13

Terwijl de auto vanwege wegwerkzaamheden op de A1 even ten noorden van Wetherby vaart minderde, leunde Banks met gesloten ogen achterover in zijn stoel. Winsome had aangeboden om hem naar Leeds te brengen. Normaal gesproken was hij liever alleen gegaan en had hij zelf gereden, maar deze keer had hij haar aanbod aangenomen. Hij vertrouwde zichzelf niet achter het stuur; hij was veel te gespannen en onrustig. Ze hadden onderweg niet veel gezegd, maar hij was blij met haar gezelschap en vond het prettig dat ze de radio op bbc 3 had afgestemd. Op dat moment lieten ze Vaughan Williams’ Variation on a Theme by Thomas Tallis horen.

Banks had zich nog nooit zo moe gevoeld. Achter zijn gesloten oogleden dansten lichtjes. Hij had het gevoel alsof hij daar de elektrische impulsen geprojecteerd zag die door zijn hersenen schoten, fel oplichtten, zich kromden en vervolgens kortsluiting veroorzaakten. Het was simpelweg te veel om in één keer te bevatten, te veel om te analyseren, en het viel hem steeds zwaarder om zich te concentreren. Elke seconde die hij nodig had om kleine beetjes waardevolle informatie bij elkaar te sprokkelen hield in dat Tracy nog langer in angst zat en gevaar liep.

Het kon echter niet anders. De echte problemen zouden vermoedelijk pas beginnen wanneer ze Jaff en Tracy hadden opgespoord, en hij wilde die situatie ingaan met alle mogelijke informatie die hij kon vinden. Het was zijn enige wapen, zijn enige bescherming. Jaff had tenslotte een pistool en een gijzelaar.

Ze pakten het staartje van de spits mee en werden opgehouden door het drukke verkeer op de ringweg rond Leeds. Gelukkig was het niet ver meer. Het huis van Victor Mallory bleek tussen West Park en de Moortown Golf Club te staan. Winsome zette de auto klokslag zeven uur stil voor een grillig gevormd vrijstaand huis met een beige gepleisterde gevel, een flinke tuin, een gevelspits en erkerramen met verticale spijlen.

‘Niet gek,’ zei Winsome. ‘Helemaal niet gek voor iemand van in de dertig.’

‘Misschien hebben we het verkeerde vak gekozen?’ opperde Banks.

‘Of misschien is zijn vak juist wel helemaal verkeerd?’

‘Dat zal het wel zijn,’ beaamde Banks. ‘Als hij inderdaad een vriend van McCready is. Je kunt heel veel bereiken met een scheikundebul van Cambridge en dan heb ik het niet alleen over lesgeven of bij een farmaceutisch bedrijf werken. Maar goed, daar mag het plaatselijke korps zich over buigen.’ Banks gebaarde naar de zilverkleurige Skoda die verderop in de straat stond geparkeerd. ‘Ze hebben heel onopvallend een oogje in het zeil zitten houden.’

‘Het valt anders niet mee om in een buurt als deze niet op te vallen in een Skoda,’ merkte Winsome op.

Ze stapten uit en liepen op hun gemak naar de geparkeerde auto. Het raampje stond open en Banks ving de geur op van verse sigarettenrook. Het was geen aangename gewaarwording, zoals dat vroeger wel het geval was geweest. ‘Hebben jullie iets bijzonders gezien?’ vroeg hij, terwijl hij zo onopvallend mogelijk zijn politiepas omhooghield.

‘Noppes,’ antwoordde de bestuurder. ‘Pure tijdverspilling, als u het mij vraagt.’

‘Zijn er mensen naar binnen gegaan of naar buiten gekomen?’

‘Nee.’

‘Is hij thuis?’

‘Geen flauw idee.’

‘Goed. Dan mogen jullie nu wel naar de pub.’

‘We gaan pas weg als onze baas zegt dat we weg mogen.’

Banks rolde met zijn ogen en keek naar Winsome, die haar schouders ophaalde. ‘Ook goed, hoor,’ zei hij.

‘Je zou haast gaan denken dat ze het leuk vinden om daar te zitten niksen,’ zei Winsome, terwijl ze naar het huis liepen.

‘Je kunt er niet klakkeloos van uitgaan dat iedereen dezelfde arbeidsethos heeft als jij, Winsome. Bovendien zítten ze op hun hersens, dus misschien beperkt dat hun manier van denken wel. Wij hebben gewoon gekregen waarom we hebben gevraagd, ze hebben inderdaad een oogje in het zeil zitten houden. We hadden ook niet om beleefdheid of intelligentie verzocht, of wel?’

Winsome lachte. ‘Ik zal er de volgende keer beter op letten. Misschien vraag ik dan ook wel om een mooier model auto.’ Ze liepen over Victor Mallory’s tegelpad naar de deur en belden aan. Binnen was helemaal niets te horen. ‘De gordijnen zijn dicht. Zouden ze al die tijd een leeg huis in de gaten hebben zitten houden?’

‘Het zou me niets verbazen,’ zei Banks. Hij belde nogmaals aan. Nog steeds geen reactie, hoewel hij wel meende ergens in het huis een onderdrukte kreun of gedempt geroep op te vangen. Hij wierp een blik op Winsome, die fronsend knikte om aan te geven dat zij het ook had gehoord. De deur zag er heel stevig uit, maar toen Banks de kruk naar beneden drukte en tegen de deur duwde, ging deze gewoon open. Hij bekeek het slot, een grendel, en ontdekte dat deze niet dichtgeschoven had gezeten. Hij zag ook een dik kettingslot en een alarmsysteem dat echter niet was geactiveerd. Nadat ze de deur achter zich hadden dichtgetrokken, was er maar net voldoende licht in de gang om het vage silhouet van een stoel te ontwaren en een brede trap die naar boven leidde.

Banks liet zijn ogen even wennen en zag al snel dat er drie deuren op de gang uitkwamen. Hij hoorde het geluid weer en begreep dat het vanachter de eerste deur aan zijn linkerkant kwam die naar de voorkamer leidde. De zware deur stond op een kier en toen hij ertegenaan duwde, ging hij langzaam open. Het was in de kamer nog donkerder dan in de gang, dus Banks liep naar de dikke velours gordijnen om ze open te trekken. Het vroege avondlicht dat naar binnenstroomde, verlichtte de tot het plafond reikende boekenkasten tegen de ene muur, de ingelijste moderne prenten en de dure Bang & Olufsen-stereo-installatie tegen de andere, en de aan een stoel met een rechte rug vastgebonden gedaante met dichtgeplakte mond die midden in de kamer op de vloer lag.

‘Victor Mallory, neem ik aan?’ zei Banks.

Het antwoord bestond uit onderdrukt gekreun en gevloek.

‘Winsome,’ zei hij, ‘wil jij even kijken of je ergens een schaar of een scherp keukenmes kunt vinden?’

Winsome liep terug naar de gang. Banks hoorde een paar deuren open- en weer dichtgaan, en even later kwam ze terug met een schaar.

‘Uitstekend,’ zei Banks. Hij boog zich over Mallory heen, rook de scherpe stank van urine en zag de natte plek op de voorkant van zijn broek. ‘Allereerst moet je weten dat we van de politie zijn en dat we je geen kwaad zullen doen, Victor,’ zei hij, ‘dus je zet het niet op een schreeuwen en probeert ook niet weg te lopen zodra ik je heb losgemaakt en die tape van je mond heb gehaald. Heb je dat begrepen?’

Mallory knikte en liet een paar grommende geluiden horen.

‘Je zou het toch nooit halen,’ ging Banks verder. ‘Winsome is namelijk onze beste rugbyspeelster. Vliegende tackles en dropkicks zijn haar specialiteit.’ Banks hoorde dat Winsome binnensmonds iets mompelde. ‘Dat heb ik niet verstaan,’ zei hij.

‘Laat maar,’ zei Winsome met een diepe zucht.

Banks toonde Mallory zijn politiepas en begon hem toen los te knippen. Hij liet het stuk tape voor zijn mond tot op het laatst zitten, peuterde toen een van de hoeken los en trok het razendsnel weg.

Mallory gilde en sloeg zijn handen voor zijn mond. Als de politieagenten buiten hem al hadden gehoord, dan zagen ze er kennelijk geen aanleiding in om naar binnen te komen rennen en een eind te maken aan het politiegeweld.

‘U hebt mijn lippen er bijna afgerukt,’ jammerde Mallory. Op de plek op het vloerkleed waar hij had gelegen, zat wat bloed en het haar op de linkerkant van zijn hoofd was helemaal aan elkaar gekleefd.

‘Stel je niet aan,’ zei Banks. ‘Verder alles goed met je? Moeten we een ambulance laten komen? Of een arts?’

‘Nee. Nee, ik heb geen ambulance of dokter nodig. Ik… ik heb alleen een harde klap tegen mijn hoofd gehad toen de stoel omviel. Volgens mij heb ik geen hersenschudding. Ik ben niet bewusteloos geweest of zo.’ Mallory wreef over zijn polsen en enkels. ‘Ik zou wel wat water lusten.’

Winsome liep weg en haalde een groot glas voor hem dat tot de rand toe was gevuld. Mallory slurpte er gretig wat van en er droop een beetje over zijn borst, maar dat vond hij blijkbaar niet erg.

Banks gunde hem even de tijd om zijn bloedcirculatie weer op gang te brengen en te kalmeren.

Mallory ontweek Winsomes blik. ‘Ehm, moet u eens horen,’ zei hij tegen Banks toen het water op was. ‘Ik… ehm… ik heb een ongelukje gehad… zou ik misschien even snel mogen douchen en me omkleden voordat we praten?’ Hij sprak met een beschaafd kostschoolaccent dat net iets te duur en bekakt klonk naar Banks’ smaak.

‘Daar hebben we geen tijd voor,’ zei Banks.

‘Ja, maar ik…’

‘Luister, als we het nu eens zo doen? Jij mag je even afdrogen en omkleden, maar ik blijf er de hele tijd bij. Meer kan ik je niet bieden. Oké?’

‘Dat moet dan maar, hè?’

‘Dan zal ik intussen thee zetten,’ bood Winsome aan.

‘Dank je,’ zei Banks. ‘Je hebt mazzel,’ ging hij verder tegen Mallory. ‘Dat doet ze niet vaak.’ Hij volgde Mallory naar de gang en de trap op naar boven. ‘Mooi huis heb je.’

‘Bedankt.’

‘Hoeveel heb je er voor betaald?’

‘Te veel.’

‘Nee, vertel het me nou. Een kwart miljoen? Een half miljoen? Een miljoen?’

‘Vier ton. In die tijd een koopje.’

Banks floot even. Hij liep met Mallory mee naar een karakterloze witte slaapkamer met een badkamer en suite en inloopkasten. Daar bleef hij wachten, terwijl Mallory zich uitkleedde, zijn kleren in een wasmand mikte, zich droogwreef met een dikke, zachte groene handdoek die dezelfde weg volgde als de vieze kleren en een donkerblauw trainingspak aantrok. Toen Mallory gereed was, gebaarde Banks dat hij weer naar beneden moest gaan.

Winsome zat al op de bank te wachten met een pot thee, melk, suiker en drie mokken op de tafel voor haar. ‘Zal ik inschenken?’ zei ze en ze voegde meteen de daad bij het woord.

‘Victor,’ zei Banks, terwijl hij tegenover Mallory ging zitten die al in een leunstoel bij de haard zat. ‘Vertel ons eens wat er is gebeurd.’

‘Er zijn twee mannen langsgeweest,’ zei Victor. ‘Ze… ze hebben me met tape vastgebonden, zoals u zelf al hebt gezien, en me zo achtergelaten. Als u niet was gekomen, was ik misschien wel doodgegaan van de honger of gestikt.’

‘We zullen de lof voor het redden van je leven maar aanvaarden,’ zei Banks, ‘hoewel ik zelf vind dat je het wel een beetje overdrijft. Hoe lang heb je hier zo gelegen?’

‘Geen idee. Ik ben alle gevoel van tijd kwijtgeraakt. Ze kwamen net na de lunch aan.’

‘Een uur of vijf, zes, dus,’ zei Banks met een blik op Winsome, die aantekeningen maakte.

‘Zoiets, ja. Ik heb geprobeerd me los te wurmen, maar daardoor ging de tape alleen maar strakker zitten. Daarna heb ik zo hard aan de stoel gerukt om me los te trekken dat hij uiteindelijk omviel. Ik was totaal hulpeloos, net een schildpad die op zijn rug ligt.’

‘Dat hebben we gezien, ja.’

‘Zeg, is het goed als ik cognac voor mezelf inschenk? De thee is best lekker, hoor, maar ik heb nogal een schok gehad.’

‘Ga je gang.’

‘Kan ik voor u… ik bedoel, willen jullie misschien ook iets?’

‘Nee, dank je,’ zei Banks. Hij hield zijn mok omhoog. ‘Ik hou het bij thee.’

Winsome knikte ten teken dat zij er ook zo over dacht.

‘Oké.’ Mallory liep naar het drankkastje en schonk een royale portie Rémy in een kristallen glas. ‘Dat is al een heel stuk beter,’ zei hij na het eerste slokje.

‘Ik neem aan dat je wel doorhebt dat het ons waarschijnlijk om dezelfde informatie te doen is als je vorige bezoekers.’

‘Dat vermoeden had ik inderdaad al, maar jullie gaan me toch niet vastbinden en me bedreigen met chirurgische instrumenten, hè?’

‘Hebben zij dat wel gedaan?’

Mallory huiverde theatraal. Of misschien was het bij nader inzien toch niet heel theatraal, besefte Banks opeens. ‘Een van hen. Een regelrechte psychopaat.’

‘Ciaran. Dat is een van zijn overredingstechnieken.’

Mallory verslikte zich bijna in zijn Rémy. ‘Kent u hen?’

‘Ik vermoed van wel,’ zei Banks. ‘Winsome?’

Winsome haalde Roses’ schetsen uit haar koffertje en overhandigde ze aan Mallory. ‘Grote god,’ zei hij. ‘Ja, dat zijn ze.’ Hij gaf de tekeningen terug aan Winsome.

‘Dan heb je echt heel veel geluk gehad,’ zei Banks. ‘Je hebt al je organen namelijk nog.’ Hij zette zijn mok op tafel, boog zich een stukje naar voren en liet zijn knokkels knappen. ‘Luister, Victor, we hebben geen tijd om er lang omheen te draaien. Ze hebben minstens vijf uur voorsprong op ons en er staat heel veel op het spel. Veel meer dan jij je kunt voorstellen.’

‘Wie zijn ze dan? Waarom moesten ze mij hebben? Gaan jullie hen arresteren?’

‘Dat zijn een heleboel vragen, terwijl ik juist degene ben die hier vragen hoort te stellen. Wist jij dat je vriend Jaff McCready voor een man werkt die Fanthorpe heet, ook wel bekend als de Boer?’

‘Fanthorpe? Nee. Wie is dat?’

‘Het enige wat jij hoeft te weten is dat hij ook de werkgever is van Ciaran en Darren, de mannen die jou eerder vandaag met een bezoekje hebben vereerd. Wellicht nemen ze sinds kort wel Jaffs plaats in op Fanthorpes lijstje met favorieten.’

Mallory slikte. Banks zag zijn adamsappel op en neer gaan. ‘Ze wilden weten waar Jaff is. Dat is alles.’

‘Weet je ook waar hij is?’

‘Nee, dat weet ik niet. Echt niet.’

‘Je zult toch wel een vermoeden hebben? De Ciaran en Darren die ik ken zouden dat nooit zomaar geloven. Die hadden op zijn minst een pink afgesneden of als een potlood geslepen, gewoon om er zeker van te zijn dat het ook echt zo was, maar zo te zien hebben ze nog geen haar op je hoofd gekrenkt. Alle averij die je hebt opgelopen, heb je helemaal zelf aangericht.’

‘Ze hebben me geterroriseerd! Me gemarteld. In mijn eigen huis.’

‘Weet je wat ik denk?’ zei Banks. ‘Ik denk dat jij hun alles hebt verteld wat je weet en dat je dat vrijwel meteen hebt gedaan. Wat wij nu dus willen is dat je dat bij ons ook doet. Dat is wel het minste wat je voor ons kunt doen. Kijk, zij hebben je vastgebonden en gedreigd je te verminken. Wij hebben je vrijgelaten, je toestemming gegeven om je natte kleding uit te trekken, en je een kop thee en een glas cognac gegeven. Je staat diep bij ons in het krijt, Victor. Dat begrijp je zelf toch ook wel?’

‘Nu klinkt u net als zij.’

‘Doe niet zo raar. Waar is Jaff McCready?’

Victor wendde zijn hoofd af. ‘Dat weet ik niet.’

‘Dat is al iets beter. Nu weet ik tenminste zeker dat je liegt. Ik vind het prettig te weten waar ik aan toe ben.’ Banks las hardop het nummerbord voor van de auto die ergens langs de weg over de heide verstopt was. ‘Zegt dit jou iets?’

‘Ja. Dat is mijn auto.’

‘Mooi. Ik ben blij dat je het niet probeert te ontkennen. Nu komen we tenminste ergens. Wat deed jouw auto op de heide ten noorden van Gratly?’

‘Ik weet niet eens waar Gratly ligt.’

‘Dat vroeg ik ook niet. Hoe kwam hij daar? En probeer me maar niet wijs te maken dat hij is gestolen.’

‘Oké, ik heb hem aan Jaff uitgeleend. Ik neem aan dat u dat allang weet, want anders zat u hier niet. Wat zou dat nou? Hij is een vriend van me. Ik wist niet wat voor problemen hij precies had.’

‘Je wist dus wel dat hij op de een of andere manier problemen had?’

‘Ja, dat wel, maar zoals ik zo-even al zei is hij een vriend van me. En een vriend met problemen help je nu eenmaal. Ja toch?’

Banks dacht aan Juliet Doyle, die haar dochter aan de politie uitleverde nadat ze had ontdekt dat ze een vuurwapen in haar bezit had. Wie zou hen helpen met het oplossen van hun problemen? ‘Laten we er alsjeblieft geen diepgravende filosofische discussie van maken, Victor. Daar hebben we echt geen tijd voor. Heb je Jaff verder nog iets “uitgeleend”?’

‘Nee. Ik snap niet wat u bedoelt.’

‘Had hij iemand bij zich?’

‘Een meisje. Ze was buiten in zijn auto blijven zitten. Ik heb haar alleen maar even gezien toen ze van auto wisselden en in de mijne stapten. Hij zei dat ze Francesca heette.’

‘Bleef ze vrijwillig buiten in de auto zitten?’

Mallory fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ja, natuurlijk. Hoezo?’

‘Je had niet de indruk dat ze onder dwang handelde of zoiets?’

‘Nee, daar heb ik helemaal niets van gemerkt.’

Banks voelde dat Winsome naar hem keek. Hij moest het heel voorzichtig aanpakken, wist hij, en geen enkele emotie tonen. Als hij Tracy’s ware identiteit gebruikte om Mallory onder druk te zetten, kon dat averechts voor hem uitpakken als het echt tot een rechtszaak kwam. Gervaise had hem gewaarschuwd dat hij zich op glad ijs bevond en hij merkte nu al dat hij steeds minder houvast had. ‘Heeft Jaff je ook verteld waarom hij jouw auto wilde lenen?’

‘Niet met zoveel woorden. Hij zei alleen maar dat hij in de nesten zat en weg moest zien te komen. Pas veel later, toen ik het journaal zag… en het nieuws over Erin hoorde…’

‘Ken je Erin?’

‘Ik heb haar een paar keer ontmoet. Gestoord wijf. Ik had hem al gezegd dat ze alleen maar ellende zou opleveren.’

‘Hoe reageerde hij daarop?’

‘Hij lachte veelbetekenend en zei dat hij dat heus wel aankon.’

‘Waarom dacht je dat ze ellende zou opleveren?’

Mallory wreef over zijn slaap. ‘Ze was hartstikke jaloers. Impulsief. Fel. En obsessief, veel te bezitterig. Dat is een levensgevaarlijke combinatie.’

‘Dat klinkt gewoon als een jonge verliefde vrouw,’ zei Banks.

‘Jaff moet er niets van hebben als hij aan handen en voeten wordt gebonden. Hij is heel erg op zijn vrijheid gesteld. Hij moet kunnen komen en gaan wanneer en met wie hij dat wil.’

‘Dat had ik al begrepen. Heeft hij jou verteld waar hij naartoe ging?’

Mallory nam een slokje Rémy en ontweek zijn blik. ‘Nee, niet met zoveel woorden.’

‘Hij heeft je dus wel een idee gegeven?’

‘Nou ja, hij zei dat hij zich een tijdje moest schuilhouden, zodat hij een paar mensen kon bellen en een paar zakelijke dingen regelen. Hij had aandelen die hij wilde verkopen. Hij zei dat hij naar Londen ging, dat hij iemand kende in Highgate, ene Justin Peverell. Ik herinner me hem nog vaag van de universiteit, maar ik maakte geen deel uit van dat kringetje. Volgens mij was hij een buitenlandse student. Ergens uit Oost-Europa. Hoe dan ook, die Justin kan van alles versieren, valse paspoorten en noem maar op. Ik wist dat Jaff aardig foute kennissen had, maar daar had ik verder niets mee te maken. Ik wilde er ook niets over weten.’

‘Wat hielden die zakelijke dingen die hij moest regelen in?’ vroeg Banks. ‘Wat waren dat voor aandelen waarover hij het had? Weet je verder nog iets over Justin Peverell, behalve dat hij in Highgate woont en in valse paspoorten handelt?’

‘Nee. Echt niet. Dat is heus alles wat ik weet. Ik heb Jaff mijn auto geleend en hij zei dat hij naar Londen ging om Justin op te zoeken. Hij zou er wel voor zorgen dat ik hem op de een of andere manier terugkreeg, zei hij, en in de tussentijd kon ik zijn auto gebruiken.’

‘Waar is Jaffs auto nu?’

‘In mijn garage. Hij heeft me gevraagd om hem een tijdje te verstoppen.’

‘Heb je Ciaran en Darren over Justin verteld?’

‘Ja. Ik móést wel. Anders hadden ze me in mootjes gehakt, man. Zijn achternaam heb ik hun echter niet verteld. Die is me namelijk pas net weer te binnen geschoten.’

Fanthorpe beschikte dus over bijna dezelfde informatie als zij en had bovendien een voorsprong van vijf uur, dacht Banks. Dat voorspelde niet veel goeds. Fanthorpe had ook zo zijn manieren om die Justin op te sporen – via zijn criminele netwerk. Als Justin geen bekende was van de Met, was het voor Fanthorpe waarschijnlijk zelfs nog veel gemakkelijker dan voor Banks. Ciaran en Darren zaten ongetwijfeld allang in Highgate op verdere instructies te wachten. Het klonk wel als dezelfde Justin over wie Erin het ook had gehad en zij wisten niet alleen zijn achternaam, maar ook de naam van zijn vriendin, Martina. Misschien gaf dat hun net dat beetje extra dat ze nodig hadden. Ze konden het kiesregister raadplegen en zelfs het telefoonboek. Als Peverell echt uit Oost-Europa kwam, gebruikte hij vermoedelijk echter niet zijn eigen naam en als hij geen Brits burger of inwoner was, werd het misschien alsnog moeilijk op hem op te sporen.

Waar zaten Jaff en Tracy toch verdomme? vroeg Banks zich af. Voor hetzelfde geld waren zij ook allang in Londen. Ze hadden in elk geval meer dan genoeg tijd gehad om daar te komen. Victors auto was op hooguit drie of vier kilometer van Banks’ cottage gevonden, waar Annie was neergeschoten, en daarvandaan waren ze ongetwijfeld te voet verdergegaan. Misschien liepen ze nog steeds op de heide en dwaalden ze rond in een kringetje. Het was al eens eerder voorgekomen dat mensen daar waren verdwaald en een paar dagen hadden rondgezworven, en er zelfs waren gestorven. Er was niet eens een zware storm of hevige sneeuwbui voor nodig. Daar stond echter tegenover dat Tracy het gebied kende van hun wandelingen en als ze een ander voertuig te pakken hadden gekregen, konden ze nu overal zijn. Het zou fijn zijn geweest als hij wist waar ze naartoe gingen, maar het was nog veel beter geweest als hij wist waar ze nu zaten. Vooral omdat Tracy steeds minder waarde voor McCready kreeg naarmate ze dichter bij Justin Peverell kwamen. Jaff was beslist niet van plan voor twéé paspoorten te dokken. Wist hij eigenlijk wie ze was? Wie haar vader was? En zo ja, had dat zijn plannen dan beïnvloed?

‘Ik wil graag wat meer weten over het pistool, Victor,’ zei Banks.

Mallory keek schichtig op. ‘Welk pistool? Ik heb alleen mijn auto maar uitgeleend aan een vriend die problemen had. Ik weet helemaal niets af van een pistool.’

‘Ik weet natuurlijk niet of je vorige bezoekers je er ook naar hebben gevraagd. Waarschijnlijk verloren zij al hun belangstelling zodra je hun over Justin had verteld. Maar ik heb er wel belangstelling voor. Heel veel zelfs. We weten niet of Jaff een pistool bij zich had toen hij zijn flat verliet, maar het lijkt ons onwaarschijnlijk, onder andere omdat Erin er al mee vandoor was gegaan, en haar moeder het al had gevonden en bij ons had ingeleverd. Dat is trouwens ook de belangrijkste reden dat Jaff ervandoor is gegaan. Hij was ervan overtuigd dat ze hem zou verraden en hij had er totaal geen behoefte aan dat de politie zich over zijn foute zaakjes zou buigen. Tenzij hij vanaf het begin twee pistolen in huis had – maar waarom zou hij – moet hij het tweede dus van jou hebben gekregen. Dat is logisch. Voor zover wij weten, is dit de laatste plek die hij heeft aangedaan voordat hij…’ Banks stond op het punt om te zeggen ‘naar mijn huis ging’, maar wist zich nog net op tijd in te houden. ‘Voordat hij op de vlucht sloeg. Met dat pistool is een vrouwelijke politieagent neergeschoten, Victor. Het pistool dat jij hem volgens ons hebt gegeven. Grote kans dat het een Baikal is.’ Die, zo had hij er nog aan kunnen toevoegen, nu naar alle waarschijnlijkheid wordt gebruikt om mijn dochter te dwingen om te doen wat hij wil. ‘Daardoor ben jij nu een medeplichtige.’

Mallory trok wit weg. ‘Heeft Jaff dat gedaan? Nee. Dat geloof ik niet. Dat kunnen jullie mij niet in de schoenen schuiven. Ik heb hem nooit een pistool gegeven. Ik heb nog nooit een pistool gehad.’

‘Ik geloof je niet,’ zei Banks, ‘maar ik heb nu geen tijd om het uit je te rammen. Als ik erachter kom dat jij op de een of andere manier iets van doen hebt gehad met dat pistool, of dat je tegen ons hebt gelogen of informatie voor ons hebt achtergehouden, kom ik terug om het te bewijzen. Ik zou als ik jou was voorlopig maar geen plannen maken om er een tijdje tussenuit te gaan.’

Banks gebaarde naar Winsome, die haar notitieboekje opborg en opstond. Nadat ze waren vertrokken, bleef Mallory met een lijkbleek gezicht zwijgend met een glas Rémy in zijn licht bevende hand zitten. Buiten zaten de agenten nog steeds op wacht in de Skoda en door het openstaande raampje dreven dikke rookwolken naar buiten. Banks liep naar hen toe en leunde op het dak.

‘Wij zijn hier voorlopig wel klaar,’ zei hij, terwijl hij met zijn duim naar Vics huis wees. ‘Maar als ik jullie was, zou ik mijn baas een team laten sturen om het hele huis ondersteboven te keren. Jullie zullen er geheid handwapens en vermoedelijk ook een of ander illegaal laboratorium aantreffen. Als jullie daar niets vinden, zoek dan uit of hij nog een ander pand bezit, een bedrijf of een geheime opslagplaats bijvoorbeeld, misschien wel onder een andere naam. Je weet maar nooit, straks levert dat jullie nog een eervolle vermelding op en zo te zien kunnen jullie die goed gebruiken. Tot ziens.’

Toen Banks bij de auto terugkwam, zat Winsome met gefronsd voorhoofd met haar telefoon tegen haar oor gedrukt te luisteren. Ze rondde het gesprek af en klapte het mobieltje dicht. ‘Ik heb Geraldine gevraagd om het kiesregister en het telefoonboek te controleren om te zien of daar een Justin Peverell in voorkomt,’ zei ze. ‘Er is ook goed nieuws.’

‘Vertel op.’

‘We hebben een melding binnengekregen van het wijkbureau in Baldersghyll. Op het parkeerterrein vlak bij Rawley Force, ongeveer vijf kilometer daarvandaan, is een wit bestelbusje gestolen. Het gebied maakt deel uit van een van de nationale parken en kennelijk parkeren wandelaars daar hun auto. De wandelroute duurt ongeveer drieënhalf uur.’

‘Wat is er precies gebeurd?’

‘Een stel kwam eerder terug, na ongeveer twee uur al – blijkbaar hadden ze niet zoveel tijd en hadden ze de korte versie gelopen – en ontdekte dat hun bestelbusje weg was. Hoofdinspecteur Gervaise heeft heel snel actie ondernomen, en alle surveillancewagens hebben het nummerbord en een beschrijving gekregen. Het klinkt best logisch. Het zou wel heel toevallig zijn als er net nu iemand anders is langsgekomen die het heeft gejat. Jaff en Tracy moeten ongeveer die kant uit zijn gegaan en zich daar in de buurt hebben bevonden.’

‘Dat is heel mooi,’ zei Banks.

‘Er is nog meer. Blijkbaar is het bestelbusje een vrij gammele roestbak. Volgens de eigenaar gaat het niet harder dan zestig.’

Banks glimlachte. ‘Jaff heeft niet echt veel geluk met zijn auto’s, hè?’

 

Zodra de snelheidsmeter van het gestolen bestelbusje richting de vijftig kroop, begonnen het chassis en het motorblok zo heftig te trillen dat Tracy bang was dat het ding uit elkaar zou vallen of dat de wielen eraf zouden vliegen. Jaffs frustratie werd steeds groter en het werd er door de wegwerkzaamheden aan de A1 bij Wetherby al niet veel beter op; bovendien waren de banen in zuidelijke richting naar de M1 ook nog eens afgezet in verband met een auto-ongeluk. Toen ze eindelijk de M1 ten oosten van Leeds op tuften, werd het al donker en waren er al bijna twee uur en een kwartier verstreken sinds ze het bestelbusje hadden gestolen. Het zat Jaff qua tijd echt niet mee.

Tracy merkte dat hij steeds opgefokter begon te worden. Dat kwam gedeeltelijk door de frustratie en gedeeltelijk door de coke die hij maar in zijn neus bleef proppen. Dit deel van de snelweg bevatte meer bewakingscamera’s en patrouillewagens van de politie dan elders in het land, klaagde hij, en een oud wit bestelbusje dat over de baan voor langzaam verkeer voorthobbelde trok ongewild veel aandacht. Tegenwoordig hadden een heleboel camera’s langs de snelweg ook ANPR, een geautomatiseerd nummerbordherkenningssysteem, zo vertelde hij haar, wat inhield dat de politie automatisch op de hoogte werd gesteld zodra een auto gestolen bleek te zijn. Hij was er absoluut van overtuigd dat ze op de M1 geen schijn van kans hadden. In het tempo waarin ze nu reden, waren ze nog minstens vijf of zes uur onderweg. Hoogst waarschijnlijk zou het busje het trouwens al voor Sheffield begeven en zouden ze op de openbare weg stranden.

‘Fuck,’ zei Jaff ten slotte. Hij beukte op het stuur. ‘We gaan het niet halen. In dit tempo zijn we tegen de tijd dat het busje als gestolen wordt opgegeven nog niet eens bij Wakefield. We moeten deze roestbak ergens zien te dumpen voordat ze ons vinden. Ze komen er toch binnen de kortste keren wel achter dat wij het hebben meegenomen, als ze dat niet allang weten. Straks lopen die lui heel snel of doen ze om de een of andere reden niet de hele route. De politie kan ons elk moment op het spoor zijn.’

‘Waar moeten we dan naartoe?’ zei Tracy. ‘Ze houden de trein- en busstations natuurlijk ook allemaal in de gaten.’

‘Ik heb tijd nodig om na te denken en een paar mensen te bellen,’ zei Jaff. ‘Maar eerst moeten we dit kreng ergens zien te lozen.’ Hij reed een paar minuten zwijgend verder en zette bij de eerstvolgende afslag zijn richtingaanwijzer aan.

‘Wat doe je?’ vroeg Tracy.

‘Ik heb iets bedacht. We gaan naar Leeds.’

‘Naar Leeds? Ben je nou helemaal gek geworden?’

Jaff keek haar dreigend aan. ‘Denk nou eens na. Leeds is een van de laatste plekken waar ze ons zullen zoeken. Ze verwachten natuurlijk nooit van zijn lang zal ze leven dat we daarnaar teruggaan.’

Tracy wist echter dat het tegendeel waar was. De politie redeneerde lang niet altijd zo rechtlijnig als Jaff wel leek te denken wanneer hij meende slim te zijn en haar vader al helemaal niet. ‘Mij best,’ zei ze en ze voelde dat een nieuw glimpje hoop voorzichtig de kop opstak. Leeds. Ze kende Leeds. Dat was bekend terrein voor haar. ‘Jouw huis of het mijne?’

‘Geen van tweeën. Ik ben niet achterlijk, hoor; ik weet heus wel dat ze ons huis in de gaten houden en dat buren eventuele geluiden die ze opvangen zullen melden. We kunnen ook niet naar Vic. Ze weten inmiddels ongetwijfeld dat de andere auto van hem is.’

‘Stel nu eens dat hij zijn mond voorbijpraat?’

‘Vic? Die zegt heus niets. Hij is een oude vriend van me. We hebben samen al heel wat meegemaakt.’

‘O ja? Wat dan allemaal? Lekker samen rollebollen in de buitenlucht of na een potje rugby met de sportleraar onder de douche zeker?’

‘Daar weet jij helemaal niets vanaf, dus hou verdomme je bek. Bovendien weet Vic niets, hij weet niet waar we zijn.’

‘Ik durf te wedden dat hij heus wel weet waar we naartoe gaan en wie we daar willen opzoeken.’

Jaff staarde haar woedend aan, en ze zag aan zijn gezicht dat ze gelijk had en dat hij zich zorgen maakte. De paranoia die altijd volgde op cokegebruik roerde zich. Ze reden door Stourton over een stuk weg dat via een droefgeestig industrieterrein tussen de M1 en de M621 naar Leeds liep. Jaff lette er goed op dat hij bij de rotondes de juiste afslag nam en hield uiteindelijk stil bij de ingang van het terrein van een verlaten pakhuis.

‘Wat doe je?’ vroeg Tracy. ‘Waarom stop je hier?’

‘Wind je niet zo op. We trekken deze smerige spullen uit en doen schone kleren aan. Eerst jij.’

Tracy klauterde achter in het busje en maakte haar tas open. Het was een enorme opluchting om haar oude kleren te kunnen uittrekken en een paar van de schone, nieuwe spullen die Jaff laatst in het Swainsdale-winkelcentrum voor haar had gekocht aan te schieten. Het was moeilijk te geloven dat ze het zo kort geleden nog zo fijn hadden gehad met hun tweeën. Nu was hij een heel ander iemand: Jekyll en Hyde. Ze trok ook schoon ondergoed aan en wenste dat ze eerst een bad had kunnen nemen. Nadat ze was teruggeklommen naar de voorkant van het busje, kon ze hooguit met behulp van het spiegeltje wat make-up opdoen, terwijl Jaff zich snel omkleedde en weer op de bestuurdersplaats ging zitten.

‘Dat is heel wat beter,’ zei hij. Hij legde twee nieuwe lijntjes coke op een spiegeltje en snoof ze door een opgerold biljet van twintig pond naar binnen. ‘Zeker weten dat jij niets wilt?’

‘Heel zeker,’ zei Tracy. ‘Waar gaan we nu naartoe?’

‘Eerst dumpen we deze roestbak ergens in Beeston. Daar houdt dit ding het nog geen vijf minuten vol. Daarna zoeken we een leuk hotelletje ergens in het centrum en ga ik een paar mensen bellen. Er is hier verder niemand die ik vertrouw, maar ik bedenk wel iets, maak je maar geen zorgen.’

‘Hoe komen we dan in Londen?’ vroeg Tracy.

‘Wat ben je weer nieuwsgierig. Volgens mij weet ik wel een plek waar ik morgenochtend een veilige auto kan scoren. Een jongen die ik ken heeft een garage in Harehills. apk-gekeurd, wegenbelasting betaald en alles. Zonder lastige vragen te stellen. Dan zitten we binnen een mum van tijd in Londen.’

Tracy dacht pijlsnel na. Als Jaff echt dacht dat ze daar veilig waren en een beetje nonchalant werd, kreeg ze in Leeds misschien de kans om te ontsnappen. Ze had gehoopt dat ze daar op de heide de kans voor zou krijgen, maar dat was niet gebeurd. Verder kon ze helemaal niets meer bedenken, waar ze ook naartoe gingen of wat ze ook deden. Als ze Londen bereikten, zou ze aan Jaff en zijn vrienden zijn overgeleverd, die ongetwijfeld geen getuigen wilden achterlaten, en als ze onderweg op een wegversperring van de politie stuitte, zou Jaff zich schietend proberen een weg te banen of het pistool tegen haar hoofd zetten en haar als gijzelaar gebruiken. Van welke kant ze het ook bekeek, het zag er niet best uit en haar enige hoop was haar vader, als ze tenminste contact met hem hadden opgenomen. Het was donderdag en als ze zich niet vergiste, zou hij die dag terugkeren in het land. Hij was van plan geweest om het weekend in Londen door te brengen, maar iemand zou hem toch zeker wel hebben verteld over de schietpartij waarbij Annie gewond was geraakt?

‘Ze zullen heus wel naar ons uitkijken,’ zei Tracy. ‘Een Aziatische man en een blanke vrouw. We maken het hun wel erg gemakkelijk.’

‘Wat stel jij dan voor? Dat ik mijn huid laat bleken? Of dat jij de jouwe laat bruinen?’

‘Ik stel voor dat we ons opsplitsen. Als jij in je eentje Leeds in gaat, vinden ze je nooit. Waarschijnlijk kun je zo op een trein naar het zuiden stappen zonder dat ze het in de gaten hebben. In je eentje val je niet zo op.’

‘Denk je soms dat ze mijn foto niet allang overal hebben verspreid? Jij bent nota bene de dochter van een smeris.’

‘Misschien wel,’ wierp Tracy tegen, ‘maar ze zijn op zoek naar ons allebei. De politie is soms ziende blind. Sommigen zijn trouwens ook aardig dom.’

‘Ja, maar jouw vader is niet gek. Ik durf te wedden dat hij de leiding heeft over de zoektocht naar jou.’

‘Dat vinden ze nooit goed. Het is veel te persoonlijk. Daar hebben ze heel strenge regels voor.’

‘Alsof hij zich daardoor laat tegenhouden.’ Jaff zweeg even. ‘Goed, laten we eens aannemen dat je gelijk hebt. Ik heb jou nog steeds nodig om mijn veiligheid te garanderen en ik zou wel gek zijn als ik dat zomaar opgeef.’

‘Als mijn vader inderdaad de zoektocht leidt, zoals jij net beweerde, dan is dat alleen maar vanwege mij. Zonder mij maak je veel meer kans.’

Jaff schudde zijn hoofd. ‘Misschien is het deels vanwege jou, maar ook deels vanwege dat stomme mens dat ik in zijn huis heb neergeschoten. Dacht je soms dat hij haar laat barsten? Ik durf te wedden dat hij het met haar deed. Ze houden het natuurlijk lekker allemaal onder elkaar.’

‘Dat is helemaal niet waar. Luister, je kunt me hier afzetten of anders in het centrum. Ik kom zelf wel thuis.’

‘Dat zal best. Dan ga je natuurlijk regelrecht naar het politiebureau waar je pa werkt. Ik durf te wedden dat je daar ook allemaal vrienden hebt zitten en dat je met alle plezier hun vragen beantwoordt.’

‘Je maakt zonder mij veel meer kans om Londen te bereiken en het land te verlaten.’

‘Wie zegt dat ik niet allang van plan was om zonder jou het land te verlaten?’

Zijn woorden verbaasden Tracy niet, maar toch voelde ze zich geschokt. ‘Wat?’

‘Je dacht toch zeker niet dat ik nog steeds van plan was om jou mee te nemen na alles wat er is gebeurd? Je bent nu niet bepaald een aanwinst, of wel?’

‘Wat ga je dan met me doen?’

‘Dat heb ik nog niet besloten. Ik bedenk wel iets.’ Hij wierp haar van opzij een scheve grijns toe. ‘Misschien heeft Justin wel een ideetje. Wie weet? Misschien lever je straks toch nog wat op. Op sommige plekken is nog steeds veel vraag naar jong, blank vrouwenvlees en Justin is gespecialiseerd in het met zo min mogelijk ophef en zo veel mogelijk winst over de grens krijgen van mensen. Of misschien schiet ik je wel gewoon dood. Dat is wel zo gemakkelijk. Geen losse eindjes. Hoe dan ook, laat ik maar één ding tegelijk aanpakken.’

Tracy sloeg haar armen over elkaar en dook zo diep mogelijk weg in haar stoel. Blanke-slavinnenhandel. Het klonk erg dwaas als je het zo zei, een heel ouderwetse benaming, maar toch trok er een ijskoude huivering door haar heen. Het was minder vergezocht dan het klonk. Ze had de laatste tijd regelmatig iets gehoord of in kranten gelezen over blanke meisjes die als lustobject naar het buitenland werden doorverkocht en haar vader had nog niet zo heel lang geleden zelf een mensensmokkelzaak gehad waarbij meisjes vanuit Oost-Europa het land werden ingevoerd. Hij sprak nooit uitgebreid met haar over zijn werk, maar hij had zich een of twee heel verontrustende opmerkingen laten ontvallen over de manier waarop dat soort dingen in hun werk gingen.

‘Mocht je trouwens van plan zijn om nog een keer te proberen te ontsnappen zodra we weer onder de mensen zijn, zet dat dan maar mooi uit je hoofd. Zodra ik door jouw toedoen op het punt sta te worden opgepakt en ik toch denk dat het spel over en uit is, knal ik je zonder enige aarzeling neer. Als ik denk dat ik nog kan wegkomen, zal ik dat misschien niet in het openbaar doen, maar ik krijg je dan heus later wel te pakken of anders een van mijn vrienden wel. We vergeten nooit iets. Elke auto die je ’s ochtends op weg naar je werk tegenkomt, ieder verdacht uitziend figuur dat je op straat ziet rondhangen… Snap je waar ik naartoe wil? Je zult het nooit weten. Je zult het totaal niet zien aankomen. Totdat je op een mooie dag een nauwelijks voelbaar prikje krijgt en wanneer je weer bijkomt, ben je in een stinkende metalen container op weg naar een of ander ellendig rotland waarvan je nog nooit hebt gehoord waar steenrijke kerels er een vermogen voor overhebben om zulke gore dingen met je te doen dat je zou willen dat je dood was. Laat het dus maar uit je hoofd om nog een keer te ontsnappen.’

Al snel reden ze onder de natriumlampen van de M621 door. Wanneer Tracy haar ogen dichtdeed, buitelden door haar hoofd onwillekeurig de beelden van Annie die werd neergeschoten: de geschokte blik in haar ogen, haar val te midden van het aardewerk, de glazen tafel die brak. Ze dacht na over wat Jaff zojuist had gezegd en probeerde vast te stellen of hij haar alleen maar bang wilde maken, maar ze voelde al snel paniek in zich opwellen. Misschien overdreef hij een beetje, maar zelfs haar gezonde verstand kon de gedachten die haar nu bestormden niet op afstand houden. Ze was nog nooit van haar leven zo bang geweest, had nog nooit zo intens naar haar vader verlangd en was voor haar gevoel nog nooit zo ver van huis geweest.

Jaff verliet de snelweg en reed Beeston in.