee was dat ze een ‘open’ huwelijk wilde, wat er volgens hem wel op neer zou komen dat de seksuele vrijheden meer voor haar dan voor hem bedoeld waren.
‘Afdeling Vermiste Personen. Brigadier Schiffman.’
Heel even was ik volkomen van mijn stuk gebracht. ‘Rudy? Je spreekt met Kinsey. Waar is Jonah?’
‘O, hallo, Kinsey. Hij is de stad uit. Is met het hele gezin gaan skiën tijdens de feestdagen. Het was een beetje onverwacht allemaal, maar ik dacht dat hij gezegd had dat hij het je nog zou laten weten. Heeft hij niet gebeld?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Weet je wanneer hij weer terug komt?’
‘Een ogenblikje, dan kijk ik het even voor je na.’ Hij legde de hoorn neer en ik luisterde naar het Norman Luboff Choir dat ‘Hark the Herald Angels Sing’ ten gehore bracht. Wisten ze daar niet dat Kerstmis al voorbij was?
Rudy kwam weer aan de lijn. ‘Volgens mij drie januari. Wil je een boodschap achterlaten?’
‘Zeg hem maar dat ik me opgeknoopt heb,’ zei ik en legde de hoorn op de haak.
Ik moet bekennen dat ik in de privacy van mijn eigen huis in tranen uitbarstte en zes minuten lang uit pure frustratie bleef janken. Daarna ging ik aan het werk.
De enige invalshoek die ik kon bedenken was via Ash Wood. Ik had haar niet meer gesproken sinds onze high schooltijd, bijna veertien jaar geleden. Ik keek in het telefoonboek. Haar moeder, Helen Wood, stond er in evenals Lance, maar Ash niet. Dat betekende waarschijnlijk dat ze verhuisd of getrouwd was. Ik draaide het nummer van de familieresidentie. Een vrouw nam de telefoon aan. Ik zei wie ik was en vertelde haar dat ik probeerde Ash op te sporen. Dikwijls vertel ik leugentjes in een dergelijke situatie, maar in dit geval leek het me beter om de waarheid te zeggen.
‘Kinsey, ben jij het echt? Ik ben het, Ash! Hoe is het met je?’ zei ze. Alle Woodmeisjes hebben dezelfde soort stem; hees en zacht, met een enigszins zuidelijk accent dat er in doorklinkt. De stembuiging was onmiskenbaar, niet geaffecteerd maar eerder onverschillig.
‘Ik kan mijn oren niet geloven!’ zei ik. ‘Hoe gaat het met jou?’
‘Nou, lieverd, het is hier een en al narigheid,’ antwoordde ze, ‘en daarom ben ik ook zo blij dat je belt. Lance zei dat hij je afgelopen vrijdag op de fabriek gesproken had. Wat is er toch allemaal aan de hand?’
‘Dat had ik juist aan jou willen vragen.’
‘O, hemeltje. Ik zou het heerlijk vinden om je van de laatste nieuwtjes op de hoogte te brengen. Heb je toevallig tijd om straks met me te gaan lunchen?’
‘Voor jou máák ik tijd,’ zei ik.
Ze stelde het Edgewater Hotel voor, om half een. Ik zou me eerst moeten omkleden. Mijn standaarduitrusting bestaat uit laarzen of sportschoenen, een nauwsluitende spijkerbroek en een mouwloos T-shirt of een coltrui, afhankelijk van het jaargetijde. Soms draag ik een jack of een denim vest, en ik draag altijd een grote leren schoudertas die soms (maar niet vaak) mijn kleine .32 bevat. Ik was er betrekkelijk zeker van dat Ash niet in dat soort kleding in het openbaar zou verschijnen.
Ik haalde mijn jurk voor alle gelegenheden, mijn panty en mijn schoenen met lage hakjes tevoorschijn. Ik zal me binnenkort toch eens een andere garderobe moeten aanschaffen.