– 3 –
Omdat ze nog tien minuten de tijd had voordat haar vrienden kwamen, verwisselde Polly in de toiletten van het hotel haar broek voor een zwarte. De volgende morgen probeerde ze drie stomerijen, maar ze zeiden allemaal dat de vlek er nooit meer uit wilde. Een wilde het wel proberen. Ze was voor de bruiloft van haar nicht Lizzie hiernaartoe gekomen en wilde er een mooie dag van maken. Voordat ze naar de kerk ging, belde ze Alex. Ze had erover gedacht hem over Trevor Lant te vertellen, de dingen die hij had gezegd. Maar toen ze met Alex praatte, kon ze dat op de een of andere manier niet. Als ze daaraan begon, zou ze hem ook moeten vertellen wat zij tegen Lant had gezegd toen hij haar vroeg met haar te dineren. Alex zou geschokt zijn. Hij had een hekel aan onbeschoftheid.
‘Heb je een goede vlucht gehad?’
‘O, ja. Best wel.’
‘Geen afschuwelijk persoon naast je?’
Dit zou het moment zijn om het hem te vertellen. In plaats daarvan loog ze. Hij was zo aardig en goed van vertrouwen dat hij haar altijd geloofde.
‘Nee. De stoel was de hele reis tot aan New York leeg.’
‘Ik hoop dat je op de terugreis net zoveel geluk hebt. Ik mis je, schat.’
‘Ik mis jou ook.’
Waarom had ze tegen Alex gelogen? Een ex-vriendje had tegen haar gezegd dat ze ook loog als het niet nodig was. Ze had tegen Alex kunnen zeggen dat er een man naast haar had gezeten, en verder niets. Maar ze had gelogen. En dat was voor het eerst in weken.
Ze ging naar de bruiloft. Haar tante Pauline was de moeder van de bruid en begroette Polly bij de deur van de kerk. Polly had haar al heel wat jaren nauwelijks gezien. Tante Pauline was erg veranderd en leek oud, maar toch was ze nog dezelfde vrouw die Polly had geslagen nadat ze had gezegd dat ze haar iets wilde laten zien. Toen Polly naar binnen ging en haar plaats opzocht, dacht ze weer aan het boek dat ze had gepakt en in stukken had geknipt. Ze keek naar het kleine litteken op haar hand, veroorzaakt door een stukje horlogeglas. Toen de dienst begon, vergat ze tante Pauline, het pak slaag en het boek een tijdje en vroeg ze zich af hoe ze zich zou voelen als zij de bruid was en Alex de bruidegom. Op een dag, dacht ze, op een mooie dag gaan we misschien trouwen.
De volgende dag werd ze naar het theater gebracht. Daarna ging ze winkelen en lunchen met haar vrienden. Ze zag tante Pauline niet terug. Ze hoorde van iemand dat haar tante op donderdagmorgen was teruggegaan. Op donderdagavond nam Polly een taxi naar het vliegveld. Ze zou een cadeautje voor Alex moeten meenemen, maar hij scheen nooit iets te willen hebben en uiteindelijk keek ze alleen maar in etalages en kocht ze niets.
Ze zag Lants koffertje eerder dan hemzelf. Dit kan niet, dacht ze, ik verbeeld me dingen. Maar daar stond het, in de rij voor de economyclass, en daar stond hijzelf ook, in zijn zwarte pak, ditmaal met roze overhemd, en weer met dat oranje koffertje. Ze had niet tegen hem moeten zeggen wat ze zei. Hij was dat vast niet vergeten. Hij was het soort man dat wraak zou willen nemen en ze wist alles van wraak.
Ze zouden hem deze keer vast niet upgraden. Vast niet. De rij waarin hij stond, was veel langzamer dan die van haar. Hij was ook veel langer. Toen ze had ingecheckt, draaide ze zich om en keek ze hem recht in de ogen. Hij trok zijn lip op en maakte een gebaar met de middelvinger van zijn rechterhand. Ze voelde dat het bloed haar naar het hoofd steeg. Alsjeblieft, zorg dat ik vlug naar de balie kan gaan, ver van hem weg. Toen ze haar instapkaart kreeg, slaakte ze een zucht van verlichting en liep zo snel mogelijk door.
De gate was een heel eind weg, maar ze zou daar als eerste aankomen. En dan... Zou hij naast haar komen zitten? Het zou beter zijn als ze daar niet als eerste aankwam. Hij kon daar beter eerst zijn, dan kon ze ver van hem vandaan gaan zitten. Je bent gauw thuis, dacht ze, en dan zie je hem echt nooit meer terug. Hij kan je geen kwaad doen. Trouwens, hij komt in de economyclass te zitten. Ze ging naar een barretje om een kop koffie te drinken. Toen ze op de barkruk zat, vroeg ze in plaats daarvan om een gin-tonic. Die had ze nodig.
Als hij voorbij zou lopen, zou ze hem niet zien. Maar ze kon daar niet veel langer blijven zitten. Ze moest verder. Over tien minuten ging de gate dicht en over twintig minuten begon het instappen. Op weg naar de gate had ze het gevoel dat hij elk moment achter haar aan kon komen, haar zelfs kon aanraken. Zoals wanneer je ’s avonds in een donkere straat loopt en weet dat er iemand achter je is. De voetstappen komen dichterbij, maar je moet niet gaan rennen.
Ze keek om. De voetstappen waren van een vrouw. Hij was nergens te zien. Hij moest al bij de gate zijn, dacht ze, en daar was hij ook. Blijkbaar was hij daar heen gegaan toen zij in het barretje zat en had ze hem gewoon niet gezien. Ze wist dat hij daar moest zijn, maar toch schrok ze toen ze hem zag. Ze ging zo ver mogelijk van hem vandaan zitten. Ze konden instappen en toen ze in de rij ging staan, kwam hij naar haar toe. Ze wendde zich af, deed of ze hem niet zag, maar hij sprak haar aan. Er viel niet aan te ontkomen.
‘Ken je me nog?’ zei hij.
Ze knikte. Haar mond was droog.
‘Ik vind dat je je excuses moet aanbieden voor wat je tegen me hebt gezegd.’
Ze vond een stem, een schril klein stemmetje. ‘Dat doe ik niet! Die varaan is prachtig in vergelijking met jou. En ga nu weg.’
Hij schreeuwde tegen haar. ‘Kreng! Bekakt kreng!’
Iemand van het luchthavenpersoneel kwam naar hen toe. ‘Meneer, alstublieft. Dat gaat niet. Wilt u niet zo hard praten?’
‘Zeg dat maar tegen haar,’ zei Lant. ‘Ze is mijn partner. Ze vliegt businessclass en laat mij economyclass vliegen. Wat zegt u daarvan?’
Polly voelde dat de tranen in haar ogen sprongen. Haar ‘nee, dat is niet waar’ klonk zwak. ‘Laten we gewoon instappen,’ zei ze met een snik in haar stem.
En toen ze dat deden, werd zij naar links gestuurd en Lant naar rechts. Hij was nu stil en gedwee. Hij had bereikt wat hij wilde bereiken; het cabinepersoneel dacht dat ze zijn partner was. Dat kon ze zien aan de manier waarop ze naar haar keken. De stewardess dacht dat Lant en zij een stel waren en dat zij de baas speelde omdat ze het geld had. Wat voor vrouw liet haar man of minnaar of vriendje nu economyclass reizen terwijl ze zelf businessclass reisde? Geen wonder dat ze allemaal op die manier naar haar keken.
Evengoed, hij was weg en had geen reden om bij haar te komen. Vroeg in de ochtend zou ze in Londen zijn en dan zou ze hem nooit meer zien. Alex zou haar komen afhalen. Was Alex nu maar bij haar! Ze verlangde naar hem. Was hij maar bij haar om haar hand vast te houden, haar te troosten, Lant toe te spreken zoals alleen hij dat kon, kalm, zacht maar erg streng. Ze maakte haar gordel vast, sloot haar ogen en deed alsof Lant er niet was.
Het vliegtuig steeg op. Het vloog door het wolkendek een heldere blauwe hemel in. Polly nam voor het eten iets te drinken en bij het eten een klein flesje wijn. Het zou haar helpen in slaap te komen. Kort voordat ze de lichten in de cabine uitdeden, kwam de stewardess naar haar toe en gaf haar een stukje papier.
‘Uw partner vroeg me u dit te geven.’
Polly vond dat haar stem koud klonk.
‘Dank u.’
Waarom bleef die vrouw daar staan?
‘Kan ik u iets brengen voordat we de lichten dimmen?’
‘Nee, dank u. Ik heb niets nodig.’
Het stuk papier was één keer gevouwen. De stewardess had het ongetwijfeld gelezen. Natuurlijk had ze dat. Polly maakte het open. Zet het niet op een drinken, stond er. Je bent alcoholiste en ik hou een oogje op je.
Ze kon hem wel vermoorden. Als hij nu naast haar zat, zou ze hem slaan. Ze kon zich niet bedwingen. In vliegtuigen sliep ze vaak, maar nu kon ze dat niet. Ze dacht er steeds weer aan dat de stewardess dat briefje had gelezen en het aan de rest van het personeel had verteld. Misschien praatte Trevor Lant over haar tegen hen en vroeg hij hun om een oogje op haar te houden. Misschien praatte hij met de mensen naast hem, wees hij haar aan en zei hij dat hij zich zorgen over haar maakte. Sla hem, ga daarheen en sla hem. Durfde ze dat maar. Ze lag de hele nacht wakker, draaide heen en weer, dacht aan tante Pauline die haar had geslagen. En aan wat ze toen had gedaan. Het was lang geleden, twintig jaar, maar het zat nog vers in haar geheugen.
De volgende morgen kwam er weer een briefje. Ditmaal keek ze er niet naar. Ze wist dat het over haar drankgebruik ging. Ze was toch al van plan om te stoppen, niet vanwege Lant maar omdat Alex er niet van hield. Nu zei ze tegen zichzelf dat de businessclass het eerst zou mogen uitstappen. Als ze landden, zou zij tot de eerste tien of twaalf behoren die uitstapten. Hij zou heel ver achter haar blijven.
Toen ze opstond en naar de uitgang liep, keek ze opzettelijk niet naar links. Ze keek strak voor zich uit. Ze was de vijfde die het vliegtuig verliet, en ze liep snel. Ze liep de gangen door, lette op de borden, bleef op de vijfde plaats, ging in de EU-rij staan, liet haar paspoort zien en mocht doorlopen. Toen – toen pas – keek ze achterom. Lant was nergens te bekennen.
Door de gang naar de bagagehal. Een karretje pakken. De bagage van de vlucht uit New York kwam er meteen al aan. Voor de allereerste keer was haar koffer een van de eerste die over de lopende band kwamen. Ze pakte hem op en zette hem op het wagentje. Toen ze daarmee wilde wegrijden, zag ze het oranje koffertje op de band ploffen. Lants oranje koffertje met zwarte randen.
Ze haatte hem zo dat haar hart ervan bonkte. Ze draaide zich om en ging terug. Het oranje koffertje ging rond. Er lag een lichtblauwe koffer voor en een zwarte achter. De meeste bagage was zwart. Alleen die van hem was oranje. Ze stond daar te wachten – waarop? Tot hij eraan kwam? De bagage kwam er weer aan. Eerst een grijze koffer, toen een donkerrode met een riem eromheen, toen de lichtblauwe. Zonder na te denken bij wat ze deed stak Polly haar arm uit, greep het oranje koffertje bij het handvat vast en trok het van de band. Ze zette het naast haar eigen koffer op het wagentje en reed het weg. Haar hart bonsde. Ze was helemaal gespannen van angst en blijdschap. Ze had het gedaan; ze had het hem betaald gezet. Dit was haar wraak. Zodra ze kon, zou ze zijn koffertje vernietigen.
Pas toen ze door de douane was, dacht ze eraan dat het oranje koffertje overal meteen zou opvallen. Niemand anders had zo’n ding. Alex zou het herkennen zodra hij het zag. Ze ging naar de damestoiletten en liet het wagentje buiten staan. Toen ze met haar eigen koffer en die van Lant in een hokje stond, de deur op slot, maakte ze het oranje koffertje open. Ze had geen tijd om te kijken wat erin zat. Ze trok alles eruit. Het meeste zat in plastic zakken, maar er waren ook vuile kleren bij. Op de heenreis had ze in haar eigen koffer allemaal cadeaus voor Lizzie en andere vrienden gehad. Nu die eruit waren, had ze genoeg ruimte. Ze stopte Lants spullen erin en maakte het deksel dicht.
Het oranje koffertje moest achterblijven. Ze vond een stuk papier in haar handtas en schreef daar Defect op. Ze maakte de deur open, zei tegen de vrouw die stond te wachten: ‘Ga daar niet in. Het is vies. Het is een puinhoop,’ en maakte het papiertje aan de deurkruk vast. Er zouden uren voorbijgaan voordat ze het oranje koffertje vonden.
Alles wat hij bij zich had, zou rommel zijn, dacht ze – maar niet voor hem. Het verlies van zijn koffer zou zijn dag bederven, en de volgende dag en de dag daarna. Het zou hem veel geld kosten. Goed. Ze zou alles vernietigen. Natuurlijk zou ze dat. Ze had de dingen die ze pakte altijd vernietigd.
Het was lang geleden dat ze voor het laatst iets had gepakt. Jaren. Ze herinnerde zich dat ze Toms discman pakte. Om wraak op hem te nemen. Om hem betaald te zetten wat hij had gezegd: dat ze een leugenaar was en dat hij er niet tegen kon dat ze loog. Maar dit moest de laatste keer zijn. Je doet dit nooit meer, zei ze tegen zichzelf. Je wordt net als Alex, eerlijk en oprecht; een geschikte vrouw voor hem...
Lant zou nu in de bagagehal zijn. Hij zou alle andere koffers zien aankomen, maar niet die van hem. Hij zou naar de balie voor zoekgeraakte bagage gaan. Het zou een hele tijd duren voordat hij ging vermoeden dat zij het koffertje had gepakt – als hij dat al ooit zou denken.
Waarom deed ik het, vroeg ze zich af toen ze in de koude Londense lucht kwam. Waarom deed ik het? Toen was Alex er. Hij kuste haar en pakte haar koffer van haar aan. Ze liep naast hem naar de auto.
‘Wat ben je stil,’ zei hij. ‘Voel je je wel goed?’
‘Ik voel me prima.’
Thuiskomen was beter dan weggaan. Polly had dat gevoel alleen sinds ze Alex kende. Daarvoor was thuis gewoon de plek geweest waar je sliep en soms ook ontbeet. Dit huis was van Alex. Hij had het gekocht voordat ze hem kende en het ingericht met dingen die hij zorgvuldig had uitgekozen, met kleuren die hij mooi vond. Toen hij haar voor het eerst hierheen had gebracht, had ze vol bewondering rondgelopen. De mensen die zij kende, woonden niet in dit soort huizen. Dit was het huis van een volwassene, vol mooie dingen die goed waren onderhouden, porselein en glas en boeken, schilderijen en planten, kussens en kleedjes. Polly wist dat Alex bloemen in een vaas zou hebben gezet om haar thuis te verwelkomen. Er stonden tulpen en narcissen in de hal, het eerste wat ze zag toen hij de voordeur openmaakte.
Hij moest bijna meteen naar zijn werk. Ze wilde ook dat hij wegging, want dan kon ze haar koffer openmaken. Dat was iets nieuws, dat ze wilde dat Alex wegging. Ze had dat gevoel nooit eerder gehad, maar nu wilde ze zo gauw mogelijk haar koffer openmaken. Alex bracht hem naar hun slaapkamer op de bovenverdieping en legde hem op het bed. Hij gaf haar een afscheidskus en zei dat hij om zes uur thuis zou zijn. Door het raam zag ze hem weer in de auto stappen en achteruit het pad afrijden.
De hele rit naar huis had ze ernaar verlangd om de koffer te openen. Maar nu hij daar lag en ze alleen was, gebeurde er iets vreemds. Het leek haar opeens niet meer zo’n goed idee om hem open te maken. Ze ging ernaartoe en legde haar handen op het deksel. Het litteken op haar linkerhand was duidelijker te zien dan gewoonlijk. Het stak rood af tegen haar bleke huid. Haar handen bleven daar even rusten en toen nam ze ze weg. Ze zei tegen zichzelf dat ze niet echt bang was voor wat ze te zien zou krijgen. Alleen was het niet nodig dat ze nu al wist, nu meteen, wat er in die plastic zakken zat die ze uit het oranje koffertje had gehaald. Dat kon later ook nog wel. Ze zou het uitstellen.
Ze nam de koffer van het bed en legde hem op de zitting van een stoel. Toen ging ze op het bed liggen, op de sprei. De zon scheen erg helder. Moest ze de gordijnen dichttrekken? Ze stond op en trok ze dicht. De gordijnen hadden de kleur van korenbloemen en er hing nu een blauw schijnsel in de kamer. Ze ging weer naar bed en draaide haar gezicht naar de andere kant. Voor haar ogen stond de stoel en op de zitting lag de koffer. Ze deed haar ogen dicht en probeerde te slapen, maar het was te licht in de kamer. Het was moeilijk om haar ogen dicht te houden, maar als ze ze opendeed, zag ze alleen de koffer. Ze stond weer op en legde hem op de vloer, waar ze hem niet kon zien.
Het triomfantelijke gevoel dat ze had gehad toen ze het oranje koffertje pakte, was nu weg. Ze wilde al dat ze het niet had gepakt. Hoe moe ze ook was, ze wist dat het geen zin had om daar te blijven liggen. Van slapen kwam toch niets. Nadat ze nog een paar minuten in dat zachte, blauwe licht had gelegen, stond ze op, trok de gordijnen open en ging naar beneden. Ze smeerde een boterham maar kon niet eten. Ze had iets te drinken nodig. Dat zou haar helpen die koffer open te maken.
Ze schonk gin in een glas en deed er een ijsblokje en sinaasappelsap bij. Het herinnerde haar aan wat Lant had geschreven, dat ze een alcoholiste was. Daarom had ze er minder moeite mee dat ze zijn koffertje had gepakt. Hij had erom gevraagd. Door op die manier tegen haar te praten had hij gevraagd om wat ze had gedaan. De gin was een goed idee. Toen ze dronk, kreeg ze het gevoel dat ze de koffer nu heel gauw open zou kunnen maken, al kon ze nog steeds haar boterham niet eten. Ik heb wraak genomen, zei ze tegen zichzelf toen ze weer naar boven ging, ik heb wraak genomen. Ik heb het hem betaald gezet. Ze voelde zich niet opgewonden en blij, zoals toen ze tante Paulines boek pakte, en de bladzijden in stukken knipte met de schaar van haar moeder. Of toen ze Abby Robinsons horloge pakte, het met de hamer van haar vader kapotsloeg, de stukjes in het putje liet vallen en het litteken opliep.
Misschien voelde ze zich niet blij omdat ze de inhoud van zijn koffertje nog niet had vernietigd. Als ze de dingen die ze had gepakt verbrandde of in stukken brak of sneed, was het altijd of er een last van haar schouders werd genomen. Daardoor voelde ze zich beter. In die plastic zakken zaten natuurlijk alleen maar vuile kleren en misschien dingen die hij had gekocht. Goedkope dingen, niet veel waard, maar het zou haar helpen om ze te verbranden of te vertrappen en in de vuilnisbak te doen. Ze tilde de koffer op en legde hem weer op het bed.
Ik moet mijn eigen kleren eruit halen, zei ze tegen zichzelf. Ik moet zijn dingen eruit halen. Stel het niet langer uit. De tijd gaat maar door. Het is al bijna drie uur en om zes uur is Alex weer thuis. Maar ze stelde het toch uit. Het was zo lang geleden dat ze voor het laatst iets van iemand anders had gepakt, iets had vernietigd. Want ik hoefde het niet te doen, dacht ze. Want ik had Alex leren kennen en ik was gelukkig. Was dat het? Ik heb ook niet zoveel leugens verteld omdat ik gelukkig was. Ze liep naar het raam en keek naar de straat beneden. Iemand had een rode auto aan de overkant geparkeerd. Er liep een vrouw met een bruin hondje aan de lijn. Ga terug, zei ze tegen zichzelf. Ga terug en maak die koffer open.
Als er nu eens iets afschuwelijks in zat? Maar wat zou dat kunnen zijn? Lichaamsdelen, dacht ze, of drugs. Maar nee, die dingen zouden zijn gevonden? Porno? Nou, als dat het was, zou ze het verbranden. Het zou het beste zijn als ze alles verbrandde. Maar waar kon ze dat doen? Niemand verbrandde nog dingen in de openlucht, behalve misschien op het platteland. Er stond een metalen emmer in de schuur. Daar kon ze een vuur in maken. Maar ze had in haar hele leven nog nooit vuur gestookt. Dat was iets wat mensen deden toen haar moeder nog jong was.
‘Tel tot tien,’ zei ze hardop, ‘en bij tien maak je de koffer open.’ Ze telde tot tien maar maakte hem niet open. Dit was idioot; zo kon het niet langer. Ze legde haar handen op het deksel van de koffer en zag het litteken weer. Ze deed haar ogen dicht om het niet te hoeven zien, hield haar adem in en trok het deksel open.
Lants plastic zakken lagen door elkaar. Ze kon niet zien wat erin zat. Langzaam pakte ze de zakken eruit. Ze legde ze op het bed en voelde dat er papier in zat. Voordat ze keek wist ze al wat erin zat en meteen was ze misselijk. Ze maakte de pakjes open, het ene na het andere. Er zat niets afschuwelijks in. Het waren pakjes met geld, biljetten van vijftig pond, Amerikaans dollars en euro’s. Honderden zo niet duizenden.
Ze rende de badkamer in en gaf over in de wasbak.