– 7 –

 

In een opgewekte stemming stond ze vroeg op en had ze om acht uur de was in de machine, haar eigen was en de kleren van Alex en Lant. Dit wordt een mooie dag, dacht ze. De zon scheen en het was niet meer zo koud. Er zaten roze bloemen aan de boom in de tuin van de buren en in bloembakken bloeiden tulpen. Ze bracht een kop thee naar Alex. Die thee hield hem in bed terwijl zij de dingen uit de wasmachine haalde. Voor het geval hij Lants kleren opmerkte.

Ze deelden het huishoudelijk werk. Hij zou kunnen zeggen dat hij wel ging strijken. Daarom streek ze vlug Lants overhemden, het gele en het rode. Toen Alex naar beneden kwam, zaten Lants kleren in een plastic zak met bruin papier eromheen, klaar voor de post.

Buiten leek het wel voorjaar. Ze liep rond, raakte de nieuwe knoppen van de bomen aan, snoof de lucht op. Nu alles was opgehelderd, dacht ze dat Alex haar zou vragen met hem te trouwen. Waarschijnlijk deed hij dat vandaag al. Toen ze hem zijn thee had gebracht, had hij gezegd dat hij met haar uit lunchen wilde. Dat zouden ze in een pub aan de rivier doen. Of misschien vroeg hij haar die avond. Het was romantischer als het donker was. Ze zouden in juni kunnen trouwen. Waar zouden ze op huwelijksreis heen gaan? Niet naar New York, zeker niet naar New York, al zeiden ze dat het daar mooi was in juni.

Ze ging naar binnen en trof Alex in de keuken aan.

‘Je bent druk bezig geweest,’ zei hij. ‘Wil je dat ik dat wasgoed strijk?’

‘Als je wilt.’

Het was zo’n goed gevoel om nergens meer bang voor te hoeven zijn, om te weten dat ze nu de waarheid kon spreken. Ik vertel nooit meer leugens, zei ze tegen zichzelf. Ik zal nooit tegen hem zeggen dat ik ergens geweest ben waar ik niet geweest ben of iets heb gedaan wat ik niet heb gedaan. Ik zal veranderen. Ik word een ander mens. Ik word degene die hij tot aan afgelopen vrijdag dacht dat ik was.

Hij was met strijken begonnen, had al een overhemd van hemzelf gedaan. Nu pakte hij een oranje T-shirt uit de mand. Het was van Lant. Het was haar ontgaan toen ze zijn kleren streek. Ze had alle andere kleren van Lant gestreken en ingepakt, maar dit T-shirt had ze over het hoofd gezien. Alex pakte het op en keek ernaar.

‘Is dit van jou, Polly?’

‘Ja, natuurlijk,’ loog ze.

‘Een vreemde kleur voor jou. Heb je het in New York gekocht?’

‘Ja.’

‘Het lijkt me een beetje groot voor jou. Is dat de mode?’

Ze knikte. Ze had er genoeg van om met woorden te liegen.

‘Weet je waaraan die kleur me doet denken?’ Alex legde het
T-shirt op de strijkplank. ‘Die kleur doet me denken aan die man die we op Heathrow zagen. Weet je nog wel? Bij het inchecken? Hij droeg een zwart pak en had een oranje koffertje.’

Ze wist dat ze rood was geworden. ‘Misschien,’ zei ze. ‘Ik geloof van wel.’

‘Je zei dat zo’n koffertje gemakkelijk te vinden was. Het kon je niet ontgaan.’

‘O ja?’

Ze wilde dat ze dat niet had gezegd. Het wierp een sluier over de dag. Terwijl ze praatten, was de zon verdwenen. De lucht was nu grijs. Er was regen op komst. Alex streek het T-shirt heel zorgvuldig omdat het van haar was. Hij was beter in strijken dan zij. Toen hij klaar was, haalde hij een hanger uit de kast in de hal en hing het T-shirt daarop.

‘Zo,’ zei hij. ‘Nu kun je het dragen als we naar buiten gaan.’

Ze probeerde te glimlachen. ‘O, nee, daar is het niet warm genoeg voor. Het is voor de zomer.’

Boven vouwde ze het op en stopte ze het in het pakje dat ze naar Lant zou sturen. Voor het eerst zag ze hem nu als een medemens. Iemand met gevoelens, verlangens, liefde, verdriet. Het moest een enorme schok voor hem zijn geweest toen hij zijn oranje koffertje terugkreeg zonder het geld. Toen hij besefte dat hij al dat geld was kwijtgeraakt. Wat had hij eraan gedaan? Had hij wel iets gedaan? Had hij het aan de politie verteld? Dat moest wel. Polly had niet meer aan de politie gedacht sinds die eerste keer, toen ze op vrijdagavond thuiskwam en had gedacht dat ze misschien op zoek naar haar waren. Misschien waren ze nu op zoek naar haar...

Maar ze had het geld teruggegeven. Elke pond en dollar en euro. En morgen zou ze hem zijn kleren terugsturen. Gewassen en gestreken en netjes opgevouwen. Eigenlijk had ze hem een dienst bewezen. Er was geen kwaad geschied. Al het kwaad was haarzelf geschied en ze dacht weer aan de straal hete koffie die hij op haar roomwitte broek had gegoten. Vergeet zijn gevoelens, zijn verlangens, zei ze tegen zichzelf. Vergeet zijn liefde en verdriet. Het is allemaal voorbij.

En ze was beter geworden. Sinds ze bij Alex was, was ze vooruitgegaan. Ze had zich niet zo gedragen als met tante Paulines bibliotheekboek, dat ze aan stukken had geknipt. Ze had Lants geld niet aan stukken geknipt. Of het vernietigd zoals ze met Toms discman en Abby’s horloge had gedaan. Ze had het niet in het kanaal laten vallen zoals Louises handtas. Ze had zijn geld teruggebracht en zou de kleren terugsturen. Het zou gemakkelijker zijn geweest het geld en de kleren te vernietigen, maar dat had ze niet gedaan. Als ze Alex alles had kunnen vertellen, alles van tante Paulines boek tot Lants geld, zou hij hebben ingezien dat ze nu veel beter was dan vroeger. Hij zou ook denken dat ze niet goed bij haar hoofd was. Ze kon het hem nooit vertellen.

Ze kleedde zich zorgvuldig aan voor het uitstapje. Ze koos een lichtblauw pakje. Waarom wilden mannen je altijd in het blauw hebben? Ze wist het niet. Maar ze was er zeker van dat als ze naar beneden ging Alex zou zeggen: ‘Je ziet er beeldschoon uit.’

Het was vreemd dat ze zo’n sterk verlangen had om hem in vertrouwen te nemen. Alleen door hem alles te vertellen kon ze zichzelf beschermen en zou ze echt veilig zijn. Als de politie kwam, zou hij weten waarom. Het zou iets van haar en hem samen zijn. Ik hou van dat woord, dacht ze, dat woord ‘samen’. Op een dag, als Alex en ik jarenlang samen zijn geweest, vertel ik het hem. Als we oud zijn, vertel ik het hem. En als hij er veel eerder achter komt? Dat risico moet ik nemen, dacht ze. Is het leven niet het ene na het andere risico?

Ze ging naar beneden. Alex, die klaar was met strijken en aan tafel de krant zat te lezen, zei: ‘Je ziet er beeldschoon uit.’

‘Zullen we dan gaan?’

‘Ik wil op weg naar huis even stoppen om dingen voor het eten van vanavond te kopen. Het wordt een bijzonder diner.’

Hij was erg romantisch. Waarschijnlijk zou hij voor haar knielen. Ze herinnerde zich iets. Twee dagen voordat ze naar Amerika ging, was ze een van haar ringen kwijt geweest. Die was de volgende dag weer opgedoken en ze had niet begrepen waarom ze hem niet eerder kon vinden. Nu begreep ze het. Alex had hem ‘geleend’ om een verlovingsring van dezelfde grootte te kopen.

 

Op de terugweg begon het te regenen. Eerst was het motregen, toen een stortbui. Polly bleef in de auto terwijl Alex gerookte zalm, een eend, salade en fruit kocht. Hij kocht ook champagne en een fles dessertwijn. Hij zou erg weinig drinken. Het was vooral voor haar.

Ze dacht aan Lants kleren die ze de volgende dag zou terugsturen. Aangetekend misschien? Hij zou natuurlijk naar zijn werk gaan. Ze kon ze ook terugbrengen zoals ze het geld had teruggebracht. Alex reed naar huis. Er was meestal niet veel verkeer op zondag, maar nu wel, omdat het regende.

‘Waarom is het altijd zo druk als het nat is?’

‘Dat weet ik niet,’ zei hij. ‘Dat weet niemand. Het is een van de raadsels van het leven.’

Als ze tante Paulines boek had teruggebracht en haar had verteld wat ze had gedaan, zou haar leven niet veranderd zijn. Alles zou ongeveer hetzelfde zijn geweest. Als ze Abby Robinson had verteld dat zij degene was die haar horloge had gestolen, en als ze had aangeboden ervoor te betalen, wat zou Abby dan hebben gedaan? Waarschijnlijk niet veel. Misschien geschreeuwd en haar geslagen. Maar Abby zou tot rust zijn gekomen en het geld hebben aangepakt. Als ze daarentegen Toms discman niet had gepakt en onder een vrachtwagen had gegooid, zou haar leven misschien totaal anders zijn gelopen. Ze zouden misschien bij elkaar gebleven zijn. Ze zou misschien met Tom getrouwd zijn. Wilde dat zeggen dat het soms goed was wat ze deed? Door te liegen en te stelen had ze Alex gekregen...

Ze reden nu hun eigen straat in. Toen ze elkaar leerden kennen, had hij al vier jaar in dit huis gewoond. Hij had de vloerbedekking gelegd en het meubilair gekocht, alsof hij het voor haar in gereedheid bracht. Ze zou er nu jaren wonen. Misschien zouden ze hier altijd blijven wonen en hun kinderen grootbrengen. Alex sloeg hun pad in en ze keek op. Voor het huis stond een auto geparkeerd met dezelfde kleur als die van Lant, datzelfde pauwblauw. Je zag die kleur niet erg vaak.

Ze keek opnieuw. En wat ze toen zag, maakte haar misselijk. Het wás Lants auto en Lant zat achter het stuur.